2. Data en Methode
De gegevens om de ontwikkelingen in de politieke participatie vast te stellen, zijn gebaseerd op het CBS-onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (SSW). Dit onderzoek is uitgevoerd in de periode 2012-2022 onder ruim 86 duizend personen van 15 jaar of ouder1). De vragen over politieke participatie hebben betrekking op de volwassen bevolking (n = 83 667). Naast het stemmen bij de meest recente verkiezingen voor de Tweede Kamer, is de deelname aan politieke acties vastgesteld (zie onderstaande overzichtstabel). De activiteiten 1 tot en met 4 worden beschouwd als conventionele politieke activiteiten; de activiteiten 5 tot en met 8 als onconventionele activiteiten. De indeling in conventioneel en onconventioneel is mede gebaseerd op een principale factoranalyse met een scheve rotatie (nadere informatie is beschikbaar).
In 2022 is de vraag ingekort en is er een aantal andere wijzigingen doorgevoerd bij de negen actievormen. Dit betekent dat de gegevens van 2022 niet optimaal vergelijkbaar zijn met die van voorgaande jaren. In dit artikel wordt daarom de vraag naar het benaderen van de media bij de vergelijking tussen de bevolkingsgroepen buiten beschouwing gelaten. Naast sociaal-demografische kenmerken wordt ook de politieke interesse gerelateerd aan de politieke participatie (zie Technische Toelichting).
2012-2021 | 2022 | |
---|---|---|
Er zijn verschillende manieren om iets politiek aan de orde te stellen of invloed uit te oefenen op politici of de overheid. Heeft u in de afgelopen 5 jaar | ||
Er zijn verschillende manieren om invloed uit te oefenen op politici of op de overheid. Heeft u in de afgelopen 5 jaar | ||
1 | Een politieke partij of organisatie ingeschakeld | Een politieke partij of organisatie benaderd |
2 | De radio, televisie of krant ingeschakeld | De media benaderd om invloed uit te oefenen |
3 | Meegedaan aan een door de overheid georganiseerde inspraakbijeenkomst, hoorzitting of discussiebijeenkomst | Meegedaan aan inspraakbijeenkomst of debat georganiseerd door de overheid, zoals de gemeente |
4 | Contact opgenomen met een politicus of ambtenaar | Contact opgenomen met een politicus of ambtenaar |
5 | Meegedaan aan een actiegroep | Meegedaan aan een actiegroep |
6 | Meegedaan aan een protestactie, protestmars of demonstratie | Meegedaan aan een protestactie, protestmars of demonstratie |
7 | Meegedaan aan een handtekeningenactie | Meegedaan aan een handtekeningenactie op papier of via internet |
8 | Via internet, e-mail of SMS meegedaan aan een politieke discussie of actie | Meegedaan aan een politieke discussie of actie via internet, zoals via sociale media of e-mail |
9 | Iets anders gedaan om iets politiek aan de orde te stellen of invloed uit te oefenen op politici of de overheid | Iets anders gedaan om invloed uit te oefenen op politici of op de overheid |
Voor het SSW worden op maandbasis landelijke steekproeven getrokken. De dataverzameling vindt plaats via een ‘sequentieel mixed-mode’ ontwerp. Aan de SSW-onderzoeken zijn registerdata, die onder andere door de belastingdienst zijn verzameld, toegevoegd. Op basis daarvan is een zesdeling gemaakt, bestaande uit werknemers, zelfstandigen, mensen met een sociale uitkering (werkloos, bijstand, ziekte, arbeidsongeschikt), mensen met een pensioenuitkering, studenten (met en zonder bijbaan) en de restgroep zonder inkomen. Deze laatste groep bestaat vooral uit vrouwen in de leeftijd van 45 tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd, die niet werkzaam zijn. De groep die zelf geen inkomen genereert, leeft echter niet noodzakelijk in armoede, aangezien het bijbehorende gemiddelde gestandaardiseerde huishoudensinkomen boven het tweede inkomenskwartiel ligt. Veelal hebben deze personen een partner waar ze financieel afhankelijk van zijn, mede aangezien bijna 80 procent getrouwd is. Verder is de groep studenten gemiddeld jonger en de groep pensioengerechtigden gemiddeld ouder. Met deze verschillen in samenstelling van de zes sociaaleconomische groepen wordt bij de interpretatie van de resultaten rekening gehouden.
Werknemer | Zelfstandig | Sociale uitkering | Pensioen uitkering | Student | Zonder inkomen | Totaal | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal respondenten | Totaal | 39 028 | 6 668 | 5 940 | 20 137 | 5 276 | 2 807 | 79 856 |
Leeftijd | gemiddeld in jaren | 42,4 | 47,0 | 48,0 | 73,1 | 21,2 | 49,1 | 48,9 |
Onderwijsniveau (hoogst behaald) | 1=basisonderwijs tot 5 = unversitair | 3,4 | 3,4 | 2,6 | 2,6 | 3,0 | 2,8 | 3,1 |
Besteedbaar huishoudensinkomen | kwartielgroepen 1= eerste tot 4 = vierde | 3,0 | 2,9 | 1,9 | 2,5 | 2,3 | 2,2 | 2,7 |
% | ||||||||
Geslacht | vrouw | 48,3 | 38,5 | 52,3 | 54,5 | 50,2 | 85,4 | 50,7 |
Burgerlijke staat | gehuwd | 49,9 | 61,3 | 39,7 | 61,4 | 1,9 | 78,9 | 49,9 |
Burgerlijke staat | gescheiden | 9,0 | 8,8 | 20,9 | 10,5 | 0,2 | 3,9 | 9,5 |
Burgerlijke staat | weduwe/weduwnaar | 0,9 | 0,8 | 1,7 | 23,0 | 0,0 | 0,2 | 5,9 |
Burgerlijke staat | ongehuwd | 40,2 | 29,1 | 37,8 | 5,1 | 97,9 | 17,0 | 34,7 |
Herkomst | buitenland (1e en 2e generatie) | 21,0 | 20,7 | 35,5 | 14,7 | 28,6 | 33,4 | 21,8 |
Om ontwikkelingen in de politieke participatie vast te stellen worden jaarcijfers gepresenteerd over de deelname aan verkiezingen voor de Tweede Kamer en de deelname aan politieke acties. Zowel de afzonderlijke acties als de samengestelde scores over de deelname aan alle acties, de conventionele en de onconventionele vormen, worden gepresenteerd. Met een toets op gemiddelden is zowel voor de afzonderlijke acties als de samengestelde vormen nagegaan of de periode 2012 tot en met 2019 afwijkt van de periode vanaf 2020.
De zes sociaaleconomische groepen worden op deze aspecten met elkaar vergeleken. Om rekening te houden met verschillen in de samenstelling van de zes groepen zijn logistische regressies toegepast. Dit is gebeurd voor: de deelname aan stemmen, wel/geen politieke actie, en wel/geen deelname aan een conventionele en onconventionele actievorm. Daarmee dient de grootste groep, de werknemers, als referentie. In de tabellen is opgenomen in welke mate de kansverhoudingen (odds ratio’s) statistisch significant verschillen ten opzichte van de referentiegroep. Met aanvullende analyses is onderzocht welke groepen zich ten opzichte van elkaar onderscheiden. Tevens is een aantal robuustheidsanalyses uitgevoerd, waarbij vooral is nagegaan is of andere indelingen van de demografische en sociaaleconomische kenmerken gevolgen heeft voor de resultaten. Dit bleek maar nauwelijks tot afwijkende resultaten op te leveren en heeft geen gevolgen voor de interpretaties.