Minder beperkingen onder 75- tot 85-jarigen dan rond de eeuwwisseling

2. Bronnen en methoden

De Gezondheidsenquête is een langlopend onderzoek, gericht op de gehele in particuliere huishoudens wonende bevolking van Nederland. Het onderzoek richt zich dus niet op mensen in institutionele huishoudens, zoals verzorgings- en verpleeghuizen. Het doel van de Gezondheidsenquête is een beeld te geven van de gezondheid, de leefstijl en het zorggebruik van de Nederlanders en van de ontwikkelingen daarin.

Het CBS brengt met de Gezondheidsenquête in kaart hoeveel ouderen (in particuliere huishoudens) beperkingen ondervinden in algemene dagelijkse levensverrichtingen, en welke beperkingen dit dan vooral zijn. Hiervoor worden twee veelgebruikte meetinstrumenten gebruikt: de ADL-vragenlijst (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) en de IADL-vragenlijst (Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen). In beide meetinstrumenten wordt gevraagd hoeveel moeite het mensen kost bepaalde alledaagse handelingen uit te voeren.

2.1. Beperkingen in Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL)

De ADL-vragenlijst gaat over basale fysieke handelingen, deels gericht op lichamelijke verzorging en deels op bewegingsvrijheid. De vragen hierover zaten al in de jaren negentig in de Gezondheidsenquête. In vragenlijsten over beperkingen bij ADL worden door andere instanties niet altijd dezelfde levensverrichtingen meegenomen. Dit varieert van de meest basale handelingen die iedereen dagelijks moet verrichten, zoals de Katz ADL-schaal (Katz, z.d.) tot een vrij uitgebreide set van handelingen die niet door iedereen gedaan hoeven te worden, bijvoorbeeld ADL volgens Gezondheidsplein.nl (Gezondheidsplein, z.d.). De Gezondheidsenquête zit hier tussenin en vraagt aan respondenten om van de volgende fysieke handelingen aan te geven hoeveel moeite het kost om ze uit te voeren:

  1. Gaan zitten en opstaan uit een stoel
  2. In en uit bed stappen
  3. De trap op- en aflopen
  4. Eten en drinken
  5. Aan- en uitkleden
  6. Het gezicht en de handen wassen
  7. In bad gaan of douchen
  8. Van het toilet gebruik maken
  9. Zich verplaatsen naar een andere kamer op dezelfde verdieping
  10. De woning verlaten en binnengaan
  11. Zich verplaatsen buitenshuis

De vraag over het gebruik maken van het toilet is pas sinds 2014 uitgevraagd en wordt in dit onderzoek niet meegenomen om de vergelijking tussen verschillende perioden zo zuiver mogelijk te houden. De impact van het weglaten van deze vraag uit de analyses is gering, omdat uit de cijfers vanaf 2014 blijkt dat het niet veel niet voorkomt dat zelfstandig wonende ouderen slechts met grote moeite of alleen met hulp van anderen van het toilet gebruik kunnen maken en zeker niet zónder tenminste 1 andere ADL-beperking te hebben.

De overige tien vragen zijn meegenomen in de analyses. De antwoordopties op de ADL-vragen zijn:

  1. zonder moeite;
  2. met enige moeite;
  3. met grote moeite;
  4. alleen met hulp van anderen.
    De eerste drie vragen (stoel, bed en trap) kennen sinds 2009 een extra antwoordcategorie:
  5. zelfs niet met hulp van anderen.

Vanaf 2009 wordt bij de vragen aangegeven dat het gaat om uitvoering van de handelingen zonder gebruik te maken van technische hulpmiddelen.

Een respondent wordt als ‘ADL-beperkt’ geclassificeerd, als hij of zij op minstens 1 van de 10 vragen antwoordt ‘met grote moeite’, 'alleen met hulp van anderen' of ‘zelfs niet met hulp van anderen’.

In de analyse is verder een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de items die betrekking hebben op handelingen die je binnenshuis op dezelfde verdieping verricht (de vragen 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 9) en anderzijds de items over traplopen, het verlaten en binnengaan van de woning en het zich buitenshuis verplaatsen. Het idee hierachter is dat beperkingen in die tweede groep (traplopen, woning betreden/verlaten en buitenshuis verplaatsen) minder een belemmering vormen bij het zelfstandig kunnen functioneren dan de andere items.

2.2. Beperkingen in Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (IADL)

Sinds 2014 is ook een vragenlijst over instrumentele algemene dagelijkse levensverrichtingen opgenomen in de Gezondheidsenquête. Deze vragenlijst richt zich op de meer complexe handelingen in het dagelijks leven. Aan respondenten wordt gevraagd aan te geven hoeveel moeite het kost om de volgende activiteiten uit te voeren:

  1. Maaltijden bereiden
  2. Telefoneren
  3. Boodschappen doen
  4. Op tijd de juiste medicijnen innemen
  5. Licht huishoudelijk werk
  6. Zwaar huishoudelijk werk
  7. Het bijhouden van geldzaken en dagelijkse administratie

De activiteiten zijn dus wat complexer dan die van de ADL-vragenlijst en niet alleen gericht op fysieke maar ook op cognitieve vermogens. De activiteiten kunnen makkelijker worden gedelegeerd.

De antwoordcategorieën op deze vragen zijn:

  1. zonder moeite
  2. met enige moeite
  3. met grote moeite
  4. kan ik niet
  5. niet van toepassing / heb ik nooit gedaan of hoeven doen.

Een respondent wordt als ‘IADL-beperkt’ geclassificeerd, als hij of zij op minstens 1 van de 7 vragen antwoordt met ‘met grote moeite’ of ‘kan ik niet’.
Naast de groep mét een beperking in complexere levensverrichtingen worden in dit onderzoek nog twee groepen onderscheiden: de groep zonder een dergelijke beperking (de antwoordopties ‘zonder moeite’ en ‘met enige moeite’) en de groep ‘niet van toepassing, heb ik nooit gedaan of hoeven doen’.

2.3. Doelpopulatie en onderzoeksomvang

De vragen over beperkingen in dagelijkse handelingen en instrumentele dagelijkse handelingen worden gesteld aan personen vanaf 55 jaar. Uit de uitkomsten blijkt dat deze beperkingen veruit het meest voorkomen in de leeftijdsgroep van 75 jaar of ouder. Dit artikel legt de focus daarom op die groep ouderen, met daarbinnen onderscheid tussen 75- tot 85-jarigen en 85-plussers en tussen mannen en vrouwen. Binnen de groep 85-plussers is het overgrote deel van de respondenten tussen de 85 en 95 jaar. Dat geldt voor zowel vrouwen als mannen.

In dit onderzoek zijn onderzoeksjaren van de Gezondheidsenquête samengevoegd om voldoende waarnemingen te hebben in alle onderscheiden groepen. Dit leidt tot de volgende vijf perioden: 1998/2002, 2003/2007, 2008/2012, 2013/2017 en 2018/2022. Met het oog op de leesbaarheid worden deze perioden in de rest van dit artikel aangeduid met (rond) 2000, 2005, 2010, 2015 en 2020. Bij de analyse over instrumentele algemene dagelijkse levensverrichtingen wordt met ‘rond 2015’ de periode 2014/2017 bedoeld, omdat de betreffende vragen pas vanaf 2014 zijn opgenomen in de Gezondheidsenquête.

Het aantal waarnemingen (respondenten) in de onderzochte groepen is door de jaren heen toegenomen: rond 2000 waren er bijna 2,4 duizend respondenten van 75 jaar of ouder, rond 2005 bijna 3 duizend en in de drie laatste perioden waren dat er ongeveer 4 duizend. Het aantal waarnemingen in de leeftijdsgroep 75 tot 85 jaar is groter dan in de leeftijdsgroep 85-plus. Mede hierdoor zijn de betrouwbaarheidsmarges rond de cijfers over de 85-plussers groter dan voor de groep 75 tot 85 jaar, en zijn verschillen minder snel statistisch significant. Als in dit artikel wordt gesproken van verschillen tussen groepen/perioden, is dat statistisch getoetst (p < 0,05)