1. Inleiding
In 2018 was 68,1 procent van alle in Nederland woonachtige personen van 15 tot 75 jaar aan het werk. Dit betekent dat 31,9 procent, ruim 4,1 miljoen personen, geen betaald werk verrichtte. Van deze groep geeft ruim 1,2 miljoen aan belemmerd te worden bij het verkrijgen van werk door een langdurige ziekte, aandoening of handicap. Dit artikel brengt in beeld welk deel van de niet-werkenden wel zou willen en/of kunnen werken.
In Nederland is momenteel sprake van spanning op de arbeidsmarkt: de vraag naar arbeid is bovengemiddeld en het beschikbare aanbod van mensen die aan het werk willen of kunnen is relatief laag. De gemiddelde leeftijd van de Nederlandse bevolking is de afgelopen decennia opgelopen en door de toenemende vergrijzing zet die ontwikkeling zich voort. Door de vergrijzing stromen relatief veel personen van werk naar pensioen waardoor de verhouding tussen inactieven en actieven verschuift. Behalve dat dit de sociale voorzieningen onder druk zet, is het ook lastig voor werkgevers om hun vacatures vervuld te krijgen. De bouw, ICT, onderwijs en de gezondheidszorg zijn voorbeelden van sectoren waar de tekorten reeds zichtbaar zijn.
Tegen de achtergrond van dit toenemend tekort aan arbeidskrachten rijst de vraag of een verdere verhoging van de arbeidsparticipatie mogelijk is door arbeidspotentieel aan te spreken dat momenteel onbenut is. Dit zou tot minder onvervulde vacatures leiden en tegemoetkomen aan de doelstelling van de Participatiewet: zoveel mogelijk mensen laten meedoen.
Dit artikel richt zich op de personen die momenteel niet werkzaam zijn. Hierbij is onderscheid gemaakt naar de mate waarin niet-werkenden naar eigen zeggen belemmerd worden door een langdurige ziekte, aandoening of handicap bij het verkrijgen van werk.Welke kenmerken hebben de onderscheiden groepen en verschillen zij bijvoorbeeld in hun binding met de arbeidsmarkt? Dit kan helpen een beeld te vormen van de groepen binnen de niet-werkenden die meer dan wel minder potentie hebben om (weer) aan de slag te kunnen.
Allereerst wordt beschreven in welke mate niet-werkenden door een langdurige aandoening, handicap of ziekte belemmeringen ervaren bij het verkrijgen van werk.Vervolgens worden niet-werkenden, onderscheiden naar hun mate van belemmering,beschreven naar persoonskenmerken, zoals leeftijd en onderwijsniveau. Tot slot wordt in kaart gebracht hoe hun recente arbeidsverleden er uitziet en wat hun binding met de arbeidsmarkt is.