5. Verschillen met de vorige prognose en onzekerheid
De Huishoudensprognose beoogt de meest waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen te beschrijven. Elke drie jaar wordt een nieuwe prognose gemaakt en de voorgaande bijgesteld. De bijstellingen kunnen het gevolg zijn van een afwijkende ontwikkeling van de waarnemingen ten opzichte van de laatste prognose of van nieuwe inzichten. In deze paragraaf wordt op de onzekerheid in de prognose ingegaan en worden de verschillen in uitkomsten met de prognose uit 2018 kort besproken.
De onzekerheden in de prognosecijfers zijn groot. Zo veronderstelt de prognose dat het huidige gedrag op het gebied van relatievorming- en ontbinding, uit huis gaan en kinderen krijgen blijft zoals het in het recente verleden was. Dit is uiteraard niet zeker. Bij de huidige prognose is het bijvoorbeeld de vraag of de recente daling in de terugkeer naar het ouderlijk huis bij jongeren inderdaad structureel is, zoals verondersteld, of toch weer op zal lopen. Ook de onzekerheid in de demografische ontwikkelingen werkt door in de huishoudenssamenstelling. Een sterker dan veronderstelde stijging van de levensverwachting zou tot meer ouderen en dus meer alleenstaanden kunnen leiden, en meer immigratie tot meer twintigers en jonge dertigers, die vaak alleenstaand zijn of samenwonend zonder kinderen. Voor de bevolking in instellingen is een belangrijke bron van onzekerheid hoe de ouderenzorg in de toekomst wordt ingericht en of mogelijke nieuwe woonvormen onder het kopje particuliere of institutionele huishoudens gaan vallen. Ook is het mogelijk dat corona een meer permanente impact heeft op de bevolkings- en huishoudensontwikkeling.
Om inzicht te geven in de mate van onzekerheid van de cijfers zijn prognose-intervallen bepaald. Op grond van veronderstellingen over onder meer de onzekerheid van ontwikkelingen in het moment waarop jongeren het ouderlijk huis verlaten en veranderingen in het percentage alleenstaanden, kan de mate van onzekerheid van toekomstige ontwikkelingen worden gekwantificeerd (Alders, 2001). Daartoe zijn duizend varianten van de prognose doorgerekend, elk met een andere combinatie van verwachtingen als uitgangspunt. Uit de uitkomsten zijn 67-procent en 95-procent prognose-intervallen afgeleid. Het 67-procent prognose-interval kan geïnterpreteerd worden als het bereik waarbinnen de uiteindelijke cijfers waarschijnlijk liggen, het 95-procent prognose-interval als het bereik waarbinnen ze zeer waarschijnlijk liggen.
De Huishoudensprognose 2021-2070 voorziet een groei van het aantal huishoudens tot 9,1 miljoen rond 2045, gevolgd door een iets minder snelle verdere toename tot 9,8 miljoen in 2070. Wanneer de onzekerheidsintervallen in ogenschouw worden genomen, dan is de conclusie dat tot de jaren 2040 een verdere toename van het aantal huishoudens erg waarschijnlijk is. In de jaren daarna is verdere groei nog steeds waarschijnlijk, maar kunnen er ook periodes met een afnemend aantal huishoudens zijn.
Het aantal huishoudens neemt meer toe dan in de Huishoudensprognose 2018-2060 werd verondersteld. Een belangrijke reden daarvoor is dat de voorziene bevolkingsgroei groter is dan ten tijde van de vorige prognose. In de Kernprognose 2021-2070, die de basis vormt voor de huidige Huishoudensprognose, wordt een bevolkingsgroei voorzien van 17,5 miljoen in 2021 naar 20 miljoen in 2060 en 20,6 miljoen in 2070. De Kernprognose 2018-2060, waar de Huishoudensprognose 2018-2060 consistent mee was, ging uit van een groei tot 18,6 miljoen inwoners in 2060. Het verschil in het aantal huishoudens met de vorige prognose valt binnen het 67-procent prognose-interval.
Waarneming | Prognose 2020-2070 | Prognose 2021-2070 | Prognose-interval (95%) | Prognose-interval (67%) | |
---|---|---|---|---|---|
1970 | |||||
1971 | 4,002 | ||||
1972 | 4,105 | ||||
1973 | 4,201 | ||||
1974 | 4,295 | ||||
1975 | 4,392 | ||||
1976 | 4,497 | ||||
1977 | 4,59 | ||||
1978 | 4,689 | ||||
1979 | 4,792 | ||||
1980 | 4,904 | ||||
1981 | 5,023 | ||||
1982 | 5,132 | ||||
1983 | 5,232 | ||||
1984 | 5,33 | ||||
1985 | 5,43 | ||||
1986 | 5,539 | ||||
1987 | 5,649 | ||||
1988 | 5,763 | ||||
1989 | 5,872 | ||||
1990 | 5,978 | ||||
1991 | 6,091 | ||||
1992 | 6,198 | ||||
1993 | 6,291 | ||||
1994 | 6,378 | ||||
1995 | 6,469 | ||||
1996 | 6,518 | ||||
1997 | 6,581 | ||||
1998 | 6,656 | ||||
1999 | 6,745 | ||||
2000 | 6,801 | ||||
2001 | 6,867 | ||||
2002 | 6,934 | ||||
2003 | 6,996 | ||||
2004 | 7,049 | ||||
2005 | 7,091 | ||||
2006 | 7,146 | ||||
2007 | 7,191 | ||||
2008 | 7,242 | ||||
2009 | 7,313 | ||||
2010 | 7,386 | ||||
2011 | 7,444 | ||||
2012 | 7,513 | ||||
2013 | 7,569 | ||||
2014 | 7,59 | ||||
2015 | 7,665 | ||||
2016 | 7,721 | ||||
2017 | 7,794 | ||||
2018 | 7,858 | ||||
2019 | 7,925 | 7,938 | |||
2020 | 7,998 | 8,007 | |||
2021 | 8,043 | 8,069 | |||
2022 | 8,121 | 8,123 | 8,121 | 7,967 – 8,304 | 8,042 – 8,214 |
2023 | 8,177 | 8,213 | 7,98 – 8,474 | 8,096 – 8,342 | |
2024 | 8,228 | 8,296 | 7,999 – 8,619 | 8,146 – 8,455 | |
2025 | 8,277 | 8,364 | 8,013 – 8,739 | 8,195 – 8,551 | |
2026 | 8,324 | 8,429 | 8,026 – 8,857 | 8,231 – 8,637 | |
2027 | 8,369 | 8,491 | 8,035 – 8,957 | 8,273 – 8,731 | |
2028 | 8,411 | 8,55 | 8,047 – 9,064 | 8,307 – 8,815 | |
2029 | 8,451 | 8,606 | 8,058 – 9,173 | 8,336 – 8,89 | |
2030 | 8,487 | 8,659 | 8,08 – 9,267 | 8,368 – 8,966 | |
2031 | 8,521 | 8,708 | 8,095 – 9,356 | 8,399 – 9,04 | |
2032 | 8,552 | 8,755 | 8,113 – 9,449 | 8,417 – 9,105 | |
2033 | 8,58 | 8,798 | 8,106 – 9,545 | 8,438 – 9,17 | |
2034 | 8,604 | 8,839 | 8,102 – 9,629 | 8,459 – 9,233 | |
2035 | 8,627 | 8,876 | 8,103 – 9,705 | 8,481 – 9,296 | |
2036 | 8,646 | 8,911 | 8,116 – 9,773 | 8,5 – 9,355 | |
2037 | 8,662 | 8,943 | 8,113 – 9,836 | 8,514 – 9,392 | |
2038 | 8,676 | 8,973 | 8,092 – 9,915 | 8,52 – 9,442 | |
2039 | 8,688 | 9,0 | 8,085 – 9,999 | 8,527 – 9,49 | |
2040 | 8,698 | 9,026 | 8,059 – 10,048 | 8,534 – 9,535 | |
2041 | 8,708 | 9,05 | 8,049 – 10,109 | 8,54 – 9,572 | |
2042 | 8,716 | 9,073 | 8,037 – 10,17 | 8,551 – 9,605 | |
2043 | 8,723 | 9,096 | 8,031 – 10,248 | 8,551 – 9,649 | |
2044 | 8,73 | 9,118 | 8,031 – 10,298 | 8,548 – 9,689 | |
2045 | 8,737 | 9,14 | 8,02 – 10,363 | 8,556 – 9,742 | |
2046 | 8,744 | 9,162 | 8,01 – 10,424 | 8,552 – 9,777 | |
2047 | 8,752 | 9,184 | 7,992 – 10,489 | 8,559 – 9,826 | |
2048 | 8,76 | 9,207 | 7,979 – 10,562 | 8,564 – 9,877 | |
2049 | 8,768 | 9,231 | 7,952 – 10,634 | 8,581 – 9,923 | |
2050 | 8,776 | 9,254 | 7,944 – 10,692 | 8,59 – 9,957 | |
2051 | 8,784 | 9,278 | 7,941 – 10,737 | 8,599 – 9,999 | |
2052 | 8,792 | 9,302 | 7,938 – 10,794 | 8,602 – 10,036 | |
2053 | 8,799 | 9,327 | 7,922 – 10,853 | 8,611 – 10,068 | |
2054 | 8,806 | 9,351 | 7,912 – 10,92 | 8,624 – 10,108 | |
2055 | 8,813 | 9,375 | 7,898 – 10,984 | 8,629 – 10,144 | |
2056 | 8,819 | 9,4 | 7,895 – 11,063 | 8,628 – 10,184 | |
2057 | 8,825 | 9,424 | 7,891 – 11,119 | 8,632 – 10,23 | |
2058 | 8,832 | 9,449 | 7,882 – 11,186 | 8,633 – 10,266 | |
2059 | 8,838 | 9,474 | 7,887 – 11,257 | 8,638 – 10,317 | |
2060 | 8,844 | 9,499 | 7,877 – 11,342 | 8,655 – 10,358 | |
2061 | 9,524 | 7,88 – 11,434 | 8,666 – 10,409 | ||
2062 | 9,55 | 7,888 – 11,495 | 8,677 – 10,446 | ||
2063 | 9,576 | 7,873 – 11,542 | 8,689 – 10,491 | ||
2064 | 9,603 | 7,876 – 11,59 | 8,69 – 10,538 | ||
2065 | 9,631 | 7,892 – 11,627 | 8,705 – 10,586 | ||
2066 | 9,66 | 7,859 – 11,688 | 8,726 – 10,639 | ||
2067 | 9,689 | 7,862 – 11,725 | 8,732 – 10,68 | ||
2068 | 9,719 | 7,896 – 11,783 | 8,733 – 10,729 | ||
2069 | 9,751 | 7,89 – 11,857 | 8,736 – 10,765 | ||
2070 | 9,782 | 7,89 – 11,941 | 8,765 – 10,809 |
De samenstelling naar type van de huishoudens in 2060 verschilt weinig in de nieuwe prognose vergeleken met die uit 2018: 43 procent van de huishoudens bestaat uit één persoon en 49 procent wordt gevormd door een paar, waarvan ongeveer de helft thuiswonende kinderen heeft. Het aandeel eenoudergezinnen ligt volgens de nieuwe prognose iets hoger: op krap 8 procent tegen ruim 7 procent volgens de prognose uit 2018. De verschillen in aandelen van de verschillende huishoudenstypen vallen ruim binnen de 67-procent prognose-intervallen uit 2018.
prognose 2018-2060 (%) | prognose 2021-2070 (%) | |
---|---|---|
Eenpersoonshuishoudens | 43,0 | 42,5 |
Paren zonder thuiswonende kinderen | 25,0 | 25,6 |
Paren met thuiswonende kinderen | 24,1 | 23,6 |
Eenoudergezinnen | 7,4 | 7,8 |
Het aantal instellingsbewoners in 2060 wordt door de nieuwe prognose op 425 duizend geschat, beduidend hoger dan volgens de prognose uit 2018 (316 duizend). De bijgestelde schatting ligt in de buurt van de rand van het 67-procent prognose-interval uit 2018 (180 duizend tot 460 duizend). Bij alle leeftijden worden meer instellingsbewoners verwacht. Bij de hogere leeftijden komt de stijging vooral doordat de verwachting voor de kans dat personen naar een instelling gaat vanwege het aanhoudend hogere niveau sinds 2017 is verhoogd. Bij de lage en middelbare leeftijd komt het doordat de verwachting voor de kans dat iemand weer een instelling verlaat is verlaagd. Ook de naar boven bijgestelde verwachting voor de algemene bevolkingsgroei en voor de instroom van asielmigranten ten opzichte van de prognose uit 2018 dragen aan de stijging bij.
Het aantal thuiswonende kinderen in 2060 ligt volgens de nieuwe prognose op 5,1 miljoen, 253 duizend hoger dan volgens de prognose uit 2018. Dit verschil is, net als de verschillen bij de aantallen huishoudens, terug te voeren op de hogere bevolkingsgroei volgens de nieuwe prognose, die het gevolg is van naar boven bijgestelde verwachtingen voor de immigratie. Het verschil valt binnen het 67-procent prognose-interval uit 2018 (4,2 miljoen tot 5,5 miljoen).