Technische toelichting
Onderzoeksbeschrijving
WoON
Het onderzoek WoON (Woon Onderzoek Nederland) verzamelt statistische informatie over de woonsituatie van de Nederlandse bevolking en haar wensen en behoeften op het gebied van wonen. Daarbij wordt onder andere aandacht besteed aan de samenstelling van huishoudens, de woning en woonomgeving, de woonlasten, woonwensen en verhuizingen. Het WoON is gestart in 2006 en wordt iedere drie jaar uitgevoerd aan de hand van persoonlijke interviews (CAPI), telefonische interviews (CATI) en sinds 2009 ook via internet (CAWI). De responsomvang bij de editie van 2018 bedroeg bijna 68 duizend personen van 18 jaar en ouder, woonachtig in particuliere huishoudens in Nederland.Belevingen
Het onderzoek Belevingen is van half februari tot en met juni 2019 uitgevoerd door het CBS. Doel van dit onderzoek is om aan de hand van opvattingen, percepties en meningen van inwoners van Nederland een beter beeld te krijgen van gevoelens en standpunten in de samenleving. De inhoud van Belevingen verandert jaarlijks. In 2019 was het onderzoekgericht op 55-plussers, waarbij thema’s als langer thuiswonen, het ontvangen van mantelzorg, mobiliteit en welzijn aan bod kwamen.
Het onderzoek Belevingen heeft net als WoON een mixed-mode design. Steekproefpersonen zijn eerst gevraagd om de vragenlijst via internet (CAWI) in te vullen. Een deel van de personen die niet via CAWI hebben gerespondeerd, is vervolgens door interviewers telefonisch (CATI) of aan huis (CAPI) benaderd met het verzoek alsnog deel te nemen.Hierbij zijn de modes CATI en CAPI doelgroepgericht ingezet: CAWI-nonrespondenten in groepen met relatief goede deelname via CAWI zijn minder of niet voor CATI of CAPI benaderd, en CAWI-nonrespondenten in groepen met minder deelname via CAWI zijn juist vaker door een interviewer benaderd. Daardoor is de ongewogen respons al een betere weerspiegeling van de doelpopulatie, en hoeft de weging minder te corrigeren.
In totaal namen 3 885 personen van 55 jaar en ouder deel aan Belevingen 2019. Deze personen behoorden niet tot de institutionele bevolking, dat wil zeggen zij zaten niet in verpleeg- en verzorgingstehuizen, gevangenissen en instellingen voor geestelijk gezondheidszorg. De respons bedroeg 55 procent.
Vraagstellingen
WoON
De gebruikte vraagstellingen uit het onderzoek WoON zijn te vinden via: https://www.woononderzoek.nl/documenten/Vragenlijsten----SyntaxenBelevingen
Aanwezige voorzieningen of aanpassingen
Respondenten is gevraagd of er in hun woning één of meerdere van de volgende voorzieningen of aanpassingen aanwezig zijn, waarbij meerdere antwoorden mogelijk waren.
— Traplift.
— Douche met een lage drempel of douchestoel.
— Kleine aanpassingen zoals beugels, steunen en aangepaste drempels.
— Andere voorziening of aanpassing die wenselijk is bij gezondheids- of ouderdomsklachten.
— Nee, in mijn woning zijn geen van deze voorzieningen of aanpassingen aanwezig.
Om langer thuis te kunnen blijven wonen, maken sommige mensen in hun woning gebruik van slimme woontechnologieën. Daarbij kan gedacht worden aan het op afstand bedienen van het licht, een systeem om de gordijnen te openen en te sluiten of een tablet die een videoverbinding maakt met een (wijk)verpleegkundige. Respondenten is gevraagd of zij één of meerdere van deze slimme woontechnologieën gebruiken met het doel om langer thuis te kunnen blijven wonen.
Doorgankelijkheid woning
De doorgankelijkheid van de woning is vastgesteld door respondenten te vragen of ze vanuit de woonkamer, zonder traptreden te lopen, in de keuken, een toilet, een badkamer en tenminste één slaapkamer kunnen komen.
Woning op dit moment geschikt bij gezondheids- of ouderdomsklachten?
Respondenten is gevraagd in welke mate zij hun woning op dit moment geschikt vinden
om in te (blijven) wonen bij gezondheids- of ouderdomsklachten, dus zonder het aanbrengen van nieuwe voorzieningen of aanpassingen. Antwoordopties: 1) heel geschikt,
2) geschikt, 3) niet zo geschikt, 4) ongeschikt.
Woning aanpassen of verhuizen?
Aan respondenten die aangaven in een (heel) geschikte woning te wonen, is vervolgens gevraagd: ‘Stel uw woning blijkt vanwege gezondheids- of ouderdomsklachten van u of iemand in uw huishouden toch niet geschikt genoeg om in te kunnen blijven wonen. Wat zou u dan doen?: Mogelijkheden: 1) de woning geschikt (laten) maken; 2) verhuizen; 3) weet ik nog niet.’ Een vergelijkbare vraag is gesteld aan respondenten die aangaven in een niet zo geschikte of ongeschikte woning te wonen: ‘Wat zou u doen als u of iemand in uw huishouden als gevolg van gezondheids- of ouderdomsklachten niet meer in de woning kan blijven wonen?’
Indien respondenten liever de woning geschikt (laten) maken, is gevraagd welke van
onderstaande voorzieningen of aanpassingen zij dan zouden overwegen om in de woning
aan te (laten) brengen:
— Traplift.
— Badkamer op woonverdieping.
— Slaapkamer op woonverdieping.
— Douche met een lage drempel of douchestoel.
— Kleine aanpassingen zoals beugels, steunen en aangepaste drempels.
— Andere voorziening of aanpassing die wenselijk is bij gezondheids- of ouderdomsklachten.
Tevens is hen gevraagd of zij zouden overwegen gebruik te gaan maken van slimme woontechnologieën om langer in de woning te kunnen blijven wonen. Hierbij werd aangegeven dat gedacht kan worden aan bijvoorbeeld een systeem om de gordijnen te openen en te sluiten of een tablet die een videoverbinding maakt met een (wijk) verpleegkundige.
Verhuiswens
Respondenten is gevraagd of zij nog zouden willen verhuizen: 1) ja, binnen een jaar; 2) ja, binnen 2 tot 5 jaar; 3) ja, binnen 5 tot 10 jaar; 4) ja, over 10 jaar of later; 5) ja, maar ik weet nog niet wanneer; 6) nee, alleen als het niet anders kan; 7) weet ik niet. Per abuis sluiten de eerste twee antwoordopties niet op elkaar aan. Er is daarom voor gekozen om deze opties samen te voegen tot de categorie ‘ja, binnen 5 jaar’.
Als respondenten niet meer willen verhuizen tenzij het niet anders kan, is gevraagd naar de
reden(en), waarbij meerdere antwoorden mogelijk waren:
— Omdat ik mijn woning prettig vind.
— Omdat ik mijn woonbuurt prettig vind.
— Omdat mijn kinderen in de buurt wonen (indien de respondent kinderen heeft).
— Omdat (andere) familieleden of vrienden in de buurt wonen.
— Vanwege de voorzieningen die in de buurt liggen, zoals een supermarkt, café, bushalte
of apotheek.
— Omdat ik dit vanwege gezondheids- of ouderdomsklachten niet meer kan.
— Andere reden.
Een vergelijkbare vraag is gesteld aan respondenten die wel zouden willen verhuizen. Dit
waren de antwoordopties, waarbij eveneens meerdere antwoorden mogelijk waren:
— Omdat de huidige woning te groot is.
— Omdat de huidige woning te klein is.
— Omdat ik gaan tuin meer wil (indien de respondent momenteel een tuin heeft).
— Omdat ik dichter in de buurt van mijn kinderen wil wonen (indien de respondent
kinderen heeft).
— Omdat ik dichter in de buurt van (andere) familieleden of vrienden wil wonen.
— Bij gezondheids- of ouderdomsklachten.
— Andere reden.
Aan de potentiële verhuizers is vervolgens gevraagd naar wat voor soort woning zij graag
zouden verhuizen:
— Zou u willen verhuizen naar een huur- of koopwoning?
— Naar wat voor soort woning zou u willen verhuizen? Antwoordopties: 1) flat, appartement, etagewoning, boven- of benedenwoning; 2) rijtjeshuis, tussenwoning, 3) halfvrijstaande woning, 4) vrijstaande woning, 5) ander soort woning.
— Zou u willen verhuizen naar een woning met een eigen tuin? Een patio, binnenplaats
of erf telt ook mee.
— Zou u willen verhuizen naar een seniorenwoning?
Houding tegenover woonvormen bij verlies zelfstandigheid
Tot slot nog enkele vragen over woonvormen in het geval de respondent niet meer
zelfstandig kan wonen:
— ‘Stel u kunt niet meer zelfstandig wonen, hoe staat u dan tegenover het inwonen bij
(schoon)kinderen?’ Antwoordopties: 1) heel positief, 2) positief, 3) niet positief, niet
negatief, 4) negatief, 5) heel negatief. Deze vraag is alleen gesteld als de respondent
kinderen heeft.
— ‘Stel u kunt niet meer zelfstandig wonen, hoe staat u dan tegenover het wonen in een
verzorgingshuis?’ Antwoordopties: 1) heel positief, 2) positief, 3) niet positief, niet
negatief, 4) negatief, 5) heel negatief.
— ‘Is er een andere woonvorm die u eventueel zou overwegen als u niet meer zelfstandig
kunt wonen? Indien ‘ja’: welke woonvorm is dat dan?’
Achtergrondkenmerken
Hieronder volgt een toelichting op de achtergrondkenmerken.
Leeftijdsgroepen zijn afgeleid door de leeftijd op het moment van de enquête te nemen.
In Belevingen is respondenten gevraagd: ‘Hoe is over het algemeen uw gezondheid?’
Antwoordopties waren: 1) zeer goed, 2) goed, 3) gaat wel, 4) slecht en 5) zeer slecht. Ook
is respondenten als zij een partner hebben, gevraagd naar de gezondheid van hun partner.
Respondenten die de eigen gezondheid en/of de gezondheid van diens partner als (zeer)
slecht ervaren vormen de categorie persoon (of partner) ervaart gezondheid als (zeer)
slecht. Als zij geen slechte gezondheid hebben, maar de respondent de eigen gezondheid
en/of de gezondheid van diens partner als ‘gaat wel’ omschrijft, zijn ze in de categorie
persoon (of partner) ervaart gezondheid als gaat wel, maar niet (zeer) slecht ondergebracht. De overige respondenten vormen de categorie persoon (en partner) ervaart
gezondheid als zeer goed.
Een zelfde werkwijze is gehanteerd als het gaat om de aanwezigheid van ernstige
beperkingen bij de respondent en/of diens partner. Om dit vast te stellen is aan de
respondent de volgende vraag gesteld: ‘In welke mate bent u vanwege problemen met uw
gezondheid beperkt in activiteiten die mensen gewoonlijk doen?’ Antwoordopties:
1) ernstig beperkt, 2) wel beperkt, maar niet ernstig en 3) helemaal niet beperkt. In het
geval respondenten een partner hebben, is een vergelijkbare vraag gesteld over de
beperkingen van de partner.
Voor het vaststellen van contacten met buren en voor het krijgen van mantelzorg zijn de
volgende vragen gesteld:
— ‘Hoe vaak heeft u contact met buren?’ Antwoordopties: 1) Dagelijks, 2) Eén of enkele
keren per week, 3) Eén of enkele keren per maand, 4) Minder dan één keer per maand,
5) Nooit, 6) Niet van toepassing, ik heb geen buren.
— ‘Heeft u in de afgelopen 4 weken mantelzorg gekregen?’ Antwoordopties: 1) Ja, 2) Nee.
De financiële welvaartsmaat voor huishoudens bevat informatie over zowel het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen als het vermogen van huishoudens. De rangschikkingen van huishoudens naar hoogte van het inkomen en van het vermogen zijn hierbij het uitgangspunt. De welvaart van een huishouden is vastgesteld als de som van het cumulatieve aandeel in het totale inkomen van alle huishoudens en het cumulatieve aandeel in het totale vermogen. Nadere uitleg en een voorbeeld is te vinden in het artikel van Van den Brakel en Gidding (2019). De financiële welvaart is ingedeeld in kwartielen, waarbij het eerste kwartiel de 25 procent huishoudens met de laagste financiële welvaart omvat en het vierde kwartiel de 25 procent huishoudens met de hoogste financiële welvaart.
Voor het vaststellen van de woningkenmerken zijn in Belevingen de volgende vragen
gesteld:
— Is uw huidige woning een koop- of huurwoning?
— Wat voor woning is het:
— Flat, appartement, etagewoning, boven- of benedenwoning.
— Rijtjeshuis, tussenwoning.
— Half-vrijstaande woning.
— Vrijstaande woning.
— Ander soort woning.
— Heeft uw woning een eigen tuin? Een patio, binnenplaats of erf telt ook mee.