3. Resultaten
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de vragen over beperkingen besproken. Paragraaf 3.1 beschrijft de resultaten over beperkingen in algemene dagelijkse levensverrichtingen: hierbij wordt de nadruk gelegd op ontwikkelingen in de tijd, ofwel veranderingen in de afgelopen 20 jaar. Paragraaf 3.2 gaat in op de resultaten over instrumentele ADL-beperkingen en beperkt zich hoofdzakelijk tot de periode rond 2020, omdat er over een kortere periode data beschikbaar zijn. De nadruk ligt daarom in die paragraaf minder op ontwikkelingen in de tijd.
In de tabelbijlage zijn de resultaten terug te vinden, inclusief betrouwbaarheidsintervallen.
3.1. Beperkingen in Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL)
Minder ADL-beperkingen bij 75- tot 85-jarigen sinds 2000
Het aandeel ouderen met een beperking in tenminste één algemene dagelijkse levensverrichting is in de laatste jaren gedaald. Rond 2020 was 23 procent van de 75-plussers beperkt in tenminste één algemene dagelijkse levensverrichting. In eerdere perioden was dat ongeveer 30 procent. De daling vond plaats bij de 75- tot 85-jarigen: daar nam het aandeel beperkten af van rond de 25 procent in eerdere perioden naar 17 procent rond 2020. Onder de 85-plussers bleef het aandeel beperkten ongeveer gelijk.
rond 2000 (%) | rond 2005 (%) | rond 2010 (%) | rond 2015 (%) | rond 2020 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
totaal | 29,3 | 30 | 29,8 | 28,8 | 22,9 |
75 tot 85 jaar | 25,4 | 26,5 | 25,5 | 23,2 | 17,1 |
85 jaar of ouder | 47,9 | 48,1 | 47,7 | 50,2 | 45,7 |
Bij mannen en vrouwen is een vergelijkbaar patroon te zien. In beide groepen bleef het aandeel ADL-beperkten ongeveer gelijk tussen 2000 en 2015 om daarna te dalen. En bij zowel mannen als vrouwen trad die daling alleen op onder de 75- tot 85-jarigen.
Het aandeel ADL-beperkten lag onder vrouwen in alle perioden en in de beide leeftijdsgroepen hoger dan onder mannen. Dit hangt waarschijnlijk samen met het bij (oudere) vrouwen vaker voorkomen van reumatische aandoeningen (CBS, 2023), die de mobiliteit kunnen beperken.
rond 2000 (%) | rond 2005 (%) | rond 2010 (%) | rond 2015 (%) | rond 2020 (%) | ||
---|---|---|---|---|---|---|
mannen | 75 tot 85 jaar | 17,1 | 17,1 | 17,0 | 17,7 | 12,5 |
mannen | 85 jaar of ouder | 33,9 | 35,5 | 34,5 | 39,9 | 32,2 |
vrouwen | 75 tot 85 jaar | 30,4 | 32,6 | 31,5 | 27,5 | 21,0 |
vrouwen | 85 jaar of ouder | 55,4 | 54,2 | 54,0 | 55,9 | 52,9 |
Meeste beperkingen bij traplopen en buitenshuis verplaatsen
Van de tien uitgevraagde algemene dagelijkse levensverrichtingen blijken ouderen de meeste moeite te hebben met traplopen. Rond 2020 kon 19 procent van de 75-plussers slechts met grote moeite, alleen met hulp van anderen of zelfs niet met hulp van anderen een trap op- en aflopen. Na het traplopen komen de meeste beperkingen voor bij verplaatsingen buitenshuis (11 procent) en bij douchen/ in bad gaan (8 procent).
Ook bij de afzonderlijke levensverrichtingen is er een duidelijk verschil in het aandeel beperkten tussen de 75- tot 85-jarigen en de 85-plussers. Een beperking in het traplopen komt bijvoorbeeld bij 14 procent van de 75- tot 85-jarigen voor en bij 39 procent van de 85-plussers.
totaal (%) | 75 tot 85 jaar (%) | 85 jaar of ouder (%) | |
---|---|---|---|
trap op- en aflopen | 19,3 | 14,3 | 39,1 |
buitenshuis verplaatsen | 10,7 | 7,1 | 24,9 |
douchen/in bad gaan | 8,3 | 5,2 | 20,6 |
gaan zitten in/opstaan uit stoel | 6,4 | 4,7 | 13,3 |
in en uit bed stappen | 4,5 | 3,1 | 10,1 |
woning verlaten/binnengaan | 4,3 | 2,5 | 11,7 |
aan- en uitkleden | 4,1 | 2,7 | 9,7 |
naar andere kamer op zelfde verdieping | 2,3 | 1,4 | 5,8 |
gezicht/handen wassen | 1,3 | 0,6 | 4,0 |
eten en drinken | 1,0 | 0,7 | 2,2 |
Aandeel beperkte 75- tot 85-jarigen daalt vooral bij handelingen die minder nodig zijn om zelfstandig te kunnen wonen
Zoals gezien in figuur 3.1.1 hadden 75- tot 85-jarigen rond 2020 dus minder te maken met beperkingen in algemene levensverrichtingen dan rond de eeuwwisseling.
De onderliggende tien verrichtingen kunnen verdeeld worden in twee groepen: enerzijds de handelingen die men binnenshuis op dezelfde verdieping verricht en anderzijds traplopen, het verlaten en binnengaan van de woning en buitenshuis verplaatsen.
Tussen 2000 en 2020 is voor die twee groepen een verschillend patroon te zien. Het aandeel 75- tot 85-jarigen met een beperking in verrichtingen die binnenshuis en gelijkvloers gedaan kunnen worden, was rond 2020 vergelijkbaar met dat rond 2000. In de tussenliggende periode was het aandeel met dat type beperkingen wat hoger. Het aandeel met beperkingen in traplopen/verlaten en binnengaan woning/buitenshuis verplaatsen nam na 2010 duidelijk af, van bijna 25 naar 16 procent.
rond 2000 (% van 75- tot 85-jarigen) | rond 2005 (% van 75- tot 85-jarigen) | rond 2010 (% van 75- tot 85-jarigen) | rond 2015 (% van 75- tot 85-jarigen) | rond 2020 (% van 75- tot 85-jarigen) | |
---|---|---|---|---|---|
activiteiten gelijkvloers binnenshuis 1) | 9,9 | 10,6 | 12,5 | 11,9 | 8,6 |
traplopen/ in en uit woning/ buitenshuis verplaatsen | 24,3 | 24,9 | 24 | 20,9 | 15,8 |
1)eten en drinken, gezicht/handen wassen, naar andere kamer verplaatsen op dezelfde verdieping, aan- en uitkleden, in en uit bed stappen, gaan zitten/opstaan uit stoel, douchen/in bad gaan |
Het aandeel 85-plussers met een beperking in algemene levensverrichtingen laat in de afgelopen twintig jaar juist een stabiel niveau zien, ook als de tien verrichtingen in twee groepen worden ingedeeld. Bij zowel de activiteiten gelijkvloers binnenshuis als de activiteiten traplopen/verlaten en binnengaan woning/verplaatsen buitenshuis is het aandeel beperkte 85-plussers rond 2020 gelijk aan dat rond de eeuwwisseling.
Bij mannen en vrouwen is in de leeftijdsgroep 75 tot 85 jaar een vergelijkbaar patroon te zien: rond 2020 is het aandeel met beperkingen in gelijkvloerse binnenhuisactiviteiten vergelijkbaar met de periode rond 2000, terwijl het aandeel overige beperkingen lager was. Daarbij is de daling van het aandeel beperkte vrouwen wat groter dan bij de mannen. Het aandeel 75- tot 85-jarige vrouwen met een beperking in traplopen/verlaten en binnengaan woning/verplaatsen buitenshuis ging van rond de 30 procent in de eerste drie perioden naar 19 procent rond 2020. Bij mannen was er na 2015 een daling van ongeveer 15 naar 12 procent.
3.2. Beperkingen in Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (IADL)
Beperkingen in complexe handelingen komen meer voor dan beperkingen in basalere handelingen
In de periode rond 2020 had 36 procent van de 75-plussers tenminste één beperking in de complexere dagelijkse levensverrichtingen. Dat is hoger dan het aandeel met een ADL-beperking (23 procent). Dit sluit aan bij de verwachting dat mensen eerst moeite krijgen met meer complexe dagelijkse handelingen en daarna pas met de basalere algemene dagelijkse handelingen.
Binnen de groep 75-plussers zijn voor de beperkingen in complexere handelingen vergelijkbare patronen te zien als voor de beperkingen in basalere levensverrichtingen. Ook de beperkingen in instrumentele handelingen komen duidelijk meer voor bij 85-plussers dan bij 75- tot 85-jarigen. Vrouwen hebben er meer mee te maken dan mannen.
IADL-beperking (%) | ||
---|---|---|
totaal 75 jaar of ouder | totaal | 35,9 |
totaal 75 jaar of ouder | man | 25,2 |
totaal 75 jaar of ouder | vrouw | 44,1 |
75 tot 85 jaar | totaal | 28,7 |
75 tot 85 jaar | man | 21,5 |
75 tot 85 jaar | vrouw | 34,9 |
85 jaar of ouder | totaal | 63,8 |
85 jaar of ouder | man | 44,4 |
85 jaar of ouder | vrouw | 74,2 |
Sinds de periode rond 2015 is het aandeel ouderen met een beperking in tenminste één instrumentele levensverrichting afgenomen, van 41 naar 36 procent. Net als bij de eerder besproken ADL-beperkingen treedt die daling op bij de 75- tot 85-jarigen (van 35 naar 29 procent) en niet bij de 85-plussers.
Vooral beperkingen in zwaar huishoudelijk werk
Van de instrumentele dagelijkse levensverrichtingen zijn ouderen het vaakst niet of met grote moeite in staat zwaar huishoudelijk werk te verrichten. In de jaren rond 2020 gaf 32 procent van de 75-plussers aan dit niet of slechts met grote moeite te kunnen doen. Beperking bij boodschappen doen kwam bij 14 procent voor. Bij het meer cognitief belastende regelen van geldzaken en doen van de dagelijkse administratie was 11 procent beperkt.
Soms zijn ouderen niet beperkt, omdat ze een activiteit nooit hoeven te doen. Zo gaf ongeveer 10 procent van de ouderen bij de taken zwaar huishoudelijk werk, geldzaken/administratie, maaltijd bereiden en op tijd de juiste medicatie innemen het antwoord ‘niet van toepassing, nooit gedaan/hoeven doen’.
beperkt (% van 75 jaar of ouder) | niet beperkt (% van 75 jaar of ouder) | n.v.t., nooit gedaan/ hoeven doen (% van 75 jaar of ouder) | |
---|---|---|---|
zwaar huishoudelijk werk | 32 | 57,9 | 10,2 |
boodschappen doen | 14,2 | 82,2 | 3,6 |
geldzaken/ dagelijkse administratie | 10,9 | 77,6 | 11,5 |
licht huishoudelijk werk | 10,5 | 86 | 3,5 |
maaltijd bereiden | 7,9 | 81,7 | 10,4 |
telefoneren | 3,3 | 96,2 | 0,5 |
op tijd juiste medicatie | 2,8 | 87,3 | 9,9 |
Meestal meer IADL-beperkingen bij vrouwen
Zowel bij mannen als bij vrouwen en zowel bij 75- tot 85-jarigen als bij 85-plussers komen beperkingen in zwaar huishoudelijk werk het meest voor. Van de vrouwen van 85 jaar of ouder was rond 2020 bijna 70 procent hiertoe niet in staat.
Bij het op tijd de juiste medicijnen innemen en bij telefoneren is er onder de 75-plussers geen verschil tussen mannen en vrouwen in het aandeel beperkten. Bij de andere instrumentele algemene dagelijkse levensverrichtingen zijn vrouwen vaker beperkt dan mannen.
Mannen en vrouwen geven in verschillende mate aan dat een complexere algemene dagelijkse handeling niet van toepassing voor ze is, omdat zij dit nooit hebben hoeven doen. Zo gaven mannen bij het doen van huishoudelijk werk en het doen van boodschappen vaker dan vrouwen aan dat ze die activiteit niet hebben hoeven doen. Bij het bereiden van de maaltijd is dit nog sterker het geval. Daarentegen gaven vrouwen bij het doen van geldzaken/ de dagelijkse administratie wat vaker dan mannen aan dit niet te hebben hoeven doen.
beperkt (%) | niet beperkt (%) | n.v.t., nooit gedaan/ hoeven doen (%) | ||
---|---|---|---|---|
zwaar huishoudelijk werk | man | 17,5 | 68,7 | 13,7 |
zwaar huishoudelijk werk | vrouw | 32,1 | 62,2 | 5,8 |
boodschappen doen | man | 6,0 | 88,9 | 5,1 |
boodschappen doen | vrouw | 12,5 | 86,0 | 1,5 |
geldzaken/ dagelijkse administratie | man | 6,2 | 83,8 | 10,0 |
geldzaken/ dagelijkse administratie | vrouw | 8,4 | 79,6 | 11,9 |
licht huishoudelijk werk | man | 6,0 | 88,6 | 5,4 |
licht huishoudelijk werk | vrouw | 8,4 | 90,7 | 0,9 |
maaltijd bereiden | man | 4,2 | 75,4 | 20,4 |
maaltijd bereiden | vrouw | 5,7 | 93,1 | 1,3 |
telefoneren | man | 2,5 | 96,8 | 0,7 |
telefoneren | vrouw | 1,8 | 98,0 | 0,2 |
op tijd juiste medicatie | man | 1,7 | 86,4 | 11,9 |
op tijd juiste medicatie | vrouw | 1,5 | 88,7 | 9,9 |
beperkt (%) | niet beperkt (%) | n.v.t., nooit gedaan/ hoeven doen (%) | ||
---|---|---|---|---|
zwaar huishoudelijk werk | man | 36,3 | 40,2 | 23,5 |
zwaar huishoudelijk werk | vrouw | 69,3 | 23,2 | 7,4 |
boodschappen doen | man | 20,4 | 72,6 | 6,9 |
boodschappen doen | vrouw | 38,9 | 56,4 | 4,7 |
geldzaken/ dagelijkse administratie | man | 14,5 | 75,7 | 9,8 |
geldzaken/ dagelijkse administratie | vrouw | 30,1 | 54,9 | 14,9 |
licht huishoudelijk werk | man | 17,5 | 70,3 | 12,1 |
licht huishoudelijk werk | vrouw | 25,8 | 71,8 | 2,3 |
maaltijd bereiden | man | 14,6 | 58,2 | 27,1 |
maaltijd bereiden | vrouw | 21,8 | 74,2 | 4,0 |
telefoneren | man | 7,9 | 90,4 | 1,7 |
telefoneren | vrouw | 8,2 | 91,7 | 0,2 |
op tijd juiste medicatie | man | 5,8 | 88,7 | 5,5 |
op tijd juiste medicatie | vrouw | 8,7 | 84,3 | 7 |