1. Inleiding
De minister en staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben in een brief uit 2014 doelstellingen met betrekking tot het gebruik en de beschikbaarheid van eHealth toepassingen geformuleerd (Schippers en van Rijn, 2014). Hierbij wordt met name gefocust op de chronisch zieken en kwetsbare ouderen. Zo zou ten eerste binnen vijf jaar 80 procent van de chronisch zieken en 40 procent van de overige patiënten toegang moeten hebben tot bepaalde medische gegevens over zichzelf. Ten tweede zou drie kwart van de chronisch zieken en kwetsbare ouderen, die dit willen of kunnen, zelf gezondheidsmetingen zoals van de bloeddruk, gewicht of bloedsuiker moeten kunnen uitvoeren, eventueel met monitoring op afstand door een zorgverlener. Ten derde zou iedereen die thuis zorg en ondersteuning ontvangt de mogelijkheid moeten hebben om via een beeldscherm 24 uur per dag met een zorgverlener te kunnen communiceren.
Het behalen van deze doelstellingen wordt door Nictiz en Nivel in de eHealth-monitor bijgehouden. Uit deze monitor blijkt dat zorggebruikers meestal wel bereid zijn om eHealth te gebruiken, maar vaak niet op de hoogte zijn van de beschikbare toepassingen. Na ervaring te hebben opgedaan met een bepaalde eHealth-toepassing zijn zowel zorgverleners als -gebruikers er positiever over. Volgens het CBS maakte in 2018 een kwart van de personen van 12 jaar of ouder gebruik van internet om een afspraak te maken meteen medisch specialist (StatLine, 2018). Dit was in 2012 nog een op de tien. De mogelijkheden voor inzage in medische gegevens zijn de laatste jaren toegenomen, chronisch zieken houden vaker hun gezondheidswaarden bij, maar beeldbellen en het gebruik van domotica voor communicatie met de zorgverlener zijn niet toegenomen (Nictiz en Nivel, 2017). Onder domotica wordt technologie verstaan die het makkelijker maakt voor mensen om zaken in huis, zoals verlichting, te bedienen.
Volgens eerder onderzoek kan eHealth de efficiëntie van de zorg verbeteren, het contact tussen patiënt en arts vergemakkelijken en de patiënt meer controle geven over zijn behandeling (Dedding et al., 2011). Er zijn echter ook zorgen over privacyschending en de beveiliging van gevoelige medische gegevens die via internet worden gedeeld (Wilkowska en Ziefle, 2012). Bovendien heeft de patiënt enerzijds ICT-vaardigheden nodig om met de nieuwe toepassingen om te kunnen gaan en anderzijds de motivatie om dit te willen proberen (Meuter et al., 2005).
Dit onderzoek richt zich op (bereidheid tot) gebruik, mogelijkheden en opvattingen over eHealth onder de volwassen bevolking. In het eerste deel van de resultaten wordt specifiek ingegaan op de volgende eHealth-toepassingen: het aanvragen van herhaalrecepten via internet, online een afspraak maken met de huisarts, vragen stellen over bestaande klachten aan de huisarts via internet en thuis gezondheidsmetingen verrichten om deze via internet aan de huisarts door te geven. Daarnaast wordt beschreven in welke mate mensen zelf op zoek gaan naar informatie op internet als zij gezondheidsklachten hebben. Hoewel dit strikt genomen niet onder eHealth-toepassingen valt, is het in dit kader wel interessant om mee te nemen in dit artikel.
Het tweede deel van de resultaten gaat in op het Landelijk Schakel Punt (LSP), als een van de huidige toepassingen van eHealth. Allereerst wordt antwoord gegeven op de vraag hoe groot het aandeel volwassenen is dat toestemming heeft gegeven voor het delen van medische gegevens via het LSP. Vervolgens wordt beschreven in hoeverre mensen die niet om toestemming gevraagd zijn hiervoor open staan. Tevens worden in dit deel opvattingen over het LSP besproken, de voor- en nadelen die mensen zien en de zorgen en bezwaren die er leven. Van vier typen organisaties wordt gevraagd of mensen zich zorgen maken over inzage in het LSP door deze partijen. Het gaat hierbij om zorgverzekeraars,organisaties die levensverzekeringen aanbieden, hypotheekverstrekkers en werkgevers.Er wordt steeds bekeken of er verschillen zijn naar geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en herkomst. Ook wordt gekeken naar de relatie met huisartscontact en ervaren gezondheid indien dit relevant is.