3. Conclusie
In dit onderzoek is onder meer nagegaan in welke mate verschillende eHealth toepassingen aangeboden en gebruikt worden, hoe groot de bereidheid tot gebruik is en welke zorgen en bezwaren hiermee gepaard gaan.
Van de hier besproken eHealth-toepassingen is de aanvraag van online herhaalrecepten het vaakst mogelijk. Mensen die in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoekcontact hebben gehad met de huisarts zijn vaker op de hoogte van de mogelijkheden voor het gebruik van eHealth dan mensen die dat niet hebben gehad. Dit ligt ook voor de hand,omdat deze mensen misschien door hun huisarts op deze mogelijkheden zijn gewezen of meer baat bij het gebruik ervan kunnen hebben.
Onder degenen die nog geen gebruik maken van of niet bekend zijn met de eHealth toepassingen, is er met name een grote bereidheid om herhaalrecepten via internet aan te vragen of om online een afspraak met de huisarts te maken. In de eHealth-monitor (Nictiz en NIVEL, 2016) werd in 2016 aangegeven dat nog niet te voorspellen was of toepassingen als videoconsulten op grote schaal gebruikt zullen worden in de toekomst. De resultaten in dit artikel laten zien dat de bereidheid om videogesprekken te voeren met de huisarts nog relatief laag is ten opzichte van andere toepassingen, zoals vragen stellen via mail of via de website van de huisartspraktijk.
Ouderen gebruiken vaker eHealth-toepassingen, zoals de online aanvraag van recepten,dan jongeren. Dit geldt alleen voor ouderen van 55 tot 75 jaar, onder 75-plussers is het gebruik juist lager dan onder jongere leeftijdsgroepen. Het is hierbij niet uit te sluiten dat het hogere gebruik onder ouderen komt omdat ouderen deze toepassingen vaker nodig hebben vanwege hun gezondheidssituatie. Meer huisartscontact en een minder goede ervaren gezondheid verklaren deze verschillen niet. Echter medicijngebruik is in dit onderzoek niet meegenomen. Jongeren zoeken naar aanleiding van klachten wel aanmerkelijk vaker gezondheidsinformatie op dan ouderen. Ouderen die de eHealth toepassingen niet gebruiken, zijn over het algemeen minder bereid dan jongeren om deze in de toekomst te gaan gebruiken.
In 2018 zocht 67 procent van de personen van 12 of ouder wel eens gezondheidsinformatie op internet op. Dit was in 2012 nog 49 procent (StatLine, 2018). Nederland was hiermee in 2017 koploper in Europa (Eurostat, 2017). Deze cijfers zijn gebaseerd op het onderzoek naar ICT-gebruik van huishoudens en personen waarin een iets andere vraagstelling wordt gehanteerd dan in het Belevingen onderzoek. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om informatie over ziekten of over leefstijl en dit hoeft niet per se naar aanleiding van gezondheidsklachten te zijn. In het Belevingen onderzoek wordt specifiek gevraagd naar het online zoeken van gezondheidsinformatie naar aanleiding van gezondheidsklachten.
Naast de verschillen tussen leeftijdsgroepen zijn er ook tussen andere bevolkingsgroepenverschillen gevonden. Zo maken vrouwen vaker online een afspraak met de huisarts, maar van de mensen die hier nog geen gebruik van maken, zijn mannen vaker bereid dit in de toekomst te doen dan vrouwen. Mannen willen ook vaker via internet vragen stellen over gezondheidsklachten dan vrouwen. Daarnaast zijn hoogopgeleiden vaker bereid eHealth te gebruiken dan laagopgeleiden. Dit geldt ook voor personen met een Nederlandse of westerse migratieachtergrond vergeleken met personen met een niet-westerse achtergrond.
Ook willen ouderen, laagopgeleiden en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond minder vaak zelf thuis hun eigen gezondheidswaarden meten dan jongeren,hoogopgeleiden of mensen met een Nederlandse achtergrond. Als mensen zelf thuismetingen willen verrichten, willen ze deze gegevens ook vrijwel altijd via internet doorgeven.
Bovenstaande verschillen tussen bevolkingsgroepen in de mogelijkheid en bereidheid tot gebruik van eHealth-toepassingen, met name tussen de leeftijdsgroepen en onderwijsniveaus kunnen mogelijk verklaard worden door verschillen in gebruik van het internet. Zo zitten jongeren veel vaker op het internet dan ouderen: van de 18- tot 25-jarigen gebruikt bijna iedereen dagelijks internet, onder de 75-plussers is dit minder dan de helft (StatLine,2018). Ook internetten hoogopgeleiden vaker dan laagopgeleiden. Of en hoe deze verschillen in internetgebruik gerelateerd zijn aan de verschillen in gebruik en bereidheid tot gebruik van eHealth, kan met dit onderzoek niet vastgesteld worden.
Een van de bekendste eHealth-toepassingen is het Landelijk Schakelpunt. De meeste mensen hebben daar desgevraagd wel eens van gehoord. Dit geldt in meerdere mate voor mensen van 45 tot 75 jaar. Ook hoogopgeleiden en mensen met een Nederlandse achtergrond hebben hier vaker van gehoord dan laagopgeleiden en mensen met een westerse of niet-westerse achtergrond.
Een meerderheid van de personen die bekend is met het LSP heeft toestemming gegeven om zijn of haar medische gegevens te delen nadat hen dit is gevraagd. Vrouwen en ouderen deden dit vaker dan mannen en jongeren. Ook personen met een Nederlandse achtergrond stemden vaker hiermee in dan personen met een niet-westerse migratieachtergrond. Hoogopgeleiden gaven minder vaak permissie voor het delen van hun gegevens in het LSP dan laagopgeleiden.
De belangrijkste genoemde redenen om niet toe te stemmen, zijn zorgen over privacy,beveiliging en misbruik van gegevens. Daarnaast maakt de meerderheid van de volwassenen zich in enige mate zorgen dat partijen als zorgverzekeraars, organisaties die levensverzekeringen aanbieden, hypotheekverstrekkers en werkgevers in de toekomst via het LSP inzage zouden kunnen krijgen in hun medische gegevens met als gevolg mogelijke hogere premies, afwijzing voor (aanvullende) verzekeringen, andersoortig gegevensmisbruik of schending van de privacy. Van de mensen die het LSP niet kennen of niet om toestemming gevraagd zijn, heeft de meerderheid geen bezwaar om desgevraagd hun gegevens te verstrekken.
Tot slot geven degenen die al deelnemen aan het LSP of dat in elk geval niet zouden weigeren, aan zelf inzage te willen in hun eigen medische gegevens en te willen bepalen wie daar toegang toe hebben. De minister van medische zorg heeft recentelijk aangekondigd dit te willen regelen middels een nieuwe eHealth-toepassing, de digitale persoonlijke gezondheidsomgeving (Bruins, 2019). Dit was ten tijde van dit onderzoek nog niet bekend.