2. Gegevens
2.1 Gegevensbron
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van gegevens uit de Veiligheidsmonitor (VM). De VM is een tweejaarlijks terugkerende, grootschalige enquête onder de bevolking in Nederland van 15 jaar en ouder over thema’s als leefbaarheid in de buurt, veiligheidsbeleving,slachtofferschap van criminaliteit en aanverwante onderwerpen. Tussen 2012 en 2017 is de VM jaarlijks uitgevoerd. Voor meer informatie, zie Technische toelichting en CBS (2017).De gegevens uit de Veiligheidsmonitor zijn aangevuld met woningkenmerken uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB) van het CBS (CBS, 2019). Tevens zijn op basis van het SSB buurtkenmerken geconstrueerd.2.2 Operationalisering afhankelijke variabelen
Slachtofferschap van (poging tot) woninginbraak
Respondenten is in de Veiligheidsmonitor gevraagd of er in de afgelopen vijf jaar weleens in hun woning is ingebroken of een poging daartoe is gedaan. Indien mensen in de afgelopen vijf jaar slachtoffer zijn geweest, is de vraag gesteld of dat ook in de afgelopen twaalf maanden één of meerdere keren is gebeurd. Bij een bevestigend antwoord is gevraagd hoe vaak dit in totaal is gebeurd en in welke maanden dit is geweest. Over de laatste woninginbraak is tot slot gevraagd of er toen daadwerkelijk iets is gestolen uit de woning, of er iets is vernield in aan de woning, of het voorval is gemeld bij de politie en of er een proces-verbaal of ander document is ondertekend.De reden dat er zowel is gevraagd naar slachtofferschap van woninginbraak in de afgelopen vijf jaar als in de afgelopen twaalf maanden is telescoping. Dit houdt in datmensen die net meer dan twaalf maanden geleden slachtoffer zijn geworden van inbrekers soms geneigd zijn om dit nog binnen de periode van twaalf maanden te plaatsen. Dit wordt (deels) ondervangen door eerst een vraag te stellen over slachtofferschap in de afgelopen vijf jaar.
Inschatting kans op woninginbraak
Naast het daadwerkelijke slachtofferschap is respondenten gevraagd hoe groot zij de kans achten dat zij in de komende twaalf maanden zelf slachtoffer worden van inbraak in hun woning. De antwoordcategorieën waren: ‘heel groot’, ‘groot’, ‘niet groot en niet klein’, ‘klein’ en ‘heel klein’. In de analyses zijn de categorieën ‘heel groot’ en ‘groot’samengenomen, alsook de categorieën ‘klein’ en ‘heel klein’.Maatregelen voor inbraakpreventie
Verder is respondenten de vraag gesteld welke maatregelen zij hebben genomen om hun woning of bezittingen te beveiligen. Ze konden aangeven of hun woning extra veiligheidssloten of grendels op buitendeuren heeft, rolluiken of luiken voor ramen en/of deuren, buitenverlichting of een alarminstallatie.2.3 Operationalisering onafhankelijke variabelen
In de Veiligheidsmonitor is respondenten gevraagd naar het soort woning waarin zij wonen (vrijstaande woning/ bungalow, twee-onder-een-kap woning, tussenwoning in een rij, seniorenwoning/ serviceflat/ aanleunwoning, verzorgingstehuis, hoekwoning in een rij, flat met minder dan vijf woonlagen, flat met vijf of meer woonlagen, bovenwoning,benedenwoning, op kamers, woonboot, woonwagen, anders). Vanwege het beperkte aantal bewoners van verzorgingstehuizen, woonboten en woonwagens in de monitor zijn deze categorieën toegevoegd aan de categorie ‘anders’. Tevens is gevraagd of de respondent in een koop- of huurwoning woont.De sociale cohesie in de buurt is in de Veiligheidsmonitor gemeten met de volgende stellingen:
— Ik heb veel contact met andere buurtbewoners.
— In deze buurt gaat men op een prettige manier met elkaar om.
— Ik woon in een gezellige buurt waar mensen elkaar helpen en samen dingen doen.
— Mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks.
— Ik ben tevreden met de bevolkingssamenstelling in deze buurt.
— Ik voel mij thuis in deze buurt.
De antwoordopties zijn: ‘helemaal mee eens’, ‘mee eens’, ‘niet mee eens, maar ook niet mee oneens’, ‘mee oneens’, ‘helemaal mee oneens’. Het antwoord op de vierde stelling (of men elkaar nauwelijks kent) is om gecodeerd, zodat men elkaar bij een hogere score beter kent. De gemiddelde score op deze zes stellingen wordt gebruikt als score voor sociale cohesie, waarbij categorieën van 1 tot en met 5 zijn gemaakt. Een hogere score is een indicatie van meer cohesie in de buurt. Omwille van de leesbaarheid zijn labels toegekend aan de categorieën van sociale cohesie, namelijk: 1) heel laag, 2) laag, 3) niet laag, niet hoog, 4) hoog, en 5) heel hoog.
Vanuit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB) zijn gegevens over het bouwjaar en de WOZ-waarde van de woning aan de Veiligheidsmonitor gekoppeld. Verder is op basis van het SSB de gemiddelde WOZ-waarde van de woningen in de buurt, het gemiddelde bouwjaar, het aandeel huishoudens met een laag inkomen, het aandeel leegstaande woningen en het aandeel huishoudens dat minder dan twee jaar in de buurt woont,vastgesteld. De laatste drie kenmerken zijn ingedeeld in kwartielgroepen, waarbij een hogere kwartielgroep een groter aandeel van het betreffende kenmerk weergeeft.
In de Veiligheidsmonitor geven mensen aan of zij in de afgelopen vijf jaar/ twaalf maanden slachtoffer zijn geweest van woninginbraak. Als gevolg van een verhuizing kan het voorkomen dat de inbraak niet in de huidige woning en/of buurt plaatsvond, maar in de vorige woning en/of buurt. Op basis van het SSB is vastgesteld hoe lang mensen op het huidige adres wonen. Voor de relatie tussen enerzijds woning- en buurtkenmerke nen anderzijds het slachtofferschap van woninginbraak in de afgelopen vijf jaar zijn mensen geselecteerd die vijf jaar of langer op het huidige adres wonen. Voor de relatie tussen enerzijds woning- en buurtkenmerken en anderzijds het slachtofferschap van woninginbraak in de afgelopen twaalf maanden zijn mensen die twaalf maanden of langer op het huidige adres wonen, geselecteerd. Op deze manier vormen verhuizingen geen storende factor in de analyses.