Technische toelichting
Het eerste cohort (cohort 2001) bestaat uit de inwoners van Nederland die op 30 september 2001 zestig jaar oud waren. Deze groep bestond uit 161 duizend personen. Voor 49 procent waren dat laagopgeleiden (geen of alleen basisonderwijs, onderbouw havo/vwo of mbo-1), voor 34 procent middelbaar opgeleiden (mbo-2 of 3, bovenbouw havo/vwo) en voor 17 procent hoogopgeleiden (hbo of universitair). Het tweede cohort (cohort 2011)bestond uit 211 duizend personen die gemiddeld een hoger onderwijsniveau hadden:40 procent laagopgeleid, 37 procent middelbaar opgeleid en 23 procent hoogopgeleid.
De informatie over het onderwijsniveau is gebaseerd op een combinatie van enquête- en registratiegegevens. Van 13 duizend zestigjarigen in 2001 (8 procent) is het onderwijsniveau uit registraties bekend, van de zestigjarigen uit 2011 zijn dat er 60 duizend(28 procent). Cijfers waarbij onderscheid gemaakt is naar onderwijsniveau, zijn deels opeen steekproef en deels op registratie gebaseerd. De cijfers waarbij geen onderscheid naar onderwijsniveau wordt gemaakt, zijn in dit artikel gebaseerd op integrale waarneming.
De gegevens over inkomstenbronnen zijn afkomstig uit het SSB (zie Bakker, van Rooijen en van Toor, 2014). Alle inkomsten uit de verschillende inkomensbronnen die iemand in de verslagmaand heeft, worden met elkaar vergeleken. Het hoogste bedrag is in principebepalend voor de sociaaleconomische categorie (de belangrijkste inkomstenbron).Daarnaast wordt meegenomen of een persoon ingeschreven staat bij een onderwijsinstelling. Dat is medebepalend voor de sociaaleconomische categorie.