1. Inleiding
Op 15 maart 2020 ging Nederland voor het eerst in lockdown vanwege de coronapandemie. (Het vliegverkeer was al beperkt.) Later zouden er nog meerdere lockdown-periodes volgen. Gedurende deze periodes waren veel bedrijven en instellingen geheel of gedeeltelijk gesloten voor publiek. Dit betrof met name organisaties actief in de cultuursector, de horeca, de detailhandel en de vervoersector. Bij een groot omzetverlies gedurende de lockdown-periodes konden bedrijven overigens wel een beroep doen op steunregelingen zoals een tegemoetkoming in de loonkosten. Van het tweede op het eerste kwartaal van 2020 daalde het aantal werknemersbanen met ruim 300 duizend. Later tijdens de coronacrisis steeg dit aantal werknemersbanen weer en in het derde kwartaal van 2021 lag het hoger dan vóór het banenverlies.
De coronacrisis volgde op een lange periode van economische voorspoed en banengroei. Wel is in deze periode het percentage vaste banen verder afgenomen, de voortzetting van een trend die al veel langer gaande was. Zo was het aandeel van de werkzame beroepsbevolking dat werknemer was met een vaste baan nog 73 procent in 2003 en maar 61 procent in 2017. (Hierna is het licht gestegen.) De daling ging gepaard met een stijging van vooral het aandeel werknemers in flexibele banen en in mindere mate van het aandeel zzp’ers. De coronacrisis vindt dus plaats op een moment dat de arbeidsmarkt behoorlijk is geflexibiliseerd. De vraag is hoe deze flexibele arbeidsmarkt op de lockdown – met steun – heeft gereageerd. In dit artikel wordt dit onderzocht door de arbeidsdynamiek van werknemers in coronatijd te vergelijken met die in de periode voor corona.
Het artikel vangt aan met een schets van de ontwikkeling van het aantal werknemers vanaf januari 2018 tot en met mei 2021 (paragraaf 2). Vervolgens wordt in dezelfde paragraaf de onderliggende werknemersdynamiek van maand tot maand beschreven. Het gaat er hierbij om of werknemers met een baan een maand later nog dezelfde werknemersbaan hebben, dan wel een andere werknemersbaan of helemaal geen werknemersbaan. Tevens wordt de instroom van werknemers in een baan gepresenteerd. Speciale aandacht wordt besteed aan de horeca en cultuur, sport en recreatie, de bedrijfstakken die tijdens de lockdowns het meest geraakt werden.
In paragraaf 3 wordt naar dezelfde veranderingen als hierboven gekeken, maar dan een jaar in plaats van een maand later. De verwachting daarbij is dat werknemers niet onmiddellijk na de eerste lockdown een andere baan gingen zoeken, maar dat ze – naarmate de periode zonder werk langer duurde en de baan- en inkomensonzekerheid toenam – mogelijk vaker op zoek zijn gegaan naar ander werk en mogelijk in andere sectoren. Daarom wordt in deze paragraaf in meer detail gekeken naar afzonderlijke sectoren en de doorstroom tussen de sectoren. De uitgangsperiodes ten opzichte waarvan de arbeidsdynamiek is gedefinieerd is het einde van de maand januari in 2018, 2019 en 2020.