3. Aanvullende deel van het onderzoek in 2019
3.1 Motieven om vrijwilligerswerk te doen
In tabel 3.1.1 zijn de resultaten van de vraag naar motieven om vrijwilligerswerk te gaan doen, weergegeven. In de Technische toelichting zijn de acht antwoordcategorieën (motieven) beschreven. Er zijn twee motieven die er uitspringen: het zelf leuk vinden om vrijwilligerswerk te doen (54,3 procent) en het fijn vinden om iets voor een ander te doen (49,9 procent). Rond de 40 procent ligt de motivatie bij een zinvolle tijdsbesteding (37,4 procent) en voor rond de 30 procent is het motief sociale contacten (29,9 procent) een plichtsgevoel (26,1 procent). Het leren van nieuwe dingen geeft 16,6 procent als motief aan, en een beperkt deel van 5,2 procent ziet vrijwilligerswerk als een opstap naar een betaalde baan. 9,6 procent zegt dat er een andere reden is, zoals mee opgegroeid, vanzelfsprekend om te doen, was gevraagd, een bijdrage leveren, anders kon de activiteit niet doorgaan.Leuk vinden | Iets voor een ander doen | Zinvolle tijdsbesteding | Sociale contacten | Een plicht vinden | Nieuwe dingen leren | Kans op baan vergroten | Andere reden | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 54,3 | 49,9 | 37,4 | 29,9 | 26,1 | 16,6 | 5,1 | 9,6 |
Sportvereniging | 58,9 | 46,7 | 32,2 | 31,0 | 31,4 | 14,6 | 3,6 | 9,9 |
School | 54,9 | 49,5 | 32,2 | 24,2 | 32,9 | 17,5 | 6,3 | 10,2 |
Verzorging | 46,8 | 64,4 | 46,5 | 30,7 | 23,8 | 15,9 | 4,4 | 9,9 |
Jeugdwerk | 59,4 | 58,6 | 39,9 | 33,7 | 24,7 | 18,8 | 7,6 | 7,7 |
Levensbeschouwelijke organisatie | 54,2 | 67,5 | 49,4 | 33,9 | 35,1 | 19,7 | 4,1 | 6,0 |
Culturele verenigingen | 66,4 | 50,3 | 48,7 | 36,2 | 25,8 | 19,2 | 5,6 | 8,0 |
Wijk of buurt | 61,0 | 60,2 | 43,7 | 41,4 | 30,7 | 16,9 | 3,3 | 8,7 |
Hobbyverenigingen | 63,4 | 48,5 | 38,2 | 43,6 | 21,2 | 19,7 | 4,4 | 5,4 |
Vakbond of bedrijfsorganisatie | 55,7 | 44,5 | 36,1 | 32,9 | 32,3 | 25,3 | 6,0 | 8,9 |
Sociale hulpverlening | 50,9 | 76,1 | 55,6 | 30,7 | 28,3 | 27,1 | 13,0 | 4,5 |
Wonen | 50,8 | 47,9 | 44,2 | 26,4 | 38,8 | 23,1 | 1,4 | 15,4 |
Politieke organisatie | 62,6 | 58,4 | 63,4 | 33,8 | 38,1 | 28,5 | 10,0 | 14,7 |
Andere organisatie | 59,0 | 56,4 | 48,8 | 33,2 | 22,5 | 21,4 | 6,9 | 10,7 |
Een uitsplitsing naar de 13 organisaties laat zien dat het motief ‘het fijn vinden om iets voor een ander te doen’ zeer belangrijk is voor vrijwilligers op het gebied van sociale hulpverlening, verzorging en levensbeschouwelijke organisaties. Vooral voor vrijwilligers die zich inzetten voor organisaties ten behoeve van de wijk of de buurt, hobbyverenigingen, en culturele vereniging zijn sociale contacten ook een belangrijke reden om vrijwilligerswerk te doen.
Vrouwen vonden het motief om iets voor een ander te doen vaker belangrijk dan mannen. Ook gaven zij vaker dan mannen aan dat ze vrijwilligerswerk doen om de kans op een baan te vergroten. Mannen gaven daarentegen vaker aan dat ze vrijwilligerswerk doen omdat ze het een plicht vinden en ook deden zij vaker dan vrouwen vrijwilligerswerk vanwege sociale contacten.
Leuk vinden | Iets voor een ander doen | Zinvolle tijdsbesteding | Sociale contacten | Een plicht vinden | Nieuwe dingen leren | Kans op baan vergroten | Andere reden | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Geslacht | Mannen | 54,5 | 46,1 | 38,8 | 31,3 | 27,9 | 15,3 | 4,1 | 9,6 |
Geslacht | Vrouwen | 54,0 | 53,4 | 36,1 | 28,6 | 24,5 | 17,8 | 6,1 | 9,6 |
Leeftijd | 15 tot 25 jaar | 56,3 | 43,5 | 30,8 | 30,6 | 21,8 | 31,2 | 12,3 | 11,9 |
Leeftijd | 25 tot 35 jaar | 59,6 | 49,6 | 35,0 | 27,5 | 27,6 | 22,8 | 11,2 | 9,8 |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | 53,9 | 49,6 | 31,5 | 26,6 | 34,7 | 12,9 | 3,0 | 11,3 |
Leeftijd | 45 tot 55 jaar | 53,2 | 51,1 | 33,4 | 24,3 | 29,7 | 12,3 | 3,7 | 11,3 |
Leeftijd | 55 tot 65 jaar | 53,1 | 52,0 | 42,9 | 29,7 | 24,1 | 14,0 | 3,8 | 8,0 |
Leeftijd | 65 tot 75 jaar | 51,9 | 55,2 | 50,2 | 40,2 | 19,1 | 12,4 | 0,2 | 6,4 |
Leeftijd | 75 jaar of ouder | 50,5 | 45,5 | 44,6 | 43,7 | 18,5 | 9,5 | 0,0 | 5,9 |
Opleidingsniveau | Basisonderwijs | 53,8 | 46,5 | 34,1 | 34,1 | 10,8 | 18,4 | 4,9 | 11,4 |
Opleidingsniveau | Vmbo, avo onderbouw, mbo1 | 45,3 | 44,9 | 32,3 | 31,9 | 19,3 | 12,8 | 4,6 | 9,6 |
Opleidingsniveau | Mbo2, 3, 4, havo, vwo | 56,2 | 49,5 | 36,1 | 32,3 | 24,7 | 17,4 | 5,9 | 10,1 |
Opleidingsniveau | Hbo, wo bachelor | 57,7 | 53,0 | 40,0 | 28,2 | 31,6 | 17,4 | 5,8 | 9,3 |
Opleidingsniveau | Wo, master, doctor | 56,5 | 53,3 | 45,3 | 24,1 | 35,6 | 17,5 | 3,2 | 8,2 |
Betaald werk | Wel betaald werk | 55,7 | 48,7 | 33,2 | 25,9 | 29,7 | 16,6 | 4,7 | 10,2 |
Betaald werk | Geen betaald werk | 51,0 | 52,6 | 46,7 | 38,9 | 18,0 | 16,8 | 6,2 | 8,3 |
Betaald werk | Geen, exclusief 67 jaar of ouder | 51,0 | 53,3 | 45,2 | 36,6 | 17,6 | 23,0 | 12,0 | 10,5 |
Voor jongeren zijn de motieven ‘nieuwe dingen leren’ en ‘meer kans op een baan’ belangrijker dan voor ouderen. Ouderen daarentegen vonden de motieven ‘zinvolle tijdbesteding’ (vooral 65- tot 75-jarigen) en ‘sociale contacten’ vaker belangrijk dan jongeren.
Verder is het interessant dat mensen die geen betaald werk hebben de motieven ‘zinvolle tijdsbesteding’ en ‘sociale contacten’ veel vaker noemden dan mensen met een betaalde baan, en dat mensen zonder betaald werk het minder vaak een plicht vonden om vrijwilligerswerk te doen dan mensen met een betaalde baan. Dat is ook zo als er alleen naar 67-minners zonder een baan gekeken wordt. Wel vonden zij vaker dat ze in hun vrijwilligerswerk nieuwe dingen leren en meer kans hebben op een baan.
Vergeleken met 2017 vonden in 2019 minder vrijwilligers (54,3 procent) het leuk om vrijwilligerswerk te doen (56,9 procent) en het aandeel vrijwilligers dat fijn vond om iets voor een ander te doen was in 2019 (49,9 procent) lager dan in 2017 (53,7 procent). Ook gaven in 2019 minder vrijwilligers als motief aan dat zij het hun plicht vonden om vrijwilligerswerk te doen dan in 2017. Daarentegen gaven in 2017 minder vrijwilligers aan dat ze vrijwilligerswerk deden omdat zij het een zinvolle tijdsbesteding vonden en vanwege sociale contacten dan in 2019. Ook gaven in 2017 minder jongeren aan dat ze vrijwilligerswerk deden vanwege de sociale contacten dan in 2019 (23 tegen 31 procent).
Vrijwilliger | 2017 (% vrijwilligers) | 2019 (% vrijwilligers) |
---|---|---|
Leuk vinden | 56,9 | 54,3 |
Voor een ander te doen | 53,7 | 49,9 |
Zinvolle tijdsbesteding | 32,6 | 37,4 |
Sociale contacten | 27,5 | 29,9 |
Een plicht vinden | 28,4 | 26,1 |
Nieuwe dingen leren | 16,6 | 16,6 |
Meer kans op een baan | 5,8 | 5,1 |
Andere reden | 6,9 | 9,6 |
3.2 Belang
In 2019 is de vraag gesteld aan mensen die hebben aangegeven vrijwilligerswerk te hebben gedaan, wat zij belangrijk vonden dat de vereniging of organisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk deden voor ze regelt. Hierbij zijn zeven antwoorden voorgelegd (goede organisatie, duidelijk beleid, scholing, financiële vergoeding, cadeau/attentie als blijk van waardering, complimenten worden gegeven/ bedankje wordt uitgesproken, jaarlijkse uitje of feestavond) en ‘anders’.In tabel 3.2.2 zijn de resultaten van deze vraag weergegeven. Hierbij dient opgemerkt te worden dat 17 procent van de vrijwilligers geen antwoord gaf op deze vraag.
Van alle vrijwilligers gaf bijna de helft (47,8 procent) aan dat zij het belangrijk vinden dat de vereniging of organisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk doen een goede organisatie is voor het vrijwilligerswerk. Ruim 40 procent noemde dat het belangrijk is dat een compliment wordt gegeven of een bedankje wordt uitgesproken voor het werk dat is gedaan. Dat er een duidelijk beleid is voor vrijwilligerswerk in de vereniging of organisatie werd ook belangrijk gevonden door meer dan 30 procent van de vrijwilligers. In mindere mate spelden redenen als scholing, jaarlijkse uitjes en een cadeau of attentie een rol. Slechts 5 procent vond dat het belangrijk is dat er een financiële vergoeding is en 6 procent gaf aan dat er iets anders belangrijk is.
vrijwilliger | 2019 (% vrijwilligers) |
---|---|
Goede organisatie | 47,8 |
Complementen geven of bedankje uitspreken | 42,5 |
Duidelijk beleid | 32,0 |
Scholing voor vrijwilligers | 14,2 |
Jaarlijks uitje of feestavond | 12,3 |
Cadeau/attentie als blijk van waardering | 11,6 |
Financiële vergoeding | 5,1 |
Anders | 6,0 |
Per vrijwilligersorganisatie valt op dat ‘goede organisatie voor vrijwilligers’, ‘duidelijk beleid’ en ‘scholing van vrijwilligers’ zeer belangrijk is voor vrijwilligers in de organisaties voor sociale hulpverlening. Verder vonden vrijwilligers voor scholen ‘duidelijk beleid’ minder relevant dan vrijwilligers in de andere organisaties. Vrijwilligers die actief zijn voor vakbonden of bedrijfsorganisaties en voor politieke organisaties vonden ‘financiële vergoeding’ meer van belang dan vrijwilligers die voor andere organisaties vrijwilligerswerk doen. Vrijwilligers voor levensbeschouwelijke organisaties gaven aan dat ‘jaarlijkse uitje of feestavond’ minder van belang is.
Goede organisatie | Compliment of bedankje | Duidelijk beleid | Scholing | Jaarlijks uitje of feestavond | Cadeau/attentie | Financiële vergoeding | Anders | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 47,8 | 42,5 | 32,0 | 14,2 | 12,3 | 11,6 | 5,1 | 6,0 |
Sportvereniging | 48,3 | 47,6 | 36,6 | 13,7 | 13,7 | 11,7 | 4,3 | 4,6 |
School | 45,9 | 44,2 | 27,8 | 14,6 | 9,6 | 11,0 | 5,6 | 4,9 |
Verzorging | 54,9 | 42,1 | 35,8 | 17,5 | 11,4 | 13,5 | 6,3 | 4,7 |
Jeugdwerk | 53,0 | 41,5 | 34,8 | 15,0 | 13,5 | 11,6 | 7,0 | 5,8 |
Levensbeschouwelijke organisatie | 53,9 | 38,7 | 38,7 | 13,3 | 8,9 | 10,4 | 3,6 | 5,7 |
Culturele verenigingen | 50,0 | 45,3 | 33,9 | 13,4 | 12,5 | 10,1 | 3,5 | 7,0 |
Wijk of buurt | 61,4 | 42,1 | 34,1 | 14,0 | 13,9 | 8,9 | 4,5 | 5,8 |
Hobbyverenigingen | 47,6 | 42,6 | 32,4 | 11,2 | 18,1 | 12,4 | 3,8 | 6,0 |
Vakbond of bedrijfsorganisatie | 42,0 | 43,6 | 32,9 | 18,7 | 15,1 | 14,2 | 9,5 | 7,1 |
Sociale hulpverlening | 61,4 | 44,0 | 42,2 | 30,4 | 11,2 | 14,7 | 6,8 | 8,2 |
Wonen | 39,9 | 42,0 | 30,4 | 13,2 | 8,5 | 6,7 | 4,7 | 8,6 |
Politieke organisatie | 50,7 | 40,8 | 36,9 | 17,4 | 10,8 | 9,9 | 9,7 | 12,0 |
Andere organisatie | 54,3 | 44,8 | 37,9 | 18,5 | 13,2 | 13,0 | 4,0 | 9,0 |
Wat vrijwilligers belangrijk vinden dat de organisatie regelt voor vrijwilligers verschilt niet alleen tussen de vrijwilligersorganisaties, maar ook tussen bevolkingsgroepen. Zo noemden vrouwen ‘een complimentje geven of bedankje uitspreken’ en ‘cadeau/attentie als blijk van waardering’ vaker dan mannen. Daarentegen vonden mannen ‘jaarlijks uitjes of feestavond’ vaker van belang dan vrouwen. Leeftijdsgroepen verschillen ook in de redenen die ze belangrijk achten; oudere vrijwilligers een compliment geven of bedankje uitspreken minder vaak belangrijk dan jongere vrijwilligers. Vrijwilligers met een laag opleidingsniveau vonden een jaarlijks uitje en een cadeautje/attentie meer van belang dan hoog opgeleide vrijwilligers. Voor hoog opgeleiden is een goede organisatie meer van belang dan voor laag opgeleiden.
Goede organisatie | Compliment of bedankje | Duidelijk beleid | Scholing | Jaarlijks uitje of feestavond | Cadeau/attentie | Financiële vergoeding | Anders | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Geslacht | Mannen | 47,8 | 38,8 | 33,5 | 13,7 | 13,9 | 10,1 | 4,8 | 6,7 |
Geslacht | Vrouwen | 47,7 | 46,0 | 30,6 | 14,7 | 10,8 | 13,0 | 5,3 | 5,3 |
Leeftijd | 15 tot 25 jaar | 49,4 | 51,2 | 36,5 | 13,3 | 14,3 | 16,3 | 7,1 | 3,4 |
Leeftijd | 25 tot 35 jaar | 49,6 | 45,5 | 27,8 | 12,2 | 10,0 | 10,4 | 7,1 | 7,1 |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | 45,9 | 41,2 | 27,6 | 10,8 | 8,6 | 7,2 | 1,0 | 5,9 |
Leeftijd | 45 tot 55 jaar | 45,1 | 44,7 | 29,5 | 14,2 | 11,6 | 12,0 | 5,6 | 6,6 |
Leeftijd | 55 tot 65 jaar | 47,2 | 39,3 | 33,7 | 15,0 | 14,3 | 9,9 | 6,1 | 6,6 |
Leeftijd | 65 tot 75 jaar | 52,1 | 36,7 | 38,8 | 20,3 | 14,1 | 13,5 | 4,8 | 5,8 |
Leeftijd | 75 jaar of ouder | 45,5 | 34,2 | 32,0 | 13,5 | 15,3 | 14,0 | 3,2 | 7,2 |
Opleidingsniveau | Basisonderwijs | 38,4 | 35,1 | 25,9 | 9,7 | 17,3 | 12,4 | 8,1 | 7,6 |
Opleidingsniveau | Vmbo, avo onderbouw, mbo1 | 45,1 | 39,3 | 32,1 | 12,6 | 15,8 | 15,3 | 4,4 | 4,6 |
Opleidingsniveau | Mbo2, 3, 4, havo, vwo | 48,4 | 44,7 | 32,7 | 15,5 | 13,8 | 13,6 | 6,0 | 5,8 |
Opleidingsniveau | Hbo, wo bachelor | 49,7 | 44,5 | 33,2 | 15,0 | 9,9 | 8,9 | 4,5 | 6,2 |
Opleidingsniveau | Wo, master, doctor | 52,9 | 43,5 | 31,8 | 13,5 | 6,8 | 7,2 | 3,8 | 7,6 |
Betaald werk | Wel betaald werk | 46,7 | 56,4 | 31,0 | 12,8 | 10,8 | 10,0 | 4,7 | 5,7 |
Betaald werk | Geen betaald werk | 50,0 | 59,9 | 34,3 | 17,2 | 15,5 | 15,1 | 6,0 | 6,6 |
Betaald werk | Geen, exclusief 67 jaar of ouder | 50,4 | 44,6 | 32,7 | 17,6 | 16,0 | 16,2 | 7,7 | 7,9 |
3.3 Vergoedingen
Een vereniging of organisatie kan ervoor kiezen om een vrijwilliger een vergoeding te geven. Dit kan een vergoeding ‘in natura’ zijn, bijvoorbeeld een maaltijd, een kleine attentie of een cadeau. Het kan ook een financiële vergoeding zijn op basis van werkelijk gemaakte kosten, zoals reiskosten, of een (vast) bedrag als tegemoetkoming in de kosten. Respondenten die hebben aangegeven de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk te hebben verricht is gevraagd of zij daarvoor een vergoeding hebben gekregen. Bijna 7 op de tien gaven aan dat zij geen vergoeding kregen voor het vrijwilligerswerk, 14 procent kreeg een vergoeding in natura, 8 procent kreeg een financiële vergoeding voor de werkelijke gemaakte kosten en 5 procent gaf aan een financiële vergoeding te krijgen (incidenteel of vast bedrag per maand of jaar). Slechts 1 procent liet de financiële vergoeding als gift achter bij de organisatie of vereniging.Bijna twee derde (64,7 procent) van de vrijwilligers die hebben aangegeven dat ze een financiële vergoeding hebben ontvangen voor de kosten die zij werkelijk gemaakt hebben, kreeg minder dan 100 euro vergoeding. Bijna een kwart kreeg een vergoeding tussen 100 en 500 euro. Bijna 1 op de 10 ontving een vergoeding boven de 500 euro: 3 procent kreeg een vergoeding tussen 500 en 1000 euro, 5 procent tussen 1000 en 1700 euro en één procent 1700 euro of meer.
Bij 71 procent van de vrijwilligers was de totale waarde van de vergoedingen die zij de afgelopen 12 maanden hebben ontvangen en/of bij de vereniging of organisatie hebben gelaten, minder dan 100 euro. 14 procent ontving een vergoeding tussen 100 en 500 euro en 9 procent kreeg een vergoeding boven de 500 euro (4 procent tussen 500 en 1000 euro, 4 procent tussen 1000 en 1700 euro en 1 procent 1700 euro of meer). 6 procent van de mensen gaf geen antwoord op deze vraag.
Van de vrijwilligers die meer dan 100 euro hebben ontvangen, gaf 69 procent aan dat hij/zij geen enkele maand de maximale vrijwilligersvergoeding van 170 euro per maand heeft ontvangen. De maximale vergoeding kreeg 9 procent voor 1, 2 of 3 maanden, 2 procent voor 4, 5 of 6 maanden en 6 procent gaf aan dat hij/zij de maximale vergoeding voor minstens 7 maanden heeft ontvangen (14 procent gaf geen antwoord op deze vraag).
3.4 Maatschappelijke diensttijd
De maatschappelijke diensttijd biedt jongeren tussen 15 en 26 jaar oud de kans om een bijdrage te leveren aan de samenleving door zich in te zetten voor andere mensen en goede doelen. Het biedt jongeren de kans om kennis en praktische ervaring op te doen, maar ook om in contact te komen met andere jongeren en ouderen die ze normaal gesproken niet dagelijks tegen het lijf lopen. Deelname aan de maatschappelijke diensttijd is vrijwillig.In 2019 zijn er vier vragen gesteld over de maatschappelijke diensttijd. De eerst vraag was of men wel of niet gehoord heeft van de maatschappelijke diensttijd. Hier antwoordde 44 procent met ja, 51 procent met nee en 5 procent gaf geen antwoord. Van de jongeren (15-26 jaar) heeft 24 procent van de maatschappelijke diensttijd gehoord. Bij mensen boven de 26 jaar was dat twee keer zo veel (48 procent).
Aan de jongeren van 15 tot 26 jaar is gevraagd of zij mee zouden willen doen met de maatschappelijke diensttijd. Van hen gaf 41 procent als antwoord dat ze niet mee zouden doen, 40 procent wist het nog niet en 14 procent gaf aan dat zij mee zouden doen (5 procent gaf geen antwoord op deze vraag).
Zowel 15- tot 26-jarigen als 26-plussers staan (zeer) positief tegenover de maatschappelijke diensttijd: 55 procent van de jongeren gaf aan dat zij (zeer) positief zouden vinden als een vriend of kennis mee zou doen en ongeveer driekwart van de 26-plussers vond het (zeer) positief dat jongeren via de maatschappelijke diensttijd meer kansen krijgen om bij te dragen aan maatschappelijke projecten.
Jaar | (zeer) positief (% ) | neutraal (% ) | (zeer) negatief (% ) | weet niet/geen antwoord (% ) |
---|---|---|---|---|
15 tot 26 jaar | 55 | 31 | 1 | 13 |
26 jaar of ouder | 76 | 16 | 1 | 7 |