1. Inleiding
In Nederland is de overgrote meerderheid van de volwassenen tevreden met hun leven (StatLine, 2019). Toch zijn er regelmatig negatieve sentimenten in de samenleving merkbaar, bijvoorbeeld door demonstaties tegen kabinetsbeleid of stakingen, maar ook op sociale media uiten mensen hun onvrede over maatschappelijke kwesties. Het SCP (2019) geeft aan dat meer mensen pessimistisch zijn over hoe het met Nederland gaat dan dat mensen hier optimistisch over zijn. Dit roept de vraag op hoe het oordeel van mensen over de samenleving zich verhoudt tot de tevredenheid met hun eigen leven.
Naast uitingen over maatschappelijke kwesties en pessimisme kan het oordeel over de maatschappij ook uitgedrukt worden in de mate van onbehagen. Eerder onderzoek (Steenvoorden, 2015) omschrijft de kern van maatschappelijk onbehagen als de bezorgdheid van burgers over de staat van de samenleving, waarbij mensen een onbeheersbare verslechtering van de volgende vijf aspecten ervaren: het vertrouwen in menselijke capaciteiten, ideologie, politieke macht, gemeenschapszin en de sociaal economische positie. Steenvoorden (2015) vindt een zwak negatief verband tussen geluk en maatschappelijk onbehagen: als mensen niet zo gelukkig zijn, voelen zij iets vaker meer onbehagen.
Volgens Steenvoorden (2015) zijn persoonlijk welzijn en maatschappelijk onbehagen echter twee verschillende concepten waarbij het een niet noodzakelijkerwijs gerelateerd is aan het ander; mensen kunnen zeer gelukkig zijn met hun eigen leven en zich tegelijkertijd zorgen maken over de samenleving.
Dit artikel gaat in op de relatie tussen maatschappelijke sentimenten en subjectief welzijn. Om maatschappelijke sentimenten te meten, wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van drie aspecten, te weten: 1) de mening over maatschappelijke kwesties, 2) in welke mate men pessimistisch, danwel optimistisch is over de Nederlandse samenleving, en 3) in welke mate er sprake is van maatschappelijk onbehagen. Zowel bij de mening over maatschappelijke kwesties als bij onbehagen gaat het om een cognitieve evaluatie van specifieke aspecten van de samenleving. De mate van pessimisme of optimisme refereert aan een algemeen gevoel over hoe het gaat met Nederland (Steenvoorden, 2015).
Als maat voor subjectief welzijn is, anders dan in het onderzoek van Steenvoorden (2015), niet geluk, maar tevredenheid met het leven gekozen. Steenvoorden en Van der Meer(2017) relateren wel pessimisme aan de tevredenheid met het leven, maar maatschappelijk onbehagen brengt Steenvoorden (2015) in verband met geluk. In dit onderzoek worden alle drie de maatschappelijke sentimenten in verband gebracht met tevredenheid. De belangrijkste reden daarvoor is dat het bij tevredenheid om de cognitieve afweging gaat tussen positieve en negatieve aspecten van het leven (Diener, Suh, Lucas en Smith, 1999). Ook bij maatschappelijk onbehagen en bij de maatschappelijke kwesties gaat het om een dergelijke cognitieve afweging. Bij geluk gaat het meer om de affectieve kant van welzijn, een algemeen gevoel. Het ligt meer voor de hand om aspecten met elkaar in verband te brengen waarbij een vergelijkbare afweging gemaakt is. De reden dat ook pessimisme, ondanks dat het daarbij om een gevoelsmatige afweging gaat, eveneens met tevredenheid in verband wordt gebracht, is dat alle onderzochte sentimenten dan met dezelfde doelvariabele in verband worden gebracht.
De centrale onderzoeksvraag in dit artikel is: Hoe zijn (negatieve) sentimenten over de samenleving, uitgedrukt als de mate van pessimisme danwel optimisme over de samenleving, maatschappelijk onbehagen en de mening over maatschappelijke kwesties gerelateerd aan de tevredenheid met het eigen leven? Met andere woorden; zijn mensen minder vaak tevreden over hun leven naarmate zij negatiever zijn over Nederland? Of staat het oordeel over het eigen leven los van het de opvatting over de maatschappij?
Bij de beantwoording van deze vragen is ook gekeken naar de invloed van achtergrondkenmerken, zoals geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en migratieachtergrond. Ook is het de vraag of eventueel geconstateerde verbanden tussen de sentimenten en tevredenheid stand houden als rekening gehouden wordt met de gezondheid van mensen of verschillen in de inkomenssituatie van het huishouden. Zo is eerder geconstateerd dat de ervaren gezondheid een belangrijke factor is in relatie tot de tevredenheid met het leven (Van Beuningen en Kloosterman, 2011). Ook het huishoudensinkomen hangt samen met de tevredenheid met het leven, maar kan ook invloed hebben op maatschappelijk onbehagen, pessimisme of de mening over maatschappelijke kwesties (Van Beuningen en Kloosterman, 2011; Steenvoorden, 2015).
In paragraaf 2 worden de resultaten besproken en tot slot komen in paragraaf 3 de conclusies aan bod. Informatie over de gebruikte vraagstellingen, schaalconstructies en analyses is te vinden in de technische toelichting aan het eind van dit artikel.