1. Jeugdbescherming
Op 30 juni 2024 waren er ruim 26 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan twee derde van de gevallen betrof het een vorm van ondertoezichtstelling (OTS). Bij 32 procent van alle maatregelen ging het om een voogdijmaatregel, al dan niet voorlopig of tijdelijk (tabel 1.0.1).
In de eerste helft van 2024 daalde het totaal aantal jeugdbeschermingsmaatregelen. Op 30 juni 2024 waren er 2 procent minder maatregelen actief dan aan het begin van het jaar.
Beginstand (1-1-2024) | Instroom | Uitstroom | Eindstand | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 26 920 | 4 390 | 4 875 | 26 435 |
Ondertoezichtstelling | 17 975 | 3 340 | 3 575 | 17 740 |
Voorlopige ondertoezichtstelling | 290 | 620 | 630 | 275 |
Voogdij | 8 415 | 300 | 530 | 8 185 |
Voorlopige en tijdelijke voogdij | 245 | 130 | 140 | 235 |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 30 juni tellen niet mee in de eindstand. |
1.1 Meer maatregelen beëindigd dan gestart
Het aantal gestarte jeugdbeschermingstrajecten lag in de eerste helft van 2024 1,5 procent lager dan in de eerste helft van 2023 (figuur 1.1.1). In de eerste helft van 2024 nam het aantal beëindigde trajecten af met ruim 13 procent. Bij zowel de ondertoezichtstellingen als voogdij was er sprake van een daling bij de uitstroom. Bij de ondertoezichtstellingen was sprake van een lichte stijging in de instroom. Daarnaast waren er meer ondertoezichtstellingen en voogdijmaatregelen beëindigd dan gestart.
Maatregel | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
---|---|---|
Totaal | ||
1e hj 2024* | -4875 | 4390 |
1e hj 2023 | -5615 | 4460 |
1e hj 2022 | -6160 | 4565 |
1e hj 2021 | -6180 | 6020 |
1e hj 2020 | -5655 | 5880 |
1e hj 2019 | -6060 | 6470 |
1e hj 2018 | -5820 | 6100 |
1e hj 2017 | -6115 | 6395 |
1e hj 2016 | -6650 | 6215 |
OTS | ||
1e hj 2024* | -3575 | 3340 |
1e hj 2023 | -4050 | 3275 |
1e hj 2022 | -4670 | 3335 |
1e hj 2021 | -4455 | 4445 |
1e hj 2020 | -3855 | 4355 |
1e hj 2019 | -4275 | 4730 |
1e hj 2018 | -4125 | 4435 |
1e hj 2017 | -4470 | 4565 |
1e hj 2016 | -5050 | 4115 |
Voogdij | ||
1e hj 2024* | -530 | 300 |
1e hj 2023 | -655 | 380 |
1e hj 2022 | -660 | 470 |
1e hj 2021 | -740 | 615 |
1e hj 2020 | -675 | 530 |
1e hj 2019 | -735 | 690 |
1e hj 2018 | -725 | 670 |
1e hj 2017 | -715 | 915 |
1e hj 2016 | -715 | 1160 |
¹⁾ Exclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Exclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
In het eerste halfjaar van 2024 namen het aantal gestarte en het aantal beëindigde voorlopige ondertoezichtstellingen af ten opzichte van een jaar eerder (figuur 1.1.2). Daarnaast werden in het eerste halfjaar van 2024 iets meer voorlopige ondertoezichtstellingen en voorlopige- en tijdelijke voogdijmaatregelen beëindigd dan gestart.
Maatregel | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
---|---|---|
Vrl. OTS | ||
1e hj 2024* | -630 | 620 |
1e hj 2023 | -765 | 670 |
1e hj 2022 | -695 | 620 |
1e hj 2021 | -830 | 820 |
1e hj 2020 | -950 | 845 |
1e hj 2019 | -880 | 865 |
1e hj 2018 | -835 | 860 |
1e hj 2017 | -785 | 760 |
1e hj 2016 | -705 | 775 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||
1e hj 2024* | -140 | 130 |
1e hj 2023 | -145 | 135 |
1e hj 2022 | -135 | 135 |
1e hj 2021 | -155 | 140 |
1e hj 2020 | -160 | 140 |
1e hj 2019 | -175 | 190 |
1e hj 2018 | -135 | 135 |
1e hj 2017 | -150 | 155 |
1e hj 2016 | -180 | 170 |
1.2 Minder jongeren met ondertoezichtstelling
Op 30 juni 2024 stonden 17 775 jongeren onder toezicht. Dit zijn er minder dan op 31 december 2023, toen het ging om 18 640 jongeren (figuur 1.2.1). Nadat het aantal jongeren met ondertoezichtstelling is gestegen in de periode 2016 tot en met 2020, is sinds 2021 sprake van een daling. In het eerste halfjaar van 2024 zette deze daling door. Het gaat hier uitsluitend om de reguliere ondertoezichtstellingen. De voorlopige ondertoezichtstellingen zijn buiten beschouwing gelaten.
Datum | Voogdij (x 1 000) | Ondertoezichtstelling (x 1 000) |
---|---|---|
2005 | 5,035 | 23,98 |
2006 | 5,21 | 26,38 |
2007 | 5,46 | 29,605 |
2008 | 5,79 | 32,145 |
2009 | 6,38 | 33,17 |
2010 | 6,95 | 32,565 |
2011 | 7,445 | 31,5 |
2012 | 7,535 | 31,105 |
2013 | 8,43 | 28,145 |
2014 | 8,86 | 25,32 |
2015 | 9,205 | 21,395 |
2016 | 9,755 | 20,085 |
2017 | 9,935 | 20,38 |
2018 | 9,94 | 20,77 |
2019 | 9,835 | 21,645 |
2020 | 9,815 | 22,715 |
2021 | 9,635 | 22,53 |
2022 | 9,305 | 20,635 |
2023 | 8,71 | 18,64 |
1e hj 2024* | 8,19 | 17,775 |
¹⁾ Personen met voogdij of ondertoezichtstelling op peildatum, exclusief voorlopige voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Voor de jaren 2005 t/m 2023 wordt gekeken naar peildatum 31 december en voor 2024 naar peildatum 30 juni. ³⁾ Door invoering van de Jeugdwet treedt in 2015 een methodebreuk op. |
1.3 Aantal jongeren met voogdij neemt verder af
Op 30 juni 2024 gold voor 8 190 jongeren een voogdijmaatregel. Sinds 2017 lag dit aantal redelijk constant rond de 9,9 duizend, maar sinds 2021 nam dit af (figuur 1.2.1). In het eerste halfjaar van 2024 zette deze daling door. Het betreft hier uitsluitend de reguliere voogdij. Voorlopige en tijdelijke voogdij zijn buiten beschouwing gelaten.
1.4 Voogdijtrajecten meestal langer dan drie jaar
Van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen in het eerste halfjaar van 2024 duurde bijna 79 procent drie jaar of langer (figuur 1.4.1). De meeste reguliere ondertoezichtstellingen duurden één tot drie jaar. Voorlopige ondertoezichtstellingen duurden vrijwel altijd korter dan 3 maanden; dit is officieel ook de maximale duur van een voorlopige OTS. Daarna dient deze ofwel te worden beëindigd ofwel te worden omgezet in een reguliere OTS. De meeste voorlopige voogdijmaatregelen duren minder dan een half jaar. Tijdelijke voogdij duurde meestal een jaar of langer, hoewel dit gaat om kleine aantallen. Dit is een maatregel die wordt toegepast als gevolg van een gezagsvacuüm, bijvoorbeeld als de ouders langdurig in het buitenland verblijven of als zij minderjarig zijn.
0 tot 3 maanden (%) | 3 tot 6 maanden (%) | 6 tot 12 maanden (%) | 12 tot 36 maanden (%) | 36 maanden of langer (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 14,4 | 4 | 15,8 | 36,5 | 29,3 |
OTS | 0,9 | 3,6 | 19,9 | 47,4 | 28,2 |
Vrl. OTS | 98,6 | 1,4 | |||
Voogdij | 2,1 | 4,3 | 14,7 | 78,8 | |
Vrl. voogdij | 36,7 | 33,3 | 30 | ||
Tijd. voogdij¹⁾ | |||||
¹⁾ De aantallen per categorie zijn zodanig klein dat deze vanuit privacy-overwegingen niet gepubliceerd worden. |
De gemiddelde duur van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen was met 2 371 dagen, langer dan die van de reguliere ondertoezichtstellingen (964 dagen). Sinds 2021 nam ook de gemiddelde duur van de reguliere ondertoezichtstellingen toe, na een jarenlange daling (figuur 1.4.2). De gemiddelde duur van de tijdelijke voogdijtrajecten fluctueert over de jaren, dit komt mede doordat het om een zeer klein aantal beëindigde trajecten gaat per halfjaar. Het ging in het eerste halfjaar van 2024 maar om 15 beëindigde tijdelijke voogdijtrajecten.
Maatregel | 1e hj 2024* (dagen) | 1e hj 2023 (dagen) | 1e hj 2022 (dagen) | 1e hj 2021 (dagen) | 1e hj 2020 (dagen) | 1e hj 2019 (dagen) | 1e hj 2018 (dagen) | 1e hj 2017 (dagen) | 1e hj 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 964 | 934 | 914 | 899 | 818 | 874 | 873 | 959 | 1062 |
OTS | 937 | 909 | 858 | 843 | 799 | 861 | 883 | 997 | 1128 |
Vrl. OTS | 75 | 78 | 75 | 75 | 73 | 73 | 73 | 74 | 75 |
Voogdij | 2371 | 2409 | 2303 | 2275 | 2125 | 2050 | 1835 | 1847 | 1784 |
Vrl. voogdij | 164 | 137 | 149 | 138 | 125 | 131 | 195 | 132 | 139 |
Tijd. voogdij | 1603 | 2096 | 1798 | 1848 | 1409 | 2210 | 1557 | 1774 | 1342 |
¹⁾ Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in het eerste halfjaar. |
1.5 Meeste maatregelen beëindigd volgens plan of bereiken meerderjarigheid
In het eerste halfjaar van 2024 werden 4 875 jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd, waarvan 4 205 ondertoezichtstellingen en 670 voogdijmaatregelen. De meeste ondertoezichtstellingen werden in het eerste halfjaar van 2024 – in lijn met eerdere jaren – beëindigd volgens plan (figuur 1.5.1). Sinds 2020 is er een stijging te zien in het aandeel maatregelen dat wordt beëindigd volgens plan. Het aandeel voorlopige ondertoezichtstellingen dat overging in een reguliere ondertoezichtstelling, dat beëindigd werd vanwege een gezagsbeëindigende maatregel, of vanwege een tussentijdse opheffing nam in het eerste halfjaar van 2024 iets af ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023 (figuur 1.5.1).
Reden beeindiging OTS | 1e hj 2024* (%) | 1e hj 2023 (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Beëindiging volgens plan | 70,6 | 66 | 65,3 | 59,7 | 58,6 | ||||
VOTS naar OTS | 12,4 | 13,3 | 11,3 | 13,6 | 17 | ||||
Bereiken meerderjarigheid | 9,2 | 10,4 | 11 | 13,2 | 13,1 | ||||
Gezagsbeëindigende maatregel | 4,9 | 5,8 | 6,6 | 9,3 | 8,3 | 7,1 | 9,6 | 13,7 | 18,3 |
Tussentijdse opheffing | 3 | 4,4 | 5,8 | 4,2 | 3 | 3,4 | 3,6 | 3,7 | 3,3 |
Niet verlengd | 0,4 | ||||||||
Overlijden jeugdige | |||||||||
¹⁾ Ondertoezichtstellingen en voorlopige ondertoezichtstellingen, beëindigd in het eerste halfjaar. ²⁾ Voor de redenen 'bereiken meerderjarigheid', 'beëindiging volgens plan', 'VOTS naar OTS' en 'niet verlengd' zijn er over de jaren 2016 t/m 2019 geen betrouwbare cijfers. |
De meest voorkomende reden voor het beëindigen van voogdij in het eerste halfjaar van 2024 is – in lijn met eerdere jaren – het bereiken van de meerderjarigheid, hoewel er vanaf het eerste halfjaar van 2022 een daling te zien is in het aandeel voogdijtrajecten met deze reden beëindiging (figuur 1.5.2). Het aandeel voogdijmaatregelen dat beëindigd werd door het herstellen van gezag nam licht toe in het eerste halfjaar van 2024. Het aandeel voogdijtrajecten dat werd beëindigd omdat de voogdij naar de pleegouder ging, veranderde niet veel.
1e hj 2024* (%) | 1e hj 2023 (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bereiken meerderjarigheid | 72 | 72,7 | 74,2 | 71,1 | 68,6 | 60,8 | 69,6 | 70,5 | 71,3 |
Herstel gezag | 21,1 | 20,6 | 19,2 | 18,6 | 20,1 | 21,5 | 14,6 | 12,7 | 11,8 |
Voogdij naar pleegouder | 6,9 | 6,7 | 6,6 | 8,8 | 11,2 | 17,1 | 15,2 | 16,2 | 16,9 |
Voogdij naar contactpersoon | 1,4 | 0,6 | 0,6 | 0 | |||||
Overlijden jeugdige | 0,6 | 0 | |||||||
¹⁾ Voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij, beëindigd in het eerste halfjaar. |
1.6 Daling machtigingen uithuisplaatsing zet door
Met ingang van 2022 ontvangt het CBS van de gecertificeerde instellingen ook informatie over de machtigingen uithuisplaatsing (MUHP) die door de rechter zijn opgelegd. Een MUHP is geen op zichzelf staande maatregel maar gaat altijd samen met een ondertoezichtstelling. Als een kind onder toezicht wordt gesteld, dan blijft het kind meestal thuis wonen. Soms zijn de zorgen over het kind echter zo ernstig dat het beter is als het kind ergens anders gaat wonen en wordt er ook een MUHP opgelegd. Ook als ouders het zelf van belang vinden en het ermee eens zijn dat het kind ergens anders gaat wonen, is er een MUHP nodig. Bij een voogdijmaatregel gaat het kind altijd ergens anders wonen en legt de rechter geen afzonderlijke MUHP op.
In het eerste halfjaar van 2024 zijn er 7 160 jongeren over wie de rechter een MUHP heeft uitgesproken (tabel 1.6.1). Dit is een daling van bijna 5 procent ten opzichte van het tweede halfjaar van 2023. Bij 6 180 jongeren werd de machtiging uithuisplaatsing opgelegd in combinatie met een reguliere OTS. Bij 905 van hen ging het bij de start van de MUHP om een voorlopige OTS en dus om een spoedmachtiging uithuisplaatsing. Over 1 975 jongeren werd in het eerste halfjaar van 2024 een nieuwe MUHP uitgesproken. Van 2 110 jongeren liep de opgelegde MUHP af in het eerste halfjaar 2024.
Niet alle door de rechter opgelegde machtigingen worden in de praktijk ook ten uitvoer gelegd. Een MUHP vervalt als deze niet binnen drie maanden ten uitvoer wordt gelegd. Het is niet bekend hoeveel machtigingen niet ten uitvoer worden gelegd. In de tabel is wel te zien dat 5 745 jongeren met een MUHP ook jeugdhulp met verblijf ontvingen (5 105 in combinatie met een reguliere OTS; 640 in combinatie met een voorlopige OTS). De verwachting is dat bij deze jongeren allemaal een MUHP is opgelegd die vervolgens ook in de praktijk is uitgevoerd. Bij meer jongeren kan gelden dat een opgelegde MUHP ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Jongeren met een MUHP die zonder tussenkomst van een jeugdhulpinstelling of pleegzorgaanbieder op informele basis in het eigen netwerk worden opgevangen, bijvoorbeeld bij opa en oma, blijven namelijk buiten beeld.
1e halfjaar 2024* | 1e halfjaar 2023 | 1e halfjaar 2022 | |
---|---|---|---|
Totaal | 7 160 | 7 660 | 8 270 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 6 180 | 6 330 | 6 790 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 5 105 | 5 465 | 5 895 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 1 075 | 860 | 895 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 905 | 1 270 | 1 420 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 640 | 1 015 | 1 205 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 265 | 255 | 215 |
Instroom | |||
Totaal | 1 975 | 2 070 | 2 065 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 1 495 | 1 520 | 1 565 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 1 030 | 1 230 | 1 270 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 465 | 290 | 295 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 450 | 535 | 490 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 275 | 405 | 390 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 175 | 130 | 100 |
Uitstroom | |||
Totaal | 2 110 | 2 300 | 2 440 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 1 525 | 1 615 | 1 820 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 1 225 | 1 325 | 1 490 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 300 | 290 | 330 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 570 | 675 | 600 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 390 | 515 | 490 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 180 | 160 | 105 |
Bron: CBS. 1) Dit betreft alle machtigingen uithuisplaatsingen die op enig moment in de verslagperiode liepen, ongeacht of ze vóór of in die periode gestart zijn en ongeacht of ze in of ná die periode beëindigd zijn. 2) In het geval een jongere in een periode meerdere machtigingen uithuisplaatsingen had met verschillende typen jeugdbescherming, is de jongere meegeteld bij de machtigingen uithuisplaatsing in combinatie met een voorlopige OTS; als er zowel periodes met als periodes zonder jeugdhulp met verblijf waren, is de jongere meegeteld in de groep met jeugdhulp met verblijf. |
1.7 Samenloop jeugdbescherming met jeugdreclassering neemt toe
Van alle 0- tot en met 17-jarigen die in de eerste helft van 2024 jeugdbescherming ontvingen, had 2,6 procent in hetzelfde jaar ook een jeugdreclasseringsmaatregel lopen (figuur 1.7.1). Het aandeel jongeren dat in hetzelfde halfjaar jeugdbescherming en jeugdreclassering ontving neemt de afgelopen jaren toe, van 2,1 procent in het eerste halfjaar van 2021 naar 2,6 procent in het eerste halfjaar van 2024. Deze toename is te zien bij zowel de samenloop van ondertoezichtstellingen met jeugdreclassering, als bij de samenloop van voogdij en jeugdreclassering.
Het gaat in deze cijfers om alle jongeren die in het eerste halfjaar op enig moment jeugdbescherming ontvingen. Van hen is bepaald voor welk percentage ook een jeugdreclasseringsmaatregel gold in dezelfde periode.
Samenloop | 1e hj 2024* (%) | 1e hj 2023 (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Jeugdbescherming en jeugdreclassering | |||||||||
% van totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | 2,6 | 2,3 | 2,2 | 2,1 | 2,5 | 2,8 | 2,8 | 3,1 | 3,3 |
Ondertoezichtstelling en jeugdreclassering² | |||||||||
% van totaal aantal jongeren met ondertoezichtstelling | 3,1 | 2,7 | 2,6 | 2,6 | 3 | 3,3 | 3,5 | 3,9 | 4,1 |
Voogdij en jeugdreclassering³ | |||||||||
% van totaal aantal jongeren met voogdij | 1,6 | 1,3 | 1,1 | 0,91 | 1,2 | 1,3 | 1,2 | 1,3 | 1,2 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met een jeugdbeschermingsmaatregel. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
1.8 De meeste jongeren met jeugdbescherming krijgen ook jeugdhulp
In het eerste halfjaar van 2024 ontving 75 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp (figuur 1.8.1). Het aandeel jongeren met een ondertoezichtstelling met daarnaast jeugdhulp zonder verblijf is ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023 iets gedaald; van 66 procent naar 63 procent. Het aandeel jongeren dat naast een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvangt is in de afgelopen jaren redelijk gelijk gebleven, en fluctueert tussen de 31 en 32 procent. In de jaren daarvoor was een gestage daling zichtbaar van ongeveer 40 procent in het eerste halfjaar van 2016 naar 31 procent in het eerste halfjaar van 2020. In deze gevallen krijgen jongeren een ondertoezichtstelling en ontvangen zij jeugdhulp die mede inhoudt dat zij (deels) niet thuis verblijven.
Samenloop | 1e hj 2024* (%) | 1e hj 2023 (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Ondertoezichtstelling en jeugdhulp | 75 | 78 | 77 | 76 | 71 | 73 | 73 | 73 | 70 |
Ondertoezichtstelling en jeugdhulp zonder verblijf | 63 | 66 | 64 | 62 | 57 | 58 | 56 | 55 | 49 |
w.v. | |||||||||
Wijkteam | 7 | 8 | 7 | 8 | 10 | 10 | 11 | 12 | 7 |
Ambulant | 39 | 41 | 40 | 38 | 33 | 34 | 34 | 35 | 31 |
Daghulp | 6 | 8 | 7 | 6 | 5 | 5 | 5 | 4 | 5 |
Netwerk jongere | 32 | 35 | 34 | 32 | 27 | 27 | 24 | 21 | 19 |
Ondertoezichtstelling en jeugdhulp met verblijf | 32 | 32 | 31 | 32 | 31 | 33 | 34 | 37 | 39 |
w.v. | |||||||||
Pleegzorg | 15 | 15 | 16 | 17 | 16 | 18 | 19 | 21 | 22 |
Gezinsgericht | 6 | 6 | 5 | 5 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Gesloten plaatsing | 2 | 2 | 2 | 2 | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Overig²⁾ | 13 | 13 | 12 | 12 | 11 | 12 | 12 | 14 | 13 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met een ondertoezichtstelling én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met een ondertoezichtstelling. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de tabel voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
Van alle jongeren die een voogdijmaatregel hadden in het eerste halfjaar van 2024, ontving 93 procent daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.8.2). Het aandeel jongeren dat in het eerste halfjaar van 2024 naast voogdij ook jeugdhulp zonder verblijf kreeg, is ten opzichte van in het eerste halfjaar van 2023 gedaald; van 48 naar 47 procent. In het eerste halfjaar van 2024 ontving 84 procent van de jongeren met voogdij daarbij ook jeugdhulp met verblijf. Dit percentage is lager dan in de jaren daarvoor, waarbij het ging om 88 procent. Niet alle jongeren met voogdij krijgen ook jeugdhulp met verblijf. Hieruit kan afgeleid worden dat er ook jongeren met voogdij zijn die op informele basis (dus zonder tussenkomst van jeugdhulpinstelling en/of pleegzorgaanbieder) in het eigen netwerk worden opgevangen, dus bijvoorbeeld door opa en oma.
Samenloop | 1e hj 2024* (%) | 1e hj 2023 (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Voogdij en jeugdhulp | 93 | 94 | 93 | 93 | 89 | 91 | 91 | 92 | 90 |
Voogdij en jeugdhulp zonder verblijf | 47 | 48 | 46 | 45 | 40 | 40 | 39 | 39 | 35 |
w.v. | |||||||||
Wijkteam | 3 | 3 | 3 | 4 | 5 | 5 | 5 | 5 | 2 |
Ambulant | 34 | 35 | 34 | 33 | 29 | 30 | 30 | 31 | 28 |
Daghulp | 6 | 7 | 6 | 6 | 5 | 4 | 4 | 4 | 3 |
Netwerk jongere | 16 | 16 | 14 | 13 | 10 | 9 | 8 | 7 | 6 |
Voogdij en jeugdhulp met verblijf | 84 | 88 | 88 | 88 | 81 | 86 | 85 | 87 | 86 |
w.v. | |||||||||
Pleegzorg | 57 | 61 | 63 | 66 | 63 | 66 | 65 | 68 | 69 |
Gezinsgericht | 16 | 16 | 14 | 13 | 9 | 10 | 11 | 10 | 9 |
Gesloten plaatsing | 1 | 1 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Overig²⁾ | 19 | 20 | 19 | 18 | 15 | 15 | 16 | 16 | 15 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met voogdij én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met voogdij. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de tabel voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
1.9 Bijna 1 procent van alle jongeren ontvangt jeugdbescherming
Ongeveer 0,8 procent van alle jongeren tot en met 17 jaar ontving op 30 juni 2024 jeugdbescherming. Bij jongeren die jeugdbescherming ontvingen ging het even vaak om jongens als om meisjes. In totaal ontvingen 13 710 jongens en 12 765 meisjes op 30 juni 2024 jeugdbescherming, wat overeenkomt met 0,8 procent van alle jongens en meisjes van 0 tot 18 jaar (tabel 1.9.1).
Op 30 juni 2024 waren 12 495 jongeren met jeugdbescherming tussen de 12 en 18 jaar oud, wat neerkomt op bijna 1,1 procent van alle jongeren in deze leeftijd (tabel 1.9.1). Van alle 8- tot 12-jarigen in Nederland ontvingen 6 845 (0,9 procent) jongeren jeugdbescherming. Van alle 4- tot 8-jarigen ontvingen 4 810 (0,7 procent) jongeren jeugdbescherming. De groep 0- tot 4-jarigen was met 2 325 het kleinst; bijna 0,3 procent in deze leeftijdsgroep ontving jeugdbescherming.
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | Ondertoezichtstelling | Voorlopige ondertoezichtstelling | Voogdij | Voorlopige en tijdelijke voogdij | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 3 303 345 | 26 470 | 17 775 | 275 | 8 190 | 235 |
Geslacht: Jongens | 1 693 720 | 13 710 | 9 295 | 145 | 4 150 | 115 |
Geslacht: Meisjes | 1 609 625 | 12 765 | 8 475 | 130 | 4 035 | 120 |
Leeftijd: 0 tot 4 jaar | 689 015 | 2 325 | 1 875 | 65 | 330 | 55 |
Leeftijd: 4 tot 8 jaar | 707 890 | 4 810 | 3 630 | 45 | 1 100 | 30 |
Leeftijd: 8 tot 12 jaar | 734 400 | 6 845 | 4 760 | 50 | 1 995 | 45 |
Leeftijd: 12 tot 18 jaar | 1 172 040 | 12 495 | 7 505 | 120 | 4 760 | 110 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2024). |
Onder de jongeren met een ondertoezichtstelling is de groep jongeren van 8 tot 12 jaar oud gestegen van bijna 24 procent in 2016 naar bijna 27 procent in het eerste halfjaar van 2024 (figuur 1.9.2). Het aandeel jongeren van 0 tot 4 jaar nam ten opzichte van 2016 af, van 13 procent naar 10,5 procent in het eerste halfjaar van 2024. Bij de voogdijmaatregelen is een stijging van het aandeel jongeren in de oudste leeftijdsgroep (12 tot 18 jaar) te zien, van ruim 52 procent in 2016 naar ruim 58 procent in 2024. In de leeftijdsgroep 0-4 jaar is een daling te zien, van ruim 6 procent in 2016 naar 4 procent in 2024.
Jaar | 0 tot 4 jaar (%) | 4 tot 8 jaar (%) | 8 tot 12 jaar (%) | 12 tot 18 jaar (%) |
---|---|---|---|---|
Nederland | ||||
1e hj 2024* | 20,86 | 21,43 | 22,23 | 35,48 |
1e hj 2023 | 20,95 | 21,38 | 22,32 | 35,35 |
1e hj 2022 | 20,94 | 21,44 | 22,38 | 35,25 |
1e hj 2021 | 20,59 | 21,39 | 22,64 | 35,38 |
1e hj 2020 | 20,58 | 21,32 | 22,67 | 35,44 |
1e hj 2019 | 20,59 | 21,39 | 22,64 | 35,38 |
1e hj 2018 | 20,94 | 21,44 | 22,38 | 35,25 |
1e hj 2017 | 20,95 | 21,38 | 22,32 | 35,35 |
1e hj 2016 | 20,86 | 21,43 | 22,23 | 35,48 |
OTS | ||||
1e hj 2024* | 10,56 | 20,44 | 26,77 | 42,23 |
1e hj 2023 | 9,94 | 21 | 27,43 | 41,63 |
1e hj 2022 | 10,44 | 21,15 | 27,32 | 41,08 |
1e hj 2021 | 11,36 | 21,29 | 27,23 | 40,12 |
1e hj 2020 | 12,13 | 20,85 | 26,84 | 40,18 |
1e hj 2019 | 12,57 | 20,99 | 25,94 | 40,51 |
1e hj 2018 | 12,66 | 20,57 | 25,34 | 41,43 |
1e hj 2017 | 12,71 | 20,06 | 24,69 | 42,53 |
1e hj 2016 | 13,26 | 19,86 | 23,72 | 43,15 |
Vrl. OTS | ||||
1e hj 2024* | 22,74 | 15,52 | 18,05 | 43,68 |
1e hj 2023 | 15,5 | 16,28 | 18,99 | 49,22 |
1e hj 2022 | 34,36 | 20,08 | 11,97 | 33,59 |
1e hj 2021 | 26,24 | 18,23 | 16,85 | 38,67 |
1e hj 2020 | 25,15 | 16,26 | 18,40 | 40,18 |
1e hj 2019 | 23,32 | 12,83 | 16,91 | 46,94 |
1e hj 2018 | 23,18 | 18,16 | 18,16 | 40,50 |
1e hj 2017 | 24,00 | 18,67 | 18,33 | 39,00 |
1e hj 2016 | 23,03 | 15,16 | 18,08 | 43,73 |
Voogdij | ||||
1e hj 2024* | 4,04 | 13,46 | 24,36 | 58,13 |
1e hj 2023 | 4,52 | 14,49 | 25,03 | 55,95 |
1e hj 2022 | 5,34 | 15,2 | 24,08 | 55,38 |
1e hj 2021 | 5,41 | 15,28 | 24,74 | 54,57 |
1e hj 2020 | 5,30 | 14,89 | 24,95 | 54,87 |
1e hj 2019 | 5,72 | 14,67 | 25,33 | 54,28 |
1e hj 2018 | 5,80 | 14,89 | 25,05 | 54,26 |
1e hj 2017 | 6,09 | 14,99 | 25,45 | 53,46 |
1e hj 2016 | 6,34 | 15,78 | 25,47 | 52,42 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||||
1e hj 2024* | 22,36 | 13,5 | 18,14 | 45,99 |
1e hj 2023 | 16,88 | 10,97 | 26,16 | 45,99 |
1e hj 2022 | 24,71 | 11,79 | 17,87 | 45,63 |
1e hj 2021 | 21,77 | 11,81 | 18,82 | 47,6 |
1e hj 2020 | 20,07 | 14,70 | 16,49 | 48,75 |
1e hj 2019 | 21,72 | 12,73 | 14,23 | 51,31 |
1e hj 2018 | 23,38 | 17,41 | 18,41 | 40,80 |
1e hj 2017 | 30,59 | 14,12 | 15,88 | 39,41 |
1e hj 2016 | 35,46 | 11,35 | 14,18 | 39,01 |
¹⁾ Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 31 juni. ²⁾ De cijfers over de jaren 2016 t/m 2022 zijn vanwege herstel van een fout bij het berekenen van de aandelen per leeftijdsgroep licht gewijzigd ten opzichte van eerdere edities van deze rapportage. |
1.10 Jeugdbescherming hangt samen met kenmerken van ouders en huishouden
Uit CBS-onderzoek1) is gebleken dat bepaalde achtergrondkenmerken van de ouders en het huishouden van de jongere in meer of mindere mate samenhang vertonen met het krijgen van jeugdbescherming. Dat wil overigens niet zeggen dat jeugdbescherming het gevolg is van deze kenmerken of een combinatie ervan. Van een aantal achtergrondkenmerken is in deze paragraaf weergegeven hoe de situatie van jongeren met jeugdbescherming afwijkt van de jongeren zonder jeugdbescherming.
De inzet van jeugdbescherming hangt samen met huishoudkenmerken2) van de jongere (figuur 1.10.1). Bij 77 procent van de Nederlandse jongeren woonden beide juridische ouders in hetzelfde huishouden. Voor jongeren met jeugdbescherming was dit 10,5 procent. Eenzelfde patroon is te zien voor kinderen uit huishoudens waar ook gebruik wordt gemaakt van ondersteuning op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of waarin zorgkosten zijn gemaakt voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan wel GGZ-medicatie is voorgeschreven. Bijna vijf procent van alle kinderen in Nederland had te maken met WMO-gebruik in het huishouden, en ruim 22 procent met GGZ-zorg en/of medicatie. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit respectievelijk 34 en 49 procent. Daarnaast werd bij bijna 5 procent van alle jongeren in Nederland iemand in het huishouden als verdachte van een misdrijf aangemerkt. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit bijna 30 procent (figuur 1.10.1).
Jaar | Ja (%) | Nee (%) |
---|---|---|
Ouders op hetzelfde adres | ||
Nederland | 2558425 | 744920 |
Totaal jeugdbescherming | 3155 | 26755 |
Ondertoezichtstelling² | 2355 | 18930 |
Voogdij³ | 800 | 7825 |
WMO in huishouden | ||
Nederland | 157390 | 3141905 |
Totaal jeugdbescherming | 9960 | 19275 |
Ondertoezichtstelling² | 6470 | 14725 |
Voogdij³ | 3495 | 4550 |
GGZ in huishouden | ||
Nederland | 740430 | 2558865 |
Totaal jeugdbescherming | 14325 | 14910 |
Ondertoezichtstelling² | 10255 | 10935 |
Voogdij³ | 4070 | 3975 |
Verdachte in huishouden | ||
Nederland | 157665 | 3141625 |
Totaal jeugdbescherming | 8725 | 20515 |
Ondertoezichtstelling² | 5830 | 15360 |
Voogdij³ | 2895 | 5150 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
Ook het huishoudinkomen3) hangt samen met de inzet van jeugdbescherming (figuur 1.10.2). In Nederland woonden in 2024 506 duizend jongeren tot en met 17 jaar in een huishouden met een inkomen dat tot de laagste 20 procent behoort. Van hen ontving 3,1 procent jeugdbescherming. Het aandeel jongeren met jeugdbescherming daalt naarmate het huishoudinkomen hoger is. In de 20 procent rijkste huishoudens ontving 0,1 procent jeugdbescherming.
Jaar | Met jeugdbescherming (%) |
---|---|
Totaal jeugdbescherming | |
Totaal | 0,9 |
Laagste kwintiel | 3,1 |
2e kwintiel | 1,2 |
3e kwintiel | 0,4 |
4e kwintiel | 0,2 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | |
Totaal | 0,6 |
Laagste kwintiel | 2,3 |
2e kwintiel | 0,9 |
3e kwintiel | 0,3 |
4e kwintiel | 0,2 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
Voogdij³⁾ | |
Totaal | 0,3 |
Laagste kwintiel | 0,9 |
2e kwintiel | 0,3 |
3e kwintiel | 0,1 |
4e kwintiel | 0 |
Hoogste kwintiel | 0 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
Daarnaast vertoont de herkomst van de jongere samenhang met de inzet van jeugdbescherming (figuur 1.10.3). Van zowel jongeren die in Nederland zijn geboren als jongeren die niet in Nederland zijn geboren, heeft 0,9 procent jeugdbescherming. Bij jongeren met een herkomst uit Turkije en Indonesië is minder vaak sprake van jeugdbescherming dan het landelijke gemiddelde, ongeacht of ze geboren zijn Nederland. Bij jongeren met een herkomst uit Suriname en het Nederlands-Caribisch gebied is relatief vaker sprake van jeugdbescherming, ongeacht of ze geboren zijn in Nederland. Jongeren met een ouder uit Marokko die zelf geboren zijn in Nederland hebben minder vaak jeugdbescherming (0,7 procent), dan jongeren die in Marokko geboren zijn (1,3 procent).
Jeugdbescherming (%) | |
---|---|
Totaal geboren in Nederland | 0,9 |
Nederland | 0,9 |
Europa (exclusief Nederland) | 1 |
Turkije | 0,5 |
Marokko | 0,7 |
Suriname | 1,8 |
Nederlands-Caribisch gebied | 2,7 |
Indonesië | 0,7 |
Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 1,1 |
Totaal niet geboren in Nederland | 0,9 |
Europa (exclusief Nederland) | 0,9 |
Turkije | 0,5 |
Marokko | 1,3 |
Suriname | 1,5 |
Nederlands-Caribisch gebied | 2,4 |
Indonesië | 0,4 |
Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 0,8 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. |
1.11 Jeugdbescherming vooral in Friesland, Twente en Limburg
De vijf jeugdregio’s met het grootste aandeel jeugdbescherming waren Friesland, Twente, Midden-Limburg Oost, Zeeland en Zuid-Limburg. De laagst scorende regio’s liggen in het zuiden van Noord-Holland en Food Valley (figuur 1.11.1 en tabel 1.11.2).
Jeugdzorgregios_naam | aandeelJB (%) |
---|---|
Groningen | 1,07 |
Friesland(Fryslân) | 1,16 |
KopvanNoord-Holland | 1,12 |
Drenthe | 0,85 |
WestFriesland | 0,8 |
Alkmaar(Noord-Kennemerland) | 0,85 |
IJsselland | 0,94 |
Flevoland | 0,95 |
Zaanstreek-Waterland | 0,55 |
IJmond(MiddenKennemerland) | 0,9 |
ZuidKennemerland | 0,45 |
Noord-Veluwe | 0,81 |
Amsterdam-Amstelland | 0,49 |
Twente | 1,16 |
Haarlemmermeer | 0,34 |
GooienVechtstreek | 0,56 |
MiddenIJssel/OostVeluwe | 0,88 |
HollandRijnland | 0,63 |
UtrechtWest | 0,62 |
Eemland | 0,62 |
FoodValley | 0,52 |
UtrechtStad | 0,64 |
ZuidoostUtrecht | 0,66 |
Haaglanden | 0,65 |
Achterhoek | 0,8 |
Lekstroom | 0,79 |
MiddenHolland | 0,87 |
CentraalGelderland | 0,83 |
Rijnmond | 0,87 |
Rivierenland | 0,71 |
Zuid-HollandZuid | 0,77 |
RijkvanNijmegen | 0,79 |
NoordoostBrabant | 0,8 |
WestBrabantOost | 0,59 |
Midden-Brabant(HartvanBrabant) | 0,76 |
WestBrabantWest | 0,84 |
Noord-Limburg | 1,08 |
Zeeland | 1,14 |
Zuidoost-Brabant | 0,67 |
Zuid-Limburg | 1,13 |
Midden-LimburgOost | 1,16 |
Midden-LimburgWest | 1,04 |
¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2024). |
% van het totale aantal personen van 0 tot en met 17 jaar2) | ||
---|---|---|
Hoogste aandelen | Midden-Limburg Oost | 1,16 |
Hoogste aandelen | Friesland (Fryslân) | 1,16 |
Hoogste aandelen | Twente | 1,16 |
Hoogste aandelen | Zeeland | 1,14 |
Hoogste aandelen | Zuid-Limburg | 1,13 |
Laagste aandelen | Haarlemmermeer | 0,34 |
Laagste aandelen | Zuid-Kennemerland | 0,45 |
Laagste aandelen | Amsterdam-Amstelland | 0,49 |
Laagste aandelen | Food Valley | 0,52 |
Laagste aandelen | Zaanstreek-Waterland | 0,55 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met jeugdbescherming. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2024). |
In de gemeenten Heerlen, Oldambt, Pekela, Den Helder en Kerkrade kwamen met 1,8 procent of meer relatief veel jongeren met jeugdbescherming voor (zie figuur 1.11.3 voor het aandeel per gemeente)4).
Gemeente_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
Groningen | 1,01 |
Almere | 0,93 |
Stadskanaal | 1,34 |
Veendam | 1,69 |
Zeewolde | 1,32 |
Achtkarspelen | 0,89 |
Ameland | 0,15 |
Harlingen | 1,07 |
Heerenveen | 1 |
Leeuwarden | 1,47 |
Ooststellingwerf | 1,4 |
Opsterland | 0,69 |
Schiermonnikoog | 0 |
Smallingerland | 1,67 |
Terschelling | 0,28 |
Vlieland | 0 |
Weststellingwerf | 1,23 |
Assen | 0,73 |
Coevorden | 0,91 |
Emmen | 1,27 |
Hoogeveen | 0,82 |
Meppel | 0,9 |
Almelo | 1,66 |
Borne | 0,63 |
Dalfsen | 0,49 |
Deventer | 1,16 |
Enschede | 1,66 |
Haaksbergen | 0,69 |
Hardenberg | 0,79 |
Hellendoorn | 0,44 |
Hengelo(O.) | 1,45 |
Kampen | 0,87 |
Losser | 0,99 |
Noordoostpolder | 0,68 |
Oldenzaal | 1,01 |
Ommen | 0,43 |
Raalte | 0,93 |
Staphorst | 0,73 |
Tubbergen | 0,71 |
Urk | 0,42 |
Wierden | 0,37 |
Zwolle | 1,14 |
Aalten | 0,43 |
Apeldoorn | 0,98 |
Arnhem | 0,94 |
Barneveld | 0,44 |
Beuningen | 0,45 |
Brummen | 0,87 |
Buren | 0,93 |
Culemborg | 0,55 |
Doesburg | 1,78 |
Doetinchem | 0,94 |
Druten | 0,65 |
Duiven | 0,81 |
Ede | 0,48 |
Elburg | 0,56 |
Epe | 0,76 |
Ermelo | 1,02 |
Harderwijk | 0,77 |
Hattem | 0,64 |
Heerde | 0,49 |
Heumen | 0,13 |
Lochem | 0,52 |
Maasdriel | 0,7 |
Nijkerk | 0,43 |
Nijmegen | 0,88 |
Oldebroek | 0,67 |
Putten | 0,91 |
Renkum | 1,13 |
Rheden | 0,94 |
Rozendaal | 0 |
Scherpenzeel | 0,08 |
Tiel | 1,36 |
Voorst | 0,8 |
Wageningen | 0,39 |
Westervoort | 0,79 |
Winterswijk | 0,7 |
Wijchen | 0,83 |
Zaltbommel | 0,39 |
Zevenaar | 1,01 |
Zutphen | 1,15 |
Nunspeet | 0,59 |
Dronten | 0,88 |
Amersfoort | 0,63 |
Baarn | 0,7 |
DeBilt | 0,67 |
Bunnik | 0,43 |
Bunschoten | 1,06 |
Eemnes | 0,57 |
Houten | 0,62 |
Leusden | 0,37 |
Lopik | 0,69 |
Montfoort | 0,39 |
Renswoude | 0,28 |
Rhenen | 0,6 |
Soest | 0,51 |
Utrecht | 0,64 |
Veenendaal | 0,81 |
Woudenberg | 0,59 |
WijkbijDuurstede | 0,74 |
IJsselstein | 0,68 |
Zeist | 0,67 |
Nieuwegein | 1,07 |
Aalsmeer | 0,44 |
Alkmaar | 1,15 |
Amstelveen | 0,28 |
Amsterdam | 0,53 |
Bergen(NH.) | 0,6 |
Beverwijk | 0,87 |
Blaricum | 0,1 |
Bloemendaal | 0,23 |
Castricum | 0,34 |
Diemen | 0,29 |
Edam-Volendam | 0,41 |
Enkhuizen | 0,63 |
Haarlem | 0,51 |
Haarlemmermeer | 0,34 |
Heemskerk | 0,78 |
Heemstede | 0,22 |
Heiloo | 0,24 |
DenHelder | 1,82 |
Hilversum | 0,61 |
Hoorn | 0,76 |
Huizen | 0,71 |
Landsmeer | 0,37 |
Laren(NH.) | 0,23 |
Medemblik | 1,19 |
Oostzaan | 0,22 |
Opmeer | 0,59 |
Ouder-Amstel | 0,21 |
Purmerend | 0,56 |
Schagen | 0,67 |
Texel | 0,61 |
Uitgeest | 0,43 |
Uithoorn | 0,46 |
Velsen | 0,99 |
Zandvoort | 0,67 |
Zaanstad | 0,66 |
Alblasserdam | 0,67 |
AlphenaandenRijn | 0,58 |
Barendrecht | 0,49 |
Drechterland | 0,62 |
CapelleaandenIJssel | 0,72 |
Delft | 0,97 |
Dordrecht | 1,04 |
Gorinchem | 0,94 |
Gouda | 1,29 |
's-Gravenhage | 0,75 |
Hardinxveld-Giessendam | 0,69 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 0,38 |
StedeBroec | 1,08 |
Hillegom | 0,58 |
Katwijk | 0,68 |
KrimpenaandenIJssel | 0,53 |
Leiden | 0,87 |
Leiderdorp | 0,4 |
Lisse | 0,68 |
Maassluis | 0,6 |
Nieuwkoop | 0,71 |
Noordwijk | 0,5 |
Oegstgeest | 0,49 |
Oudewater | 0,3 |
Papendrecht | 1,01 |
Ridderkerk | 0,76 |
Rotterdam | 1,05 |
Rijswijk(ZH.) | 0,67 |
Schiedam | 0,78 |
Sliedrecht | 0,84 |
Albrandswaard | 0,45 |
Vlaardingen | 1,05 |
Voorschoten | 0,39 |
Waddinxveen | 0,77 |
Wassenaar | 0,29 |
Woerden | 0,72 |
Zoetermeer | 0,77 |
Zoeterwoude | 0,45 |
Zwijndrecht | 1,1 |
Borsele | 1,03 |
Goes | 1,1 |
WestMaasenWaal | 0,7 |
Hulst | 1,76 |
Kapelle | 1,1 |
Middelburg(Z.) | 1,06 |
Reimerswaal | 0,59 |
Terneuzen | 1,46 |
Tholen | 1,17 |
Veere | 0,62 |
Vlissingen | 1,55 |
DeRondeVenen | 0,78 |
Tytsjerksteradiel | 0,68 |
Asten | 0,39 |
Baarle-Nassau | 0,61 |
BergenopZoom | 0,77 |
Best | 0,3 |
Boekel | 0,54 |
Boxtel | 0,64 |
Breda | 0,61 |
Deurne | 0,28 |
Pekela | 1,84 |
Dongen | 0,27 |
Eersel | 0,38 |
Eindhoven | 0,91 |
Etten-Leur | 0,46 |
Geertruidenberg | 0,53 |
GilzeenRijen | 0,62 |
Goirle | 0,77 |
Helmond | 0,91 |
's-Hertogenbosch | 0,86 |
Heusden | 0,73 |
Hilvarenbeek | 0,35 |
LoonopZand | 0,49 |
Nuenen,GerwenenNederwetten | 0,2 |
Oirschot | 0,3 |
Oisterwijk | 0,45 |
Oosterhout | 0,81 |
Oss | 1,05 |
Rucphen | 1,16 |
Sint-Michielsgestel | 0,57 |
Someren | 0,27 |
SonenBreugel | 0,44 |
Steenbergen | 0,89 |
Waterland | 0,21 |
Tilburg | 1,02 |
Valkenswaard | 1,07 |
Veldhoven | 0,49 |
Vught | 0,39 |
Waalre | 0,33 |
Waalwijk | 0,57 |
Woensdrecht | 0,61 |
Zundert | 0,59 |
Wormerland | 0,31 |
Landgraaf | 1,22 |
Beek(L.) | 0,64 |
Beesel | 1,48 |
Bergen(L.) | 0,93 |
Brunssum | 1,06 |
Gennep | 0,85 |
Heerlen | 1,99 |
Kerkrade | 1,82 |
Maastricht | 1,18 |
Meerssen | 0,27 |
MookenMiddelaar | 0,49 |
Nederweert | 0,94 |
Roermond | 1,25 |
Simpelveld | 1,4 |
Stein(L.) | 0,33 |
Vaals | 1,06 |
Venlo | 1,5 |
Venray | 0,92 |
Voerendaal | 0,28 |
Weert | 1,08 |
ValkenburgaandeGeul | 0,72 |
Lelystad | 1,42 |
HorstaandeMaas | 0,73 |
OudeIJsselstreek | 1,17 |
Teylingen | 0,64 |
UtrechtseHeuvelrug | 0,66 |
OostGelre | 0,74 |
Koggenland | 0,34 |
Lansingerland | 0,17 |
Leudal | 1,03 |
Maasgouw | 0,8 |
Gemert-Bakel | 0,57 |
Halderberge | 0,91 |
Heeze-Leende | 0,28 |
Laarbeek | 0,67 |
Reusel-DeMierden | 0,89 |
Roerdalen | 1,35 |
Roosendaal | 1,09 |
Schouwen-Duiveland | 0,66 |
AaenHunze | 0,6 |
Borger-Odoorn | 1 |
DeWolden | 0,75 |
Noord-Beveland | 1,09 |
Wijdemeren | 0,46 |
Noordenveld | 0,55 |
Twenterand | 1,44 |
Westerveld | 0,66 |
Lingewaard | 0,51 |
Cranendonck | 0,74 |
Steenwijkerland | 0,96 |
Moerdijk | 0,96 |
Echt-Susteren | 1,12 |
Sluis | 1,31 |
Drimmelen | 0,37 |
Bernheze | 0,65 |
Alphen-Chaam | 0,27 |
Bergeijk | 0,42 |
Bladel | 0,55 |
Gulpen-Wittem | 0,71 |
Tynaarlo | 0,41 |
Midden-Drenthe | 0,73 |
Overbetuwe | 0,58 |
HofvanTwente | 0,86 |
Neder-Betuwe | 0,68 |
Rijssen-Holten | 0,61 |
Geldrop-Mierlo | 0,79 |
Olst-Wijhe | 0,79 |
Dinkelland | 0,6 |
Westland | 0,28 |
Midden-Delfland | 0,48 |
Berkelland | 0,71 |
Bronckhorst | 0,83 |
Sittard-Geleen | 1,02 |
KaagenBraassem | 0,63 |
Dantumadiel | 1,08 |
Zuidplas | 0,46 |
PeelenMaas | 0,66 |
Oldambt | 1,87 |
Zwartewaterland | 0,78 |
S�dwest-Frysl�n | 1,17 |
Bodegraven-Reeuwijk | 0,56 |
Eijsden-Margraten | 0,57 |
StichtseVecht | 0,54 |
HollandsKroon | 0,91 |
Leidschendam-Voorburg | 0,54 |
Goeree-Overflakkee | 0,69 |
Pijnacker-Nootdorp | 0,18 |
Nissewaard | 1,08 |
Krimpenerwaard | 1,01 |
DeFryskeMarren | 0,87 |
GooiseMeren | 0,61 |
BergenDal | 1,02 |
Meierijstad | 0,73 |
Waadhoeke | 1,17 |
Westerwolde | 1,11 |
Midden-Groningen | 1,19 |
Beekdaelen | 0,55 |
Montferland | 0,71 |
Altena | 0,44 |
WestBetuwe | 0,43 |
Vijfheerenlanden | 0,76 |
HoekscheWaard | 0,44 |
HetHogeland | 0,72 |
Westerkwartier | 0,5 |
Noardeast-Frysl�n | 1,15 |
Molenlanden | 0,51 |
Eemsdelta | 1,08 |
DijkenWaard | 0,96 |
LandvanCuijk | 0,83 |
Maashorst | 0,88 |
VoorneaanZee | 0,76 |
¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2024). |
2) Voor alle huishoudkenmerken is de meest recent beschikbare informatie gebruikt. Voor ouders in het hetzelfde huishouden is dit de situatie op 31 december 2023. WMO in huishouden is gebaseerd op twee databronnen over de ondersteuning in 2022 op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO); de combinatie van deze bronnen is zo goed als volledig, alleen in enkele gemeenten ontbreekt de WMO waarvoor geen eigen bijdrage via CAK is betaald. GGZ in huishouden is een combinatie van of personen in het huishouden in het verslagjaar zorgkosten voor GGZ hebben gemaakt (2021) en of personen in het huishouden medicatie gebruikten vanwege psychische problemen (2022). Voor verdachte in het huishouden is gekeken of personen in het huishouden in de periode 2019-2023 zijn geregistreerd als verdachte, ongeacht het type misdrijf.
3) Gegevens over huishoudinkomen betreft de stand op 1 januari 2022. Dat is de meest recente datum waarop dit kenmerk beschikbaar is.
4) Volgens het woonplaatsbeginsel. Zie: VNG, Woonplaatsbeginsel jeugdhulp.