4. Inkomsten naast pensioen
Pensioen steeds minder vaak enige inkomstenbron
Personen die op hun zestigste een pensioenuitkering ontvingen hadden daarnaast vaak nog één of meer andere inkomstenbronnen. Bij cohort 2011 was dat voor 71 procent van deze groep het geval. Tien jaar eerder was dat ruim 20 procentpunt minder. In 2011 waren er dus niet alleen minder zestigjarigen die pensioen ontvingen dan in 2011, zij hadden ook minder vaak pensioen als enige inkomstenbron. Met het stijgen van de leeftijd neemt het aandeel pensioenontvangers dat andere inkomsten heeft geleidelijk af, met een sterke daling wanneer de AOW-leeftijd wordt bereikt.
Groep x-as label | X-as label | Cohort 2001 (%) | Cohort 2011 (%) |
---|---|---|---|
60 jaar | 49,33 | 71,28 | |
61 jaar | 43,54 | 66,29 | |
62 jaar | 41,98 | 61,29 | |
63 jaar | 39,03 | 56,55 | |
64 jaar | 38,54 | 52,85 | |
65 jaar | 17,36 | 38,08 |
Uitkering werkloosheid of bijstand komt minst vaak naast pensioen voor
De meest voorkomende inkomstenbronnen naast het pensioen onder zestigjarigen wareninkomsten uit werk en uit een arbeidsongeschiktheids- of ziekte-uitkering. De combinatie met een werkloosheids- of bijstandsuitkering kwam veel minder vaak voor. Van 2001 op 2011 nam het aandeel zestigjarige pensioenontvangers dat ook inkomsten uit werk had ongeveer even sterk toe bij laag- en bij hoogopgeleiden, en ook bij mannen en vrouwen.Het aandeel dat naast hun pensioeninkomsten ook een uitkering voor arbeidsongeschiktheid of ziekte ontving steeg vooral onder laagopgeleide mannen sterk, van 24 naar 47 procent (tabel T2).
Cohort 2001 (%) | Cohort 2011 (%) | |
---|---|---|
Alleen pensioen | 50,58 | 28,72 |
Werk | 25,65 | 43,93 |
Arbeidsongeschiktheidsuitkering | 20,88 | 30,24 |
Werkloosheids- of bijstandsuitkering | 8,76 | 7,1 |