55-plussers over hun (toekomstige) woning
Over deze publicatie
Dit artikel in de CBS-reeks Statistische Trends beschrijft de huidige woonsituatie van 55-plussers en hun wensen en behoeften voor de toekomst. Kennis over de woonsituatie, de woon- en verhuiswensen van deze (aankomende generatie) ouderen zijn van belang voor de toekomstige situatie op de woningmarkt.
1. Inleiding
Nederland telt steeds meer ouderen. Waren er in 1950 bijna 250 duizend personen van75 jaar of ouder, in 2019 zijn dat er 1,4 miljoen. Daarmee nam het aandeel 75-plussers in de totale bevolking toe van 2,4 procent in 1950 naar 8,3 procent in 2019. Bovendien komt de gemiddelde leeftijd steeds hoger te liggen (CBS StatLine, 2019a; 2019b). Deze dubbele vergrijzing heeft belangrijke gevolgen voor onder meer de woningmarkt. Daarnaast wonen steeds minder ouderen in verzorgings- of bejaardentehuizen (CBS StatLine, 2019c). Ook dit heeft gevolgen voor de woningmarkt. Hoe gaan we in Nederland om met de groeiende behoefte aan voor ouderen geschikte woningen? Dit artikel beschrijft de huidige woonsituatie van 55-plussers en hun woonwensen en -behoeften voor de toekomst. Daarbij zijn bewoners van instellingen, zoals verzorgings- en bejaardenhuizen, buiten beschouwing gebleven. Het sluit aan op eerdere recente studies naar dit onderwerp (e.g. De Groot, Van der Staak, Daalhuizen en De Kam, 2019; Folsche en Beerepoot, 2018; Gielen,Herbers en Hitzert, 2018; Stoop, Giesbers en Van Gool, 2019).
Uit onderzoek blijkt dat ouderen het liefst zo lang mogelijk in hun huidige woning willen blijven wonen (De Groot, Van Dam en Daalhuizen, 2013). Hierdoor is er eerder behoefte aan aanpassingen van bestaande woningen dan aan nieuwe woningen. Dat ouderen zo honkvast zijn, komt onder meer doordat ze gehecht zijn aan hun woning en woonomgeving. Ze hebben er herinneringen, hebben er een sociaal leven opgebouwd en hebben er hun dagelijkse routines. Een verhuizing betekent vaak ook een neerwaartse stap in de wooncarrière. Verder speelt het relatief grote eigen woningbezit een rol bij de lage verhuisgeneigdheid van ouderen. Door de toegenomen zelfredzaamheid kunnen ouderen vaak ook lang op hetzelfde adres blijven wonen. Daarnaast stimuleert de overheid ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen (Gielen, Herbers en Hitzert, 2018; Ministerie van VWS, 2018; Rijksoverheid, 2019).
In dit artikel beschrijven wij de huidige woonsituatie van ouderen vanaf 55 jaar en hun wensen en behoeften voor de toekomst. Kennis over de woonsituatie, de woon- en verhuiswensen van deze (aankomende generatie) ouderen zijn van belang voor de toekomstige situatie op de woningmarkt. De huidige woonsituatie van 55-plussers (paragraaf 2.1) is in kaart gebracht op basis van het onderzoek WoON 2018 (zie technische toelichting). Op basis van het onderzoek Belevingen 2019 is nagegaan hoe 55-plussers hun (toekomstige) woonsituatie zien. Personen die aangeven in een seniorenwoning te wonen zijn hierbij buiten beschouwing gelaten, omdat deze woningen speciaal zijn gebouwd of aangepast voor de oude dag. Eerst is bekeken in welke mate 55-plussers hun huidige woning geschikt vinden om in te blijven wonen bij gezondheids- of ouderdomsklachten (paragraaf 2.2). Vervolgens komen de verhuiswensen van 55-plussers aan bod (paragraaf 2.3).Tot slot komt aan de orde hoe 55-plussers staan tegenover verschillende woonvormen als zij niet meer zelfstandig kunnen blijven wonen, zoals inwonen bij (schoon)kinderen of een verzorgingshuis (paragraaf 2.4).
De onderzoeksuitkomsten worden gepresenteerd voor drie leeftijdsgroepen, te weten 55- tot 65-jarigen, 65- tot 75-jarigen en 75-plussers. Afhankelijk van het thema is in de bivariate analyses ook gekeken in welke mate de resultaten verschillen naar andere achtergrondkenmerken. Daarbij gaat het om de gezondheidssituatie en de welvaartspositie van het huishouden, het wel of niet ontvangen van mantelzorg, de frequentie van contacten met buren en de eigen woonsituatie zoals huur/koop en type woning (zie technische toelichting).
In veel gevallen bestaat er een samenhang tussen deze kenmerken. Zo is er een verband tussen leeftijd en gezondheid (hoe ouder des te groter de kans op gezondheidsproblemen) en tussen welvaart en de woonsituatie (bijvoorbeeld hoe groter de welvaart des te groter de kans op eigenwoningbezit is). In multivariate analyses is gekeken of de verschillen die in de bivariate analyses zijn gevonden, blijven bestaan wanneer gecorrigeerd wordt voor deze samenhangen tussen de kenmerken. Wanneer deze verschillen wegvallen wordt dit vermeld. Alle verschillen die vermeld worden zijn statistisch significant (p < 0,05).
2. Resultaten
2.1 Kenmerken huidige woning
In wat voor soort woning wonen 55-plussers, welk deel woont in een woning die speciaal bestemd is voor ouderen, zijn er voorzieningen of aanpassingen in de woning aanwezig waarmee zij wellicht langer zelfstandig kunnen blijven wonen, en in hoeverre zijn ze tevreden zijn met hun woning en de omgeving waar zij wonen? Deze vragen worden hieronder beantwoord.Vooral 75-plussers wonen in flat of appartement
Het grootste deel van de 55-plussers woont in een tussenwoning (26 procent) of in een flat of appartement (26 procent; etage-, boven- en benedenwoningen zijn hierbij ook meegeteld). Dit beeld verschilt naar leeftijd. Het meest populair bij 75-plussers zijn flats en appartementen (40 procent). Dit aandeel is duidelijk kleiner bij 55- tot 65-jarigen (19 procent) en 65- tot 75-jarigen (25 procent). Deze leeftijdsgroepen wonen vaker dan 75-plussers in vrijstaande woningen, twee-onder-een kapwoningen, hoekwoningen en tussenwoningen.
Vrijstaande woning (niet senioren) | Vrijstaande woning (senioren) | Twee-onder-een kapwoning (niet senioren) | Twee-onder-een kapwoning (senioren) | Hoekwoning (niet senioren) | Hoekwoning (senioren) | Tussenwoning (niet senioren) | Tussenwoning (senioren) | Flat of appartement (niet senioren) | Flat of appartement (senioren) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 19,4 | 0,7 | 15,1 | 0,6 | 11,4 | 0,8 | 24,6 | 1,5 | 19,0 | 6,9 |
55 tot 65 jaar | 19,7 | 0,5 | 17,4 | 0,3 | 12,9 | 0,4 | 29,0 | 0,6 | 16,9 | 2,3 |
65 tot 75 jaar | 20,8 | 0,9 | 14,9 | 0,6 | 11,6 | 0,8 | 24,0 | 1,4 | 19,5 | 5,6 |
75 jaar of ouder | 16,6 | 0,9 | 11,3 | 1,1 | 8,5 | 1,6 | 17,2 | 3,3 | 22,3 | 17,2 |
Bron: CBS, WOON | ||||||||||
1) Exclusief bewoners van instellingen, zoals verpleeg- en verzorgingshuizen. |
10 procent 55-plussers in seniorenwoning
In totaal geeft 10 procent van de 55-plussers aan dat hun woning ‘speciaal bestemd is voor ouderen’. Vanzelfsprekend is dit aandeel dat zegt in een seniorenwoning te wonen bij 75-plussers met 24 procent het grootst. Van de 65- tot 75-jarigen zegt 9 procent en van de 55- tot 65-jarigen zegt 4 procent in een seniorenwoning te wonen.
Vooral bewoners van flats of appartementen geven naar verhouding vaak aan dat het om een seniorenwoning gaat. Meer dan een kwart van de 55-plus-bewoners van flats of appartementen zegt dat zij in een woning speciaal bestemd voor ouderen wonen. Van de 75-plus-bewoners van dit woningtype zegt dit bijna de helft.
Eigen woningbezit daalt met leeftijd
In totaal geven twee op de drie 55-plussers (65 procent) in 2018 aan in een koopwoning te wonen. Dit eigenwoningbezit daalt met de leeftijd: van de 55- tot 65-jarigen zegt 71 procent in een koopwoning te wonen, van de 75-plussers zegt 50 procent dit.Onderzoeksbureau Rigo zegt hierover dat sinds de Tweede Wereldoorlog elke nieuwe generatie een hoger percentage eigenwoningbezit heeft weten te bereiken dan de voorgaande (Leidelmeijer, Van Iersel en Leering, 2017).
Koopwoning | Koopwoning (senioren) | Huurwoning | Huurwoning (senioren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 62,7 | 2,0 | 26,8 | 8,4 |
55 tot 65 jaar | 70,3 | 1,0 | 25,5 | 3,1 |
65 tot 75 jaar | 64,2 | 2,4 | 26,5 | 6,9 |
75 jaar of ouder | 46,4 | 3,4 | 29,5 | 20,6 |
Bron: CBS, WOON | ||||
1) Exclusief bewoners van instellingen, zoals verpleeg- en verzorgingshuizen. |
Het aandeel huiseigenaren dat zegt in een woning speciaal bestemd voor ouderen te wonen is met enkele procenten in elke leeftijdsgroep klein. Bij huurders daarentegen zijn deze aandelen groter. Van de 55-plus-huurders zeggen ruim twee op de tien dat het om een seniorenwoning gaat. Van de de 75-plus-huurders zeggen dit ruim vier op de tien.
Bijna 60 procent 55-plussers moet trappen lopen in woning
De doorgankelijkheid van een woning is een belangrijk criterium bij het bepalen of een woning geschikt is voor ouderen. Een woning is doorgankelijk als de bewoner vanuit de woonkamer zonder traptreden te lopen in de keuken, het toilet, de badkamer en tenminste één slaapkamer kan komen.
Van de 75-plussers geeft 60 procent aan in een doorgankelijke woning te wonen. Vier op de tien moeten dus trappen lopen om bepaalde ruimtes in hun woning te bereiken.75-minners hebben minder vaak een doorgankelijke woning: 32 procent van de 55- tot 65-jarigen en 43 procent van de 65- tot 75-jarigen woont in een dergelijke woning.
Wel doorgankelijk (%) Niet doorgankelijk (%) Totaal 42,1 57,9 55 tot 65 jaar 32,0 68,0 65 tot 75 jaar 42,5 57,5 75 jaar of ouder 60,2 39,8 Bron: WoON
Uit de Gezondheidsenquête 2019 van het CBS blijkt dat een groot deel van de bevolking op oudere leeftijd zonder moeite trappen kan lopen; 47 procent van de 75-plussers geeft dit aan en 31 procent kan met enige moeite trappen lopen. Ruim 10 procent heeft grote moeite met het nemen van trappen en 3 procent kan het alleen met hulp van anderen. Acht procent van de 75-plussers zegt dat ze het helemaal niet meer kunnen.
Aanpassing douche meest getroffen maatregel 75-plussers
Speciale voorzieningen of aanpassingen kunnen mensen in staat stellen om langer zelfstandig thuis te blijven wonen. Deze voorzieningen en aanpassingen worden vooral door 75-plussers getroffen. Uit het onderzoek Belevingen blijkt dat bijna vier op de tien 75-plussers (38 procent) een douche met een lage drempel of douchestoel heeft, al dan niet als speciale aanpassing. Zes procent van de 75-plussers heeft een traplift en 35 procent geeft aan dat er in de woning kleine aanpassingen zijn aangebracht zoals beugels, steunen en aangepaste drempels. Bij zes procent zijn er andere aanpassingen gedaan, zoals een verhoogd toilet of brede deuren.
Om langer thuis te kunnen blijven wonen, maken sommige mensen in hun woning ook gebruik van slimme woontechnologieën, zoals het op afstand bedienen van het licht, een systeem om de gordijnen te openen en sluiten of een tablet die videoverbinding maakt met een (wijk)verpleegkundige. Het gebruik van deze technologieën verschilt niet tussen leeftijdsgroepen. Voor iedere groep gaat het om ongeveer 5 procent (Belevingen 2019). Dergelijke voorzieningen worden vaker getroffen in huishoudens waar personen zelf of hun partner een minder goede gezondheid hebben.
Hoge tevredenheid over woning en woonomgeving
Verreweg de meeste 55-plussers zijn tevreden over hun woning: in 2018 is 90 procent (zeer) tevreden. Over de woonomgeving is 86 procent van de 55-plussers (zeer) tevreden. 75-plussers zijn vaker (zeer) tevreden over hun woning en woonomgeving.
Zeer tevreden (%) Tevreden (%) Niet tevreden, niet ontevreden (%) Ontevreden (%) Zeer ontevreden (%) Tevredenheid woning Totaal 46 43,7 8 1,9 0,5 55 tot 65 jaar 44,4 43,8 8,9 2,3 0,7 65 tot 75 jaar 46,5 43,1 8,4 1,6 0,3 75 jaar of ouder 48,1 44,4 5,6 1,6 0,3 Tevredenheid woonomgeving Totaal 36,4 50 9,6 3,1 0,9 55 tot 65 jaar 34,6 50,1 11 3,2 1,2 65 tot 75 jaar 37,5 48,9 9,7 3 0,8 75 jaar of ouder 38,2 51,4 6,7 2,9 0,7 Bron: WoON
2.2 Is huidige woning geschikt bij gezondheidsklachten?
Hoe geschikt vinden 55-plussers hun woning op dit moment bij gezondheids- of ouderdomsklachten? En gaat hun voorkeur uit naar het aanpassen van de woning of naar verhuizen als door gezondheids- of ouderdomsklachten de woning in de toekomst (toch) niet geschikt blijkt te zijn? Deze vragen staan in deze paragraaf centraal. Personen die aangeven in een seniorenwoning te wonen zijn hierbij buiten beschouwing gelaten, omdat deze woningen speciaal zijn gebouwd of aangepast voor de oude dag.
Twee derde 55-plussers vindt woning (heel) geschikt bij gezondheidsklachten
In 2019 denkt ongeveer twee derde van de 55-plussers dat hun woning op dit moment ‘heel geschikt’ (21 procent) of ‘geschikt’ (46 procent) is om in te blijven wonen bij gezondheids- of ouderdomsklachten. Het gaat om de woning zoals deze nu is, dus zonder aanpassingen. Een kleiner deel acht de eigen woning ‘niet zo geschikt’ (27 procent) of‘ongeschikt’ (6 procent) om in te blijven wonen in die omstandigheden. 75-plussers geven met 77 procent vaker aan dat hun woning heel geschikt of geschikt is dan 65- tot 75-jarigen (68 procent) en 55- tot 65-jarigen (61 procent).
(Heel) geschikt (%) Ongeschikt of niet zo geschikt (%) Totaal 66,7 33,3 55 tot 65 jaar 60,8 39,2 65 tot 75 jaar 68,4 31,6 75 jaar of ouder 76,7 23,3 Bron: Belevingen
De doorgankelijkheid van de woning speelt een grote rol bij het oordeel over de geschiktheid van de woning (tabel B.2 in bijlage). Van de bewoners van doorgankelijke woningen vindt 86 procent hun woning heel geschikt of geschikt om in te blijven wonen bij gezondheids- of ouderdomsklachten. Bij bewoners van niet-doorgankelijke woningen is dit aandeel met 54 procent weliswaar duidelijk lager maar nog altijd groter dan de helft. Dit suggereert dat veel personen verwachten in hun huidige woning oud te kunnen worden.
Ook verschilt het oordeel over de geschiktheid van de woning tussen bewoners van koop en huurwoningen, tussen bewoners van verschillende woningtypen en tussen bewoners in huizen met of zonder tuin. Deze verschillen zijn echter allemaal toe te schrijven aan de doorgankelijkheid van de woning; huurwoningen, flats en appartementen, en woningen zonder tuin zijn naar verhouding vaak doorgankelijk.
Voorkeur voor aanpassen boven verhuizen
Als de woning in de toekomst (toch) niet geschikt zou zijn om in te blijven wonen vanwege gezondheids- of ouderdomsklachten van iemand in het huishouden kiezen 55-plussers vaker voor het aanpassen van de woning dan voor verhuizen (35 procent tegen 25 procent). Het grootste deel (39 procent) weet echter nog niet wat ze in die situatie zouden doen (tabel B.2 in bijlage).
55- tot 65- jarigen hebben met 29 procent vaker een voorkeur voor verhuizen dan 65-plussers (23 procent). Het deel dat de woning wil (laten) aanpassen of dat het nog niet weet verschilt niet tussen de leeftijdsgroepen.
De voorkeur voor verhuizen of aanpassen bij toekomstige ongeschiktheid van de woning verschilt wel naar het oordeel over de geschiktheid van de woning op dit moment. De meeste bewoners die hun woning op dit moment (heel) geschikt vinden geven dan de voorkeur aan aanpassen; bewoners die hun woning nu niet geschikt of niet zo geschikt vinden, kiezen eerder voor verhuizen.
Dit komt naar voren in de verschillen in voorkeur naar achtergrondkenmerken die gerelateerd zijn aan de geschiktheid van de woning. De grootste verschillen in voorkeur zijn zichtbaar tussen huiseigenaren en huurders, en tussen personen die in een doorgankelijke woning wonen en personen die niet in een dergelijke woning wonen. Huiseigenaren geven vaker de voorkeur aan het (laten) aanpassen van de woning dan huurders (38 procent tegen 30 procent). De keuze voor verhuizen verschilt niet tussen
Aanpassen (%) Verhuizen (%) Weet niet (%) Totaal 35,5 25,4 39,1 55 tot 65 jaar 33,6 28,8 37,6 65 tot 75 jaar 36,6 23,0 40,4 75 jaar of ouder 37,5 22,1 40,4 Bron: Belevingen
beide. Bewoners van doorgankelijke woningen prefereren vaker woningaanpassingen dan bewoners van niet-doorgankelijke woningen (39 procent tegen 33 procent). De laatste groep kiest met 28 procent tegen 21 procent vaker voor verhuizen. Verder opteren mensen in de hoogste welvaartsgroep vaker voor aanpassen, en mensen in de laagste welvaartsgroep vaker voor verhuizen. Flat- en appartementbewoners geven minder vaak de voorkeur aan verhuizen dan bewoners van andere woningtypen.
Traplift meest overwogen aanpassing
Bijna acht op de tien 55-plussers die zeggen in een ongeschikte of niet zo geschikte woning te wonen en die bij gezondheids- of ouderdomsklachten de woning geschikt willen (laten) maken, overwegen een traplift aan te (laten) brengen. Daarna volgen kleine aanpassingen zoals beugels, steunen en aangepaste drempels (62 procent) en een douche met een lage drempel of een douchestoel (44 procent). Bijna een kwart overweegt grotere ingrepen als een slaapkamer op de woonverdieping (24 procent) of een badkamer op de woonverdieping (22 procent). Andere (niet nader omschreven) voorzieningen of aanpassingen die wenselijk zijn bij gezondheids- of ouderdomsklachten worden door ruim 40 procent overwogen.
Acht op de tien 55-plussers overwegen slimme woonattributen
79 procent van de 55-plussers die hun woning willen aanpassen overwegen gebruik te gaan maken van slimme woontechnologieën om langer in de eigen woning te kunnen blijven wonen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een systeem om de gordijnen te openen en te sluiten, of een tablet die een videoverbinding maakt met een (wijk)verpleegkundige.
2.3 Verhuiswensen
Welk deel van de 55-plussers zou nog willen verhuizen? Om welke redenen is dit dan en wat voor soort woning heeft de voorkeur? In welke mate overwegen 55-plussers een seniorenwoning of een woning zonder tuin? En wat zijn de redenen van 55-plussers die aangeven liever niet meer te verhuizen? Ook hierbij zijn personen die aangeven in een seniorenwoning te wonen buiten beschouwing gelaten.
Een op drie 55-plussers en een op zes 75-plussers wil nog verhuizen
Een op de drie 55-plussers (33 procent) zegt ooit nog te willen verhuizen (tabel B.3 in bijlage). Ruim de helft (56 procent) wil dit niet tenzij het niet anders kan, en de rest weet het niet. Negen procent wil binnen 5 jaar verhuizen, 6 procent binnen 5 tot 10 jaar, 4 procent over 10 jaar of later, en 15 procent wil verhuizen maar weet nog niet wanneer. De wil om nog te verhuizen neemt af met leeftijd. Terwijl van de 55- tot 65-jarigen 43 procent nog wil verhuizen, is van de 65- tot 75-jarigen 30 procent verhuisgeneigd en van de 75-plussers 17 procent.
Huiseigenaren willen vaker verhuizen dan huurders (36 procent tegen 26 procent) en bewoners van vooral vrijstaande of half-vrijstaande woningen zijn meer verhuisgeneigd dan bewoners van flats of appartementen (bijna 40 procent tegen 22 procent). Mensen meteen tuin lijken vaker te willen verhuizen dan mensen zonder tuin (36 procent tegen 23 procent). Dit is echter geheel toe te schrijven aan het feit dat tuinen relatief vaak bij (half)vrijstaande woningen horen. Het hebben van een tuin is op zichzelf niet van belang
Totaal (%) 55 tot 65 jaar (%) 65 tot 75 jaar (%) 75 jaar of ouder (%) Wil nog verhuizen 33,3 42,8 30,3 17,3 Redenen: Woning te groot 41,0 43,0 38,2 38,3 Woning te klein 1,7 2,3 1,1 0,5 Wil geen tuin meer 20,2 16,7 25 25,7 Dichter bij kinderen 5,7 4,9 7,6 4,3 Dichter bij (andere) familieleden of vrienden 3,3 3,6 3,0 2,3 Bij gezondheids- of ouderdomsklachten 50,4 43 57,3 69,8 Andere redenen 21,7 26,6 16,8 10,1 Bron: Belevingen
voor de verhuisgeneigdheid. Verder hebben bewoners van niet-doorgankelijke woningen vaker een verhuiswens dan bewoners van doorgankelijke woningen (37 procent tegen 27 procent).
Ook hangt de wens om nog te verhuizen af van de contacten in de directe woonomgeving. Personen die (vrijwel) nooit contact hebben met hun buren zijn eerder geneigd om te verhuizen dan personen die dagelijks burencontact hebben (39 procent tegen 23 procent). Verder willen personen die geen mantelzorg ontvangen vaker verhuizen dan personen die deze zorg wel ontvangen (34 procent tegen 25 procent). Dit komt echter door verschillen in leeftijd; mantelzorgontvangers zijn doorgaans ouder dan degenen die geen mantelzorg ontvangen.
Gezondheids- of ouderdomsklachten meest genoemde reden om te verhuizen
De helft van de 55-plussers die nog willen verhuizen geeft als reden dit te doen in geval van gezondheids- of ouderdomsklachten. Vier op de tien 55-plussers willen nog verhuizen omdat de woning te groot is, en twee op de tien omdat ze geen tuin meer willen. Een veel kleiner deel (6 procent) doet dit om dichter in de buurt van de kinderen te wonen, of om dichter bij familie of vrienden te wonen (3 procent).
De eerste verhuisreden, bij gezondheids- of leeftijdsklachten, is sterk gezondheid- en leeftijdgebonden. Van de personen in huishoudens waarin de persoon zelf of diens eventuele partner een (zeer) slechte gezondheid heeft, wil 62 procent om deze reden verhuizen, tegen 44 procent van de personen in huishoudens met een (zeer) goede gezondheid. Van de 75-plussers wil 70 procent bij gezondheids- en ouderdomsklachten verhuizen, tegen 57 procent van de 65- tot 75-jarigen en 43 procent van de 55- tot 65-jarigen.
De tweede verhuisreden – omdat de woning te groot is – hangt uiteraard sterk samen met de grootte van de woning en met de kenmerken die daaraan gerelateerd zijn, zoals de eigendomsverhouding en de welvaart van de bewoner(s).
Huur- en koopwoningen even vaak gezocht
Het deel 55-plussers dat wil verhuizen naar een huurwoning is met 41 procent nagenoeg gelijk aan het deel dat naar een koopwoning wil verhuizen (42 procent) (tabel B.4 in bijlage). De rest weet het nog niet.
Van de 75-plussers wil bijna twee derde (64 procent) naar een huurwoning verhuizen,tegen een derde (33 procent) van de 55- tot 65-jarigen. 20 procent van de 75-plussers wil naar een koopwoning, tegen 49 procent van de 55- tot 65-jarigen.
Als er gezondheidsproblemen zijn is er een grotere voorkeur voor huur dan voor koop. Zo wil van de personen in huishoudens waarin de persoon zelf of diens eventuele partner een (zeer) slechte gezondheid heeft 59 procent verhuizen naar een huurwoning en 26 procent naar een koopwoning. Van de personen in huishoudens met een goede gezondheid is dit respectievelijk 32 procent en 51 procent.
Het grootst is het verschil in voorkeur voor huur of koop naar welvaart. Van de personen in de 25 procent huishoudens met de laagste welvaart opteert 88 procent voor een huurwoning en 8 procent voor een koopwoning. Van de personen in de 25 procent huishoudens met de hoogste welvaart kiest 17 procent voor huur en 61 procent voor koop. Verreweg de meeste huurders (84 procent) zoeken opnieuw een huurwoning. Minder dan een op de tien wil naar een koopwoning. Van de huiseigenaren wil 29 procent naar een huurwoning verhuizen, ruim de helft (52 procent) kiest opnieuw voor een koopwoning. Zes op de tien 55-plussers met verhuiswens willen naar flat of appartement 60 procent van de 55-plussers die willen verhuizen opteren voor een flat of appartement (tabel B.5 in bijlage). Naar andere woningtypen zoals vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen of rijtjeshuizen wil ongeveer 10 procent of minder van de 55-plussers verhuizen.Flats of appartementen zijn bij drie kwart (73 procent) van de 75-plussers favoriet, tegen 64 procent van de 65- tot 75-jarigen en 56 procent van de 55- tot 65-jarigen.Vooral bewoners van vrijstaande woningen willen met 47 procent minder vaak naar een flat of appartement verhuizen dan bewoners van andere woningtypen (60 à 70 procent).
Totaal (%) 55 tot 65 jaar (%) 65 tot 75 jaar (%) 75 jaar of ouder (%) Flat of appartement 60,34 55,89 64,30 72,94 Rijtjeswoning 5,94 6,32 5,67 4,64 Half-vrijstaande woning 4,48 5,09 4,60 0,78 Vrijstaande woning 10,45 14,53 5,39 3,18 Ander soort woning 10,64 9,34 12,17 13,14 Geen antwoord 8,15 8,83 7,87 5,32 Bron: Belevingen
Bijna driekwart 75-plussers met verhuiswens wil naar seniorenwoning
Ruim de helft van de 55-plussers (55 procent) die nog zouden willen verhuizen, zou bij een verhuizing voor een seniorenwoning kiezen (tabel B.6 in bijlage). 73 procent van de 75-plussers zou dit willen tegen 63 procent van de 65- tot 75-jarigen en 47 procent van de 55- tot 65-jarigen.
Totaal (%) 55 tot 65 jaar (%) 65 tot 75 jaar (%) 75 jaar of ouder (%) Seniorenwoning Ja 54,7 46,6 63,4 73,4 Seniorenwoning Nee 33,2 39,5 26,8 18,0 Seniorenwoning Geen antwoord 12,1 13,9 9,8 8,6 Woning met tuin Ja 49,6 57,8 42,6 25,8 Woning met tuin Nee 46,4 37,4 54,4 71,9 Woning met tuin Geen antwoord 4,0 4,8 3,0 2,2 Bron: Belevingen
De gezondheidssituatie speelt hierbij een rol. Het deel van de 55-plussers dat naar een seniorenwoning zou willen verhuizen is groter wanneer mensen zelf of hun partner gezondheidsproblemen hebben. Verder blijken personen in de 25 procent huishoudens met de laagste welvaart (72 procent) vaker naar een seniorenwoning te willen verhuizen dan personen in de 25 procent huishoudens met de hoogste welvaart (42 procent). Verder zien huurders een seniorenwoning vaker zitten dan huiseigenaren (69 tegen 51 procent).
Bijna driekwart 75-plussers met verhuiswens wil naar woning zonder tuin
De helft van de 55-plussers die willen verhuizen wil graag dat de volgende woning een eigen tuin heeft (tabel B.6 in bijlage). Een iets kleiner deel (46 procent) kiest liever voor een woning zonder tuin. De rest weet het niet. 75-plussers willen met 72 procent naar verhouding vaak een woning zonder tuin, terwijl 58 procent van de 55- tot 65-jarigen graag ziet dat de volgende woning een tuin heeft.
Of mensen op dit moment een tuin hebben, is niet van belang voor de voorkeur voor een woning met of zonder tuin. Wel blijken mensen die op dit moment hun woning huren vaker naar een woning met tuin te willen dan huiseigenaren.
Helft 55-plussers en drie kwart 75-plussers wil niet meer verhuizen
Van alle 55-plussers zegt 56 procent niet te willen verhuizen, tenzij het niet anders kan. Van de 55-tot 65-jarigen geeft 46 procent dit aan, van de 65- tot 75-jarigen 60 procent, en van de 75-plussers 72 procent.
Totaal (%) 55 tot 65 jaar (%) 65 tot 75 jaar (%) 75 jaar of ouder (%) Wil niet verhuizen, alleen als het niet anders kan 56,3 46,1 60,0 72,4 Redenen: Woning prettig 90,6 91,0 91,2 89,2 Woonbuurt prettig 62,9 63,7 63,1 61,6 Kinderen in de buurt 34,2 30,8 38,9 32,2 (Andere) familieleden in de buurt 24,4 22,3 26,3 24,5 Voorzieningen in de buurt 41,5 38,9 44,6 41,0 Niet mogelijk vanwege gezondheids- of ouderdomsklachten 4,3 2,0 3,1 9,2 Andere reden 3,9 4,8 2,2 5,1 Bron: Belevingen
Prettige eigen woning en woonomgeving meest genoemde redenen om niet teverhuizen
Een prettige eigen woning, gevolgd door een prettige woonomgeving zijn met afstand de meest genoemde redenen om niet te willen verhuizen: respectievelijk 91 procent en 63 procent van de 55-plussers die niet willen verhuizen noemen dit als reden. Minder vaak genoemde redenen zijn voorzieningen in de buurt, zoals een supermarkt, café, bushalte of apotheek (42 procent), kinderen in de buurt (34 procent) en familieleden of vrienden in de buurt (24 procent).
De bovengenoemde redenen om niet te verhuizen verschillen niet of nauwelijks naar leeftijd. Een prettige woning is voor personen in huishoudens zonder gezondheidsproblemen wel vaker reden om niet te verhuizen dan voor personen in huishoudens waar wel gezondheidsproblemen zijn. Verder zeggen mensen in huishoudens met een hoge welvaartspositie, mensen in koopwoningen en mensen met eigen tuin naar verhouding vaker dat zij niet willen verhuizen omdat zij hun woning zo prettig vinden. Wanneer gecorrigeerd wordt voor de onderlinge samenhang tussen de kenmerken verdwijnt het belang van huur/koop en van het hebben van een tuin.
Houding tegenover woonvormen bij verlies van zelfstandigheid
Tot slot is onderzocht hoe 55-plussers staan tegenover een tweetal andere woonvormen voor het geval ze niet meer zelfstandig zouden kunnen wonen. Het gaat om het inwonen bij (schoon)kinderen en om het wonen in een verzorgingshuis.
Negatief over inwonen bij kinderen
‘Stel u kunt niet meer zelfstandig wonen, hoe staat u dan tegenover het inwonen bij(schoon)kinderen?’ Meer dan zeven op de tien 55-plussers met kinderen zijn hierover(heel) negatief (tabel B.7 in bijlage). Twee op de tien zijn niet positief en niet negatief, en minder dan 10 procent is (heel) positief.
De negatieve houding tegenover het inwonen bij de kinderen neemt toe met de leeftijd.Van de 75-plussers is 77 procent (heel) negatief tegen 69 procent van de 55- tot 65-jarigen.
(Heel) positief (%) | Niet positief, niet negatief (%) | (Heel) negatief (%) | |
---|---|---|---|
Houding tegenover inwonen bij (schoon)kinderen | |||
Totaal | 7,8 | 20,1 | 72,0 |
55 tot 65 jaar | 10,7 | 20,5 | 68,8 |
65 tot 75 jaar | 5,4 | 22,5 | 72,1 |
75 jaar of ouder | 6,4 | 16,1 | 77,4 |
Houding tegenover wonen in verzorgingshuis | |||
Totaal | 25,0 | 39,6 | 35,4 |
55 tot 65 jaar | 24,1 | 40,1 | 35,7 |
65 tot 75 jaar | 23,4 | 42,1 | 34,6 |
75 jaar of ouder | 29,1 | 34,9 | 36,0 |
Bron: Belevingen |
Niet zo negatief over verzorgingshuis
De houding tegenover het wonen in een verzorgingshuis bij verlies van zelfstandigheid is minder negatief dan die tegenover het inwonen bij kinderen. Ruim een op de drie 55-plussers is hierover (heel) negatief, een kwart is (heel) positief en 40 procent is positief noch negatief.
Ruim een op de drie 55-plussers (37 procent) zegt ook andere woonvormen te overwegen wanneer zelfstandig wonen niet meer mogelijk is. Een aanleunwoning of een groepswoning met andere ouderen zijn veelgenoemde vormen. Het aandeel 55- tot 65-jarigen dat dit soort alternatieve woonvormen overweegt is bijna twee keer zo groot als het aandeel 75-plussers (44 procent tegen 24 procent).
3. Conclusie
Flats, appartementen en tussenwoningen zijn populair bij 55-plussers. Tien procent woont in een seniorenwoning en bijna 60 procent woont in een niet-doorgankelijke woning, dat wil zeggen dat zij trappen moeten lopen in hun woning. Van de 75-plussers woont bijna een kwart in een seniorenwoning en 40 procent in een niet-doorgankelijke woning. De tevredenheid over de eigen woning en de woonomgeving is hoog. Negen op de tien 55-plussers zijn (zeer) tevreden over de eigen woning en een bijna even groot deel is (zeer) tevreden over de woonomgeving.
Wat zijn de woonwensen en -behoeften van 55-plussers voor de toekomst? Dit is nagegaan voor de groep 55-plussers die op dit moment nog niet in een seniorenwoning woont, omdat deze woningen speciaal zijn gebouwd of aangepast voor de oude dag. Twee derde van de 55-plussers en drie kwart van de 75-plussers vindt de eigen woning op dit moment (heel) geschikt bij gezondheids- of ouderdomsklachten. Als de woning (toch) niet geschikt blijkt te zijn om in te blijven wonen vanwege gezondheids- of ouderdomsklachten van iemand in het huishouden, kiezen 55-plussers vaker voor het aanpassen van de woning dan voor verhuizen. Het aanbrengen van een traplift is de meest overwogen aanpassing.6 procent van de 75-plussers heeft momenteel een traplift. Een op de drie 55-plussers en een op de zes 75-plussers wil nog verhuizen. Van deze 55-plussers met verhuisplannen wil ruim de helft op korte of lange termijn naar een seniorenwoning en van de 75-plussers met verhuisplannen bijna drie kwart. Weinig 55-plussers zouden bij hun (schoon)kinderen willen inwonen bij verlies van zelfstandigheid. Over het wonen in een verzorgingshuis zijn de meningen verdeeld.
Referenties
CBS StatLine (2019a). Bevolking; kerncijfers. Geraadpleegd op 12 december 2019.
CBS StatLine (2019b). Bevolking; geslacht, leeftijd en burgerlijke staat, 1 januari. Geraadpleegd op 12 december 2019.
CBS StatLine (2019c). Personen in institutionele huishoudens; geslacht en leeftijd, 1 januari. Geraadpleegd op 12 december 2019.
De Groot, C., M. van der Staak, F. Daalhuizen en G. de Kam (2019). Aanpassen of verkassen? Langer zelfstandig in een geschikte woning. Project langer zelfstandig wonen van ouderen. Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
De Groot, C., F. van Dam en F. Daalhuizen (2013). Vergrijzing en woningmarkt. Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
Folsche, L. en R. Beerepoot (2018). Langer zelfstandig thuis wonen. I&O Research,Amsterdam.
Gielen, W., D. Herbers en F. Hitzert (2018). Verhuizingen van oudere huishoudens.Statistische Trends.
Leidelmeijer, K., J. van Iersel en D. Leering (2017). Monitor Investeren in de toekomst.Ouderen en langer zelfstandig wonen. Rigo, Amsterdam.
Ministerie van VWS (2018). Programma Langer Thuis. Den Haag.
Rijksoverheid (2019a). Stimuleringsregeling om nieuwe vormen van wonen en zorg voor ouderen vlot te trekken. Den Haag.
Stoop, A, H. Giesbers en C.H. van Gool (2019). Monitor Langer Thuis 2019. RIVM, Bilthoven.
Van den Brakel, M. en K. Gidding (2019). Hoe is de financiële welvaart verdeeld? StatistischeTrends.
Technische toelichting
Onderzoeksbeschrijving
WoON
Het onderzoek WoON (Woon Onderzoek Nederland) verzamelt statistische informatie over de woonsituatie van de Nederlandse bevolking en haar wensen en behoeften op het gebied van wonen. Daarbij wordt onder andere aandacht besteed aan de samenstelling van huishoudens, de woning en woonomgeving, de woonlasten, woonwensen en verhuizingen. Het WoON is gestart in 2006 en wordt iedere drie jaar uitgevoerd aan de hand van persoonlijke interviews (CAPI), telefonische interviews (CATI) en sinds 2009 ook via internet (CAWI). De responsomvang bij de editie van 2018 bedroeg bijna 68 duizend personen van 18 jaar en ouder, woonachtig in particuliere huishoudens in Nederland.Belevingen
Het onderzoek Belevingen is van half februari tot en met juni 2019 uitgevoerd door het CBS. Doel van dit onderzoek is om aan de hand van opvattingen, percepties en meningen van inwoners van Nederland een beter beeld te krijgen van gevoelens en standpunten in de samenleving. De inhoud van Belevingen verandert jaarlijks. In 2019 was het onderzoekgericht op 55-plussers, waarbij thema’s als langer thuiswonen, het ontvangen van mantelzorg, mobiliteit en welzijn aan bod kwamen.
Het onderzoek Belevingen heeft net als WoON een mixed-mode design. Steekproefpersonen zijn eerst gevraagd om de vragenlijst via internet (CAWI) in te vullen. Een deel van de personen die niet via CAWI hebben gerespondeerd, is vervolgens door interviewers telefonisch (CATI) of aan huis (CAPI) benaderd met het verzoek alsnog deel te nemen.Hierbij zijn de modes CATI en CAPI doelgroepgericht ingezet: CAWI-nonrespondenten in groepen met relatief goede deelname via CAWI zijn minder of niet voor CATI of CAPI benaderd, en CAWI-nonrespondenten in groepen met minder deelname via CAWI zijn juist vaker door een interviewer benaderd. Daardoor is de ongewogen respons al een betere weerspiegeling van de doelpopulatie, en hoeft de weging minder te corrigeren.
In totaal namen 3 885 personen van 55 jaar en ouder deel aan Belevingen 2019. Deze personen behoorden niet tot de institutionele bevolking, dat wil zeggen zij zaten niet in verpleeg- en verzorgingstehuizen, gevangenissen en instellingen voor geestelijk gezondheidszorg. De respons bedroeg 55 procent.
Vraagstellingen
WoON
De gebruikte vraagstellingen uit het onderzoek WoON zijn te vinden via: https://www.woononderzoek.nl/documenten/Vragenlijsten----SyntaxenBelevingen
Aanwezige voorzieningen of aanpassingen
Respondenten is gevraagd of er in hun woning één of meerdere van de volgende voorzieningen of aanpassingen aanwezig zijn, waarbij meerdere antwoorden mogelijk waren.
— Traplift.
— Douche met een lage drempel of douchestoel.
— Kleine aanpassingen zoals beugels, steunen en aangepaste drempels.
— Andere voorziening of aanpassing die wenselijk is bij gezondheids- of ouderdomsklachten.
— Nee, in mijn woning zijn geen van deze voorzieningen of aanpassingen aanwezig.
Om langer thuis te kunnen blijven wonen, maken sommige mensen in hun woning gebruik van slimme woontechnologieën. Daarbij kan gedacht worden aan het op afstand bedienen van het licht, een systeem om de gordijnen te openen en te sluiten of een tablet die een videoverbinding maakt met een (wijk)verpleegkundige. Respondenten is gevraagd of zij één of meerdere van deze slimme woontechnologieën gebruiken met het doel om langer thuis te kunnen blijven wonen.
Doorgankelijkheid woning
De doorgankelijkheid van de woning is vastgesteld door respondenten te vragen of ze vanuit de woonkamer, zonder traptreden te lopen, in de keuken, een toilet, een badkamer en tenminste één slaapkamer kunnen komen.
Woning op dit moment geschikt bij gezondheids- of ouderdomsklachten?
Respondenten is gevraagd in welke mate zij hun woning op dit moment geschikt vinden
om in te (blijven) wonen bij gezondheids- of ouderdomsklachten, dus zonder het aanbrengen van nieuwe voorzieningen of aanpassingen. Antwoordopties: 1) heel geschikt,
2) geschikt, 3) niet zo geschikt, 4) ongeschikt.
Woning aanpassen of verhuizen?
Aan respondenten die aangaven in een (heel) geschikte woning te wonen, is vervolgens gevraagd: ‘Stel uw woning blijkt vanwege gezondheids- of ouderdomsklachten van u of iemand in uw huishouden toch niet geschikt genoeg om in te kunnen blijven wonen. Wat zou u dan doen?: Mogelijkheden: 1) de woning geschikt (laten) maken; 2) verhuizen; 3) weet ik nog niet.’ Een vergelijkbare vraag is gesteld aan respondenten die aangaven in een niet zo geschikte of ongeschikte woning te wonen: ‘Wat zou u doen als u of iemand in uw huishouden als gevolg van gezondheids- of ouderdomsklachten niet meer in de woning kan blijven wonen?’
Indien respondenten liever de woning geschikt (laten) maken, is gevraagd welke van
onderstaande voorzieningen of aanpassingen zij dan zouden overwegen om in de woning
aan te (laten) brengen:
— Traplift.
— Badkamer op woonverdieping.
— Slaapkamer op woonverdieping.
— Douche met een lage drempel of douchestoel.
— Kleine aanpassingen zoals beugels, steunen en aangepaste drempels.
— Andere voorziening of aanpassing die wenselijk is bij gezondheids- of ouderdomsklachten.
Tevens is hen gevraagd of zij zouden overwegen gebruik te gaan maken van slimme woontechnologieën om langer in de woning te kunnen blijven wonen. Hierbij werd aangegeven dat gedacht kan worden aan bijvoorbeeld een systeem om de gordijnen te openen en te sluiten of een tablet die een videoverbinding maakt met een (wijk) verpleegkundige.
Verhuiswens
Respondenten is gevraagd of zij nog zouden willen verhuizen: 1) ja, binnen een jaar; 2) ja, binnen 2 tot 5 jaar; 3) ja, binnen 5 tot 10 jaar; 4) ja, over 10 jaar of later; 5) ja, maar ik weet nog niet wanneer; 6) nee, alleen als het niet anders kan; 7) weet ik niet. Per abuis sluiten de eerste twee antwoordopties niet op elkaar aan. Er is daarom voor gekozen om deze opties samen te voegen tot de categorie ‘ja, binnen 5 jaar’.
Als respondenten niet meer willen verhuizen tenzij het niet anders kan, is gevraagd naar de
reden(en), waarbij meerdere antwoorden mogelijk waren:
— Omdat ik mijn woning prettig vind.
— Omdat ik mijn woonbuurt prettig vind.
— Omdat mijn kinderen in de buurt wonen (indien de respondent kinderen heeft).
— Omdat (andere) familieleden of vrienden in de buurt wonen.
— Vanwege de voorzieningen die in de buurt liggen, zoals een supermarkt, café, bushalte
of apotheek.
— Omdat ik dit vanwege gezondheids- of ouderdomsklachten niet meer kan.
— Andere reden.
Een vergelijkbare vraag is gesteld aan respondenten die wel zouden willen verhuizen. Dit
waren de antwoordopties, waarbij eveneens meerdere antwoorden mogelijk waren:
— Omdat de huidige woning te groot is.
— Omdat de huidige woning te klein is.
— Omdat ik gaan tuin meer wil (indien de respondent momenteel een tuin heeft).
— Omdat ik dichter in de buurt van mijn kinderen wil wonen (indien de respondent
kinderen heeft).
— Omdat ik dichter in de buurt van (andere) familieleden of vrienden wil wonen.
— Bij gezondheids- of ouderdomsklachten.
— Andere reden.
Aan de potentiële verhuizers is vervolgens gevraagd naar wat voor soort woning zij graag
zouden verhuizen:
— Zou u willen verhuizen naar een huur- of koopwoning?
— Naar wat voor soort woning zou u willen verhuizen? Antwoordopties: 1) flat, appartement, etagewoning, boven- of benedenwoning; 2) rijtjeshuis, tussenwoning, 3) halfvrijstaande woning, 4) vrijstaande woning, 5) ander soort woning.
— Zou u willen verhuizen naar een woning met een eigen tuin? Een patio, binnenplaats
of erf telt ook mee.
— Zou u willen verhuizen naar een seniorenwoning?
Houding tegenover woonvormen bij verlies zelfstandigheid
Tot slot nog enkele vragen over woonvormen in het geval de respondent niet meer
zelfstandig kan wonen:
— ‘Stel u kunt niet meer zelfstandig wonen, hoe staat u dan tegenover het inwonen bij
(schoon)kinderen?’ Antwoordopties: 1) heel positief, 2) positief, 3) niet positief, niet
negatief, 4) negatief, 5) heel negatief. Deze vraag is alleen gesteld als de respondent
kinderen heeft.
— ‘Stel u kunt niet meer zelfstandig wonen, hoe staat u dan tegenover het wonen in een
verzorgingshuis?’ Antwoordopties: 1) heel positief, 2) positief, 3) niet positief, niet
negatief, 4) negatief, 5) heel negatief.
— ‘Is er een andere woonvorm die u eventueel zou overwegen als u niet meer zelfstandig
kunt wonen? Indien ‘ja’: welke woonvorm is dat dan?’
Achtergrondkenmerken
Hieronder volgt een toelichting op de achtergrondkenmerken.
Leeftijdsgroepen zijn afgeleid door de leeftijd op het moment van de enquête te nemen.
In Belevingen is respondenten gevraagd: ‘Hoe is over het algemeen uw gezondheid?’
Antwoordopties waren: 1) zeer goed, 2) goed, 3) gaat wel, 4) slecht en 5) zeer slecht. Ook
is respondenten als zij een partner hebben, gevraagd naar de gezondheid van hun partner.
Respondenten die de eigen gezondheid en/of de gezondheid van diens partner als (zeer)
slecht ervaren vormen de categorie persoon (of partner) ervaart gezondheid als (zeer)
slecht. Als zij geen slechte gezondheid hebben, maar de respondent de eigen gezondheid
en/of de gezondheid van diens partner als ‘gaat wel’ omschrijft, zijn ze in de categorie
persoon (of partner) ervaart gezondheid als gaat wel, maar niet (zeer) slecht ondergebracht. De overige respondenten vormen de categorie persoon (en partner) ervaart
gezondheid als zeer goed.
Een zelfde werkwijze is gehanteerd als het gaat om de aanwezigheid van ernstige
beperkingen bij de respondent en/of diens partner. Om dit vast te stellen is aan de
respondent de volgende vraag gesteld: ‘In welke mate bent u vanwege problemen met uw
gezondheid beperkt in activiteiten die mensen gewoonlijk doen?’ Antwoordopties:
1) ernstig beperkt, 2) wel beperkt, maar niet ernstig en 3) helemaal niet beperkt. In het
geval respondenten een partner hebben, is een vergelijkbare vraag gesteld over de
beperkingen van de partner.
Voor het vaststellen van contacten met buren en voor het krijgen van mantelzorg zijn de
volgende vragen gesteld:
— ‘Hoe vaak heeft u contact met buren?’ Antwoordopties: 1) Dagelijks, 2) Eén of enkele
keren per week, 3) Eén of enkele keren per maand, 4) Minder dan één keer per maand,
5) Nooit, 6) Niet van toepassing, ik heb geen buren.
— ‘Heeft u in de afgelopen 4 weken mantelzorg gekregen?’ Antwoordopties: 1) Ja, 2) Nee.
De financiële welvaartsmaat voor huishoudens bevat informatie over zowel het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen als het vermogen van huishoudens. De rangschikkingen van huishoudens naar hoogte van het inkomen en van het vermogen zijn hierbij het uitgangspunt. De welvaart van een huishouden is vastgesteld als de som van het cumulatieve aandeel in het totale inkomen van alle huishoudens en het cumulatieve aandeel in het totale vermogen. Nadere uitleg en een voorbeeld is te vinden in het artikel van Van den Brakel en Gidding (2019). De financiële welvaart is ingedeeld in kwartielen, waarbij het eerste kwartiel de 25 procent huishoudens met de laagste financiële welvaart omvat en het vierde kwartiel de 25 procent huishoudens met de hoogste financiële welvaart.
Voor het vaststellen van de woningkenmerken zijn in Belevingen de volgende vragen
gesteld:
— Is uw huidige woning een koop- of huurwoning?
— Wat voor woning is het:
— Flat, appartement, etagewoning, boven- of benedenwoning.
— Rijtjeshuis, tussenwoning.
— Half-vrijstaande woning.
— Vrijstaande woning.
— Ander soort woning.
— Heeft uw woning een eigen tuin? Een patio, binnenplaats of erf telt ook mee.
Tabellenbijlage
Totaal 55-plussers | 55 tot 65 jaar | 65 tot 75 jaar | 75 jaar of ouder | |
---|---|---|---|---|
Woningduur | ||||
Minder dan 10 jaar | 19,8 | 21,1 | 18,3 | 19,5 |
Tussen 10 en 20 jaar | 26,3 | 29,6 | 23,5 | 24,2 |
Langer dan 20 jaar | 54,0 | 49,3 | 58,2 | 56,3 |
Woningtype | ||||
Vrijstaande woning | 20,1 | 20,2 | 21,7 | 17,5 |
2-onder-1 kapwoning | 15,7 | 17,7 | 15,5 | 12,4 |
Hoekwoning | 12,2 | 13,3 | 12,4 | 10,1 |
Tussenwoning | 26,1 | 29,7 | 25,4 | 20,5 |
Flat, appartement | 25,9 | 19,2 | 25,1 | 39,5 |
Koop of huurwoning | ||||
Koopwoning | 64,8 | 71,3 | 66,6 | 49,8 |
Huurwoning | 35,2 | 28,7 | 33,4 | 50,2 |
Wel | 10,5 | 4,1 | 9,3 | 24,1 |
Niet | 89,5 | 95,9 | 90,7 | 75,9 |
Doorgankelijke woning | ||||
Wel | 42,1 | 32,0 | 42,5 | 60,2 |
Niet | 57,9 | 68,0 | 57,5 | 39,8 |
Tevredenheid woning | ||||
Zeer tevreden | 46,0 | 44,4 | 46,5 | 48,1 |
Tevreden | 43,7 | 43,8 | 43,1 | 44,4 |
Niet tevreden, niet ontevreden | 8,0 | 8,9 | 8,4 | 5,6 |
Ontevreden | 1,9 | 2,3 | 1,6 | 1,6 |
Zeer ontevreden | 0,5 | 0,7 | 0,3 | 0,3 |
Tevredenheid woonomgeving | ||||
Zeer tevreden | 36,4 | 34,6 | 37,5 | 38,2 |
Tevreden | 50,0 | 50,1 | 48,9 | 51,4 |
Niet tevreden, niet ontevreden | 9,6 | 11,0 | 9,7 | 6,7 |
Ontevreden | 3,1 | 3,2 | 3,0 | 2,9 |
Zeer ontevreden | 0,9 | 1,2 | 0,8 | 0,7 |
1) Exclusief bewoners van instellingen, zoals bejaarden- en verzorgingshuizen. Bron: WoON. |
Ervaren geschiktheid woning bij gezondheids- of ouderdomsklachten | Voorkeur bij ongeschiktheid woning | ||||
---|---|---|---|---|---|
Woning geschikt | Woning ongeschikt | Aanpassen | Verhuizen | Weet niet | |
% | |||||
Totaal | 66,7 | 33,3 | 35,5 | 25,4 | 39,1 |
Leeftijd | |||||
55 tot 65 jaar | 60,8 | 39,2 | 33,6 | 28,8 | 37,6 |
65 tot 75 jaar | 68,4 | 31,6 | 36,6 | 23,0 | 40,4 |
75 jaar of ouder | 76,7 | 23,3 | 37,5 | 22,1 | 40,4 |
Ervaren gezondheid paar2) | |||||
(zeer) goed | 67,8 | 32,2 | 36,5 | 24,5 | 39,0 |
Gaat wel, maar niet (zeer) slecht | 65,6 | 34,4 | 34,7 | 26,3 | 39,0 |
(zeer) slecht | 64,6 | 35,4 | 32,6 | 27,1 | 40,3 |
Beperkingen paar2) | |||||
Heeft ernstige beperkingen | 65,7 | 34,3 | 34,2 | 27,5 | 38,3 |
Heeft beperkingen, maar niet ernstig | 65,3 | 34,7 | 35,9 | 25,3 | 38,7 |
Hebben geen (ernstige) beperkingen | 68,4 | 31,6 | 35,3 | 24,9 | 39,7 |
Welvaart huishouden | |||||
Eerste 25 procent (lage welvaart) | 71,0 | 29,0 | 30,3 | 30,1 | 39,6 |
Tweede 25 procent | 67,9 | 32,1 | 31,4 | 26,0 | 42,6 |
Derde 25 procent | 64,5 | 35,5 | 35,4 | 25,4 | 39,2 |
Vierde 25 procent (hoge welvaart) | 65,8 | 34,2 | 39,5 | 23,6 | 36,9 |
Soort woning | |||||
Flat, appartement, etagewoning, boven- of benedenwoning | 79,1 | 20,9 | 38,6 | 19,9 | 41,5 |
Rijtjeshuis, tussenwoning | 62,1 | 37,9 | 32,4 | 28,4 | 39,2 |
Half-vrijstaande woning | 59,4 | 40,6 | 34,9 | 25,0 | 40,1 |
Vrijstaande woning | 69,6 | 30,4 | 38,7 | 27,1 | 34,2 |
Ander soort woning | 63,7 | 36,3 | 31,9 | 24,6 | 43,5 |
Aanwezigheid tuin | |||||
Woning met eigen tuin | 64,4 | 35,6 | 35,3 | 26,0 | 38,7 |
Woning zonder tuin | 77,2 | 22,8 | 36,8 | 23,0 | 40,2 |
Huur- of koopwoning | |||||
Huurwoning | 69,9 | 30,1 | 29,8 | 27,0 | 43,2 |
Koopwoning | 65,3 | 34,7 | 37,8 | 24,8 | 37,4 |
Doorgankelijkheid | |||||
Doorgankelijke woning | 85,7 | 14,3 | 39,3 | 21,4 | 39,3 |
Geen doorgankelijke woning | 54,1 | 45,9 | 33,3 | 28,0 | 38,8 |
1) Exclusief bewoners van seniorenwoningen en bewoners van instellingen, zoals bejaarden- en verzorgingshuizen.
|
Ja, binnen 1 jaar | Ja, binnen 2 tot 5 jaar | Ja, binnen 5 tot 10 jaar | Ja, over 10 jaar of later | Ja, weet nog niet wanneer | Totaal verhuiswens | Nee, alleen als het niet anders kan | Weet niet | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
% | |||||||||
Totaal | 4,1 | 5,0 | 5,5 | 4,2 | 14,5 | 33,3 | 56,3 | 10,5 | |
Leeftijd | |||||||||
55 tot 65 jaar | 4,4 | 6,6 | 7,8 | 6,7 | 17,2 | 42,8 | 46,1 | 11,2 | |
65 tot 75 jaar | 4,0 | 4,8 | 4,4 | 2,6 | 14,4 | 30,3 | 60,0 | 9,7 | |
75 jaar of ouder | 3,4 | 2,0 | 2,4 | 1,2 | 8,3 | 17,3 | 72,4 | 10,2 | |
Ervaren gezondheid paar2) | |||||||||
(zeer) goed | 3,5 | 4,5 | 6,2 | 5,4 | 15,4 | 34,9 | 55,5 | 9,5 | |
Gaat wel, maar niet (zeer) slecht | 4,5 | 5,8 | 4,6 | 3,1 | 13,4 | 31,3 | 56,7 | 12,0 | |
(zeer) slecht | 5,8 | 5,2 | 5,4 | 1,5 | 13,5 | 31,4 | 58,5 | 10,1 | |
Beperkingen paar2) | |||||||||
Ernstige beperkingen | 7,1 | 4,7 | 5,3 | 2,0 | 12,6 | 31,6 | 60,1 | 8,2 | |
Beperkingen, maar niet ernstig | 3,9 | 4,7 | 5,3 | 3,5 | 15,1 | 32,5 | 57,2 | 10,3 | |
Geen (ernstige) beperkingen | 3,5 | 5,5 | 5,8 | 5,5 | 14,2 | 34,5 | 54,3 | 11,2 | |
Welvaart huishouden | |||||||||
Eerste 25 procent (lage welvaart) | 6,3 | 4,6 | 3,0 | 1,4 | 11,4 | 26,8 | 57,4 | 15,8 | |
Tweede 25 procent | 4,3 | 5,9 | 4,0 | 2,6 | 12,0 | 28,7 | 61,7 | 9,6 | |
Derde 25 procent | 2,9 | 4,9 | 4,8 | 5,1 | 14,4 | 32,2 | 56,8 | 11,0 | |
Vierde 25 procent (hoge welvaart) | 3,8 | 4,8 | 7,8 | 5,3 | 17,0 | 38,7 | 52,8 | 8,5 | |
Soort woning | |||||||||
Flat, appartement, etagewoning, boven- of benedenwoning | 5,6 | 4,1 | 2,4 | 1,5 | 8,8 | 22,3 | 64,6 | 13,1 | |
Rijtjeshuis, tussenwoning | 3,6 | 5,2 | 6,1 | 3,7 | 14,6 | 33,2 | 55,5 | 11,3 | |
Half-vrijstaande woning | 2,4 | 5,0 | 7,2 | 6,6 | 18,1 | 39,4 | 52,3 | 8,3 | |
Vrijstaande woning | 5,0 | 5,5 | 6,9 | 5,0 | 14,8 | 37,2 | 55,1 | 7,7 | |
Ander soort woning | 4,7 | 6,9 | 1,1 | 4,1 | 20,6 | 37,4 | 54,4 | 8,2 | |
Aanwezigheid tuin | |||||||||
Woning met eigen tuin | 3,7 | 5,4 | 6,2 | 4,7 | 15,5 | 35,5 | 55,0 | 9,5 | |
Woning zonder tuin | 5,7 | 3,7 | 2,4 | 1,6 | 9,7 | 23,1 | 63,5 | 13,4 | |
Huur- of koopwoning | |||||||||
Huurwoning | 6,1 | 4,5 | 3,6 | 1,8 | 10,5 | 26,4 | 60,4 | 13,2 | |
Koopwoning | 3,3 | 5,3 | 6,3 | 5,1 | 15,9 | 36,0 | 55,2 | 8,9 | |
Doorgankelijkheid | |||||||||
Doorgankelijke woning | 3,9 | 4,7 | 3,9 | 2,2 | 12,7 | 27,5 | 62,1 | 10,5 | |
Geen doorgankelijke woning | 4,2 | 5,3 | 6,6 | 5,4 | 15,9 | 37,4 | 52,7 | 9,9 | |
Mantelzorg in afgelopen 4 weken | |||||||||
Mantelzorg ontvangen | 6,7 | 3,3 | 3,6 | 1,2 | 10,5 | 25,3 | 67,2 | 7,5 | |
Geen mantelzorg ontvangen | 3,9 | 5,2 | 5,7 | 4,4 | 14,7 | 33,9 | 55,8 | 10,3 | |
Contact met buren | |||||||||
Dagelijks | 2,8 | 5,0 | 3,2 | 3,8 | 8,0 | 22,8 | 65,3 | 11,8 | |
Een of enkele keren per week | 3,0 | 4,4 | 5,5 | 4,2 | 15,5 | 32,5 | 58,5 | 9,0 | |
Een of enkele keren per maand | 5,3 | 5,0 | 6,7 | 4,6 | 16,4 | 38,0 | 52,9 | 9,1 | |
Minder dan een keer per maand of nooit | 7,1 | 6,6 | 6,3 | 3,7 | 14,8 | 38,5 | 48,6 | 12,9 | |
Heeft geen buren | 8,6 | 12,0 | 6,0 | 0,0 | 19,5 | 46,1 | 35,5 | 18,4 | |
1) Exclusief bewoners van seniorenwoningen en bewoners van instellingen, zoals bejaarden- en verzorgingshuizen. 2) Persoon (of partner). Bron: Belevingen. |
Huurwoning | Koopwoning | Geen antwoord | |
---|---|---|---|
% | |||
Totaal | 41,0 | 42,2 | 16,8 |
Leeftijd | |||
55 tot 65 jaar | 33,2 | 49,2 | 17,5 |
65 tot 75 jaar | 47,7 | 36,7 | 15,6 |
75 jaar of ouder | 63,9 | 20,2 | 15,9 |
Ervaren gezondheid paar2) | |||
(zeer) goed | 32,2 | 51,3 | 16,5 |
Gaat wel, maar niet (zeer) slecht | 50,5 | 31,8 | 17,7 |
(zeer) slecht | 59,3 | 26,0 | 14,7 |
Beperkingen paar2) | |||
Heeft ernstige beperkingen | 57,4 | 25,2 | 17,4 |
Heeft beperkingen, maar niet ernstig | 44,4 | 37,9 | 17,6 |
Hebben geen (ernstige) beperkingen | 33,9 | 50,4 | 15,7 |
Welvaart huishouden | |||
Eerste 25 procent (lage welvaart) | 87,6 | 7,9 | 4,5 |
Tweede 25 procent | 68,7 | 20,6 | 10,7 |
Derde 25 procent | 43,6 | 39,6 | 16,8 |
Vierde procent (hoge welvaart) | 17,2 | 60,5 | 22,2 |
Soort woning | |||
Flat, appartement, etagewoning, boven- of benedenwoning | 62,2 | 25,5 | 12,3 |
Rijtjeshuis, tussenwoning | 49,3 | 35,1 | 15,6 |
Half-vrijstaande woning | 34,9 | 46,9 | 18,1 |
Vrijstaande woning | 23,0 | 57,8 | 19,3 |
Ander soort woning | . | . | . |
Aanwezigheid tuin | |||
Woning met eigen tuin | 38,0 | 44,9 | 17,1 |
Woning zonder tuin | 63,4 | 23,3 | 13,3 |
Huur- of koopwoning | |||
Huurwoning | 84,4 | 9,0 | 6,6 |
Koopwoning | 28,7 | 52,0 | 19,3 |
Doorgankelijkheid | |||
Doorgankelijke woning | 46,5 | 38,9 | 14,5 |
Geen doorgankelijke woning | 38,3 | 43,9 | 17,8 |
1) Exclusief bewoners van seniorenwoningen en bewoners van instellingen, zoals bejaarden- en verzorgingshuizen. 2) Persoon (of partner). Bron: Belevingen. |
Flat of appartement | Rijtjeswoning | Halfvrijstaande woning | Vrijstaande woning | Ander soort huis | Geen antwoord | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
% | |||||||
Totaal | 60,3 | 5,9 | 4,5 | 10,4 | 10,6 | 8,2 | |
Leeftijd | |||||||
55 tot 65 jaar | 55,9 | 6,3 | 5,1 | 14,5 | 9,3 | 8,8 | |
65 tot 75 jaar | 64,3 | 5,7 | 4,6 | 5,4 | 12,2 | 7,9 | |
75 jaar of ouder | 72,9 | 4,6 | 0,8 | 3,2 | 13,1 | 5,3 | |
Ervaren gezondheid paar2) | |||||||
(zeer) goed | 59,7 | 4,6 | 5,5 | 13,1 | 9,3 | 7,8 | |
Gaat wel, maar niet (zeer) slecht | 61,0 | 7,2 | 2,1 | 7,3 | 12,8 | 9,6 | |
(zeer) slecht | 61,7 | 9,5 | 6,8 | 6,2 | 10,8 | 4,8 | |
Beperkingen paar2) | |||||||
Ernstige beperkingen | 60,0 | 8,1 | 6,8 | 5,0 | 13,5 | 6,7 | |
Beperkingen, maar niet ernstig | 60,8 | 6,3 | 3,7 | 8,1 | 12,5 | 8,6 | |
Geen (ernstige) beperkingen | 60,0 | 5,0 | 4,7 | 14,1 | 8,1 | 8,1 | |
Welvaart huishouden | |||||||
Eerste 25 procent (lage welvaart) | 61,7 | 11,7 | 1,9 | 6,3 | 12,6 | 5,8 | |
Tweede 25 procent | 61,2 | 7,9 | 6,0 | 4,8 | 13,2 | 6,9 | |
Derde 25 procent | 68,8 | 6,3 | 3,4 | 6,2 | 9,5 | 5,8 | |
Vierde 25 procent (hoge welvaart) | 54,8 | 3,6 | 4,8 | 16,2 | 9,9 | 10,6 | |
Soort woning | |||||||
Flat, appartement, etagewoning, boven- of benedenwoning | 62,9 | 9,2 | 4,7 | 7,9 | 7,1 | 8,2 | |
Rijtjeshuis, tussenwoning | 70,7 | 7,2 | 2,5 | 5,7 | 7,7 | 6,2 | |
Half-vrijstaande woning | 60,2 | 4,0 | 5,4 | 9,8 | 13,4 | 7,1 | |
Vrijstaande woning | 46,5 | 5,5 | 6,8 | 17,8 | 13,6 | 9,9 | |
Ander soort woning | . | . | . | . | . | . | |
Aanwezigheid tuin | |||||||
Woning met eigen tuin | 60,2 | 5,5 | 4,4 | 11,0 | 10,8 | 8,1 | |
Woning zonder tuin | 61,9 | 9,3 | 5,4 | 6,6 | 9,7 | 7,0 | |
Huur- of koopwoning | |||||||
Huurwoning | 62,2 | 12,5 | 3,7 | 6,2 | 8,6 | 6,8 | |
Koopwoning | 59,8 | 4,1 | 4,8 | 11,8 | 11,3 | 8,3 | |
Doorgankelijkheid | |||||||
Doorgankelijke woning | 59,5 | 7,0 | 4,9 | 10,5 | 10,7 | 7,4 | |
Geen doorgankelijke woning | 60,9 | 5,5 | 4,2 | 10,5 | 10,5 | 8,4 | |
1) Exclusief bewoners van seniorenwoningen en bewoners van instellingen, zoals bejaarden- en verzorgingshuizen. 2) Persoon (of partner). Bron: Belevingen. |
Senioren- woning | Woning met tuin | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Wel | Niet | Geen antwoord | Wel | Niet | Geen antwoord | |
% | ||||||
Totaal | 54,7 | 33,2 | 12,1 | 49,6 | 46,4 | 4,0 |
Leeftijd | ||||||
55 tot 65 jaar | 46,6 | 39,5 | 13,9 | 57,8 | 37,4 | 4,8 |
65 tot 75 jaar | 63,4 | 26,8 | 9,8 | 42,6 | 54,4 | 3,0 |
75 jaar of ouder | 73,4 | 18,0 | 8,6 | 25,8 | 71,9 | 2,2 |
Ervaren gezondheid paar2) | ||||||
(zeer) goed | 49,2 | 38,7 | 12,2 | 52,8 | 43,0 | 4,2 |
Gaat wel, maar niet (zeer) slecht | 60,5 | 26,7 | 12,8 | 46,5 | 50,6 | 2,9 |
(zeer) slecht | 66,6 | 24,6 | 8,8 | 42,2 | 51,7 | 6,1 |
Beperkingen paar2) | ||||||
Ernstige beperkingen | 69,2 | 24,0 | 6,8 | 45,4 | 50,4 | 4,2 |
Beperkingen, maar niet ernstig | 57,2 | 29,2 | 13,6 | 46,4 | 50,2 | 3,4 |
Geen (ernstige) beperkingen | 48,9 | 39,4 | 11,7 | 53,9 | 41,7 | 4,4 |
Welvaart huishouden | ||||||
Eerste 25 procent (lage welvaart) | 72,3 | 22,8 | 4,8 | 53,9 | 44,1 | 1,9 |
Tweede 25procent | 66,4 | 22,5 | 11,1 | 41,7 | 53,8 | 4,5 |
Derde 25procent | 61,8 | 28,7 | 9,5 | 47,2 | 49,4 | 3,4 |
Vierde 25 procent (hoge welvaart) | 41,7 | 42,5 | 15,8 | 52,6 | 42,8 | 4,6 |
Soort woning | ||||||
Flat, appartement, etagewoning, boven- of benedenwoning | 51,5 | 37,9 | 10,6 | 53,6 | 43,5 | 2,9 |
Rijtjeshuis, tussenwoning | 61,2 | 28,6 | 10,2 | 49,5 | 45,4 | 5,1 |
Half-vrijstaande woning | 55,9 | 30,4 | 13,7 | 46,5 | 49,8 | 3,6 |
Vrijstaande woning | 46,0 | 39,5 | 14,4 | 51,2 | 45,9 | 2,8 |
Ander soort woning | 59,1 | 33,9 | 6,9 | 52,6 | 42,6 | 4,8 |
Aanwezigheid tuin | ||||||
Woning met eigen tuin | 55,1 | 32,9 | 12,0 | 49,5 | 46,5 | 3,9 |
Woning zonder tuin | 54,1 | 34,0 | 11,9 | 52,1 | 44,4 | 3,5 |
Huur- of koopwoning | ||||||
Huurwoning | 69,0 | 23,9 | 7,2 | 56,3 | 40,0 | 3,7 |
Koopwoning | 50,6 | 35,9 | 13,4 | 48,1 | 48,0 | 3,9 |
Doorgankelijkheid | ||||||
Doorgankelijke woning | 52,3 | 36,2 | 11,5 | 48,5 | 48,3 | 3,3 |
Geen doorgankelijke woning | 55,7 | 32,0 | 12,2 | 50,1 | 45,7 | 4,2 |
1) Exclusief bewoners van seniorenwoningen en bewoners van instellingen, zoals bejaarden- en verzorgingshuizen. 2) Persoon (of partner). Bron: Belevingen. |
Inwonen bij (schoon)kinderen | Wonen in een verzorgingshuis | Overweegt andere woonvorm | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
(Heel) positief | Niet positief, niet negatief | (Heel) negatief | (Heel) positief | Niet positief, niet negatief | (Heel) negatief | ||
% | |||||||
Totaal | 7,8 | 20,1 | 72,0 | 25,0 | 39,6 | 35,4 | 37,0 |
Leeftijd | |||||||
55 tot 65 jaar | 10,7 | 20,5 | 68,8 | 24,1 | 40,1 | 35,7 | 44,3 |
65 tot 75 jaar | 5,4 | 22,5 | 72,1 | 23,4 | 42,1 | 34,6 | 37,1 |
75 jaar of ouder | 6,4 | 16,1 | 77,4 | 29,1 | 34,9 | 36,0 | 24,1 |
(Migratie) Achtergrond | |||||||
Nederlandse | 6,1 | 19,8 | 74,1 | 25,5 | 39,8 | 34,8 | 38,4 |
Westerse | 14,3 | 23,7 | 62,0 | 22,1 | 42,1 | 35,9 | 32,0 |
Niet-westerse | 21,9 | 19,4 | 58,6 | 23,5 | 32,8 | 43,7 | 25,0 |
1) Exclusief bewoners van seniorenwoningen en bewoners van instellingen, zoals bejaarden- en verzorgingshuizen. Bron: Belevingen. |