Vrijwilligerswerk en welzijn

2. Vrijwilligers in 2013–2018

2.1 Vrijwilligers naar achtergrondkenmerken

In 2018 zei 48 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek vrijwilligerswerk te hebben gedaan voor één of meerdere organisaties of verenigingen (tabel 2.1.1). Dit aandeel is ten opzichte van 2013 niet veranderd. Toen gaf 49 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder aan zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben. In de periode tussen 2013 en 2017 schommelde het aandeel vrijwilligers tussen de 48 en 50 procent. De verschillen zijn statistisch niet significant. Gemiddeld deed 49 procent in 2013–2018 vrijwilligerswerk.

Vrijwilligers zijn niet gelijk verdeeld over de bevolkingsgroepen (tabel B.1). Tussen mannen en vrouwen zijn er geen verschillen, maar wel tussen leeftijdsgroepen. In de hele periode 2013–2018 verrichtten 35- tot 45-jarigen het vaakst vrijwilligerswerk: 56 procent. Onder 75-plussers was dit aandeel met rond een derde het kleinst. Daar tussenin bevinden zich– van hoog tot laag – de leeftijdsgroepen van 45 tot 55 jaar, 15 tot 25 jaar, 65 tot 75, 55 tot 65 jaar en 25 tot 35 jaar. Het is dus allerminst een geleidelijk patroon.
Ook burgerlijke staat is onderscheidend. Van de gehuwden zet meer dan de helft zich in als vrijwilliger, gevolgd door de ongehuwden (47 procent) en de gescheidenen (42 procenten). Onder verweduwden is het aandeel vrijwilligers met 35 procent het laagst wat samenhangt met hun gemiddeld hogere leeftijd.

Het deel dat zich als vrijwilliger inzet wordt groter naarmate opleidingsniveau hoger is, waarbij het verschil tussen de twee hoogste opleidingsgroepen –hbo en wo – vrij klein is. Bovendien geldt niet voor alle jaren in de onderzochte periode dat het aandeel vrijwilligers onder de hbo’ers lager is dan onder wo’ers.
Daarnaast neemt het aandeel vrijwilligers vanaf het tweede inkomenskwartiel toe met de hoogte van het huishoudensinkomen. Tussen de twee laagste kwartielen is er gemiddeld in de periode 2013–2018 geen verschil: in de jaren 2015 en 2016 is in het eerste kwartiel het percentage vrijwilligers iets hoger dan in het tweede kwartiel, in 2013 en 2014 is dit andersom.
Mensen met betaald werk verrichten vaker vrijwilligerswerk dan degenen zonder een betaalde baan. Over de hele onderzoeksperiode is dit verschil 7 procentpunten. Met 49 respectievelijk 45 procent vrijwilligers in 2018 is dit verschil wel iets geslonken.

Mensen met een Nederlandse achtergrond zetten zich niet alleen vaker in als vrijwilliger dan mensen met een migratieachtergrond, ook is het percentage vrijwilligers onder hen stabieler. Tijdens de hele onderzoeksperiode ligt het aandeel vrijwilligers bij mensen zonder immigratieachtergrond boven de 50 procent, bij westerse migranten varieert dit van 40 tot 46 procent en bij niet-westerse migranten van 35 tot 40 procent. Daardoor is het verschil tussen beide groepen migranten in sommige jaren fors, in 2016 bedraagt dit bijvoorbeeld 9 procentpunten, terwijl dit in andere jaren, zoals in 2018, gering is.

Ook religie is een onderscheidende factor voor de deelname aan vrijwilligerswerk. Protestanten tonen meer vrijwillige inzet dan andere geloofsgroepen en niet-religieuzen. Vooral onder leden van de PKN (68 procent) en gereformeerden (65 procent) is het aandeel vrijwilligers hoog. Onder Nederlands hervormden (51 procent) en rooms-katholieken (49 procent) is dit aandeel een stuk lager, maar wel hoger dan onder de onkerkelijken (46 procent). De moslims sluiten met 38 procent de rij. Deze volgorde is vrij consistent over de hele periode 2013–2018.

Tot slot is ook de regionale variatie onderzocht. Wat blijkt is dat het aandeel vrijwilligers geleidelijk toeneemt naarmate de stedelijkheidsgraad afneemt: van 44 procent in de zeer sterk stedelijke gebieden tot 56 procent in de niet-stedelijke gebieden. Dat beeld, meer vrijwilligers op het platteland en minder in de grote steden, geldt voor alle onderzoeksjaren.

Drie op de tien Nederlanders gaven aan zich in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek als vrijwilliger ingezet te hebben. Dit aandeel bleef vrij stabiel in de periode 2013–2018.

2.1.1 Vrijwilligers naar soort organisatie
2013201420152016201720182013/2018
Totaal49,148,048,749,748,547,648,6
Soort organisatie
Sportvereniging14,815,114,515,314,514,614,8
School11,110,811,511,611,310,211,1
Verzorging of verpleging8,68,68,39,58,68,88,8
Jeugd/buurthuiswerk/ leider van scouting8,18,38,58,28,58,78,4
Kerk, moskee/levensbeschouwelijke groepering8,37,78,17,67,47,67,8
Culturele verenigingen5,44,85,05,45,05,25,1
Wijk of buurt5,25,14,75,34,75,65,1
Hobby/ gezelligheidsverenigingen4,94,54,95,34,54,54,8
Vakbond of bedrijfsorganisatie2,52,42,12,82,22,22,3
Wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen2,02,11,92,01,82,22,0
Sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp1,81,71,82,01,91,91,9
Politieke partij of actiegroep1,31,41,41,51,21,31,3
Andere organisatie7,26,47,07,16,67,26,9
Afgelopen vier weken vrijwilliger 30,029,531,130,329,829,930,1
Uren per week (uren) 4,44,64,44,54,54,44,5

2.2 Vrijwilligers naar soort organisatie

Er bestaan grote verschillen in de mate waarin vrijwilligerswerk wordt gedaan voor organisaties of verenigingen (tabel 2.1.1). Het vaakst zetten mensen zich als vrijwilliger in voor sportverenigingen (15 procent), gevolgd door scholen (11 procent), verzorging en verpleging (9 procent), jeugdorganisaties (8 procent) en kerken en levensbeschouwelijke organisaties (8 procent). Daarna komen met 5 procent culturele verenigingen, organisaties ten behoeve van de wijk of buurt en hobby- en gezelligheidsverenigingen. Voor vakbonden en organisaties voor wonen en woonomstandigheden, politieke partijen en sociale hulpverlening zijn relatief weinig vrijwilligers actief. Dit beeld bleef in 2013–2018 redelijk constant: er zijn nauwelijks verschuivingen zichtbaar.

2.3 Tijd besteed aan vrijwilligerswerk

Gemiddeld besteden vrijwilligers in deze periode 4,5 uur per week aan vrijwilligerswerk.Het gemiddeld aantal uren schommelde tussen 4,4 en 4,6 maar de verschillen zijn niet statistisch significant. De tijd die aan vrijwilligerswerk wordt gespendeerd, varieert sterk. De grootste groep vrijwilligers, 35 procent, gaf in 2018 aan minder dan één uur per week vrijwilligerswerk te hebben verricht (figuur 2.3.1). Dit zijn mensen die een paar uur per jaar actief zijn als vrijwilliger. Een kwart is 1 tot 3 uur per week bezig en bijna een kwart 3 tot 8 uur. Een op de acht (13 procent) besteedt 8 tot 20 uur per week aan vrijwilligerswerk, en een kleine minderheid (4 procent) meer dan 20 uur.

2.3.1 Uren per week besteed aan vrijwilligerswerk, 2018
Uren Aandeel
Minder dan 1 uur34,9
1 tot 3 uur25,0
3 tot 8 uur23,0
8 tot 20 uur12,9
20 uur of meer4,2

Het gemiddeld aantal uren per week dat in 2018 vrijwilligerswerk wordt gedaan per soort organisatie is tabel 2.3.2 weergegeven. De meeste tijd wordt besteed aan sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp waar relatief weinig mensen vrijwilliger zijn: gemiddeld ruim 5 uur per week. Ook veel tijd gaat er naar activiteiten voor jeugdorganisaties (4,5 uur per week). Verder valt op dat aan vrijwilligerswerk dat veel wordt gedaan, zoals voor sportverenigingen en scholen, relatief weinig uren worden besteed. Voor sportclubs is een vrijwilliger gemiddeld 2,4 uur per week actief, en voor scholen is dat 1,4 uur. Daarnaast blijven activiteiten voor de wijk of buurt beperkt tot 2,1 uur per week.

2.3.2 Uren per week besteed aan vrijwilligerswerk naar soort organisatie, 2018
uren
Totaal4,4
Soort organisatie
Sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp5,1
Jeugd/buurthuiswerk/ leider van scouting4,5
Politieke partij of actiegroep3,7
Verzorging of verpleging3,4
Hobby/ gezelligheidsverenigingen3,0
Culturele verenigingen2,9
Vakbond of bedrijfsorganisatie2,8
Kerk, moskee/levensbeschouwelijke groepering2,7
Wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen2,5
Sportvereniging2,4
Wijk of buurt2,1
School1,4
Andere organisatie3,8