Vertrouwen en stemgedrag

5. Conclusie en discussie

In dit artikel is onderzocht welke rol vertrouwen speelt in het verklaren van stemgedrag.Stemgedrag is vervolgens uitgesplitst in opkomst en partijkeuze, waardoor zowel kiezers als niet-stemmers zijn opgenomen in dit onderzoek. Het blijkt dat vertrouwen is gerelateerd aan opkomst. Zo vergroten vertrouwen in de ander en in de politiek de kans dat een stemgerechtigde daadwerkelijk gaat stemmen, terwijl het vertrouwen in de private sector de kans verkleint dat iemand naar de stembus gaat. Dit sluit aan bij de bevindingen van Schmeets (2017) en Linssen (2016), die ook een overwegend positief effect van vertrouwen (voor Linssen als onderdeel van sociaal kapitaal) waarnamen. Volgens Smets en Van Ham (2012) tonen de meeste studies in 2000-2010 waarin deze relatie is onderzocht echter aan dat de samenhang tussen vertrouwen en opkomst niet significant is.Er is dus aanleiding om te veronderstellen dat deze relatie specifiek voor de Nederlandse context wel aanwezig is. Dit kan bovendien inhouden dat het verband tussen vertrouwen en opkomst vooral te vinden is in landen met een gemiddeld hoog vertrouwensniveau, en dat is Nederland, samen met een aantal Scandinavische landen, bij uitstek (CBS StatLine,2019; Leclerc en Schmeets, 2017).

Vertrouwen speelt ook een rol in het verklaren van de partijkeuze. Het heeft voor elke partij impact op de kans dat deze gekozen wordt, maar de verklaringskracht en de richting van de effecten verschillen sterk per partij. Zo is vertrouwen, of beter gezegd het gebrek hieraan, een belangrijke verklaring voor de keuze voor de PVV. De kans dat iemand op deze partij stemt, is over het algemeen groter wanneer het vertrouwen in de ander, in de politiek en in publieke en maatschappelijke instituties minder is. Kiezers stemmen daarentegen eerder op D66 of GroenLinks als zij een hoge mate van vertrouwen hebben.

De confessionele partijen (CDA, ChristenUnie en SGP) zijn een geval apart. De kans dat een kiezer op één van deze partijen stemt is aanzienlijk groter wanneer hij of zij kerken vertrouwt. Dit is, althans voor Nederland, in lijn met de verwachting dat vertrouwen eenrichtinggever is om de keuze voor een partij te maken (Hetherington, 1999). Ook nacontrole voor achtergrondkenmerken, zoals geslacht, opleidingsniveau en leeftijd, blijkt, in aanvulling op Gielen en Schmeets (2015) en Schmeets (2017), dat vertrouwen een uniek effect heeft op de partijkeuze, zowel in 2012 als in 2017.