3. Vertrouwen en opkomst
Sociaal vertrouwen hangt van de verschillende onderdelen van vertrouwen het sterkst
samen met opkomst (zie tabel B.1). Terwijl 93 procent van de kiesgerechtigden die stellen
dat anderen wel te vertrouwen zijn in 2017 naar de stembus ging, gold dat voor slechts
81 procent van de mensen die menen dat je niet voorzichtig genoeg kan zijn met anderen.
Een vergelijkbare samenhang tussen sociaal vertrouwen en opkomst is ook in 2012
zichtbaar (Phi = 0,15 in 2012 en 0,18 in 2017).
Ook het vertrouwen in de politiek hangt positief samen met de opkomst. Van de
Nederlanders zonder vertrouwen in de Tweede Kamer en de EU ging 87 procent stemmen,
van de mensen die één van deze instituties vertrouwen, was dat 90 procent en bij
diegenen die fiducie hebben in beide politieke instituties 93 procent.
Daarnaast heeft het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties een significante
relatie met de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen. In 2017 nam het aandeel dat
naar de stembus ging toe van 85 procent van de mensen die aangaven één of geen van de
publieke en maatschappelijke instituties te vertrouwen tot 91 procent bij degenen die vier
of vijf van deze instituties hun vertrouwen gaven. Het vertrouwen in de private sector
hangt daarentegen negatief samen met de opkomst. Naarmate mensen banken en
bedrijven meer vertrouwen, zijn zij minder geneigd om te gaan stemmen. Zo ging
92 procent van stemgerechtigden die de private sector wantrouwen naar de stembus,
tegen 86 procent van degenen die deze sector vertrouwen. Ten slotte hangt alleen in 2012
het vertrouwen in kerken licht samen met de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen. In
dat jaar ging 79 procent van de mensen die religieuze instituties wantrouwen stemmen,
versus 82 procent van diegenen die deze juist vertrouwen. In 2017 is dit kleine verschil
verder afgenomen tot één procentpunt.
Categorie1 | Aandeel (% van stemgerechtigden) | |
---|---|---|
Medemens | Geen | 81 |
Medemens | Wel | 93 |
Politiek | Geen | 88 |
Politiek | Tweede Kamer of EU | 90 |
Politiek | Tweede Kamer en EU | 93 |
Publieke/maatschappelijke instituties | 0 - 1 instituties | 85 |
Publieke/maatschappelijke instituties | 2 - 3 instituties | 91 |
Publieke/maatschappelijke instituties | 4 - 5 instituties | 92 |
Private sector | Geen | 92 |
Private sector | Banken of bedrijven | 89 |
Private sector | Banken en bedrijven | 86 |
Kerken | Geen | 89 |
Kerken | Wel | 90 |
Bevolkingsgroepen verschillen in de mate waarin ze vertrouwen hebben in de samenleving (Schmeets, 2018). Vooral de lager opgeleiden blijven wat dat betreft achter ten opzichte van de hoger opgeleiden. Tevens tonen jongeren meer vertrouwen dan ouderen en etaleren vrouwen op sommige vertrouwensaspecten minder en op andere juist meer vertrouwen dan mannen. Verder is er meer vertrouwen onder de hogere dan onder de lagere inkomens en is er meer vertrouwen onder ongehuwden en gehuwden dan onder gescheiden en verweduwde personen. De immigratieachtergrond geeft een wisselend beeld. Mensen met niet-westerse achtergrond zijn argwanender tegenover andere mensen, rechters en politie, maar hebben juist meer vertrouwen in diverse andere instituties en de politiek. Om de unieke bijdrage van vertrouwen op het stemgedrag vast te stellen, zijn daarom logistische regressieanalyses uitgevoerd Ook na controle voor achtergrondkenmerken blijft het sterke effect van sociaal vertrouwen op de opkomst bestaan (zie tabel B.2). Zo is de kans om te gaan stemmen in 2017 gecontroleerd voor geslacht, opleiding, leeftijd, burgerlijke staat, gestandaardiseerd huishoudinkomen en migratieachtergrond twee keer zo hoog voor mensen met vertrouwen in de medemens vergeleken met mensen met weinig vertrouwen in de ander. Dit is een toename ten opzichte van 2012: toen was deze kans nog anderhalf keer zo groot. Het effect van politiek vertrouwen op de opkomst blijft na correctie eveneens overeind. In zowel 2012 als 2017 gingen mensen vaker naar de stembus wanneer zij meer fiducie hadden in politieke instituties. Bij het vertrouwen in publieke en maatschappelijke instituties is het effect na controle voor achtergrondkenmerken echter alleen significant in 2012, en is dat jaar bovendien vrij zwak. Het vertrouwen in de private sector heeft daarentegen wel bij beide verkiezingen een robuust negatief effect op de opkomst. Naarmate mensen banken en bedrijven meer wantrouwen, gaan zij vaker naar de stembus. Het vertrouwen in kerken heeft ten slotte na controle een licht positief effect op de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen in zowel 2012 als 2017.