Sentimenten over de samenleving en tevredenheid met het eigen leven
Over deze publicatie
In dit artikel wordt de relatie tussen sentimenten over de samenleving en de tevredenheid met het eigen leven onderzocht. Uit de resultaten blijkt dat het aandeel tevredenen onder degenen die negatief gestemd zijn over de maatschappij lager is dan onder degenen die positiever zijn. Toch zijn de verbanden tussen de sentimenten over de samenleving enerzijds en het eigen leven anderzijds niet sterk. Dit is een artikel in de CBS-reeks Statistische Trends.
1. Inleiding
In Nederland is de overgrote meerderheid van de volwassenen tevreden met hun leven (StatLine, 2019). Toch zijn er regelmatig negatieve sentimenten in de samenleving merkbaar, bijvoorbeeld door demonstaties tegen kabinetsbeleid of stakingen, maar ook op sociale media uiten mensen hun onvrede over maatschappelijke kwesties. Het SCP (2019) geeft aan dat meer mensen pessimistisch zijn over hoe het met Nederland gaat dan dat mensen hier optimistisch over zijn. Dit roept de vraag op hoe het oordeel van mensen over de samenleving zich verhoudt tot de tevredenheid met hun eigen leven.
Naast uitingen over maatschappelijke kwesties en pessimisme kan het oordeel over de maatschappij ook uitgedrukt worden in de mate van onbehagen. Eerder onderzoek (Steenvoorden, 2015) omschrijft de kern van maatschappelijk onbehagen als de bezorgdheid van burgers over de staat van de samenleving, waarbij mensen een onbeheersbare verslechtering van de volgende vijf aspecten ervaren: het vertrouwen in menselijke capaciteiten, ideologie, politieke macht, gemeenschapszin en de sociaal economische positie. Steenvoorden (2015) vindt een zwak negatief verband tussen geluk en maatschappelijk onbehagen: als mensen niet zo gelukkig zijn, voelen zij iets vaker meer onbehagen.
Volgens Steenvoorden (2015) zijn persoonlijk welzijn en maatschappelijk onbehagen echter twee verschillende concepten waarbij het een niet noodzakelijkerwijs gerelateerd is aan het ander; mensen kunnen zeer gelukkig zijn met hun eigen leven en zich tegelijkertijd zorgen maken over de samenleving.
Dit artikel gaat in op de relatie tussen maatschappelijke sentimenten en subjectief welzijn. Om maatschappelijke sentimenten te meten, wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van drie aspecten, te weten: 1) de mening over maatschappelijke kwesties, 2) in welke mate men pessimistisch, danwel optimistisch is over de Nederlandse samenleving, en 3) in welke mate er sprake is van maatschappelijk onbehagen. Zowel bij de mening over maatschappelijke kwesties als bij onbehagen gaat het om een cognitieve evaluatie van specifieke aspecten van de samenleving. De mate van pessimisme of optimisme refereert aan een algemeen gevoel over hoe het gaat met Nederland (Steenvoorden, 2015).
Als maat voor subjectief welzijn is, anders dan in het onderzoek van Steenvoorden (2015), niet geluk, maar tevredenheid met het leven gekozen. Steenvoorden en Van der Meer(2017) relateren wel pessimisme aan de tevredenheid met het leven, maar maatschappelijk onbehagen brengt Steenvoorden (2015) in verband met geluk. In dit onderzoek worden alle drie de maatschappelijke sentimenten in verband gebracht met tevredenheid. De belangrijkste reden daarvoor is dat het bij tevredenheid om de cognitieve afweging gaat tussen positieve en negatieve aspecten van het leven (Diener, Suh, Lucas en Smith, 1999). Ook bij maatschappelijk onbehagen en bij de maatschappelijke kwesties gaat het om een dergelijke cognitieve afweging. Bij geluk gaat het meer om de affectieve kant van welzijn, een algemeen gevoel. Het ligt meer voor de hand om aspecten met elkaar in verband te brengen waarbij een vergelijkbare afweging gemaakt is. De reden dat ook pessimisme, ondanks dat het daarbij om een gevoelsmatige afweging gaat, eveneens met tevredenheid in verband wordt gebracht, is dat alle onderzochte sentimenten dan met dezelfde doelvariabele in verband worden gebracht.
De centrale onderzoeksvraag in dit artikel is: Hoe zijn (negatieve) sentimenten over de samenleving, uitgedrukt als de mate van pessimisme danwel optimisme over de samenleving, maatschappelijk onbehagen en de mening over maatschappelijke kwesties gerelateerd aan de tevredenheid met het eigen leven? Met andere woorden; zijn mensen minder vaak tevreden over hun leven naarmate zij negatiever zijn over Nederland? Of staat het oordeel over het eigen leven los van het de opvatting over de maatschappij?
Bij de beantwoording van deze vragen is ook gekeken naar de invloed van achtergrondkenmerken, zoals geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en migratieachtergrond. Ook is het de vraag of eventueel geconstateerde verbanden tussen de sentimenten en tevredenheid stand houden als rekening gehouden wordt met de gezondheid van mensen of verschillen in de inkomenssituatie van het huishouden. Zo is eerder geconstateerd dat de ervaren gezondheid een belangrijke factor is in relatie tot de tevredenheid met het leven (Van Beuningen en Kloosterman, 2011). Ook het huishoudensinkomen hangt samen met de tevredenheid met het leven, maar kan ook invloed hebben op maatschappelijk onbehagen, pessimisme of de mening over maatschappelijke kwesties (Van Beuningen en Kloosterman, 2011; Steenvoorden, 2015).
In paragraaf 2 worden de resultaten besproken en tot slot komen in paragraaf 3 de conclusies aan bod. Informatie over de gebruikte vraagstellingen, schaalconstructies en analyses is te vinden in de technische toelichting aan het eind van dit artikel.
2. Resultaten
Met 86 procent waren in 2018 de meeste volwassenen in Nederland tevreden met hun leven. Wel zijn er wat verschillen tussen bevolkingsgroepen; hoogopgeleiden en mensen met een Nederlandse achtergrond zeggen vaker tevreden met het leven te zijn dan laagopgeleiden en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond (StatLine, 2019). Paragrafen 2.1 en 2.2 beantwoorden de vraag of de mate van tevredenheid samenhangt met hoe men tegenover de maatschappij staat. Paragraaf 2.1 gaat in op de mate van pessimisme onder de volwassen Nederlandse bevolking, het maatschappelijk onbehagen en de mening over de vijf maatschappelijke kwesties. Paragraaf 2.2 gaat in op het verband tussen deze drie sentimenten met de tevredenheid met het leven. In beide paragrafen wordt ook gekeken naar achtergrondkenmerken, zoals onderwijsniveau, inkomen en gezondheid.
2.1 4 op de 10 optimistisch over hoe het gaat met Nederland
In het algemeen is 41 procent van de volwassenen optimistisch over hoe het gaat met Nederland. Een vijfde van de volwassenen is hier pessimistisch over en 39 procent is niet optimistisch en niet pessimistisch.
Leeftijd | Optimistisch (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet optimistisch, niet pessimistisch (% personen van 18 jaar of ouder) | Pessimistisch (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|---|
Totaal | 41 | 39 | 20 |
18 tot 25 jaar | 51 | 35 | 15 |
25 tot 35 jaar | 44 | 38 | 17 |
35 tot 45 jaar | 45 | 37 | 18 |
45 tot 55 jaar | 38 | 41 | 21 |
55 tot 65 jaar | 37 | 38 | 25 |
65 tot 75 jaar | 33 | 42 | 25 |
75 jaar of ouder | 38 | 42 | 19 |
De mate van pessimisme wordt gemeten door middel van drie stellingen. Deze gaan over hoe het gaat met Nederland, of de toekomst er hoopvol uitziet en of het voor de meeste mensen eerder slechter dan beter wordt. Voor de aparte stellingen geldt dat een kwart het ermee oneens is dat de toekomst er hoopvol uitziet en bijna een derde is het eens met de stelling dat het voor veel mensen in Nederland eerder slechter dan beter wordt. Tot slot vindt 25 procent dat het een beetje de verkeerde kant op gaat met Nederland en 10 procent vindt dat het duidelijk de verkeerde kant op gaat. Uitgebreidere cijfers staan in Tabel 1 van Bijlage 2.
Mannen zijn iets vaker optimistisch dan vrouwen. Jongeren van 18 tot 25 jaar zijn vaker optimistisch dan ouderen; van de jongeren is 51 procent optimistisch en 15 procent pessimistisch. Vooral de 55- tot 75-jarigen zijn met bijna een kwart vaker pessimistisch, 37 procent van de 55- tot 65-jarigen is optimistisch en 33 procent van de 65- tot 75-jarigen. Daarnaast zijn laagopgeleiden vaker pessimistisch dan hoogopgeleiden, terwijl die laatste groep vaker optimistisch is. Van de laagopgeleiden is 29 procent pessimistisch, van de hoogopgeleiden is dat 13 procent. Onder de laagopgeleiden is ruim 3 op de 10 optimistisch, terwijl dit onder de hoogopgeleiden meer dan de helft is. Middelbaar opgeleiden zitten hier tussenin.
Deze verschillen worden niet verklaard doordat hoogopgeleiden gemiddeld jonger zijn dan laagopgeleiden.
Tot slot zijn mensen met een niet-westerse migratieachtergrond vaker optimistisch dan mensen met een Nederlandse achtergrond. Gedetailleerde cijfers zijn te vinden in Tabel 2 van Bijlage 2.
Opleidingsniveau | Optimistisch (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet optimistisch, niet pessimistisch (% personen van 18 jaar of ouder) | Pessimistisch (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|---|
Laag | 31 | 41 | 29 |
Middelbaar | 37 | 42 | 21 |
Hoog | 53 | 35 | 13 |
7 op de 10 vinden dat het in Nederland steeds meer ieder voor zich wordt
In totaal ervaart 19 procent van de volwassenen veel maatschappelijk onbehagen, 18 procent ervaart geen tot weinig onbehagen, en 63 procent zit daar tussenin met niet veel en niet weinig onbehagen.
Maatschappelijk onbehagen is gemeten door middel van 7 stellingen. Mensen geven vooral aan dat zij vinden dat er in Nederland steeds minder respect voor elkaar is en dat het steeds meer ieder voor zich wordt; 7 op de 10 zijn het hiermee eens. Daarnaast vindt iets meer dan de helft, 51 procent, dat de risico’s van technologische vooruitgang onderschat worden. Ook vinden 3 op de 10 dat we er in Nederland niet in slagen om grote problemen steeds beter op te lossen. Het percentage dat aangeeft niet te weten of zij het eens of oneens zijn met deze stellingen varieert van 2 tot 12 procent, waarbij de stelling dat er teveel macht naar Europa is overgedragen het hoogste aandeel ‘weet niet’ oplevert (zie ook Tabel 1 van Bijlage 2).
Stellingen | Mee eens (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet mee eens, niet mee oneens (% personen van 18 jaar of ouder) | Mee oneens (% personen van 18 jaar of ouder) | Weet niet (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|---|---|
Regering heeft een duidelijke visie over waar het met ons land naartoe moet | 19 | 32 | 38 | 11 |
In Nederland kunnen we grote problemen steeds beter oplossen | 23 | 37 | 30 | 10 |
In ons land is er voldoende aandacht voor mensen die het financieel minder hebben | 32 | 21 | 40 | 6 |
Nederland heeft te veel macht overgedragen aan Europa | 44 | 24 | 20 | 12 |
De risico’s van technologische vooruitgang worden onderschat | 51 | 22 | 17 | 10 |
Het wordt in Nederland steeds meer ieder voor zich | 70 | 17 | 10 | 3 |
In ons land gaan de mensen met steeds minder respect met elkaar om | 70 | 17 | 11 | 2 |
Van de verschillende bevolkingsgroepen ervaren laagopgeleiden met 29 procent relatief het vaakst een sterk gevoel van onbehagen. Bij hoogopgeleiden, en ook bij jongvolwassenen, is dit aandeel lager (11 procent). En ook mensen in de hoogste inkomensgroep ervaren minder vaak een sterk maatschappelijk onbehagen dan de lagere inkomensgroepen. Personen met een Nederlandse achtergrond ervaren wat vaker veel onbehagen dan personen met een niet-westerse migratieachtergrond. Er is hierin geen verschil tussen personen met een Nederlandse of westerse achtergrond en ook mannen en vrouwen hebben even vaak een sterk gevoel van onbehagen. Wel hebben mannen iets vaker geen of weinig onbehagen in vergelijking met vrouwen. Gedetailleerde resultaten zijn te vinden in Tabel 2 van Bijlage 2.
Criminaliteit en milieuvervuiling vaakst bestempeld als groot probleem
Criminaliteit en milieuvervuiling in Nederland worden van de genoemde vijf kwesties het
vaakst als een (heel) groot probleem bestempeld; respectievelijk 48 en 45 procent ziet
deze kwesties als een (heel) groot probleem. 28 procent vindt de mentaliteit van de
bevolking een (heel) groot probleem, 25 procent zegt de bevolkingsdichtheid een (heel)
groot probleem te vinden en over de multiculturele samenleving vindt 20 procent dat.
Het percentage dat deze kwesties geen probleem vindt, varieert per kwestie. Terwijl bijna
een derde aangeeft de multiculturele samenleving geen probleem te vinden, is dit aandeel
voor criminaliteit met 4 procent veel lager. Het percentage dat aangeeft niet te weten in
welke mate een kwestie een probleem vormt, schommelt tussen de 4 en 5 procent.
Maatschappelijke kwesties | (heel) Groot probleem (% personen van 18 jaar of ouder) | (klein) Probleem (% personen van 18 jaar of ouder) | Geen probleem (% personen van 18 jaar of ouder) | Weet niet (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|---|---|
Criminaliteit | 48 | 44 | 4 | 4 |
Milieuvervuiling | 45 | 45 | 5 | 4 |
Mentaliteit bevolking | 28 | 57 | 10 | 5 |
Bevolkingsdichtheid | 25 | 49 | 21 | 5 |
Multiculturele samenleving | 20 | 44 | 32 | 4 |
Wie vindt wat een groot probleem? De grootste verschillen bij het ervaren van een (heel) groot probleem zijn er bij criminaliteit; deze bezorgdheid is beduidend groter bij laagopgeleiden en naarmate men ouder is. Waar bijna 3 op de 10 18- tot 25-jarigen (29 procent) dit een groot probleem vinden, is dit onder 65-plussers twee derde. Van de laagopgeleiden vindt 64 procent dit een groot probleem, tegen 33 procent van de hoogopgeleiden. Ook de bevolkingsdichtheid en de multiculturele samenleving vinden ouderen en laagopgeleiden relatief vaak grote problemen. De multiculturele samenleving wordt ook door personen met een Nederlandse achtergrond relatief vaak als een groot probleem ervaren. Van hen vindt 21 procent dit, tegenover 9 procent van de personen met een niet-westerse migratieachtergrond.
Bij milieuvervuiling bestaat een meer gemêleerd beeld: 65-plussers zeggen ook dit vaker een groot probleem te vinden dan degenen jonger dan 55 jaar, maar ook vrouwen en hoogopgeleiden geven dit met ongeveer de helft wat vaker aan dan mannen en laagopgeleiden (beiden 42 procent). Ook mensen met een Nederlandse en niet-westerse achtergrond verschillen op dit punt; bijna de helft van de eerste groep vindt dit een (heel) groot probleem (48 procent), tegen bijna 1 op de 3 van de tweede groep (29 procent).
De mening over de mentaliteit van de bevolking verschilt minder tussen de verschillende
bevolkingsgroepen. Aanvankelijk vonden mensen met een Nederlandse achtergrond dat
vaker een (heel) groot probleem, maar na correctie voor andere achtergrondkenmerken
valt dit verschil weg.
Precieze cijfers staan in Tabel 3 van Bijlage 2.
2.2 Optimisten vaker tevreden met het leven dan pessimisten
Drie kwart van pessimisten toch tevreden met eigen leven
Bijna drie kwart van de mensen die pessimistisch zijn over hoe het met Nederland gaat, is wel tevreden met hun eigen leven. Dit is onder de optimisten ruim 9 op de 10. Van de groep die niet optimistisch en niet pessimistisch is, zegt 86 procent tevreden te zijn met hun leven. Ondanks dat de pessimisten minder tevreden zijn dan de optimistischer gestemden, is ook van hen toch de meerderheid tevreden over het leven. Dit beeld wordt bevestigd door de correlatie tussen de pessimismeschaal en de tevredenheidsschaal; deze is wel negatief maar niet sterk (Pearson’s r = –0,24).
De verschillen tussen de drie groepen in het aandeel dat tevreden is met het leven blijven bestaan als gecorrigeerd wordt voor demografische kenmerken, onderwijsniveau, inkomen en gezondheid. Ook als de continue schaal van pessimisme wordt bekeken in plaats van de indeling in drie groepen, blijft het verband na correctie negatief en significant.
Pessimisme | Ontevreden met het leven (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet tevreden, niet ontevreden met het leven (% personen van 18 jaar of ouder) | Tevreden met het leven (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|---|
Optimistisch | 1 | 8 | 91 |
Niet optimistisch, niet pessimistisch | 2 | 13 | 86 |
Pessimistisch | 6 | 19 | 74 |
Met sterk maatschappelijk onbehagen minder vaak tevreden met het leven
Voor maatschappelijk onbehagen tekent zich eenzelfde beeld af als bij de mate van pessimisme, al zijn de verschillen in tevredenheid hier iets minder groot. Van de groep met veel maatschappelijk onbehagen, is 77 procent tevreden met het leven. Van degenen die weinig of geen onbehagen ervaren, is dit 91 procent. Ook hier blijkt dat het merendeel van de negatiever gestemden over de maatschappij nog steeds tevreden is met het eigen leven. En ook hier wordt dat bevestigd door een zwakke negatieve correlatie tussen de continue schalen van onbehagen en tevredenheid (Pearson’s r = –0,18).
Het verband tussen tevredenheid met het leven en het gevoel van onbehagen blijft bestaan als gecorrigeerd wordt voor de achtergrondvariabelen. Wel blijkt (ook na correctie) dat het verband tussen de mate van pessimisme en het aandeel dat tevreden is met het leven sterker is dan het verband tussen onbehagen en aandeel tevredenen.
De grootste verschillen in tevredenheid met het leven zijn te zien bij de volgende onderliggende stellingen van onbehagen: in Nederland kunnen we problemen steeds beter oplossen, de regering heeft een duidelijke visie, het wordt in Nederland steeds meer ieder voor zich en er is voldoende aandacht voor degenen die het financieel minder hebben. Van degenen die vinden dat er in Nederland voldoende aandacht is voor degenen die het financieel minder hebben, is 90 procent tevreden met het leven. Van degenen die het hiermee oneens zijn, is 82 procent tevreden.
Mate onbehagen | Ontevreden met het leven (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet tevreden, niet ontevreden met het leven (% personen van 18 jaar of ouder) | Tevreden met het leven (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|---|
Geen of weinig onbehagen | 1 | 8 | 91 |
Gemiddeld onbehagen | 2 | 11 | 87 |
Veel onbehagen | 5 | 18 | 77 |
Minder vaak tevreden met het leven als maatschappelijke kwesties als (heel)groot probleem worden ervaren
Ook bij de maatschappelijke kwesties zijn degenen die een kwestie als een (heel) groot probleem zien, minder vaak tevreden met het leven dan degenen die een kwestie niet als een (heel) groot probleem zien. Voor criminaliteit wordt dat verschil verklaard door achtergrondkenmerken, zoals onderwijsniveau, ervaren gezondheid en inkomen. Voor de overige kwesties blijft het verschil ook na correctie voor deze achtergrondkenmerken bestaan.
Het verschil is het grootst bij de mentaliteit van de bevolking; 81 procent van degenen die dit als een (heel) groot probleem zien, is tevreden met het leven, terwijl 88 procent van degenen die dit niet als een (heel) groot probleem zien tevreden zijn. Bij de andere maatschappelijke kwesties zijn de verschillen kleiner dan 5 procentpunt. Het aandeel mensen dat tevreden is met het eigen leven is bij de mensen die een kwestie als (heel) groot probleem zien (met 81 procent of hoger) nog steeds hoog. Ook de vijf maatschappelijke kwesties laten geen sterke relatie met tevredenheid zien; de correlaties met tevredenheid zijn voor de aparte stellingen nog lager dan bij pessimisme en onbehagen (Spearman’s rho van –0,04 tot –0,10). Alle correlaties zijn statistisch significant (p<0,01).
Ook na correctie voor achtergrondvariabelen blijven de, weliswaar beperkte, verschillen tussen degenen die de afzonderlijke stellingen als een (heel) groot probleem ervaren en degenen die dat niet doen bestaan.
Cijfers over de bivariate relaties besproken in deze paragraaf zijn te vinden in Tabel 4 en Tabel 5 in Bijlage 2.
3. Conclusie
Uit de resultaten blijkt dat mensen die pessimistisch zijn over Nederland of een sterk gevoel van maatschappelijke onbehagen hebben, ook minder vaak tevreden zijn over hun eigen leven dan degenen die dit niet vinden. Toch is het verband tussen de scores op de schalen voor onbehagen en pessimisme enerzijds en op de schaal voor tevredenheid met het leven anderzijds, uitgedrukt in correlaties, niet heel sterk. Dit heeft deels te maken met het feit dat in Nederland het overgrote deel van de inwoners tevreden is met zijn of haar leven en hier dus relatief weinig spreiding in is. Er is maar een kleine groep ontevreden met het leven.
De, weliswaar beperkte, verschillen in tevredenheid tussen degenen die een negatievere kijk hebben op de maatschappij ten opzichte van degenen die optimistischer ten opzichte van de maatschappij staan, worden niet verklaard door demografische kenmerken, ervaren gezondheid en huishoudensinkomen. Het is dus niet zo dat het verband tussen de sentimenten en tevredenheid met het leven verdwijnt als bijvoorbeeld gezondheid wordt meegenomen. De ervaren gezondheid is dus niet de onderliggende factor die zowel tevredenheid met het leven als de sentimenten over de samenleving beïnvloedt.
Het huidige onderzoek gaat niet in op de onderliggende verklaringen voor het relatief zwakke verband tussen de onderzochte maatschappelijke sentimenten en tevredenheid met het leven. Echter, ook Steenvoorden en Van der Meer (2017) vinden geen sterk verband tussen pessimisme en tevredenheid met het leven. Zij dragen daar twee verklaringen voor aan. De eerste verklaring is volgens hen de algemene neiging van mensen om voor zichzelf betere dingen dan voor de gemiddelde persoon te verwachten en de tweede verklaring is het effect van de media om vooral te focussen op negatieve gebeurtenissen die met name de mening over de samenleving beïnvloeden, maar niet zo zeer de mening over het eigen leven (Steenvoorden en Van der Meer, 2017; Whitman, 1998).
Uit dit onderzoek kan overigens niet worden vastgesteld of sterkere negatieve sentimenten uitmonden in minder tevredenheid met het leven of dat minder tevredenheid met het leven zorgt voor sterkere negatieve sentimenten.
Referenties
Beuningen, J. van, K. van der Houwen en L. Moonen (2014). Measuring well-being. An analysis of different response scales. CBS, Den Haag/Heerlen, discussion paper.
Beuningen, J. van, en R. Kloosterman (2011). Subjectief welzijn: welke factoren spelen een rol? Bevolkingstrends, 59 (4e kwartaal).
Diener, E., E., M. Suh, R. E. Lucas en H. L. Smith (1999). Subjective well-being: three decades of progress. Psychological Bulletin, 125(2), 276-302.
Hair, J. F., Jr., R.E. Anderson, R. L. Tatham en W. C. Black (1998). Multivariate data analysis with readings, (5e ed.). Prentice-Hall, Englewood Cliffs, NJ.
SCP (2019). Burgerperspectieven 2019, 2. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag.
Steenvoorden, E. H. (2015). A general discontent disentangled: a conceptual and empirical framework for societal unease. Social Indicators Research, 124.
Steenvoorden, E. H., en T. W. G. van der Meer (2017). Continent of pessimism or continent of realism? A multilevel study into the impact of macro-economic outcomes and political institutions on societal pessimism, European Union 2006–2012. International Journal of Comparative Sociology, 58 (3).
Whitman, D. (1998). The Optimism Gap: The I’M Ok – They’re Not Syndrome and the Myth of American Decline. Walker and Company, New York.
StatLine
StatLine (2019). Welzijn; kerncijfers, persoonskenmerken.
Technische toelichting
Vraagstellingen en schaalconstructies
Mate van pessimisme
De schaal voor het meten van de mate van pessimisme bestaat uit de volgende drie indicatoren, welke gebaseerd zijn op Steenvoorden (2015):
1. Hoe vindt u dat het over het algemeen gaat met Nederland? Antwoordmogelijkheden zijn: 1) duidelijk de goede kant op, 2) een beetje de goede kant op, 3) een beetje de verkeerde kant op, 4) duidelijk de verkeerde kant op en 5) weet ik niet.
2. Zoals de zaken er nu voor staan, ziet de toekomst er hoopvol uit. Antwoordmogelijkheden zijn 1) helemaal mee eens, 2) mee eens, 3) niet mee eens, niet mee oneens, 4) mee oneens, 5) helemaal mee oneens en 6) weet ik niet.
3. Voor de meeste mensen in Nederland wordt het leven eerder slechter dan beter. Antwoordmogelijkheden zijn hetzelfde als bij de voorgaande vraag.
Mensen die geen antwoord geven op de vragen (ongeveer 4 procent voor alle drie de stellingen) zijn bij de analyses buiten beschouwing gelaten. Mensen die ‘weet ik niet’ hebben geantwoord zijn wel meegenomen bij de analyses van de losse stellingen. Bij de constructie van de schaal voor de mate van pessimisme zijn degenen die op alle drie de stellingen ‘weet ik niet’ hebben geantwoord buiten beschouwing gelaten. Dit antwoord kan niet vertaald worden in een numerieke score; mensen die niet weten of zij pessimistisch zijn of niet, scoren niet logischerwijs hoger of lager dan de optimisten of de pessimisten. In totaal betrof dit 3,9 procent van de respondenten.
De vraag of het leven beter wordt voor de meeste mensen is gehercodeerd, zodat een hogere score een hogere mate van pessimisme inhoudt. De drie indicatoren worden samengevoegd tot een gemiddelde score. Daarvoor worden de drie indicatoren apart lineair getransformeerd tot antwoordschalen van 1 tot en met 10 zodat de antwoordschalen vergelijkbaar worden. Principale componenten analyse laat zien dat de drie indicatoren samen één component vormen. Daarnaast laat betrouwbaarheidsanalyse zien dat de drie indicatoren voldoende met elkaar samenhangen om samengevoegd te worden (Cronbach’s alpha = 0,78). Omdat de stellingen onderling hoog gecorreleerd zijn (Spearman’s Rho is 0,5 of 0,6) en een hoge waarde van Cronbach’s alpha hebben, worden ze gezien als uitwisselbaar. Respondenten die op minimaal één van de stellingen hebben geantwoord, worden daarom meegenomen voor de schaalconstructie.
Bovenstaande schaalconstructie resulteert in een score van 1 tot en met 10 voor de mate van pessimisme, waarbij een hogere score voor een hogere mate van pessimisme staat. Voor de univariate en bivariate analyses worden drie categorieën onderscheiden:1) optimistisch (score 1 tot 5), 2) niet optimistisch en niet pessimistisch (score 5 tot 7) en 3) pessimistisch (score 7 t/m 10). De schaal wordt als continue variabele gebruikt in de correlatie analyses.
Maatschappelijk onbehagen
Om maatschappelijk onbehagen te meten, wordt een bestaande schaal als basis gebruikt (Steenvoorden, 2015). De vraagstellingen zijn op basis van vragenlijsttesten door het vragenlab van het CBS enigszins aangepast. De oorspronkelijke en de aangepaste vraagstellingen zijn te vinden in Bijlage 1. Een van de oorspronkelijke stellingen is komen te vervallen, omdat een groot deel van de respondenten bij testinterviews aangaf moeite te hebben om een antwoord te kiezen bij deze stelling. Dit betrof de stelling ‘De regering in Nederland heeft steeds minder te vertellen over voorzieningen die belangrijk zijn voor burgers’. De resulterende schaal is opgebouwd uit de volgende zeven stellingen:
1. In Nederland kunnen we grote problemen steeds beter oplossen.
2. De risico’s van technologische vooruitgang worden onderschat.
3. De regering in Nederland heeft een duidelijke visie over waar het met ons land naar toe moet.
4. Nederland heeft te veel macht overgedragen aan Europa.
5. In ons land gaan de mensen met steeds minder respect met elkaar om.
6. Het wordt in Nederland steeds meer ieder voor zich.
7. In ons land is er voldoende aandacht voor mensen die het financieel minder hebben.
De antwoordmogelijkheden voor alle stellingen zijn 1) helemaal mee eens, 2) mee eens, 3) niet mee eens, niet mee oneens, 4) mee oneens, 5) helemaal mee oneens en 6) weet ik niet. Mensen die geen antwoord geven op de stellingen (tussen de 3 en 5 procent per stelling) zijn bij de analyses buiten beschouwing gelaten. Ook hier zijn de ‘weet ik niet’ antwoorden wel meegenomen bij de analyses van de afzonderlijke stellingen, maar buiten beschouwing gelaten voor de schaalconstructie. Stellingen 1, 3, en 7 zijn positief geformuleerd en de overige stellingen negatief. De negatief geformuleerde stellingen zijn gehercodeerd voor de schaalconstructie, zodat een hogere score meer maatschappelijk onbehagen aangeeft.
Bij maximaal drie ontbrekende antwoorden wordt een score op maatschappelijk onbehagen berekend als het gemiddelde van de overige antwoorden van de desbetreffende respondent. Bij meer dan drie ontbrekende antwoorden krijgt de respondent geen score. In totaal valt hierdoor 8,0 procent van de respondenten af. Cronbach’s alpha op basis van de zeven stellingen is 0,66. Dit ligt boven de grenswaarde van 0,6 die door Hair et al. (1998) wordt gebruikt voor een voldoende schaal, maar onder de grenswaarde van 0,7 voor een goede schaal (Hair et al., 1998). Principale Componenten Analyse toont aan dat de positief en negatief geformuleerde vraagstellingen ieder op een aparte component laden. Omdat deze componenten conceptueel niet verschillend zijn, worden alle indicatoren samengevoegd tot een gemiddelde score. De resulterende schaal loopt van 1 tot en met 5, waarbij een hogere score een hogere mate van onbehagen betekent. Voor sommige analyses wordt deze schaal ingedikt tot drie categorieën, namelijk 1) laag onbehagen (score 1 tot 3), 2) gemiddeld onbehagen (score 3 tot 4) en 3) sterk onbehagen (score 4 of hoger). Deze indikking is ook door Steenvoorden (2015) gebruikt. De continue schaal wordt net als de continue schaal bij pessimisme gebruikt in de correlatie analyses.
Maatschappelijke kwesties
Respondenten zijn gevraagd naar hun mening over de volgende maatschappelijke kwesties in Nederland: criminaliteit, de bevolkingsdichtheid, de multiculturele samenleving, de mentaliteit van de bevolking en milieuvervuiling. Mensen konden aangeven of ze deze kwesties als een probleem ervaren met de antwoordcategorieën: 1) geen probleem,2) een klein probleem, 3) geen klein, maar ook geen groot probleem, 4) een groot probleem, 5) een heel groot probleem en 6) weet ik niet. Omdat het hier om op zichzelf staande kwesties gaat, worden de antwoorden op deze vragen afzonderlijk beschreven en niet samengevoegd tot een schaal.
Respondenten die een vraag niet hebben beantwoord, zijn buiten beschouwing gelaten. Het ging bij de verschillende kwesties om 3 tot 4 procent van de respondenten. Voor de beschrijving van de resultaten zijn de categorieën ingedikt tot geen probleem (score 1), een (klein) probleem (score 2 t/m 3), een (heel) groot probleem (score 4 t/m 5) en de groep die zegt het niet te weten.
Tevredenheid met het leven
Tevredenheid met het leven wordt door middel van één vraag gemeten: Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u tevreden bent met het leven dat u nu leidt? Een 1 staat voor volledig ontevreden en 10 voor volledig tevreden. Een score van 1 tot en met 4 wordt geclassificeerd als ontevreden, een score van 5 of 6 als niet tevreden, niet ontevreden en een score van 7 of hoger als tevreden (Van Beuningen et al., 2014). Ook hier zijn degenen die geen antwoord geven (4 procent) buiten beschouwing gelaten.
Analyses
Alleen significante bivariate verbanden worden besproken in dit artikel (p < 0,05). De verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn daarnaast multivariaat getoetst door middel van logistische regressieanalyses met correctie voor geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, hoogst behaald onderwijsniveau, gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen (in kwartielen) en ervaren gezondheid.
Ook de relatie tussen sentimenten over de samenleving enerzijds en tevredenheid met het eigen leven anderzijds, is onderzocht door logistische regressieanalyses. Hierbij wordt het aandeel dat tevreden is (score 7 of hoger) afgezet tegen de rest. Om na te gaan hoe het verband van de afzonderlijke sentimenten met de tevredenheid op de gebruikte schaal van 1 tot 10 eruitziet, zijn aanvullend ook correlaties berekend.
Met meervoudige logistische regressie analyses is gekeken naar mogelijke beïnvloedende factoren in de toetsing van de verbanden. Naast demografische achtergrondkenmerken als geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en migratieachtergrond, zijn daarbij ook de ervaren gezondheid en het huishoudensinkomen meegenomen. Het is de vraag of eventueel geconstateerde verbanden tussen de sentimenten en tevredenheid stand houden als rekening gehouden wordt met de gezondheid van mensen of verschillen in de inkomenssituatie. Als dit het geval is, wordt dit besproken in het artikel.
Tot slot zijn de correlaties tussen de (schalen van de) sentimenten onderling en de sentimenten enerzijds en de (schaal van) tevredenheid met het leven anderzijds berekend.
Bijlagen
Bijlage 1: vraagstellingen maatschappelijk onbehagen
Steenvoorden (2015) | CBS S&W (2018) | |
---|---|---|
We zijn als samenleving steeds beter in staat om grote problemen op te lossen. | In Nederland kunnen we grote problemen steeds beter oplossen. | |
De risico’s van technologische vooruitgang worden onderschat | De risico’s van technologische vooruitgang worden onderschat. | |
Het ontbreekt de Nederlandse politiek aan een visie waar het met ons land heen moet. | De regering in Nederland heeft een duidelijke visie over waar het met ons land naartoe moet. | |
De politiek in Den Haag heeft te veel macht overgedragen aan Europa. | Nederland heeft te veel macht overgedragen aan Europa. | |
In ons land gaan de mensen met steeds minder respect met elkaar om. | In ons land gaan de mensen met steeds minder respect met elkaar om. | |
Het wordt in Nederland steeds meer ieder voor zich. | Het wordt in Nederland steeds meer ieder voor zich. | |
In ons land is er te weinig aandacht voor mensen die het minder hebben. | In ons land is er voldoende aandacht voor mensen die het financieel minder hebben. | |
De politiek in Den Haag heeft steeds minder te vertellen over voorzieningen die belangrijk zijn voor burgers. | - | |
Het CBS heeft drie stellingen positief geformuleerd (stelling 1, 3, en 7) en vier negatief (stelling 2, 4, 5, en 6) om te voorkomen dat respondenten automatisch hetzelfde antwoord geven op alle stellingen. |
Bijlage 2: Kerncijfertabellen
Duidelijk de goede kant op | Een beetje de goede kant op | Een beetje de verkeerde kant op | Duidelijk de verkeerde kant op | Weet ik niet | Helemaal mee eens | Mee eens | Niet mee eens, niet mee oneens | Mee oneens | Helemaal mee oneens | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
% personen | ||||||||||
Mate van pessimisme (stellingen) | ||||||||||
Hoe vindt u dat het over het algemeen gaat met Nederland? | 14 | 42 | 25 | 10 | 8 | |||||
Zoals de zaken er nu voor staan, ziet de toekomst er hoopvol uit. | 7 | 3 | 30 | 35 | 20 | 5 | ||||
Voor de meeste mensen in Nederland wordt het leven eerder slechter dan beter. | 8 | 6 | 26 | 28 | 28 | 5 | ||||
Maatschappelijk onbehagen (stellingen) | ||||||||||
In Nederland kunnen we grote problemen steeds beter oplossen. | 10 | 2 | 21 | 37 | 24 | 5 | ||||
De risico’s van technologische vooruitgang worden onderschat. | 10 | 10 | 41 | 22 | 14 | 3 | ||||
De regering in Nederland heeft een duidelijke visie over waar het met ons land naartoe moet. | 11 | 1 | 18 | 32 | 28 | 10 | ||||
Nederland heeft te veel macht overgedragen aan Europa. | 12 | 13 | 31 | 24 | 17 | 4 | ||||
In ons land gaan de mensen met steeds minder respect met elkaar om. | 2 | 18 | 52 | 17 | 10 | 1 | ||||
Het wordt in Nederland steeds meer ieder voor zich. | 3 | 17 | 53 | 17 | 9 | 1 | ||||
In ons land is er voldoende aandacht voor mensen die het financieel minder hebben. | 6 | 4 | 27 | 21 | 31 | 10 | ||||
Bron: Sociale samenhang en Welzijn, 2018 |
Mate van pessimisme (schaal) | Maatschappelijk onbehagen (schaal) | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Optimistisch | Niet optimistisch, niet pessimistisch | Pessimistisch | Laag | Gemiddeld | Hoog | |
% personen | ||||||
Totaal | 41 | 39 | 20 | 18 | 63 | 19 |
Geslacht | ||||||
man | 43 | 37 | 20 | 20 | 61 | 19 |
vrouw | 39 | 41 | 20 | 16 | 65 | 19 |
Leeftijd | ||||||
18 tot 25 jaar | 51 | 35 | 15 | 29 | 61 | 11 |
25 tot 35 jaar | 44 | 38 | 17 | 24 | 60 | 16 |
35 tot 45 jaar | 45 | 37 | 18 | 22 | 62 | 17 |
45 tot 55 jaar | 38 | 41 | 21 | 16 | 64 | 20 |
55 tot 65 jaar | 37 | 38 | 25 | 13 | 65 | 22 |
65 tot 75 jaar | 33 | 42 | 25 | 12 | 63 | 25 |
75 jaar en ouder | 38 | 42 | 19 | 11 | 69 | 20 |
Hoogst behaald onderwijsniveau | ||||||
laag | 31 | 41 | 29 | 11 | 60 | 29 |
middelbaar | 37 | 42 | 21 | 15 | 66 | 19 |
hoog | 53 | 35 | 13 | 26 | 63 | 11 |
Migratieachtergrond | ||||||
Nederlands | 39 | 40 | 21 | 16 | 64 | 20 |
westers | 45 | 35 | 20 | 22 | 60 | 18 |
niet-westers | 46 | 36 | 17 | 26 | 61 | 14 |
Bron: Sociale samenhang en Welzijn, 2018 |
Geen probleem | Een klein probleem | Geen klein, maar ook geen groot probleem | Een groot probleem | Een heel groot probleem | Weet ik niet | |
---|---|---|---|---|---|---|
% personen | ||||||
Totaal | 4 | 19 | 26 | 40 | 9 | 4 |
Geslacht | ||||||
man | 5 | 20 | 26 | 38 | 9 | 3 |
vrouw | 3 | 17 | 26 | 41 | 8 | 5 |
Leeftijd | ||||||
18 tot 25 jaar | 6 | 29 | 32 | 25 | 5 | 4 |
25 tot 35 jaar | 5 | 22 | 33 | 28 | 6 | 5 |
35 tot 45 jaar | 4 | 22 | 29 | 34 | 7 | 4 |
45 tot 55 jaar | 4 | 18 | 26 | 39 | 8 | 4 |
55 tot 65 jaar | 3 | 14 | 24 | 46 | 10 | 3 |
65 tot 75 jaar | 2 | 13 | 17 | 52 | 14 | 3 |
75 jaar of ouder | 2 | 11 | 15 | 56 | 11 | 4 |
Hoogst behaald onderwijsniveau | ||||||
laag | 3 | 12 | 16 | 50 | 14 | 4 |
middelbaar | 3 | 18 | 25 | 42 | 9 | 3 |
hoog | 4 | 25 | 34 | 29 | 5 | 3 |
Migratieachtergrond | ||||||
Nederlands | 3 | 18 | 26 | 41 | 9 | 3 |
westers | 6 | 21 | 26 | 35 | 8 | 4 |
niet-westers | 8 | 20 | 23 | 32 | 8 | 10 |
Bron: Sociale samenhang en Welzijn, 2018. |
Geen probleem | Een klein probleem | Geen klein, maar ook geen groot probleem | Een groot probleem | Een heel groot probleem | Weet ik niet | |
---|---|---|---|---|---|---|
% personen | ||||||
Totaal | 21 | 22 | 27 | 20 | 5 | 5 |
Geslacht | ||||||
man | 22 | 22 | 27 | 19 | 6 | 4 |
vrouw | 20 | 21 | 28 | 21 | 4 | 6 |
Leeftijd | ||||||
18 tot 25 jaar | 29 | 22 | 25 | 15 | 3 | 6 |
25 tot 35 jaar | 24 | 21 | 29 | 17 | 3 | 5 |
35 tot 45 jaar | 24 | 21 | 26 | 18 | 4 | 5 |
45 tot 55 jaar | 17 | 23 | 29 | 22 | 4 | 5 |
55 tot 65 jaar | 21 | 22 | 27 | 21 | 5 | 4 |
65 tot 75 jaar | 16 | 21 | 30 | 22 | 7 | 4 |
75 jaar of ouder | 17 | 21 | 22 | 25 | 7 | 8 |
Hoogst behaald onderwijsniveau | ||||||
laag | 19 | 19 | 24 | 22 | 7 | 8 |
middelbaar | 21 | 22 | 29 | 20 | 4 | 4 |
hoog | 22 | 25 | 28 | 19 | 4 | 2 |
Migratieachtergrond | ||||||
Nederlands | 19 | 23 | 28 | 21 | 5 | 4 |
westers | 20 | 22 | 26 | 21 | 5 | 5 |
niet-westers | 36 | 14 | 23 | 12 | 2 | 13 |
Bron: Sociale samenhang en Welzijn, 2018. |
Geen probleem | Een klein probleem | Geen klein, maar ook geen groot probleem | Een groot probleem | Een heel groot probleem | Weet ik niet | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
% personen | |||||||
Totaal | 32 | 21 | 24 | 15 | 5 | 4 | |
Geslacht | |||||||
man | 31 | 21 | 24 | 16 | 6 | 3 | |
vrouw | 34 | 21 | 24 | 14 | 4 | 5 | |
Leeftijd | |||||||
18 tot 25 jaar | 47 | 18 | 18 | 11 | 3 | 4 | |
25 tot 35 jaar | 42 | 17 | 23 | 11 | 4 | 3 | |
35 tot 45 jaar | 33 | 21 | 23 | 15 | 5 | 3 | |
45 tot 55 jaar | 30 | 21 | 26 | 14 | 5 | 3 | |
55 tot 65 jaar | 28 | 22 | 26 | 17 | 5 | 3 | |
65 tot 75 jaar | 23 | 22 | 27 | 18 | 7 | 4 | |
75 jaar of ouder | 23 | 24 | 23 | 18 | 4 | 8 | |
Hoogst behaald onderwijsniveau | |||||||
laag | 26 | 19 | 23 | 18 | 7 | 7 | |
middelbaar | 31 | 20 | 25 | 16 | 5 | 3 | |
hoog | 38 | 22 | 24 | 10 | 3 | 2 | |
Migratieachtergrond | |||||||
Nederlands | 29 | 22 | 25 | 16 | 5 | 3 | |
westers | 35 | 18 | 23 | 15 | 5 | 4 | |
niet-westers | 52 | 14 | 19 | 6 | 2 | 6 | |
Bron: Sociale samenhang en Welzijn, 2018. |
Geen probleem | Een klein probleem | Geen klein, maar ook geen groot probleem | Een groot probleem | Een heel groot probleem | Weet ik niet | |
---|---|---|---|---|---|---|
% personen | ||||||
Totaal | 10 | 25 | 31 | 24 | 4 | 5 |
Geslacht | ||||||
man | 11 | 25 | 32 | 23 | 5 | 4 |
vrouw | 9 | 25 | 31 | 26 | 4 | 6 |
Leeftijd | ||||||
18 tot 25 jaar | 13 | 25 | 31 | 19 | 4 | 8 |
25 tot 35 jaar | 11 | 24 | 31 | 23 | 5 | 6 |
35 tot 45 jaar | 11 | 27 | 27 | 25 | 5 | 5 |
45 tot 55 jaar | 9 | 24 | 32 | 26 | 5 | 3 |
55 tot 65 jaar | 9 | 25 | 32 | 26 | 4 | 4 |
65 tot 75 jaar | 7 | 26 | 35 | 25 | 4 | 4 |
75 jaar of ouder | 12 | 26 | 32 | 22 | 2 | 7 |
Hoogst behaald onderwijsniveau | ||||||
laag | 10 | 23 | 31 | 25 | 5 | 7 |
middelbaar | 10 | 24 | 33 | 26 | 4 | 4 |
hoog | 10 | 30 | 31 | 22 | 4 | 3 |
Migratieachtergrond | ||||||
Nederlands | 8 | 26 | 32 | 26 | 4 | 4 |
westers | 16 | 23 | 30 | 23 | 3 | 5 |
niet-westers | 19 | 22 | 26 | 15 | 4 | 13 |
Bron: Sociale samenhang en Welzijn, 2018 |
Geen probleem | Een klein probleem | Geen klein, maar ook geen groot probleem | Een groot probleem | Een heel groot probleem | Weet ik niet | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
% personen | |||||||
Totaal | 5 | 19 | 26 | 37 | 8 | 4 | |
Geslacht | |||||||
man | 7 | 20 | 28 | 34 | 8 | 3 | |
vrouw | 4 | 17 | 25 | 41 | 8 | 5 | |
Leeftijd | |||||||
18 tot 25 jaar | 6 | 19 | 28 | 33 | 10 | 5 | |
25 tot 35 jaar | 7 | 21 | 25 | 33 | 9 | 5 | |
35 tot 45 jaar | 6 | 20 | 25 | 36 | 8 | 4 | |
45 tot 55 jaar | 6 | 19 | 27 | 36 | 7 | 4 | |
55 tot 65 jaar | 5 | 18 | 28 | 40 | 6 | 3 | |
65 tot 75 jaar | 4 | 17 | 25 | 44 | 7 | 3 | |
75 jaar of ouder | 3 | 17 | 23 | 43 | 7 | 6 | |
Hoogst behaald onderwijsniveau | |||||||
laag | 7 | 19 | 26 | 35 | 7 | 6 | |
middelbaar | 6 | 19 | 27 | 37 | 7 | 4 | |
hoog | 4 | 18 | 25 | 41 | 10 | 2 | |
Migratieachtergrond | |||||||
Nederlands | 4 | 18 | 26 | 40 | 8 | 3 | |
westers | 8 | 21 | 25 | 33 | 8 | 5 | |
niet-westers | 15 | 21 | 25 | 24 | 5 | 10 | |
Bron: Sociale samenhang en Welzijn, 2018 |
Ontevreden | Niet ontevreden, niet tevreden | Tevreden | |
% personen | |||
Mate van pessimisme (schaal) | |||
Optimistisch | 1 | 8 | 91 |
Niet optimistisch, niet pessimistisch | 2 | 13 | 86 |
Pessimistisch | 6 | 19 | 74 |
Maatschappelijk onbehagen (schaal) | |||
Laag | 1 | 8 | 91 |
Gemiddeld | 2 | 11 | 87 |
Hoog | 5 | 18 | 77 |
Maatschappelijke kwesties | |||
Criminaliteit | |||
Geen probleem | 2 | 12 | 86 |
Een klein probleem | 2 | 9 | 89 |
Geen klein, maar ook geen groot probleem | 2 | 12 | 86 |
Een groot probleem | 2 | 12 | 86 |
Een heel groot probleem | 6 | 14 | 80 |
Weet ik niet | 6 | 14 | 80 |
Bevolkingsdichtheid | |||
Geen probleem | 2 | 12 | 86 |
Een klein probleem | 2 | 11 | 88 |
Geen klein, maar ook geen groot probleem | 2 | 11 | 87 |
Een groot probleem | 2 | 13 | 85 |
Een heel groot probleem | 7 | 13 | 79 |
Weet ik niet | 5 | 16 | 79 |
Multiculturele samenleving | |||
Geen probleem | 2 | 12 | 86 |
Een klein probleem | 2 | 11 | 87 |
Geen klein, maar ook geen groot probleem | 2 | 11 | 88 |
Een groot probleem | 3 | 14 | 83 |
Een heel groot probleem | 6 | 15 | 80 |
Weet ik niet | 5 | 13 | 82 |
Mentaliteit van de bevolking | |||
Geen probleem | 2 | 10 | 88 |
Een klein probleem | 2 | 10 | 88 |
Geen klein, maar ook geen groot probleem | 2 | 10 | 88 |
Een groot probleem | 3 | 14 | 83 |
Een heel groot probleem | 5 | 21 | 73 |
Weet ik niet | 5 | 13 | 82 |
Milieuvervuiling | |||
Geen probleem | 4 | 11 | 85 |
Een klein probleem | 2 | 10 | 88 |
Geen klein, maar ook geen groot probleem | 2 | 11 | 87 |
Een groot probleem | 2 | 12 | 86 |
Een heel groot probleem | 4 | 18 | 78 |
Weet ik niet | 5 | 13 | 83 |
Bron: Sociale samenhang en Welzijn, 2018. |
Tevredenheid met het leven | Mate van pessimisme | Maatschappelijk onbehagen | Criminaliteit | Bevolkingsdichtheid | Multiculturele samenleving | Mentaliteit van de bevolking | Milieuvervuiling | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Tevredenheid met het leven (1 t/m 10, volledig ontevreden - volledig tevreden) | 1,00 | |||||||
Mate van pessimisme ( 1 t/m 10, hogere score is sterkere mate van pessimisme) | -0,24 1) | 1,00 1) | ||||||
Maatschappelijk onbehagen (1 t/m 5, hogere score is sterker gevoel van onbehagen) | -0,181) | 0,661) | 1,001) | |||||
Criminaliteit (1 t/m 5, geen probleem - heel groot probleem) | -0,04 | 0,35 | 0,40 | 1,00 | ||||
Bevolkingsdichtheid (1 t/m 5, geen probleem - heel groot probleem) | -0,08 | 0,29 | 0,27 | 0,32 | 1,00 | |||
Multiculturele samenleving (1 t/m 5, geen probleem - heel groot probleem) | -0,07 | 0,32 | 0,30 | 0,36 | 0,42 | 1,00 | ||
Mentaliteit van de bevolking (1 t/m 5, geen probleem - heel groot probleem) | -0,10 | 0,36 | 0,38 | 0,36 | 0,34 | 0,32 | 1,00 | |
Milieuvervuiling (1 t/m 5, geen probleem - heel groot probleem) | -0,07 | 0,15 | 0,15 | 0,21 | 0,25 | 0,06 | 0,27 | 1,00 |
1) Pearson's r is gerapporteerd bij de pessimisme en onbehagen schalen met gebruikmaking van de continue variabelen. Tevredenheid met het leven bestaat uit 10 afzonderlijke categorieën. De overige correlaties zijn Spearman's rho, omdat de maatschappelijke kwesties categoriale variabelen zijn. Noot. p < 0,01. Bron: Sociale samenhang en Welzijn, 2018. |
Tevredenheid met het leven | Mate van pessimisme | Maatschappelijk onbehagen | Criminaliteit | Bevolkingsdichtheid | Multiculturele samenleving | Mentaliteit van de bevolking | Milieuvervuiling | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Tevredenheid met het leven2) | 1,00 | |||||||
Mate van pessimisme3) | -0,24 1) | 1,00 1) | ||||||
Maatschappelijk onbehagen4) | -0,181) | 0,661) | 1,001) | |||||
Criminaliteit5) | -0,04 | 0,35 | 0,40 | 1,00 | ||||
Bevolkingsdichtheid5) | -0,08 | 0,29 | 0,27 | 0,32 | 1,00 | |||
Multiculturele samenleving5) | -0,07 | 0,32 | 0,30 | 0,36 | 0,42 | 1,00 | ||
Mentaliteit van de bevolking5) | -0,10 | 0,36 | 0,38 | 0,36 | 0,34 | 0,32 | 1,00 | |
Milieuvervuiling5) | -0,07 | 0,15 | 0,15 | 0,21 | 0,25 | 0,06 | 0,27 | 1,00 |
1) Pearson's r is gerapporteerd bij de pessimisme en onbehagen schalen met gebruikmaking van de continue variabelen. Tevredenheid met het leven bestaat uit 10 afzonderlijke categorieën. De overige correlaties zijn Spearman's rho, omdat de maatschappelijke kwesties categoriale variabelen zijn. 2) 1 t/m 10, volledig ontevreden - volledig tevreden 3) 1 t/m 10, hogere score is sterkere mate van pessimisme 4) 1 t/m 5, hogere score is sterker gevoel van onbehagen 5) 1 t/m 5, geen probleem - heel groot probleem Bron: Sociale samenhang en Welzijn, 2018. |