De woning en buurt van inbraakslachtoffers

3. Resultaten

3.1 Stand van zaken en trends

Minder slachtoffers van woninginbraak dan in 2012

In 2017 gaf 12 procent van de bevolking aan dat zij in de afgelopen vijf jaar slachtoffer zijn geweest van woninginbraak of een poging daartoe. Twee procent kreeg hier in de afgelopen twaalf maanden mee te maken. Dit aandeel lag iets hoger in 2012. In de meeste gevallen gaat het om een poging tot inbraak waarbij niets uit de woning is gestolen. Verder krijgen sommige mensen meerdere malen in een jaar met inbrekers te maken; in 2017 betrof dit 22 procent van de slachtoffers. De meerderheid (78 procent) is eenmalig slachtoffer geweest van woninginbraak. De meeste slachtoffers kregen in de vakantiemaanden juli, augustus of december met inbrekers te maken. De minste slachtoffers waren er in januari.

3.1.1 Slachtofferschap in de afgelopen 12 maanden, 2017
 Poging tot inbraak (%)Inbraak (%)
20121,71,2
20131,81,3
20141,81,2
20151,71,1
20161,51
20171,20,8

(Poging tot) inbraak wordt in ongeveer 2 van de 3 gevallen gemeld bij de politie. Dit aandeel is niet veranderd tussen 2012 en 2017. Er wordt wel minder vaak aangifte gedaan. In 2012 ging het om 51 procent van de gevallen tegen 43 procent in 2017. In 2017 werd 71 procent van de woninginbraken waarbij daadwerkelijk iets gestolen is, aangegeven bij de politie. Van de pogingen tot inbraak was dat 27 procent.

In lijn met het verminderde slachtofferschap van woninginbraak, is de ingeschatte kans op slachtofferschap iets afgenomen. In 2012 achtte 10 procent van de bevolking de kans (zeer) groot dat zij in de komende twaalf maanden zelf slachtoffer zouden worden van woninginbraak, tegen 9 procent in 2017. De ingeschatte kans op slachtofferschap van woninginbraak hangt duidelijk samen met het daadwerkelijke slachtofferschap. Van de mensen die in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer zijn geweest van woninginbraak, acht 45 procent de kans (zeer) groot dat zij in de komende twaalf maanden opnieuw slachtoffer zullen worden, tegen 8 procent van de mensen die geen slachtoffer zijn geweest. In het geval van woninginbraak in de afgelopen vijf jaar zijn deze percentages respectievelijk 28 en 6 procent.

Meerderheid neemt maatregelen tegen inbraak

Het grootste deel van de bevolking heeft maatregelen getroffen om hun woning tegen inbrekers te beschermen. Zo heeft 76 procent buitenverlichting en 65 procent extra veiligheidssloten. (Rol)luiken en een alarminstallatie komen met 19 procent en 13 procent minder vaak voor. Slachtoffers van woninginbraak hebben doorgaans vaker maatregelen voor inbraakpreventie dan mensen die geen recente ervaring hebben met woningbraak. Ze hebben vooral vaker een alarminstallatie of extra veiligheidssloten. Dit geldt eveneens voor mensen die de kans op woninginbraak (zeer) groot inschatten ten opzichte van mensen die dit niet doen. Hoewel het niet aan te tonen valt op basis van de gegevens – doordat het slachtofferschap en de aanwezigheid van preventiemaatregelen op hetzelfde moment zijn vastgesteld – is het aannemelijk dat slachtofferschap van woninginbraak mensen aanzet tot het aanschaffen van preventieve maatregelen. Ook valt op basis van de gegevens niet vast te stellen of preventiemaatregelen de kans op woninginbraak verkleinen. Ander onderzoek laat zien dat er wel degelijk een preventieve werking van uitgaat (De Waard, 2012; Van Dijk, 2012; Vollaard en Van Ours, 2011).

3.1.2 Preventie in en rondom woning, 2017
 Buitenverlichting (%)Extra veiligheidssloten / grendels op buitendeuren (%)(Rol)luiken voor ramen / deuren (%)Alarminstallatie in huis (%)
75,974864,862319,071712,8746
De aanwezigheid van extra veiligheidssloten en van buitenverlichting is iets gedaald in vergelijking met 2012. Het aandeel met een alarminstallatie of met (rol)luiken is gelijk gebleven.

3.2 Regionale verschillen in slachtofferschap woninginbraak en preventie

Inwoners van meer verstedelijkte gemeenten geven vaker aan slachtoffer te zijn geweest van (poging tot) woninginbraak dan inwoners van minder verstedelijkte gemeenten. Bovendien zijn ze vaker herhaald slachtoffer. Ze achten de kans op woninginbraak ook vaker (heel) groot. Daarentegen blijken inwoners van de meest verstedelijkte gemeenten het minst vaak preventiemaatregelen te treffen om hun woning tegen inbrekers te beschermen.

3.2.1 Slachtofferschap en preventie naar stedelijkheid, 2017
 Zeer sterk stedelijk (%)Sterk stedelijk (%)Matig stedelijk (%)Weinig stedelijk (%)Niet stedelijk (%)
Slachtofferschap woninginbraak in afgelopen 5 jaar14,036912,692910,58599,38058,729
Slachtofferschap woninginbraak in afgelopen 12 maanden2,72462,19491,73451,61741,263
Ingeschatte kans op woninginbraak '(heel) groot'11,42229,71498,38576,72486,4078
Buitenverlichting58,314976,683,089885,24186,4153
Extra veiligheidssloten59,829365,494768,994366,691564,1159
(Rol)luiken10,52619,076722,350925,056521,8595
Alarminstallatie in huis10,126313,013415,277113,655813,4419

Dit patroon komt deels ook tot uitdrukking in de regionale spreiding van het slachtofferschap van woninginbraak en inbraakpreventie naar provincie. Het aandeel personen dat in de afgelopen vijf jaar slachtoffer is geweest van woninginbraak ligt in minder verstedelijkte provincies als Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Zeeland lager dan in de meeste andere provincies. In de sterk verstedelijkte provincie Noord-Holland is het aandeel groter dan landelijk gemiddeld. Hoewel minder sterk verstedelijkt geldt dit ook voor de provincies Limburg en Noord-Brabant. Wat betreft het slachtofferschap van woninginbraak in de afgelopen twaalf maanden zijn de provinciale verschillen minder groot (CBS Statline, 2018a).
Het aandeel dat de kans op woninginbraak (heel) groot acht, is relatief klein in minder verstedelijkte provincies. Vooral inwoners van Flevoland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Limburg schatten deze kans hoog in (CBS Statline, 2018b). Maatregelen tegen woninginbraak zijn het meest getroffen in de zuidelijke provincies Noord-Brabant en Limburg, en het minst in de provincies Groningen, Friesland en NoordHolland (CBS Statline, 2018c).

3.2.2 Slachtofferschap van (poging tot) woninginbraak in de afgelopen vijf jaar naar provincie, 2017

In gemeenten met 70 duizend of meer inwoners – dit zijn de 51 grootste gemeenten van Nederland – zijn meer slachtoffers van woninginbraak dan landelijk gemiddeld. Ook het aandeel dat de kans op woninginbraak (heel) groot acht ligt hier hoger (CBS StatLine, 2018a; 2018b). Binnen de 51 grootste gemeenten bestaan er ook verschillen. Hoewel het aandeel slachtoffers van woninginbraak niet verschilt tussen de G4-gemeenten (Amsterdam, ’s-Gravenhage, Rotterdam en Utrecht), G32-gemeenten (netwerk van grote steden exclusief G4) en overige grootste gemeenten, zijn er in de G4-gemeenten meer mensen die in de afgelopen twaalf maanden meerdere keren met inbrekers te maken kregen. Tevens acht een groter deel in de G4-gemeenten de kans op woninginbraak (heel) groot dan in de andere grootste gemeenten. Minder mensen hebben er echter maatregelen getroffen om hun woning en bezittingen te beveiligen (CBS StatLine, 2018a; 2018b; 2018c).

3.3 Slachtofferschap woninginbraak en preventie naar woningkenmerken

Seniorenwoningen en hoge flats relatief weinig het doelwit van inbrekers Bewoners van vrijstaande woningen, benedenwoningen en hoekwoningen in een rij geven vaker aan dat zij in de afgelopen vijf jaar slachtoffer zijn geweest van (poging tot) woninginbraak dan bewoners van twee-onder-een-kapwoningen, tussenwoningen in een rij, seniorenwoningen1), flats en bovenwoningen (zie tabel B1). Seniorenwoningen en hoge flats van vijf of meer woonlagen zijn relatief weinig doelwit van inbrekers. Er zijn minder verschillen naar woningtype wanneer gekeken wordt naar het slachtofferschap in de afgelopen twaalf maanden. Het aandeel dat de kans op woninginbraak (heel) groot acht is onder bewoners van vrijstaande woningen, benedenwoningen, tussenwoningen en hoekwoningen in een rij groter dan onder bewoners van twee-onder-een-kapwoningen, seniorenwoningen, flats2), bovenwoningen en studentenkamers. Bewoners van vrijstaande woningen hebben de meeste preventiemaatregelen getroffen, bewoners van studentenkamers en bovenwoningen de minste.

Koopwoningen beter beveiligd tegen woninginbraak dan huurwoningen

Het slachtofferschap van woninginbraak in de afgelopen vijf jaar verschilt niet tussen bewoners van koop- en huurhuizen (zie tabel B1). Wel geven bewoners van een huurhuis vaker aan dat zij in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer zijn geweest van inbrekers. De kans op woninginbraak wordt door bewoners van koop- en huurhuizen vergelijkbaar ingeschat. Wat betreft inbraakpreventie hebben bewoners van een koophuis vaker maatregelen getroffen dan bewoners van een huurhuis. Zo heeft bijvoorbeeld 84 procent van de bewoners van een koophuis buitenverlichting, tegen 61 procent van de bewoners van een huurhuis.

Woninginbraak vaker in oudere dan nieuwere woningen

Het bouwjaar is eveneens van belang voor woninginbraak. Vooral bewoners van woningen die gebouwd zijn voor 1965 geven vaak aan dat zij slachtoffer zijn geweest van woninginbraak. Van hen gaf 2,6 procent aan in de afgelopen twaalf maanden te maken te hebben gehad met inbrekers, tegen 1,8 procent van de bewoners van woningen die in 1965 of later zijn gebouwd. Wat betreft woninginbraak in de afgelopen vijf jaar is dit 14,1 procent tegen 11,2 procent.
Bewoners van oudere woningen schatten de kans op woninginbraak ook vaker hoger in. Dat er in nieuwere woningen minder wordt ingebroken en dat de bewoners ervan minder angstig hiervoor zijn, hangt mogelijk samen met het feit dat er in deze woningen doorgaans meer preventiemaatregelen zijn getroffen. Desalniettemin blijkt dat er in woningen die in 2005 of daarna zijn gebouwd minder vaak extra veiligheidssloten of (rol) luiken aanwezig zijn dan in woningen die tussen 1945 en 2005 zijn gebouwd. Mogelijk zitten er betere sloten in ramen en deuren bij nieuwere woningen, waardoor extra veiligheidssloten niet nodig zijn.