Jeugdbescherming en jeugdreclassering 1e halfjaar 2024
Over deze publicatie
In deze rapportage presenteert het CBS de voorlopige cijfers over jeugdbescherming en jeugdreclassering in het eerste halfjaar van 2024. Op 30 juni 2024 waren er ruim 26 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan tweederde van de gevallen ging het om een vorm van ondertoezichtstelling en in bijna een derde van de gevallen om een voogdijmaatregel. Er werden in de eerste helft van 2024 meer maatregelen beëindigd dan gestart. Het aantal jongeren met een reguliere ondertoezichtstelling is gedaald naar 17 775 jongeren op 30 juni 2024. Ook het aantal jongeren met een reguliere voogdijmaatregel daalde in het eerste halfjaar van 2024, naar 8 190 jongeren. De gemiddelde duur van beëindigde ondertoezichtstellingen nam toe in het eerste halfjaar van 2024. De gemiddelde duur van beëindigde voogdijmaatregelen nam af. De meeste ondertoezichtstellingen werden beëindigd volgens plan; de meeste voogdijmaatregelen vanwege het bereiken van de meerderjarigheid. Jeugdbescherming kwam relatief gezien het meest voor in jeugdregio’s in Friesland, Twente en Limburg.
Op 30 juni 2024 liepen er 5 540 jeugdreclasseringsmaatregelen. In de meeste gevallen ging het om een vorm van toezicht en begeleiding. Nadat het aantal jongeren met jeugdreclassering vanaf 2011 is gedaald, is er vanaf 2023 sprake van een stijging. Er werden in de eerste helft van 2024 meer trajecten gestart en beëindigd dan in het eerste halfjaar van 2023. De gemiddelde duur van beëindigde trajecten bleef ongeveer gelijk. Jeugdreclassering kwam het meeste voor in de regio’s Rotterdam en Amsterdam.
Inleiding
Rijk en gemeenten hebben ieder een verantwoordelijkheid voor hulp aan jongeren. Gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg en het rijk heeft een verantwoordelijkheid voor het functioneren van het systeem als zodanig, de stelselverantwoordelijkheid. Om gemeenten en rijk daarbij te ondersteunen is in de Jeugdwet een regeling opgenomen over het ontsluiten van beleidsinformatie. De beleidsinformatie betreft informatie over jeugdhulpgebruik en de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen (i.e., instellingen die in Nederland alle jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen uitvoeren) verstrekken hierover gegevens aan het CBS.
In deze rapportage staan de voorlopige resultaten – weergegeven met een * – over jeugdbescherming en jeugdreclassering in het eerste halfjaar van 2024, waarbij ook een vergelijking wordt gemaakt met het eerste halfjaar van de jaren 2016 t/m 2023. De resultaten over jeugdhulp worden in een aparte rapportage beschreven.
1. Jeugdbescherming
Op 30 juni 2024 waren er ruim 26 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan twee derde van de gevallen betrof het een vorm van ondertoezichtstelling (OTS). Bij 32 procent van alle maatregelen ging het om een voogdijmaatregel, al dan niet voorlopig of tijdelijk (tabel 1.0.1).
In de eerste helft van 2024 daalde het totaal aantal jeugdbeschermingsmaatregelen. Op 30 juni 2024 waren er 2 procent minder maatregelen actief dan aan het begin van het jaar.
Beginstand (1-1-2024) | Instroom | Uitstroom | Eindstand | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 26 920 | 4 390 | 4 875 | 26 435 |
Ondertoezichtstelling | 17 975 | 3 340 | 3 575 | 17 740 |
Voorlopige ondertoezichtstelling | 290 | 620 | 630 | 275 |
Voogdij | 8 415 | 300 | 530 | 8 185 |
Voorlopige en tijdelijke voogdij | 245 | 130 | 140 | 235 |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 30 juni tellen niet mee in de eindstand. |
1.1 Meer maatregelen beëindigd dan gestart
Het aantal gestarte jeugdbeschermingstrajecten lag in de eerste helft van 2024 1,5 procent lager dan in de eerste helft van 2023 (figuur 1.1.1). In de eerste helft van 2024 nam het aantal beëindigde trajecten af met ruim 13 procent. Bij zowel de ondertoezichtstellingen als voogdij was er sprake van een daling bij de uitstroom. Bij de ondertoezichtstellingen was sprake van een lichte stijging in de instroom. Daarnaast waren er meer ondertoezichtstellingen en voogdijmaatregelen beëindigd dan gestart.
Maatregel | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
---|---|---|
Totaal | ||
1e hj 2024* | -4875 | 4390 |
1e hj 2023 | -5615 | 4460 |
1e hj 2022 | -6160 | 4565 |
1e hj 2021 | -6180 | 6020 |
1e hj 2020 | -5655 | 5880 |
1e hj 2019 | -6060 | 6470 |
1e hj 2018 | -5820 | 6100 |
1e hj 2017 | -6115 | 6395 |
1e hj 2016 | -6650 | 6215 |
OTS | ||
1e hj 2024* | -3575 | 3340 |
1e hj 2023 | -4050 | 3275 |
1e hj 2022 | -4670 | 3335 |
1e hj 2021 | -4455 | 4445 |
1e hj 2020 | -3855 | 4355 |
1e hj 2019 | -4275 | 4730 |
1e hj 2018 | -4125 | 4435 |
1e hj 2017 | -4470 | 4565 |
1e hj 2016 | -5050 | 4115 |
Voogdij | ||
1e hj 2024* | -530 | 300 |
1e hj 2023 | -655 | 380 |
1e hj 2022 | -660 | 470 |
1e hj 2021 | -740 | 615 |
1e hj 2020 | -675 | 530 |
1e hj 2019 | -735 | 690 |
1e hj 2018 | -725 | 670 |
1e hj 2017 | -715 | 915 |
1e hj 2016 | -715 | 1160 |
¹⁾ Exclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Exclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
In het eerste halfjaar van 2024 namen het aantal gestarte en het aantal beëindigde voorlopige ondertoezichtstellingen af ten opzichte van een jaar eerder (figuur 1.1.2). Daarnaast werden in het eerste halfjaar van 2024 iets meer voorlopige ondertoezichtstellingen en voorlopige- en tijdelijke voogdijmaatregelen beëindigd dan gestart.
Maatregel | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
---|---|---|
Vrl. OTS | ||
1e hj 2024* | -630 | 620 |
1e hj 2023 | -765 | 670 |
1e hj 2022 | -695 | 620 |
1e hj 2021 | -830 | 820 |
1e hj 2020 | -950 | 845 |
1e hj 2019 | -880 | 865 |
1e hj 2018 | -835 | 860 |
1e hj 2017 | -785 | 760 |
1e hj 2016 | -705 | 775 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||
1e hj 2024* | -140 | 130 |
1e hj 2023 | -145 | 135 |
1e hj 2022 | -135 | 135 |
1e hj 2021 | -155 | 140 |
1e hj 2020 | -160 | 140 |
1e hj 2019 | -175 | 190 |
1e hj 2018 | -135 | 135 |
1e hj 2017 | -150 | 155 |
1e hj 2016 | -180 | 170 |
1.2 Minder jongeren met ondertoezichtstelling
Op 30 juni 2024 stonden 17 775 jongeren onder toezicht. Dit zijn er minder dan op 31 december 2023, toen het ging om 18 640 jongeren (figuur 1.2.1). Nadat het aantal jongeren met ondertoezichtstelling is gestegen in de periode 2016 tot en met 2020, is sinds 2021 sprake van een daling. In het eerste halfjaar van 2024 zette deze daling door. Het gaat hier uitsluitend om de reguliere ondertoezichtstellingen. De voorlopige ondertoezichtstellingen zijn buiten beschouwing gelaten.
Datum | Voogdij (x 1 000) | Ondertoezichtstelling (x 1 000) |
---|---|---|
2005 | 5,035 | 23,98 |
2006 | 5,21 | 26,38 |
2007 | 5,46 | 29,605 |
2008 | 5,79 | 32,145 |
2009 | 6,38 | 33,17 |
2010 | 6,95 | 32,565 |
2011 | 7,445 | 31,5 |
2012 | 7,535 | 31,105 |
2013 | 8,43 | 28,145 |
2014 | 8,86 | 25,32 |
2015 | 9,205 | 21,395 |
2016 | 9,755 | 20,085 |
2017 | 9,935 | 20,38 |
2018 | 9,94 | 20,77 |
2019 | 9,835 | 21,645 |
2020 | 9,815 | 22,715 |
2021 | 9,635 | 22,53 |
2022 | 9,305 | 20,635 |
2023 | 8,71 | 18,64 |
1e hj 2024* | 8,19 | 17,775 |
¹⁾ Personen met voogdij of ondertoezichtstelling op peildatum, exclusief voorlopige voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Voor de jaren 2005 t/m 2023 wordt gekeken naar peildatum 31 december en voor 2024 naar peildatum 30 juni. ³⁾ Door invoering van de Jeugdwet treedt in 2015 een methodebreuk op. |
1.3 Aantal jongeren met voogdij neemt verder af
Op 30 juni 2024 gold voor 8 190 jongeren een voogdijmaatregel. Sinds 2017 lag dit aantal redelijk constant rond de 9,9 duizend, maar sinds 2021 nam dit af (figuur 1.2.1). In het eerste halfjaar van 2024 zette deze daling door. Het betreft hier uitsluitend de reguliere voogdij. Voorlopige en tijdelijke voogdij zijn buiten beschouwing gelaten.
1.4 Voogdijtrajecten meestal langer dan drie jaar
Van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen in het eerste halfjaar van 2024 duurde bijna 79 procent drie jaar of langer (figuur 1.4.1). De meeste reguliere ondertoezichtstellingen duurden één tot drie jaar. Voorlopige ondertoezichtstellingen duurden vrijwel altijd korter dan 3 maanden; dit is officieel ook de maximale duur van een voorlopige OTS. Daarna dient deze ofwel te worden beëindigd ofwel te worden omgezet in een reguliere OTS. De meeste voorlopige voogdijmaatregelen duren minder dan een half jaar. Tijdelijke voogdij duurde meestal een jaar of langer, hoewel dit gaat om kleine aantallen. Dit is een maatregel die wordt toegepast als gevolg van een gezagsvacuüm, bijvoorbeeld als de ouders langdurig in het buitenland verblijven of als zij minderjarig zijn.
0 tot 3 maanden (%) | 3 tot 6 maanden (%) | 6 tot 12 maanden (%) | 12 tot 36 maanden (%) | 36 maanden of langer (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 14,4 | 4 | 15,8 | 36,5 | 29,3 |
OTS | 0,9 | 3,6 | 19,9 | 47,4 | 28,2 |
Vrl. OTS | 98,6 | 1,4 | |||
Voogdij | 2,1 | 4,3 | 14,7 | 78,8 | |
Vrl. voogdij | 36,7 | 33,3 | 30 | ||
Tijd. voogdij¹⁾ | |||||
¹⁾ De aantallen per categorie zijn zodanig klein dat deze vanuit privacy-overwegingen niet gepubliceerd worden. |
De gemiddelde duur van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen was met 2 371 dagen, langer dan die van de reguliere ondertoezichtstellingen (964 dagen). Sinds 2021 nam ook de gemiddelde duur van de reguliere ondertoezichtstellingen toe, na een jarenlange daling (figuur 1.4.2). De gemiddelde duur van de tijdelijke voogdijtrajecten fluctueert over de jaren, dit komt mede doordat het om een zeer klein aantal beëindigde trajecten gaat per halfjaar. Het ging in het eerste halfjaar van 2024 maar om 15 beëindigde tijdelijke voogdijtrajecten.
Maatregel | 1e hj 2024* (dagen) | 1e hj 2023 (dagen) | 1e hj 2022 (dagen) | 1e hj 2021 (dagen) | 1e hj 2020 (dagen) | 1e hj 2019 (dagen) | 1e hj 2018 (dagen) | 1e hj 2017 (dagen) | 1e hj 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 964 | 934 | 914 | 899 | 818 | 874 | 873 | 959 | 1062 |
OTS | 937 | 909 | 858 | 843 | 799 | 861 | 883 | 997 | 1128 |
Vrl. OTS | 75 | 78 | 75 | 75 | 73 | 73 | 73 | 74 | 75 |
Voogdij | 2371 | 2409 | 2303 | 2275 | 2125 | 2050 | 1835 | 1847 | 1784 |
Vrl. voogdij | 164 | 137 | 149 | 138 | 125 | 131 | 195 | 132 | 139 |
Tijd. voogdij | 1603 | 2096 | 1798 | 1848 | 1409 | 2210 | 1557 | 1774 | 1342 |
¹⁾ Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in het eerste halfjaar. |
1.5 Meeste maatregelen beëindigd volgens plan of bereiken meerderjarigheid
In het eerste halfjaar van 2024 werden 4 875 jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd, waarvan 4 205 ondertoezichtstellingen en 670 voogdijmaatregelen. De meeste ondertoezichtstellingen werden in het eerste halfjaar van 2024 – in lijn met eerdere jaren – beëindigd volgens plan (figuur 1.5.1). Sinds 2020 is er een stijging te zien in het aandeel maatregelen dat wordt beëindigd volgens plan. Het aandeel voorlopige ondertoezichtstellingen dat overging in een reguliere ondertoezichtstelling, dat beëindigd werd vanwege een gezagsbeëindigende maatregel, of vanwege een tussentijdse opheffing nam in het eerste halfjaar van 2024 iets af ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023 (figuur 1.5.1).
Reden beeindiging OTS | 1e hj 2024* (%) | 1e hj 2023 (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Beëindiging volgens plan | 70,6 | 66 | 65,3 | 59,7 | 58,6 | ||||
VOTS naar OTS | 12,4 | 13,3 | 11,3 | 13,6 | 17 | ||||
Bereiken meerderjarigheid | 9,2 | 10,4 | 11 | 13,2 | 13,1 | ||||
Gezagsbeëindigende maatregel | 4,9 | 5,8 | 6,6 | 9,3 | 8,3 | 7,1 | 9,6 | 13,7 | 18,3 |
Tussentijdse opheffing | 3 | 4,4 | 5,8 | 4,2 | 3 | 3,4 | 3,6 | 3,7 | 3,3 |
Niet verlengd | 0,4 | ||||||||
Overlijden jeugdige | |||||||||
¹⁾ Ondertoezichtstellingen en voorlopige ondertoezichtstellingen, beëindigd in het eerste halfjaar. ²⁾ Voor de redenen 'bereiken meerderjarigheid', 'beëindiging volgens plan', 'VOTS naar OTS' en 'niet verlengd' zijn er over de jaren 2016 t/m 2019 geen betrouwbare cijfers. |
De meest voorkomende reden voor het beëindigen van voogdij in het eerste halfjaar van 2024 is – in lijn met eerdere jaren – het bereiken van de meerderjarigheid, hoewel er vanaf het eerste halfjaar van 2022 een daling te zien is in het aandeel voogdijtrajecten met deze reden beëindiging (figuur 1.5.2). Het aandeel voogdijmaatregelen dat beëindigd werd door het herstellen van gezag nam licht toe in het eerste halfjaar van 2024. Het aandeel voogdijtrajecten dat werd beëindigd omdat de voogdij naar de pleegouder ging, veranderde niet veel.
1e hj 2024* (%) | 1e hj 2023 (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bereiken meerderjarigheid | 72 | 72,7 | 74,2 | 71,1 | 68,6 | 60,8 | 69,6 | 70,5 | 71,3 |
Herstel gezag | 21,1 | 20,6 | 19,2 | 18,6 | 20,1 | 21,5 | 14,6 | 12,7 | 11,8 |
Voogdij naar pleegouder | 6,9 | 6,7 | 6,6 | 8,8 | 11,2 | 17,1 | 15,2 | 16,2 | 16,9 |
Voogdij naar contactpersoon | 1,4 | 0,6 | 0,6 | 0 | |||||
Overlijden jeugdige | 0,6 | 0 | |||||||
¹⁾ Voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij, beëindigd in het eerste halfjaar. |
1.6 Daling machtigingen uithuisplaatsing zet door
Met ingang van 2022 ontvangt het CBS van de gecertificeerde instellingen ook informatie over de machtigingen uithuisplaatsing (MUHP) die door de rechter zijn opgelegd. Een MUHP is geen op zichzelf staande maatregel maar gaat altijd samen met een ondertoezichtstelling. Als een kind onder toezicht wordt gesteld, dan blijft het kind meestal thuis wonen. Soms zijn de zorgen over het kind echter zo ernstig dat het beter is als het kind ergens anders gaat wonen en wordt er ook een MUHP opgelegd. Ook als ouders het zelf van belang vinden en het ermee eens zijn dat het kind ergens anders gaat wonen, is er een MUHP nodig. Bij een voogdijmaatregel gaat het kind altijd ergens anders wonen en legt de rechter geen afzonderlijke MUHP op.
In het eerste halfjaar van 2024 zijn er 7 160 jongeren over wie de rechter een MUHP heeft uitgesproken (tabel 1.6.1). Dit is een daling van bijna 5 procent ten opzichte van het tweede halfjaar van 2023. Bij 6 180 jongeren werd de machtiging uithuisplaatsing opgelegd in combinatie met een reguliere OTS. Bij 905 van hen ging het bij de start van de MUHP om een voorlopige OTS en dus om een spoedmachtiging uithuisplaatsing. Over 1 975 jongeren werd in het eerste halfjaar van 2024 een nieuwe MUHP uitgesproken. Van 2 110 jongeren liep de opgelegde MUHP af in het eerste halfjaar 2024.
Niet alle door de rechter opgelegde machtigingen worden in de praktijk ook ten uitvoer gelegd. Een MUHP vervalt als deze niet binnen drie maanden ten uitvoer wordt gelegd. Het is niet bekend hoeveel machtigingen niet ten uitvoer worden gelegd. In de tabel is wel te zien dat 5 745 jongeren met een MUHP ook jeugdhulp met verblijf ontvingen (5 105 in combinatie met een reguliere OTS; 640 in combinatie met een voorlopige OTS). De verwachting is dat bij deze jongeren allemaal een MUHP is opgelegd die vervolgens ook in de praktijk is uitgevoerd. Bij meer jongeren kan gelden dat een opgelegde MUHP ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Jongeren met een MUHP die zonder tussenkomst van een jeugdhulpinstelling of pleegzorgaanbieder op informele basis in het eigen netwerk worden opgevangen, bijvoorbeeld bij opa en oma, blijven namelijk buiten beeld.
1e halfjaar 2024* | 1e halfjaar 2023 | 1e halfjaar 2022 | |
---|---|---|---|
Totaal | 7 160 | 7 660 | 8 270 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 6 180 | 6 330 | 6 790 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 5 105 | 5 465 | 5 895 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 1 075 | 860 | 895 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 905 | 1 270 | 1 420 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 640 | 1 015 | 1 205 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 265 | 255 | 215 |
Instroom | |||
Totaal | 1 975 | 2 070 | 2 065 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 1 495 | 1 520 | 1 565 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 1 030 | 1 230 | 1 270 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 465 | 290 | 295 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 450 | 535 | 490 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 275 | 405 | 390 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 175 | 130 | 100 |
Uitstroom | |||
Totaal | 2 110 | 2 300 | 2 440 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 1 525 | 1 615 | 1 820 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 1 225 | 1 325 | 1 490 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 300 | 290 | 330 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 570 | 675 | 600 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 390 | 515 | 490 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 180 | 160 | 105 |
Bron: CBS. 1) Dit betreft alle machtigingen uithuisplaatsingen die op enig moment in de verslagperiode liepen, ongeacht of ze vóór of in die periode gestart zijn en ongeacht of ze in of ná die periode beëindigd zijn. 2) In het geval een jongere in een periode meerdere machtigingen uithuisplaatsingen had met verschillende typen jeugdbescherming, is de jongere meegeteld bij de machtigingen uithuisplaatsing in combinatie met een voorlopige OTS; als er zowel periodes met als periodes zonder jeugdhulp met verblijf waren, is de jongere meegeteld in de groep met jeugdhulp met verblijf. |
1.7 Samenloop jeugdbescherming met jeugdreclassering neemt toe
Van alle 0- tot en met 17-jarigen die in de eerste helft van 2024 jeugdbescherming ontvingen, had 2,6 procent in hetzelfde jaar ook een jeugdreclasseringsmaatregel lopen (figuur 1.7.1). Het aandeel jongeren dat in hetzelfde halfjaar jeugdbescherming en jeugdreclassering ontving neemt de afgelopen jaren toe, van 2,1 procent in het eerste halfjaar van 2021 naar 2,6 procent in het eerste halfjaar van 2024. Deze toename is te zien bij zowel de samenloop van ondertoezichtstellingen met jeugdreclassering, als bij de samenloop van voogdij en jeugdreclassering.
Het gaat in deze cijfers om alle jongeren die in het eerste halfjaar op enig moment jeugdbescherming ontvingen. Van hen is bepaald voor welk percentage ook een jeugdreclasseringsmaatregel gold in dezelfde periode.
Samenloop | 1e hj 2024* (%) | 1e hj 2023 (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Jeugdbescherming en jeugdreclassering | |||||||||
% van totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | 2,6 | 2,3 | 2,2 | 2,1 | 2,5 | 2,8 | 2,8 | 3,1 | 3,3 |
Ondertoezichtstelling en jeugdreclassering² | |||||||||
% van totaal aantal jongeren met ondertoezichtstelling | 3,1 | 2,7 | 2,6 | 2,6 | 3 | 3,3 | 3,5 | 3,9 | 4,1 |
Voogdij en jeugdreclassering³ | |||||||||
% van totaal aantal jongeren met voogdij | 1,6 | 1,3 | 1,1 | 0,91 | 1,2 | 1,3 | 1,2 | 1,3 | 1,2 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met een jeugdbeschermingsmaatregel. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
1.8 De meeste jongeren met jeugdbescherming krijgen ook jeugdhulp
In het eerste halfjaar van 2024 ontving 75 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp (figuur 1.8.1). Het aandeel jongeren met een ondertoezichtstelling met daarnaast jeugdhulp zonder verblijf is ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023 iets gedaald; van 66 procent naar 63 procent. Het aandeel jongeren dat naast een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvangt is in de afgelopen jaren redelijk gelijk gebleven, en fluctueert tussen de 31 en 32 procent. In de jaren daarvoor was een gestage daling zichtbaar van ongeveer 40 procent in het eerste halfjaar van 2016 naar 31 procent in het eerste halfjaar van 2020. In deze gevallen krijgen jongeren een ondertoezichtstelling en ontvangen zij jeugdhulp die mede inhoudt dat zij (deels) niet thuis verblijven.
Samenloop | 1e hj 2024* (%) | 1e hj 2023 (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Ondertoezichtstelling en jeugdhulp | 75 | 78 | 77 | 76 | 71 | 73 | 73 | 73 | 70 |
Ondertoezichtstelling en jeugdhulp zonder verblijf | 63 | 66 | 64 | 62 | 57 | 58 | 56 | 55 | 49 |
w.v. | |||||||||
Wijkteam | 7 | 8 | 7 | 8 | 10 | 10 | 11 | 12 | 7 |
Ambulant | 39 | 41 | 40 | 38 | 33 | 34 | 34 | 35 | 31 |
Daghulp | 6 | 8 | 7 | 6 | 5 | 5 | 5 | 4 | 5 |
Netwerk jongere | 32 | 35 | 34 | 32 | 27 | 27 | 24 | 21 | 19 |
Ondertoezichtstelling en jeugdhulp met verblijf | 32 | 32 | 31 | 32 | 31 | 33 | 34 | 37 | 39 |
w.v. | |||||||||
Pleegzorg | 15 | 15 | 16 | 17 | 16 | 18 | 19 | 21 | 22 |
Gezinsgericht | 6 | 6 | 5 | 5 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Gesloten plaatsing | 2 | 2 | 2 | 2 | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Overig²⁾ | 13 | 13 | 12 | 12 | 11 | 12 | 12 | 14 | 13 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met een ondertoezichtstelling én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met een ondertoezichtstelling. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de tabel voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
Van alle jongeren die een voogdijmaatregel hadden in het eerste halfjaar van 2024, ontving 93 procent daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.8.2). Het aandeel jongeren dat in het eerste halfjaar van 2024 naast voogdij ook jeugdhulp zonder verblijf kreeg, is ten opzichte van in het eerste halfjaar van 2023 gedaald; van 48 naar 47 procent. In het eerste halfjaar van 2024 ontving 84 procent van de jongeren met voogdij daarbij ook jeugdhulp met verblijf. Dit percentage is lager dan in de jaren daarvoor, waarbij het ging om 88 procent. Niet alle jongeren met voogdij krijgen ook jeugdhulp met verblijf. Hieruit kan afgeleid worden dat er ook jongeren met voogdij zijn die op informele basis (dus zonder tussenkomst van jeugdhulpinstelling en/of pleegzorgaanbieder) in het eigen netwerk worden opgevangen, dus bijvoorbeeld door opa en oma.
Samenloop | 1e hj 2024* (%) | 1e hj 2023 (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Voogdij en jeugdhulp | 93 | 94 | 93 | 93 | 89 | 91 | 91 | 92 | 90 |
Voogdij en jeugdhulp zonder verblijf | 47 | 48 | 46 | 45 | 40 | 40 | 39 | 39 | 35 |
w.v. | |||||||||
Wijkteam | 3 | 3 | 3 | 4 | 5 | 5 | 5 | 5 | 2 |
Ambulant | 34 | 35 | 34 | 33 | 29 | 30 | 30 | 31 | 28 |
Daghulp | 6 | 7 | 6 | 6 | 5 | 4 | 4 | 4 | 3 |
Netwerk jongere | 16 | 16 | 14 | 13 | 10 | 9 | 8 | 7 | 6 |
Voogdij en jeugdhulp met verblijf | 84 | 88 | 88 | 88 | 81 | 86 | 85 | 87 | 86 |
w.v. | |||||||||
Pleegzorg | 57 | 61 | 63 | 66 | 63 | 66 | 65 | 68 | 69 |
Gezinsgericht | 16 | 16 | 14 | 13 | 9 | 10 | 11 | 10 | 9 |
Gesloten plaatsing | 1 | 1 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Overig²⁾ | 19 | 20 | 19 | 18 | 15 | 15 | 16 | 16 | 15 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met voogdij én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met voogdij. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de tabel voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
1.9 Bijna 1 procent van alle jongeren ontvangt jeugdbescherming
Ongeveer 0,8 procent van alle jongeren tot en met 17 jaar ontving op 30 juni 2024 jeugdbescherming. Bij jongeren die jeugdbescherming ontvingen ging het even vaak om jongens als om meisjes. In totaal ontvingen 13 710 jongens en 12 765 meisjes op 30 juni 2024 jeugdbescherming, wat overeenkomt met 0,8 procent van alle jongens en meisjes van 0 tot 18 jaar (tabel 1.9.1).
Op 30 juni 2024 waren 12 495 jongeren met jeugdbescherming tussen de 12 en 18 jaar oud, wat neerkomt op bijna 1,1 procent van alle jongeren in deze leeftijd (tabel 1.9.1). Van alle 8- tot 12-jarigen in Nederland ontvingen 6 845 (0,9 procent) jongeren jeugdbescherming. Van alle 4- tot 8-jarigen ontvingen 4 810 (0,7 procent) jongeren jeugdbescherming. De groep 0- tot 4-jarigen was met 2 325 het kleinst; bijna 0,3 procent in deze leeftijdsgroep ontving jeugdbescherming.
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | Ondertoezichtstelling | Voorlopige ondertoezichtstelling | Voogdij | Voorlopige en tijdelijke voogdij | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 3 303 345 | 26 470 | 17 775 | 275 | 8 190 | 235 |
Geslacht: Jongens | 1 693 720 | 13 710 | 9 295 | 145 | 4 150 | 115 |
Geslacht: Meisjes | 1 609 625 | 12 765 | 8 475 | 130 | 4 035 | 120 |
Leeftijd: 0 tot 4 jaar | 689 015 | 2 325 | 1 875 | 65 | 330 | 55 |
Leeftijd: 4 tot 8 jaar | 707 890 | 4 810 | 3 630 | 45 | 1 100 | 30 |
Leeftijd: 8 tot 12 jaar | 734 400 | 6 845 | 4 760 | 50 | 1 995 | 45 |
Leeftijd: 12 tot 18 jaar | 1 172 040 | 12 495 | 7 505 | 120 | 4 760 | 110 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2024). |
Onder de jongeren met een ondertoezichtstelling is de groep jongeren van 8 tot 12 jaar oud gestegen van bijna 24 procent in 2016 naar bijna 27 procent in het eerste halfjaar van 2024 (figuur 1.9.2). Het aandeel jongeren van 0 tot 4 jaar nam ten opzichte van 2016 af, van 13 procent naar 10,5 procent in het eerste halfjaar van 2024. Bij de voogdijmaatregelen is een stijging van het aandeel jongeren in de oudste leeftijdsgroep (12 tot 18 jaar) te zien, van ruim 52 procent in 2016 naar ruim 58 procent in 2024. In de leeftijdsgroep 0-4 jaar is een daling te zien, van ruim 6 procent in 2016 naar 4 procent in 2024.
Jaar | 0 tot 4 jaar (%) | 4 tot 8 jaar (%) | 8 tot 12 jaar (%) | 12 tot 18 jaar (%) |
---|---|---|---|---|
Nederland | ||||
1e hj 2024* | 20,86 | 21,43 | 22,23 | 35,48 |
1e hj 2023 | 20,95 | 21,38 | 22,32 | 35,35 |
1e hj 2022 | 20,94 | 21,44 | 22,38 | 35,25 |
1e hj 2021 | 20,59 | 21,39 | 22,64 | 35,38 |
1e hj 2020 | 20,58 | 21,32 | 22,67 | 35,44 |
1e hj 2019 | 20,59 | 21,39 | 22,64 | 35,38 |
1e hj 2018 | 20,94 | 21,44 | 22,38 | 35,25 |
1e hj 2017 | 20,95 | 21,38 | 22,32 | 35,35 |
1e hj 2016 | 20,86 | 21,43 | 22,23 | 35,48 |
OTS | ||||
1e hj 2024* | 10,56 | 20,44 | 26,77 | 42,23 |
1e hj 2023 | 9,94 | 21 | 27,43 | 41,63 |
1e hj 2022 | 10,44 | 21,15 | 27,32 | 41,08 |
1e hj 2021 | 11,36 | 21,29 | 27,23 | 40,12 |
1e hj 2020 | 12,13 | 20,85 | 26,84 | 40,18 |
1e hj 2019 | 12,57 | 20,99 | 25,94 | 40,51 |
1e hj 2018 | 12,66 | 20,57 | 25,34 | 41,43 |
1e hj 2017 | 12,71 | 20,06 | 24,69 | 42,53 |
1e hj 2016 | 13,26 | 19,86 | 23,72 | 43,15 |
Vrl. OTS | ||||
1e hj 2024* | 22,74 | 15,52 | 18,05 | 43,68 |
1e hj 2023 | 15,5 | 16,28 | 18,99 | 49,22 |
1e hj 2022 | 34,36 | 20,08 | 11,97 | 33,59 |
1e hj 2021 | 26,24 | 18,23 | 16,85 | 38,67 |
1e hj 2020 | 25,15 | 16,26 | 18,40 | 40,18 |
1e hj 2019 | 23,32 | 12,83 | 16,91 | 46,94 |
1e hj 2018 | 23,18 | 18,16 | 18,16 | 40,50 |
1e hj 2017 | 24,00 | 18,67 | 18,33 | 39,00 |
1e hj 2016 | 23,03 | 15,16 | 18,08 | 43,73 |
Voogdij | ||||
1e hj 2024* | 4,04 | 13,46 | 24,36 | 58,13 |
1e hj 2023 | 4,52 | 14,49 | 25,03 | 55,95 |
1e hj 2022 | 5,34 | 15,2 | 24,08 | 55,38 |
1e hj 2021 | 5,41 | 15,28 | 24,74 | 54,57 |
1e hj 2020 | 5,30 | 14,89 | 24,95 | 54,87 |
1e hj 2019 | 5,72 | 14,67 | 25,33 | 54,28 |
1e hj 2018 | 5,80 | 14,89 | 25,05 | 54,26 |
1e hj 2017 | 6,09 | 14,99 | 25,45 | 53,46 |
1e hj 2016 | 6,34 | 15,78 | 25,47 | 52,42 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||||
1e hj 2024* | 22,36 | 13,5 | 18,14 | 45,99 |
1e hj 2023 | 16,88 | 10,97 | 26,16 | 45,99 |
1e hj 2022 | 24,71 | 11,79 | 17,87 | 45,63 |
1e hj 2021 | 21,77 | 11,81 | 18,82 | 47,6 |
1e hj 2020 | 20,07 | 14,70 | 16,49 | 48,75 |
1e hj 2019 | 21,72 | 12,73 | 14,23 | 51,31 |
1e hj 2018 | 23,38 | 17,41 | 18,41 | 40,80 |
1e hj 2017 | 30,59 | 14,12 | 15,88 | 39,41 |
1e hj 2016 | 35,46 | 11,35 | 14,18 | 39,01 |
¹⁾ Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 31 juni. ²⁾ De cijfers over de jaren 2016 t/m 2022 zijn vanwege herstel van een fout bij het berekenen van de aandelen per leeftijdsgroep licht gewijzigd ten opzichte van eerdere edities van deze rapportage. |
1.10 Jeugdbescherming hangt samen met kenmerken van ouders en huishouden
Uit CBS-onderzoek1) is gebleken dat bepaalde achtergrondkenmerken van de ouders en het huishouden van de jongere in meer of mindere mate samenhang vertonen met het krijgen van jeugdbescherming. Dat wil overigens niet zeggen dat jeugdbescherming het gevolg is van deze kenmerken of een combinatie ervan. Van een aantal achtergrondkenmerken is in deze paragraaf weergegeven hoe de situatie van jongeren met jeugdbescherming afwijkt van de jongeren zonder jeugdbescherming.
De inzet van jeugdbescherming hangt samen met huishoudkenmerken2) van de jongere (figuur 1.10.1). Bij 77 procent van de Nederlandse jongeren woonden beide juridische ouders in hetzelfde huishouden. Voor jongeren met jeugdbescherming was dit 10,5 procent. Eenzelfde patroon is te zien voor kinderen uit huishoudens waar ook gebruik wordt gemaakt van ondersteuning op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of waarin zorgkosten zijn gemaakt voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan wel GGZ-medicatie is voorgeschreven. Bijna vijf procent van alle kinderen in Nederland had te maken met WMO-gebruik in het huishouden, en ruim 22 procent met GGZ-zorg en/of medicatie. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit respectievelijk 34 en 49 procent. Daarnaast werd bij bijna 5 procent van alle jongeren in Nederland iemand in het huishouden als verdachte van een misdrijf aangemerkt. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit bijna 30 procent (figuur 1.10.1).
Jaar | Ja (%) | Nee (%) |
---|---|---|
Ouders op hetzelfde adres | ||
Nederland | 2558425 | 744920 |
Totaal jeugdbescherming | 3155 | 26755 |
Ondertoezichtstelling² | 2355 | 18930 |
Voogdij³ | 800 | 7825 |
WMO in huishouden | ||
Nederland | 157390 | 3141905 |
Totaal jeugdbescherming | 9960 | 19275 |
Ondertoezichtstelling² | 6470 | 14725 |
Voogdij³ | 3495 | 4550 |
GGZ in huishouden | ||
Nederland | 740430 | 2558865 |
Totaal jeugdbescherming | 14325 | 14910 |
Ondertoezichtstelling² | 10255 | 10935 |
Voogdij³ | 4070 | 3975 |
Verdachte in huishouden | ||
Nederland | 157665 | 3141625 |
Totaal jeugdbescherming | 8725 | 20515 |
Ondertoezichtstelling² | 5830 | 15360 |
Voogdij³ | 2895 | 5150 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
Ook het huishoudinkomen3) hangt samen met de inzet van jeugdbescherming (figuur 1.10.2). In Nederland woonden in 2024 506 duizend jongeren tot en met 17 jaar in een huishouden met een inkomen dat tot de laagste 20 procent behoort. Van hen ontving 3,1 procent jeugdbescherming. Het aandeel jongeren met jeugdbescherming daalt naarmate het huishoudinkomen hoger is. In de 20 procent rijkste huishoudens ontving 0,1 procent jeugdbescherming.
Jaar | Met jeugdbescherming (%) |
---|---|
Totaal jeugdbescherming | |
Totaal | 0,9 |
Laagste kwintiel | 3,1 |
2e kwintiel | 1,2 |
3e kwintiel | 0,4 |
4e kwintiel | 0,2 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | |
Totaal | 0,6 |
Laagste kwintiel | 2,3 |
2e kwintiel | 0,9 |
3e kwintiel | 0,3 |
4e kwintiel | 0,2 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
Voogdij³⁾ | |
Totaal | 0,3 |
Laagste kwintiel | 0,9 |
2e kwintiel | 0,3 |
3e kwintiel | 0,1 |
4e kwintiel | 0 |
Hoogste kwintiel | 0 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
Daarnaast vertoont de herkomst van de jongere samenhang met de inzet van jeugdbescherming (figuur 1.10.3). Van zowel jongeren die in Nederland zijn geboren als jongeren die niet in Nederland zijn geboren, heeft 0,9 procent jeugdbescherming. Bij jongeren met een herkomst uit Turkije en Indonesië is minder vaak sprake van jeugdbescherming dan het landelijke gemiddelde, ongeacht of ze geboren zijn Nederland. Bij jongeren met een herkomst uit Suriname en het Nederlands-Caribisch gebied is relatief vaker sprake van jeugdbescherming, ongeacht of ze geboren zijn in Nederland. Jongeren met een ouder uit Marokko die zelf geboren zijn in Nederland hebben minder vaak jeugdbescherming (0,7 procent), dan jongeren die in Marokko geboren zijn (1,3 procent).
Jeugdbescherming (%) | |
---|---|
Totaal geboren in Nederland | 0,9 |
Nederland | 0,9 |
Europa (exclusief Nederland) | 1 |
Turkije | 0,5 |
Marokko | 0,7 |
Suriname | 1,8 |
Nederlands-Caribisch gebied | 2,7 |
Indonesië | 0,7 |
Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 1,1 |
Totaal niet geboren in Nederland | 0,9 |
Europa (exclusief Nederland) | 0,9 |
Turkije | 0,5 |
Marokko | 1,3 |
Suriname | 1,5 |
Nederlands-Caribisch gebied | 2,4 |
Indonesië | 0,4 |
Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 0,8 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. |
1.11 Jeugdbescherming vooral in Friesland, Twente en Limburg
De vijf jeugdregio’s met het grootste aandeel jeugdbescherming waren Friesland, Twente, Midden-Limburg Oost, Zeeland en Zuid-Limburg. De laagst scorende regio’s liggen in het zuiden van Noord-Holland en Food Valley (figuur 1.11.1 en tabel 1.11.2).
Jeugdzorgregios_naam | aandeelJB (%) |
---|---|
Groningen | 1,07 |
Friesland(Fryslân) | 1,16 |
KopvanNoord-Holland | 1,12 |
Drenthe | 0,85 |
WestFriesland | 0,8 |
Alkmaar(Noord-Kennemerland) | 0,85 |
IJsselland | 0,94 |
Flevoland | 0,95 |
Zaanstreek-Waterland | 0,55 |
IJmond(MiddenKennemerland) | 0,9 |
ZuidKennemerland | 0,45 |
Noord-Veluwe | 0,81 |
Amsterdam-Amstelland | 0,49 |
Twente | 1,16 |
Haarlemmermeer | 0,34 |
GooienVechtstreek | 0,56 |
MiddenIJssel/OostVeluwe | 0,88 |
HollandRijnland | 0,63 |
UtrechtWest | 0,62 |
Eemland | 0,62 |
FoodValley | 0,52 |
UtrechtStad | 0,64 |
ZuidoostUtrecht | 0,66 |
Haaglanden | 0,65 |
Achterhoek | 0,8 |
Lekstroom | 0,79 |
MiddenHolland | 0,87 |
CentraalGelderland | 0,83 |
Rijnmond | 0,87 |
Rivierenland | 0,71 |
Zuid-HollandZuid | 0,77 |
RijkvanNijmegen | 0,79 |
NoordoostBrabant | 0,8 |
WestBrabantOost | 0,59 |
Midden-Brabant(HartvanBrabant) | 0,76 |
WestBrabantWest | 0,84 |
Noord-Limburg | 1,08 |
Zeeland | 1,14 |
Zuidoost-Brabant | 0,67 |
Zuid-Limburg | 1,13 |
Midden-LimburgOost | 1,16 |
Midden-LimburgWest | 1,04 |
¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2024). |
% van het totale aantal personen van 0 tot en met 17 jaar2) | ||
---|---|---|
Hoogste aandelen | Midden-Limburg Oost | 1,16 |
Hoogste aandelen | Friesland (Fryslân) | 1,16 |
Hoogste aandelen | Twente | 1,16 |
Hoogste aandelen | Zeeland | 1,14 |
Hoogste aandelen | Zuid-Limburg | 1,13 |
Laagste aandelen | Haarlemmermeer | 0,34 |
Laagste aandelen | Zuid-Kennemerland | 0,45 |
Laagste aandelen | Amsterdam-Amstelland | 0,49 |
Laagste aandelen | Food Valley | 0,52 |
Laagste aandelen | Zaanstreek-Waterland | 0,55 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met jeugdbescherming. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2024). |
In de gemeenten Heerlen, Oldambt, Pekela, Den Helder en Kerkrade kwamen met 1,8 procent of meer relatief veel jongeren met jeugdbescherming voor (zie figuur 1.11.3 voor het aandeel per gemeente)4).
Gemeente_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
Groningen | 1,01 |
Almere | 0,93 |
Stadskanaal | 1,34 |
Veendam | 1,69 |
Zeewolde | 1,32 |
Achtkarspelen | 0,89 |
Ameland | 0,15 |
Harlingen | 1,07 |
Heerenveen | 1 |
Leeuwarden | 1,47 |
Ooststellingwerf | 1,4 |
Opsterland | 0,69 |
Schiermonnikoog | 0 |
Smallingerland | 1,67 |
Terschelling | 0,28 |
Vlieland | 0 |
Weststellingwerf | 1,23 |
Assen | 0,73 |
Coevorden | 0,91 |
Emmen | 1,27 |
Hoogeveen | 0,82 |
Meppel | 0,9 |
Almelo | 1,66 |
Borne | 0,63 |
Dalfsen | 0,49 |
Deventer | 1,16 |
Enschede | 1,66 |
Haaksbergen | 0,69 |
Hardenberg | 0,79 |
Hellendoorn | 0,44 |
Hengelo(O.) | 1,45 |
Kampen | 0,87 |
Losser | 0,99 |
Noordoostpolder | 0,68 |
Oldenzaal | 1,01 |
Ommen | 0,43 |
Raalte | 0,93 |
Staphorst | 0,73 |
Tubbergen | 0,71 |
Urk | 0,42 |
Wierden | 0,37 |
Zwolle | 1,14 |
Aalten | 0,43 |
Apeldoorn | 0,98 |
Arnhem | 0,94 |
Barneveld | 0,44 |
Beuningen | 0,45 |
Brummen | 0,87 |
Buren | 0,93 |
Culemborg | 0,55 |
Doesburg | 1,78 |
Doetinchem | 0,94 |
Druten | 0,65 |
Duiven | 0,81 |
Ede | 0,48 |
Elburg | 0,56 |
Epe | 0,76 |
Ermelo | 1,02 |
Harderwijk | 0,77 |
Hattem | 0,64 |
Heerde | 0,49 |
Heumen | 0,13 |
Lochem | 0,52 |
Maasdriel | 0,7 |
Nijkerk | 0,43 |
Nijmegen | 0,88 |
Oldebroek | 0,67 |
Putten | 0,91 |
Renkum | 1,13 |
Rheden | 0,94 |
Rozendaal | 0 |
Scherpenzeel | 0,08 |
Tiel | 1,36 |
Voorst | 0,8 |
Wageningen | 0,39 |
Westervoort | 0,79 |
Winterswijk | 0,7 |
Wijchen | 0,83 |
Zaltbommel | 0,39 |
Zevenaar | 1,01 |
Zutphen | 1,15 |
Nunspeet | 0,59 |
Dronten | 0,88 |
Amersfoort | 0,63 |
Baarn | 0,7 |
DeBilt | 0,67 |
Bunnik | 0,43 |
Bunschoten | 1,06 |
Eemnes | 0,57 |
Houten | 0,62 |
Leusden | 0,37 |
Lopik | 0,69 |
Montfoort | 0,39 |
Renswoude | 0,28 |
Rhenen | 0,6 |
Soest | 0,51 |
Utrecht | 0,64 |
Veenendaal | 0,81 |
Woudenberg | 0,59 |
WijkbijDuurstede | 0,74 |
IJsselstein | 0,68 |
Zeist | 0,67 |
Nieuwegein | 1,07 |
Aalsmeer | 0,44 |
Alkmaar | 1,15 |
Amstelveen | 0,28 |
Amsterdam | 0,53 |
Bergen(NH.) | 0,6 |
Beverwijk | 0,87 |
Blaricum | 0,1 |
Bloemendaal | 0,23 |
Castricum | 0,34 |
Diemen | 0,29 |
Edam-Volendam | 0,41 |
Enkhuizen | 0,63 |
Haarlem | 0,51 |
Haarlemmermeer | 0,34 |
Heemskerk | 0,78 |
Heemstede | 0,22 |
Heiloo | 0,24 |
DenHelder | 1,82 |
Hilversum | 0,61 |
Hoorn | 0,76 |
Huizen | 0,71 |
Landsmeer | 0,37 |
Laren(NH.) | 0,23 |
Medemblik | 1,19 |
Oostzaan | 0,22 |
Opmeer | 0,59 |
Ouder-Amstel | 0,21 |
Purmerend | 0,56 |
Schagen | 0,67 |
Texel | 0,61 |
Uitgeest | 0,43 |
Uithoorn | 0,46 |
Velsen | 0,99 |
Zandvoort | 0,67 |
Zaanstad | 0,66 |
Alblasserdam | 0,67 |
AlphenaandenRijn | 0,58 |
Barendrecht | 0,49 |
Drechterland | 0,62 |
CapelleaandenIJssel | 0,72 |
Delft | 0,97 |
Dordrecht | 1,04 |
Gorinchem | 0,94 |
Gouda | 1,29 |
's-Gravenhage | 0,75 |
Hardinxveld-Giessendam | 0,69 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 0,38 |
StedeBroec | 1,08 |
Hillegom | 0,58 |
Katwijk | 0,68 |
KrimpenaandenIJssel | 0,53 |
Leiden | 0,87 |
Leiderdorp | 0,4 |
Lisse | 0,68 |
Maassluis | 0,6 |
Nieuwkoop | 0,71 |
Noordwijk | 0,5 |
Oegstgeest | 0,49 |
Oudewater | 0,3 |
Papendrecht | 1,01 |
Ridderkerk | 0,76 |
Rotterdam | 1,05 |
Rijswijk(ZH.) | 0,67 |
Schiedam | 0,78 |
Sliedrecht | 0,84 |
Albrandswaard | 0,45 |
Vlaardingen | 1,05 |
Voorschoten | 0,39 |
Waddinxveen | 0,77 |
Wassenaar | 0,29 |
Woerden | 0,72 |
Zoetermeer | 0,77 |
Zoeterwoude | 0,45 |
Zwijndrecht | 1,1 |
Borsele | 1,03 |
Goes | 1,1 |
WestMaasenWaal | 0,7 |
Hulst | 1,76 |
Kapelle | 1,1 |
Middelburg(Z.) | 1,06 |
Reimerswaal | 0,59 |
Terneuzen | 1,46 |
Tholen | 1,17 |
Veere | 0,62 |
Vlissingen | 1,55 |
DeRondeVenen | 0,78 |
Tytsjerksteradiel | 0,68 |
Asten | 0,39 |
Baarle-Nassau | 0,61 |
BergenopZoom | 0,77 |
Best | 0,3 |
Boekel | 0,54 |
Boxtel | 0,64 |
Breda | 0,61 |
Deurne | 0,28 |
Pekela | 1,84 |
Dongen | 0,27 |
Eersel | 0,38 |
Eindhoven | 0,91 |
Etten-Leur | 0,46 |
Geertruidenberg | 0,53 |
GilzeenRijen | 0,62 |
Goirle | 0,77 |
Helmond | 0,91 |
's-Hertogenbosch | 0,86 |
Heusden | 0,73 |
Hilvarenbeek | 0,35 |
LoonopZand | 0,49 |
Nuenen,GerwenenNederwetten | 0,2 |
Oirschot | 0,3 |
Oisterwijk | 0,45 |
Oosterhout | 0,81 |
Oss | 1,05 |
Rucphen | 1,16 |
Sint-Michielsgestel | 0,57 |
Someren | 0,27 |
SonenBreugel | 0,44 |
Steenbergen | 0,89 |
Waterland | 0,21 |
Tilburg | 1,02 |
Valkenswaard | 1,07 |
Veldhoven | 0,49 |
Vught | 0,39 |
Waalre | 0,33 |
Waalwijk | 0,57 |
Woensdrecht | 0,61 |
Zundert | 0,59 |
Wormerland | 0,31 |
Landgraaf | 1,22 |
Beek(L.) | 0,64 |
Beesel | 1,48 |
Bergen(L.) | 0,93 |
Brunssum | 1,06 |
Gennep | 0,85 |
Heerlen | 1,99 |
Kerkrade | 1,82 |
Maastricht | 1,18 |
Meerssen | 0,27 |
MookenMiddelaar | 0,49 |
Nederweert | 0,94 |
Roermond | 1,25 |
Simpelveld | 1,4 |
Stein(L.) | 0,33 |
Vaals | 1,06 |
Venlo | 1,5 |
Venray | 0,92 |
Voerendaal | 0,28 |
Weert | 1,08 |
ValkenburgaandeGeul | 0,72 |
Lelystad | 1,42 |
HorstaandeMaas | 0,73 |
OudeIJsselstreek | 1,17 |
Teylingen | 0,64 |
UtrechtseHeuvelrug | 0,66 |
OostGelre | 0,74 |
Koggenland | 0,34 |
Lansingerland | 0,17 |
Leudal | 1,03 |
Maasgouw | 0,8 |
Gemert-Bakel | 0,57 |
Halderberge | 0,91 |
Heeze-Leende | 0,28 |
Laarbeek | 0,67 |
Reusel-DeMierden | 0,89 |
Roerdalen | 1,35 |
Roosendaal | 1,09 |
Schouwen-Duiveland | 0,66 |
AaenHunze | 0,6 |
Borger-Odoorn | 1 |
DeWolden | 0,75 |
Noord-Beveland | 1,09 |
Wijdemeren | 0,46 |
Noordenveld | 0,55 |
Twenterand | 1,44 |
Westerveld | 0,66 |
Lingewaard | 0,51 |
Cranendonck | 0,74 |
Steenwijkerland | 0,96 |
Moerdijk | 0,96 |
Echt-Susteren | 1,12 |
Sluis | 1,31 |
Drimmelen | 0,37 |
Bernheze | 0,65 |
Alphen-Chaam | 0,27 |
Bergeijk | 0,42 |
Bladel | 0,55 |
Gulpen-Wittem | 0,71 |
Tynaarlo | 0,41 |
Midden-Drenthe | 0,73 |
Overbetuwe | 0,58 |
HofvanTwente | 0,86 |
Neder-Betuwe | 0,68 |
Rijssen-Holten | 0,61 |
Geldrop-Mierlo | 0,79 |
Olst-Wijhe | 0,79 |
Dinkelland | 0,6 |
Westland | 0,28 |
Midden-Delfland | 0,48 |
Berkelland | 0,71 |
Bronckhorst | 0,83 |
Sittard-Geleen | 1,02 |
KaagenBraassem | 0,63 |
Dantumadiel | 1,08 |
Zuidplas | 0,46 |
PeelenMaas | 0,66 |
Oldambt | 1,87 |
Zwartewaterland | 0,78 |
S�dwest-Frysl�n | 1,17 |
Bodegraven-Reeuwijk | 0,56 |
Eijsden-Margraten | 0,57 |
StichtseVecht | 0,54 |
HollandsKroon | 0,91 |
Leidschendam-Voorburg | 0,54 |
Goeree-Overflakkee | 0,69 |
Pijnacker-Nootdorp | 0,18 |
Nissewaard | 1,08 |
Krimpenerwaard | 1,01 |
DeFryskeMarren | 0,87 |
GooiseMeren | 0,61 |
BergenDal | 1,02 |
Meierijstad | 0,73 |
Waadhoeke | 1,17 |
Westerwolde | 1,11 |
Midden-Groningen | 1,19 |
Beekdaelen | 0,55 |
Montferland | 0,71 |
Altena | 0,44 |
WestBetuwe | 0,43 |
Vijfheerenlanden | 0,76 |
HoekscheWaard | 0,44 |
HetHogeland | 0,72 |
Westerkwartier | 0,5 |
Noardeast-Frysl�n | 1,15 |
Molenlanden | 0,51 |
Eemsdelta | 1,08 |
DijkenWaard | 0,96 |
LandvanCuijk | 0,83 |
Maashorst | 0,88 |
VoorneaanZee | 0,76 |
¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2024). |
2) Voor alle huishoudkenmerken is de meest recent beschikbare informatie gebruikt. Voor ouders in het hetzelfde huishouden is dit de situatie op 31 december 2023. WMO in huishouden is gebaseerd op twee databronnen over de ondersteuning in 2022 op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO); de combinatie van deze bronnen is zo goed als volledig, alleen in enkele gemeenten ontbreekt de WMO waarvoor geen eigen bijdrage via CAK is betaald. GGZ in huishouden is een combinatie van of personen in het huishouden in het verslagjaar zorgkosten voor GGZ hebben gemaakt (2021) en of personen in het huishouden medicatie gebruikten vanwege psychische problemen (2022). Voor verdachte in het huishouden is gekeken of personen in het huishouden in de periode 2019-2023 zijn geregistreerd als verdachte, ongeacht het type misdrijf.
3) Gegevens over huishoudinkomen betreft de stand op 1 januari 2022. Dat is de meest recente datum waarop dit kenmerk beschikbaar is.
4) Volgens het woonplaatsbeginsel. Zie: VNG, Woonplaatsbeginsel jeugdhulp.
2. Jeugdreclassering
Aan het einde van het eerste halfjaar van 2024 was op 5 470 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing. Dit betreft personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. In totaal waren op dat moment 5 540 jeugdreclasseringsmaatregelen van kracht. Dat zijn er 310 meer dan bij de start van het jaar (tabel 2.0.1).
De twee varianten van toezicht en begeleiding (T&B) worden het meest toegepast, samen goed voor 97 procent van alle jeugdreclasseringsmaatregelen. Op 30 juni 2024 waren er meer maatregelen T&B dan aan het begin van het jaar. Het gaat hier dan vooral om toezicht en begeleiding in het gedwongen kader (4 845 maatregelen aan het einde van het eerste halfjaar van 2024). Voor individuele trajectbegeleiding (ITB) Harde Kern geldt dat er aan het eind van het eerste halfjaar van 2024 even veel maatregelen waren als aan het begin van het jaar. Voor maatregelen individuele trajectbegeleiding CRIEM (Criminaliteit in Relatie tot Integratie van Etnische Minderheden) was het aantal maatregelen aan het einde van het jaar lager dan aan het begin. De (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel en het scholings- en trainingsprogramma komen nauwelijks meer voor (tabel 2.0.1).
Beginstand (1-1-2024) | Instroom | Uitstroom | Eindstand | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 5 230 | 3 290 | 2 985 | 5 540 |
Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | 4 545 | 2 040 | 1 740 | 4 845 |
Toezicht en begeleiding: vrijwillig | 520 | 1 090 | 1 060 | 545 |
Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | 130 | 125 | 125 | 130 |
Individuele trajectbegeleiding CRIEM | 30 | 35 | 50 | 15 |
Scholings- en trainingsprogramma | . | . | . | . |
Gedragsbeïnvloedende maatregel | . | . | . | . |
Voorbereiding gedragsbeïnvloedende maatregel | . | . | . | . |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 30 juni tellen niet mee in de eindstand. |
2.1 Meer trajecten gestart en beëindigd
De instroom van jeugdreclasseringsmaatregelen is in het eerste halfjaar van 2024 met 8 procent toegenomen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023 (figuur 2.1.1)5). Ook de uitstroom is iets toegenomen, namelijk met 0,7 procent. Hier was in het eerste halfjaar van 2023 nog sprake van een toename van ongeveer 13 procent, ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022.
In het eerste halfjaar van 2024 ligt het aantal ingestroomde jeugdreclasseringsmaatregelen boven het aantal uitgestroomde maatregelen. Bij toezicht en begeleiding in het gedwongen kader zijn in het eerste halfjaar van 2024 300 maatregelen meer gestart dan beëindigd. Bij toezicht en begeleiding in het gedwongen kader is de instroom gestegen met 9,5 procent en de uitstroom is gedaald met 5 procent, ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023. Bij toezicht en begeleiding in het vrijwillig kader zijn 30 meer maatregelen gestart dan beëindigd in het eerste halfjaar van 2024. Zowel de instroom als de uitstroom bij toezicht en begeleiding in het vrijwillig kader zijn toegenomen, met respectievelijk 8,5 procent en 10,5 procent (figuur 2.1.1).
Maatregel | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
---|---|---|
Totaal²⁾ | ||
1e hj 2024* | -2985 | 3290 |
1e hj 2023 | -2965 | 3050 |
1e hj 2022 | -2625 | 2700 |
1e hj 2021 | -3105 | 2855 |
1e hj 2020 | -2565 | 2470 |
1e hj 2019 | -3015 | 2965 |
1e hj 2018 | -3115 | 2855 |
1e hj 2017 | -3025 | 2825 |
1e hj 2016 | -3070 | 3070 |
T&B gedwongen | ||
1e hj 2024* | -1740 | 2040 |
1e hj 2023 | -1830 | 1865 |
1e hj 2022 | -1640 | 1690 |
1e hj 2021 | -1980 | 1760 |
1e hj 2020 | -1700 | 1405 |
1e hj 2019 | -1880 | 1845 |
1e hj 2018 | -1990 | 1820 |
1e hj 2017 | -1995 | 1795 |
1e hj 2016 | -1850 | 1800 |
T&B vrijwillig | ||
1e hj 2024* | -1060 | 1090 |
1e hj 2023 | -960 | 1005 |
1e hj 2022 | -825 | 855 |
1e hj 2021 | -945 | 915 |
1e hj 2020 | -685 | 880 |
1e hj 2019 | -950 | 935 |
1e hj 2018 | -895 | 835 |
1e hj 2017 | -825 | 835 |
1e hj 2016 | -945 | 915 |
¹⁾ Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. ²⁾ Inclusief ITB Harde Kern, ITB CRIEM en overig. |
In het eerste halfjaar van 2024 is de instroom van trajecten individuele trajectbegeleiding Harde Kern gelijk gebleven ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023. De uitstroom is licht gedaald ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023.
Bij de individuele trajectbegeleiding CRIEM is de instroom afgenomen met 22 procent en de uitstroom toegenomen met 25 procent ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023 (figuur 2.1.2). In beide gevallen gaat het om kleine aantallen (10 trajecten).
Maatregel | Uitstroom (maatregelen) | Instroom (maatregelen) |
---|---|---|
ITB Harde Kern | ||
1e hj 2024* | -125 | 125 |
1e hj 2023 | -130 | 125 |
1e hj 2022 | -100 | 90 |
1e hj 2021 | -120 | 125 |
1e hj 2020 | -115 | 135 |
1e hj 2019 | -100 | 120 |
1e hj 2018 | -115 | 95 |
1e hj 2017 | -85 | 100 |
1e hj 2016 | -100 | 95 |
ITB CRIEM | ||
1e hj 2024* | -50 | 35 |
1e hj 2023 | -40 | 45 |
1e hj 2022 | -50 | 55 |
1e hj 2021 | -50 | 50 |
1e hj 2020 | -55 | 35 |
1e hj 2019 | -65 | 55 |
1e hj 2018 | -90 | 85 |
1e hj 2017 | -90 | 75 |
1e hj 2016 | -75 | 100 |
Overig²⁾ | ||
1e hj 2024* | -5 | 5 |
1e hj 2023 | -10 | 10 |
1e hj 2022 | -5 | 10 |
1e hj 2021 | -10 | 5 |
1e hj 2020 | -10 | 10 |
1e hj 2019 | -20 | 15 |
1e hj 2018 | -25 | 25 |
1e hj 2017 | -30 | 15 |
1e hj 2016 | -105 | 160 |
¹⁾ Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. ²⁾ Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.2 Aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel neemt toe
Op peildatum 30 juni 2024 hadden 5470 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel. Nadat het aantal jongeren met jeugdreclassering vanaf 2011 is gedaald, is er vanaf 2023 sprake van een stijging (figuur 2.2.1).
Jaar | Jeugdreclassering (aantal jongeren) |
---|---|
2011 | 11110 |
2012 | 10830 |
2013 | 9210 |
2014 | 7790 |
2015 | 7590 |
2016 | 6735 |
2017 | 6420 |
2018 | 5925 |
2019 | 5915 |
2020 | 5440 |
2021 | 5245 |
2022 | 5035 |
2023 | 5015 |
1e hj 2024* | 5470 |
¹⁾ Personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. ²⁾ Voor de jaren 2005 t/m 2023 wordt gekeken naar peildatum 31 december en voor 2024 naar peildatum 30 juni. ³⁾ Door invoering van de Jeugdwet treedt in 2015 een methodebreuk op. |
2.3 Gemiddelde duur toezicht en begeleiding gelijk gebleven
Van alle afgesloten jeugdreclasseringsmaatregelen duurden de maatregelen toezicht en begeleiding in het gedwongen kader het langst. Bijna de helft van deze maatregelen duurde een jaar of langer, waarvan de meesten 1 tot 2 jaar (figuur 2.3.1). De andere vormen van jeugdreclassering duurden meestal korter dan 3 maanden, met uitzondering van individuele trajectbegeleiding Harde Kern, waar 65 procent van de trajecten 3 tot 6 maanden duurde (figuur 2.3.1).
Maatregel | 0 tot 3 maanden (%) | 3 tot 6 maanden (%) | 6 tot 12 maanden (%) | 12 tot 24 maanden (%) | 24 tot 36 maanden (%) | 36 maanden of langer (%) |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 33,5 | 20,8 | 17 | 22,5 | 4,4 | 1,9 |
T&B gedwongen | 13,5 | 18,1 | 20,9 | 36,9 | 7,5 | 3,2 |
T&B vrijwillig | 66,6 | 20 | 11,2 | 2,2 | ||
ITB Harde Kern | 15,7 | 65,3 | 19 | |||
ITB CRIEM | 73,5 | 26,5 | ||||
Overig¹⁾ | ||||||
¹⁾ Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. De aantallen per categorie zijn zodanig klein dat deze vanuit privacy-overwegingen niet gepubliceerd worden. |
De gemiddelde duur van de beëindigde maatregelen is in het eerste halfjaar van 2024 gedaald met 7 procent ten opzichte van een jaar eerder (figuur 2.3.2). De gemiddelde duur van de maatregelen toezicht en begeleiding in het gedwongen en het vrijwillige kader nam af met 11 dagen. Bij individuele trajectbegeleiding Harde Kern is de gemiddelde duur met 10 dagen toegenomen ten opzichte van in het eerste halfjaar van 2023. Bij individuele trajectbegeleiding CRIEM is de gemiddelde duur met 4 dagen toegenomen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023.
Maatregel | 1e hj 2024* (dagen) | 1e hj 2023 (dagen) | 1e hj 2022 (dagen) | 1e hj 2021 (dagen) | 1e hj 2020 (dagen) | 1e hj 2019 (dagen) | 1e hj 2018 (dagen) | 1e hj 2017 (dagen) | 1e hj 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 297 | 320 | 327 | 368 | 403 | 383 | 386 | 423 | 408 |
T&B gedwongen | 439 | 450 | 456 | 507 | 543 | 526 | 517 | 562 | 577 |
T&B vrijwillig | 87 | 98 | 101 | 114 | 117 | 140 | 158 | 150 | 143 |
ITB Harde Kern | 197 | 187 | 215 | 195 | 190 | 198 | 182 | 185 | 197 |
ITB CRIEM | 113 | 109 | 100 | 107 | 118 | 117 | 101 | 100 | 103 |
Overig²⁾ | 222 | 208 | 66 | 165 | 262 | 163 | 109 | 371 | 215 |
¹⁾ Jeugdreclasseringsmaatregelen die werden beëindigd in de eerste helft van het jaar. ²⁾ Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.4 Vier op de tien jongeren met jeugdreclassering ontvangen ook jeugdhulp
Jeugdreclassering ging in ruim vier op de tien gevallen gepaard met de inzet van jeugdhulp (figuur 2.4.1). Dit is minder dan bij jeugdbescherming, waar 75 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling en 93 procent van de jongeren met voogdij ook jeugdhulp ontving (figuur 1.8.1 en 1.8.2). Hierbij moet worden opgemerkt dat een deel van de jongeren met jeugdreclassering ouder is dan 18 jaar en aanvullende zorg en hulp mogelijk ook kan worden ontvangen vanuit andere zorgdomeinen (de Wet Langdurige Zorg, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of de Zorgverzekeringswet).
Het aandeel jongeren dat naast een jeugdreclasseringsmaatregel ook jeugdhulp ontving daalde ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023 met 3 procent (figuur 2.4.1). Deze daling is te zien bij alle jeugdreclasseringsmaatregelen, maar met name bij ITB Harde Kern. Ondanks de daling van ongeveer 9 procent bij ITB Harde Kern, blijft het aandeel samenloop met jeugdhulp het hoogst bij ITB Harde Kern (50,8 procent).
Samenloop | 1e hj 2024* (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 1e hj 2023 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 1e hj 2022 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 1e hj 2021 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 1e hj 2020 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 1e hj 2019 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 1e hj 2018 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 1e hj 2017 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) | 1e hj 2016 (% van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal jeugdreclassering | 45,9 | 48,9 | 46,4 | 45,3 | 39,6 | 40 | 39,7 | 40,7 | 38,4 |
Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | 46,3 | 49,4 | 46,8 | 45,5 | 39,7 | 39,9 | 39,8 | 40,7 | 37,6 |
Toezicht en begeleiding: vrijwillig kader | 40,4 | 45,4 | 42,4 | 43,1 | 39,9 | 41,4 | 39,1 | 41,7 | 40,8 |
Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | 50,8 | 59,2 | 60,7 | 59,4 | 44,3 | 48,4 | 43,5 | 46,5 | 56,5 |
Individuele trajectbegeleiding CRIEM | 33,3 | 33,3 | 25,8 | 38,1 | 37,1 | 24 | 20,8 | 28,4 | |
Overig²⁾ | 66,7 | 60 | 83,3 | 55,6 | |||||
¹⁾ Personen van 12 tot en met 22 jaar met een jeugdreclasseringsmaatregel op peildatum 30 juni die tegelijkertijd jeugdhulp ontvingen. ²⁾ Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.5 Jongens vaker in jeugdreclassering dan meisjes
Op 30 juni 2024 waren meer jeugdreclasseringsmaatregelen bij jongens dan bij meisjes van kracht. Dit geldt voor ieder type jeugdreclassering. Voor 0,4 procent van de jongens was sprake van jeugdreclassering. Bij meisjes ging het om 0,07 procent (tabel 2.5.1). Vergeleken met het eerste halfjaar van 2023 is het aandeel meisjes met een jeugdreclasseringsmaatregel in het eerste halfjaar van 2024 iets toegenomen voor toezicht en begeleiding in het vrijwillige en gedwongen kader, met respectievelijk 1 en 1,4 procent (figuur 2.5.2).
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugd-reclassering | Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | Toezicht en begeleiding: vrijwillig | Individuele traject-begeleiding Harde Kern | Individuele traject-begeleiding CRIEM | Overig3)) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 2 305 455 | 5 470 | 4 850 | 555 | 130 | 15 | . |
Geslacht: Jongens | 1 176 975 | 4 670 | 4 125 | 485 | 125 | 10 | . |
Geslacht: Meisjes | 1 128 475 | 805 | 725 | 70 | . | . | . |
Leeftijd: 12 tot en met 14 jaar | 582 735 | 305 | 260 | 45 | . | . | . |
Leeftijd: 15 tot en met 17 jaar | 589 305 | 2 745 | 2 370 | 325 | 80 | 10 | . |
Leeftijd: 18 tot en met 22 jaar | 1 133 415 | 2 420 | 2 220 | 185 | 45 | . | . |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met jeugdreclasseringsmaatregelen op peildatum 30 juni 2024. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdreclassering (30 juni 2024). 3) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
Maatregel | Jongens (%) | Meisjes (%) |
---|---|---|
Nederland | ||
1e hj 2024* | 51,1 | 48,9 |
1e hj 2023 | 51 | 49 |
1e hj 2022 | 51 | 49 |
1e hj 2021 | 51,1 | 48,9 |
1e hj 2020 | 51,02 | 48,98 |
1e hj 2019 | 51,07 | 48,93 |
1e hj 2018 | 51,09 | 48,91 |
1e hj 2017 | 51,11 | 48,89 |
1e hj 2016 | 51,08 | 48,92 |
T&B gedwongen | ||
1e hj 2024* | 85,01 | 14,99 |
1e hj 2023 | 86,36 | 13,64 |
1e hj 2022 | 87,14 | 12,86 |
1e hj 2021 | 86,65 | 13,35 |
1e hj 2020 | 83,24 | 16,76 |
1e hj 2019 | 80,68 | 19,32 |
1e hj 2018 | 80,24 | 19,76 |
1e hj 2017 | 80,15 | 19,85 |
1e hj 2016 | 79,1 | 20,9 |
T&B vrijwillig | ||
1e hj 2024* | 87,23 | 12,77 |
1e hj 2023 | 88,25 | 11,75 |
1e hj 2022 | 88,78 | 11,22 |
1e hj 2021 | 89,3 | 10,7 |
1e hj 2020 | 85,59 | 14,41 |
1e hj 2019 | 82,45 | 17,55 |
1e hj 2018 | 77,07 | 22,93 |
1e hj 2017 | 77,53 | 22,47 |
1e hj 2016 | 78,95 | 21,05 |
Overig³⁾ | ||
1e hj 2024* | 94 | 6 |
1e hj 2023 | 94,1 | 5,9 |
1e hj 2022 | 96,5 | 3,5 |
1e hj 2021 | 97,7 | 2,3 |
1e hj 2020 | 98,35 | 1,65 |
1e hj 2019 | 93,82 | 6,18 |
1e hj 2018 | 96,69 | 3,31 |
1e hj 2017 | 95,43 | 4,57 |
1e hj 2016 | 86,63 | 13,37 |
¹⁾ Personen van 12 tot en met 22 jaar. ²⁾ Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdreclassering naar 30 juni. ³⁾ ITB Harde Kern, ITB CRIEM, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
De groep 15- tot en met 17-jarigen was relatief gezien het ruimst vertegenwoordigd in de jeugdreclassering. Bijna 0,5 procent van alle personen in deze leeftijdsklasse ontving jeugdreclassering. Bij de 18- tot en met 22-jarigen was dit 0,2 procent en bij de leeftijdscategorie 12- tot en met 14-jaar lag dit aandeel flink lager: 0,05 procent (tabel 2.5.1).
Het aandeel van de 15 tot en met 17 jarigen is bij alle jeugdreclasseringsmaatregelen in het eerste halfjaar van 2024 toegenomen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2023 (figuur 2.5.3). Bij T&B in het gedwongen kader ging het om een stijging van 2 procent, bij T&B in het vrijwillig kader om een stijging van bijna 4 procent en bij de overige trajecten om een stijging van 3,5%. Jongeren van 12 tot en met 14 jaar komen relatief het minst voor onder jongeren met jeugdreclassering. Voor jongeren van 18 tot en met 22 jaar zien we in het eerste halfjaar van 2024 een afname ten opzichte van een jaar eerder in T&B in het gedwongen kader, waardoor zij niet meer het grootste aandeel hebben in dit type jeugdreclasseringstrajecten (figuur 2.5.3).
Maatregel | 12 tot en met 14 jaar (%) | 15 tot en met 17 jaar (%) | 18 tot en met 22 jaar (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
1e hj 2024* | 25,3 | 25,6 | 49,2 |
1e hj 2023 | 25,4 | 25,4 | 49,3 |
1e hj 2022 | 25,2 | 25,7 | 49,1 |
1e hj 2021 | 25,1 | 26,3 | 48,5 |
1e hj 2020 | 25,05 | 26,79 | 48,16 |
1e hj 2019 | 25,47 | 27,15 | 47,38 |
1e hj 2018 | 26,05 | 27,46 | 46,49 |
1e hj 2017 | 26,55 | 27,44 | 46,01 |
1e hj 2016 | 26,97 | 27,32 | 45,7 |
T&B gedwongen | |||
1e hj 2024* | 5,4 | 48,9 | 45,8 |
1e hj 2023 | 5,4 | 46,9 | 47,7 |
1e hj 2022 | 4,9 | 43,1 | 52 |
1e hj 2021 | 4,4 | 42,6 | 53,1 |
1e hj 2020 | 4,08 | 42,32 | 53,6 |
1e hj 2019 | 3,29 | 44,15 | 52,52 |
1e hj 2018 | 3,36 | 45,08 | 51,56 |
1e hj 2017 | 3,5 | 46,67 | 49,84 |
1e hj 2016 | 3,76 | 47 | 49,24 |
T&B vrijwillig | |||
1e hj 2024* | 8,3 | 58,8 | 32,9 |
1e hj 2023 | 8,6 | 55 | 36,4 |
1e hj 2022 | 7 | 56,1 | 36,9 |
1e hj 2021 | 5 | 56,8 | 38,2 |
1e hj 2020 | 5,87 | 60,42 | 33,71 |
1e hj 2019 | 4,57 | 59,59 | 35,84 |
1e hj 2018 | 6,18 | 54,45 | 39,37 |
1e hj 2017 | 7,01 | 58,96 | 34,03 |
1e hj 2016 | 8,23 | 67,34 | 24,43 |
Overig²⁾ | |||
1e hj 2024* | 4,7 | 63,8 | 31,5 |
1e hj 2023 | 7,1 | 60,4 | 32,5 |
1e hj 2022 | 7 | 53,8 | 39,2 |
1e hj 2021 | 4 | 58,5 | 37,5 |
1e hj 2020 | 4,95 | 62,64 | 32,42 |
1e hj 2019 | 3,93 | 60,67 | 35,39 |
1e hj 2018 | 3,97 | 58,28 | 37,75 |
1e hj 2017 | 5,71 | 64 | 30,29 |
1e hj 2016 | 8,59 | 62,77 | 28,64 |
¹⁾ Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 30 juni. ²⁾ ITB Harde Kern, ITB CRIEM, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.6 Jeugdreclassering hangt samen met kenmerken van ouders en huishouden
Uit CBS-onderzoek6) is gebleken dat bepaalde achtergrondkenmerken van de ouders en het huishouden van de jongere in meer of mindere mate samenhang vertonen met het krijgen van jeugdreclassering. Dat wil overigens niet zeggen dat jeugdreclassering het gevolg is van deze kenmerken of een combinatie ervan. Van een aantal achtergrondkenmerken is in deze paragraaf weergegeven hoe de situatie van jongeren met jeugdreclassering afwijkt van de jongeren zonder jeugdreclassering.
De inzet van jeugdreclassering hangt samen met huishoudkenmerken7) van de jongere (figuur 2.6.1). Bij 64 procent van de Nederlandse jongeren van 12 tot en met 22 jaar woonden beide juridische ouders in hetzelfde huishouden. Voor jongeren met jeugdreclassering was dit 28 procent. Hetzelfde patroon is te zien bij kinderen uit huishoudens waar gebruik wordt gemaakt van ondersteuning op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of waarin zorgkosten zijn gemaakt voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan wel GGZ-medicatie is voorgeschreven. Zes procent van alle jongeren in Nederland had te maken met WMO-gebruik in het huishouden, en ruim 26 procent met GGZ-zorg en/of medicatie. Bij jongeren met jeugdreclassering was dit respectievelijk 18 en 38 procent. Daarnaast werd bij 19 procent van de jongeren met jeugdreclassering iemand in het huishouden als verdachte van een misdrijf aangemerkt, tegenover 4,5 procent van alle jongeren in Nederland.
Jaar | Ja (%) | Nee (%) |
---|---|---|
Ouders op hetzelfde adres | ||
Nederland | 1483075 | 822380 |
Totaal jeugdreclassering | 1860 | 4690 |
WMO in huishouden | ||
Nederland | 141355 | 2149070 |
Totaal jeugdreclassering | 1160 | 5295 |
GGZ in huishouden | ||
Nederland | 601130 | 1689295 |
Totaal jeugdreclassering | 2460 | 3990 |
Verdachte in huishouden | ||
Nederland | 99590 | 2190835 |
Totaal jeugdreclassering | 1240 | 5210 |
¹⁾ Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. |
Ook het huishoudinkomen8) hangt samen met de inzet van jeugdreclassering (figuur 2.6.2). In Nederland woonden in 2024 ruim 295 duizend jongeren van 12 tot en met 22 jaar in een huishouden met een inkomen dat tot de laagste 20 procent behoort. Van hen ontving 1 procent jeugdreclassering. Het aandeel jongeren met jeugdreclassering daalt naarmate het huishoudinkomen hoger is. In de 20 procent rijkste huishoudens ontving 0,1 procent jeugdreclassering.
Jaar | Met jeugdreclassering (%) |
---|---|
Totaal jeugdreclassering | |
Totaal | 0,3 |
Laagste kwintiel | 1 |
2e kwintiel | 0,5 |
3e kwintiel | 0,2 |
4e kwintiel | 0,1 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 22 jaar. |
Daarnaast vertoont de herkomst van de jongere samenhang met de inzet van jeugdreclassering (figuur 2.6.3). Voor zowel de jongeren die geboren zijn in Nederland als de jongeren die niet geboren zijn in Nederland was bij 0,3 procent sprake van jeugdreclassering. Bij jongeren die geboren zijn in Nederland en waarvan minstens een ouder is geboren in het Nederlands-Caribisch was relatief vaker sprake van jeugdreclassering, namelijk 1,5 procent. Bij jongeren die niet geboren zijn in Nederland geldt dat er bij jongeren die geboren zijn in Marokko relatief vaker sprake was van jeugdreclassering, namelijk 1,1 procent. Bij jongeren met een herkomst uit Turkije en een herkomst uit Indonesië die niet geboren zijn in Nederland was minder vaak sprake van jeugdreclassering ten opzichte van het landelijke gemiddelde.
Met jeugdreclassering (%) | |
---|---|
Totaal geboren in Nederland | 0,3 |
Nederland | 0,2 |
Europa (exclusief Nederland) | 0,3 |
Turkije | 0,4 |
Marokko | 0,7 |
Suriname | 0,8 |
Nederlands-Caribisch gebied | 1,5 |
Indonesië | 0,3 |
Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 0,6 |
Totaal niet geboren in Nederland | 0,3 |
Europa (exclusief Nederland) | 0,2 |
Turkije | 0,2 |
Marokko | 1,1 |
Suriname | 0,8 |
Nederlands-Caribisch gebied | 0,7 |
Indonesië | 0 |
Overig Afrika, Azië, Amerika en Oceanië | 0,5 |
¹⁾ Personen van 12 tot en met 22 jaar. |
2.7 Jeugdreclassering vooral in regio Rotterdam en Amsterdam
In de regio Rotterdam en Amsterdam woonden, ook relatief gezien, veel jongeren met jeugdreclassering (zie figuur 2.7.1 voor het aandeel per arrondissement). Ook in de gemeenten Noord-Beveland, Schiedam, Landgraaf, Nissewaard, kwamen met 0,6 procent of meer relatief veel jongeren met jeugdreclassering voor (zie figuur 2.7.2 voor het aandeel per gemeente)9).
Jeugdreclassering (%) | |
---|---|
Amsterdam | 0,31 |
Noord-Holland | 0,19 |
Gelderland | 0,18 |
Midden-Nederland | 0,19 |
Noord-Nederland | 0,27 |
Overijssel | 0,26 |
DenHaag | 0,22 |
Rotterdam | 0,39 |
Limburg | 0,24 |
Oost-Brabant | 0,19 |
Zeeland-West-Brabant | 0,20 |
1) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal personen met jeugdreclassering (30 juni 2024). |
Gemeente_naam | Jeugdreclassering (%) |
---|---|
Groningen | 0,24 |
Almere | 0,44 |
Stadskanaal | 0,39 |
Veendam | 0,17 |
Zeewolde | 0,22 |
Achtkarspelen | 0,15 |
Ameland | 0,25 |
Harlingen | 0,05 |
Heerenveen | 0,15 |
Leeuwarden | 0,33 |
Ooststellingwerf | 0,34 |
Opsterland | 0,11 |
Schiermonnikoog | 0 |
Smallingerland | 0,42 |
Terschelling | 0 |
Vlieland | 0 |
Weststellingwerf | 0,1 |
Assen | 0,42 |
Coevorden | 0,47 |
Emmen | 0,42 |
Hoogeveen | 0,24 |
Meppel | 0,18 |
Almelo | 0,42 |
Borne | 0,27 |
Dalfsen | 0,18 |
Deventer | 0,27 |
Enschede | 0,46 |
Haaksbergen | 0,07 |
Hardenberg | 0,25 |
Hellendoorn | 0,19 |
Hengelo(O.) | 0,39 |
Kampen | 0,14 |
Losser | 0,1 |
Noordoostpolder | 0,09 |
Oldenzaal | 0,17 |
Ommen | 0 |
Raalte | 0,04 |
Staphorst | 0,17 |
Tubbergen | 0 |
Urk | 0,07 |
Wierden | 0,15 |
Zwolle | 0,31 |
Aalten | 0,2 |
Apeldoorn | 0,15 |
Arnhem | 0,46 |
Barneveld | 0,06 |
Beuningen | 0,16 |
Brummen | 0,09 |
Buren | 0 |
Culemborg | 0,13 |
Doesburg | 0,08 |
Doetinchem | 0,27 |
Druten | 0,2 |
Duiven | 0,25 |
Ede | 0,08 |
Elburg | 0,12 |
Epe | 0,11 |
Ermelo | 0,11 |
Harderwijk | 0,2 |
Hattem | 0 |
Heerde | 0,29 |
Heumen | 0,15 |
Lochem | 0,17 |
Maasdriel | 0,12 |
Nijkerk | 0,11 |
Nijmegen | 0,24 |
Oldebroek | 0,21 |
Putten | 0,09 |
Renkum | 0,29 |
Rheden | 0,23 |
Rozendaal | 0,37 |
Scherpenzeel | 0 |
Tiel | 0,17 |
Voorst | 0,16 |
Wageningen | 0,1 |
Westervoort | 0,3 |
Winterswijk | 0,03 |
Wijchen | 0,24 |
Zaltbommel | 0,12 |
Zevenaar | 0,14 |
Zutphen | 0,12 |
Nunspeet | 0,13 |
Dronten | 0,14 |
Amersfoort | 0,19 |
Baarn | 0,18 |
DeBilt | 0,05 |
Bunnik | 0,05 |
Bunschoten | 0,13 |
Eemnes | 0 |
Houten | 0,08 |
Leusden | 0,18 |
Lopik | 0,25 |
Montfoort | 0,2 |
Renswoude | 0,12 |
Rhenen | 0,04 |
Soest | 0,12 |
Utrecht | 0,19 |
Veenendaal | 0,17 |
Woudenberg | 0 |
WijkbijDuurstede | 0 |
IJsselstein | 0,08 |
Zeist | 0,11 |
Nieuwegein | 0,26 |
Aalsmeer | 0,14 |
Alkmaar | 0,27 |
Amstelveen | 0,18 |
Amsterdam | 0,34 |
Bergen(NH.) | 0,06 |
Beverwijk | 0,18 |
Blaricum | 0,07 |
Bloemendaal | 0,12 |
Castricum | 0,07 |
Diemen | 0,22 |
Edam-Volendam | 0,08 |
Enkhuizen | 0,04 |
Haarlem | 0,25 |
Haarlemmermeer | 0,2 |
Heemskerk | 0,15 |
Heemstede | 0,21 |
Heiloo | 0,23 |
DenHelder | 0,32 |
Hilversum | 0,23 |
Hoorn | 0,24 |
Huizen | 0,08 |
Landsmeer | 0,07 |
Laren(NH.) | 0 |
Medemblik | 0,17 |
Oostzaan | 0,08 |
Opmeer | 0,2 |
Ouder-Amstel | 0,16 |
Purmerend | 0,21 |
Schagen | 0,19 |
Texel | 0 |
Uitgeest | 0,06 |
Uithoorn | 0,1 |
Velsen | 0,2 |
Zandvoort | 0,28 |
Zaanstad | 0,25 |
Alblasserdam | 0,14 |
AlphenaandenRijn | 0,19 |
Barendrecht | 0,12 |
Drechterland | 0,04 |
CapelleaandenIJssel | 0,43 |
Delft | 0,14 |
Dordrecht | 0,33 |
Gorinchem | 0,17 |
Gouda | 0,38 |
's-Gravenhage | 0,36 |
Hardinxveld-Giessendam | 0,07 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 0,07 |
StedeBroec | 0,14 |
Hillegom | 0,11 |
Katwijk | 0,07 |
KrimpenaandenIJssel | 0,25 |
Leiden | 0,12 |
Leiderdorp | 0,09 |
Lisse | 0,14 |
Maassluis | 0,37 |
Nieuwkoop | 0,11 |
Noordwijk | 0,09 |
Oegstgeest | 0,18 |
Oudewater | 0 |
Papendrecht | 0,25 |
Ridderkerk | 0,47 |
Rotterdam | 0,57 |
Rijswijk(ZH.) | 0,25 |
Schiedam | 0,66 |
Sliedrecht | 0,09 |
Albrandswaard | 0,13 |
Vlaardingen | 0,46 |
Voorschoten | 0,27 |
Waddinxveen | 0,03 |
Wassenaar | 0,21 |
Woerden | 0,08 |
Zoetermeer | 0,44 |
Zoeterwoude | 0 |
Zwijndrecht | 0,17 |
Borsele | 0,14 |
Goes | 0,17 |
WestMaasenWaal | 0,09 |
Hulst | 0,07 |
Kapelle | 0,23 |
Middelburg(Z.) | 0,21 |
Reimerswaal | 0,06 |
Terneuzen | 0,29 |
Tholen | 0,06 |
Veere | 0,12 |
Vlissingen | 0,53 |
DeRondeVenen | 0,11 |
Tytsjerksteradiel | 0,24 |
Asten | 0,09 |
Baarle-Nassau | 0,13 |
BergenopZoom | 0,15 |
Best | 0,21 |
Boekel | 0 |
Boxtel | 0,11 |
Breda | 0,22 |
Deurne | 0,18 |
Pekela | 0,07 |
Dongen | 0,03 |
Eersel | 0,09 |
Eindhoven | 0,23 |
Etten-Leur | 0,12 |
Geertruidenberg | 0,19 |
GilzeenRijen | 0,12 |
Goirle | 0,13 |
Helmond | 0,24 |
's-Hertogenbosch | 0,3 |
Heusden | 0,07 |
Hilvarenbeek | 0,21 |
LoonopZand | 0,15 |
Nuenen,GerwenenNederwetten | 0,15 |
Oirschot | 0,13 |
Oisterwijk | 0,08 |
Oosterhout | 0,19 |
Oss | 0,17 |
Rucphen | 0,29 |
Sint-Michielsgestel | 0,05 |
Someren | 0 |
SonenBreugel | 0 |
Steenbergen | 0,22 |
Waterland | 0,09 |
Tilburg | 0,25 |
Valkenswaard | 0,15 |
Veldhoven | 0,2 |
Vught | 0,1 |
Waalre | 0,18 |
Waalwijk | 0,22 |
Woensdrecht | 0,21 |
Zundert | 0,13 |
Wormerland | 0 |
Landgraaf | 0,62 |
Beek(L.) | 0,06 |
Beesel | 0,13 |
Bergen(L.) | 0,07 |
Brunssum | 0,35 |
Gennep | 0,09 |
Heerlen | 0,43 |
Kerkrade | 0,52 |
Maastricht | 0,14 |
Meerssen | 0,2 |
MookenMiddelaar | 0 |
Nederweert | 0,11 |
Roermond | 0,37 |
Simpelveld | 0,29 |
Stein(L.) | 0,24 |
Vaals | 0,36 |
Venlo | 0,28 |
Venray | 0,27 |
Voerendaal | 0,16 |
Weert | 0,12 |
ValkenburgaandeGeul | 0,2 |
Lelystad | 0,52 |
HorstaandeMaas | 0,14 |
OudeIJsselstreek | 0,1 |
Teylingen | 0,14 |
UtrechtseHeuvelrug | 0,1 |
OostGelre | 0,21 |
Koggenland | 0,1 |
Lansingerland | 0,11 |
Leudal | 0,13 |
Maasgouw | 0,04 |
Gemert-Bakel | 0,16 |
Halderberge | 0,11 |
Heeze-Leende | 0,11 |
Laarbeek | 0,14 |
Reusel-DeMierden | 0,38 |
Roerdalen | 0,14 |
Roosendaal | 0,23 |
Schouwen-Duiveland | 0,22 |
AaenHunze | 0,17 |
Borger-Odoorn | 0,34 |
DeWolden | 0,1 |
Noord-Beveland | 0,68 |
Wijdemeren | 0,07 |
Noordenveld | 0,34 |
Twenterand | 0,2 |
Westerveld | 0,24 |
Lingewaard | 0,11 |
Cranendonck | 0,09 |
Steenwijkerland | 0,28 |
Moerdijk | 0,13 |
Echt-Susteren | 0,31 |
Sluis | 0,32 |
Drimmelen | 0,03 |
Bernheze | 0,07 |
Alphen-Chaam | 0 |
Bergeijk | 0,04 |
Bladel | 0,2 |
Gulpen-Wittem | 0,23 |
Tynaarlo | 0,24 |
Midden-Drenthe | 0,17 |
Overbetuwe | 0,2 |
HofvanTwente | 0,18 |
Neder-Betuwe | 0,05 |
Rijssen-Holten | 0,14 |
Geldrop-Mierlo | 0,12 |
Olst-Wijhe | 0,17 |
Dinkelland | 0,09 |
Westland | 0,07 |
Midden-Delfland | 0,08 |
Berkelland | 0,07 |
Bronckhorst | 0,14 |
Sittard-Geleen | 0,28 |
KaagenBraassem | 0,15 |
Dantumadiel | 0 |
Zuidplas | 0,13 |
PeelenMaas | 0,13 |
Oldambt | 0,43 |
Zwartewaterland | 0,17 |
S�dwest-Frysl�n | 0,24 |
Bodegraven-Reeuwijk | 0,08 |
Eijsden-Margraten | 0,31 |
StichtseVecht | 0,21 |
HollandsKroon | 0,11 |
Leidschendam-Voorburg | 0,22 |
Goeree-Overflakkee | 0,08 |
Pijnacker-Nootdorp | 0,06 |
Nissewaard | 0,6 |
Krimpenerwaard | 0,08 |
DeFryskeMarren | 0,11 |
GooiseMeren | 0,07 |
BergenDal | 0,2 |
Meierijstad | 0,23 |
Waadhoeke | 0,17 |
Westerwolde | 0,35 |
Midden-Groningen | 0,36 |
Beekdaelen | 0,08 |
Montferland | 0,07 |
Altena | 0,1 |
WestBetuwe | 0,21 |
Vijfheerenlanden | 0,09 |
HoekscheWaard | 0,22 |
HetHogeland | 0,16 |
Westerkwartier | 0,24 |
Noardeast-Frysl�n | 0,28 |
Molenlanden | 0,04 |
Eemsdelta | 0,5 |
DijkenWaard | 0,16 |
LandvanCuijk | 0,31 |
Maashorst | 0,15 |
VoorneaanZee | 0,23 |
¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal personen met jeugdreclassering (30 juni 2024). |
Deze hiervoor genoemde concentratie van jongeren met jeugdreclassering blijkt ook uit de cijfers per jeugdregio (tabel 2.7.3). De jeugdregio’s Rijnmond, Flevoland, Drenthe en Amsterdam-Amstelland staan bovenaan met de grootste aandelen jongeren met jeugdreclassering. In Zuidoost Utrecht en Food Valley woonden relatief weinig jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel.
% van het totale aantal personen van 12 tot en met 22 jaar2) | ||
---|---|---|
Hoogste aandelen | Rijnmond | 0,46 |
Hoogste aandelen | Flevoland | 0,36 |
Hoogste aandelen | Drenthe | 0,31 |
Hoogste aandelen | Amsterdam-Amstelland | 0,31 |
Hoogste aandelen | Twente | 0,29 |
Laagste aandelen | Zuidoost Utrecht | 0,08 |
Laagste aandelen | Food Valley | 0,1 |
Laagste aandelen | Midden-Limburg West | 0,12 |
Laagste aandelen | Rivierenland | 0,13 |
Laagste aandelen | Gooien Vechtstreek | 0,13 |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met jeugdreclassering. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2024 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdreclassering (30 juni 2024). |
2.8 Stijging herhaald beroep bij jeugdbeschermingsmaatregelen
Van de jeugdreclasseringsmaatregelen die in het eerste halfjaar van 2024 zijn gestart ging het in 12,6 procent van de maatregelen om een herhaald beroep (figuur 2.8.1)10). Dat wil zeggen dat deze jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al eens eerder jeugdreclassering heeft gehad.
Van de ondertoezichtstellingen die in het eerste halfjaar van 2024 zijn gestart ging het in 12,5 procent van de maatregelen om een herhaald beroep. In het eerste halfjaar van 2024 is sprake van een stijging bij herhaald beroep van ondertoezichtstellingen en voogdij. Bij voogdijmaatregelen gaat het echter om kleine absolute aantallen.
Maatregel | 1e hj 2024* (%) | 1e hj 2023 (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) |
---|---|---|---|---|
Jeugdreclasseringsmaatregelen | 12,6 | 12,5 | 14,3 | 14,7 |
Jeugdbeschermingsmaatregelen: Ondertoezichtstelling | 12,5 | 11,2 | 9,7 | 8,6 |
Jeugdbeschermingsmaatregelen: Voogdij | 7,9 | 2,5 | 3 | 2,8 |
¹⁾ Hierbij wordt teruggekeken naar de betreffende periode én de 5 daaraan voorafgaande kalenderjaren. ²⁾ Jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen gestart in de betreffende periode. |
6) Zie: Achtergrondkenmerken van jongeren met jeugdzorg.
7) Voor alle huishoudkenmerken is de meest recent beschikbare informatie gebruikt. Voor ouders in het hetzelfde huishouden is dit de situatie op 31 december 2023. WMO in huishouden is gebaseerd op twee databronnen over de ondersteuning in 2022 op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO); de combinatie van deze bronnen is zo goed als volledig, alleen in enkele gemeenten ontbreekt de WMO waarvoor geen eigen bijdrage via CAK is betaald. GGZ in huishouden is een combinatie van of personen in het huishouden in het verslagjaar zorgkosten voor GGZ hebben gemaakt (2021) en of personen in het huishouden medicatie gebruikten vanwege psychische problemen (2022). Voor verdachte in het huishouden is gekeken of personen in het huishouden in de periode 2019-2023 zijn geregistreerd als verdachte, ongeacht het type misdrijf.
8) Gegevens over huishoudinkomen betreft de stand op 1 januari 2022. Dat is de meest recente datum waarop dit kenmerk beschikbaar is.
9) Volgens het woonplaatsbeginsel. Zie: VNG, Woonplaatsbeginsel jeugdhulp.
10) De eerder gepubliceerde uitkomsten over herhaald beroep in de jaren 2021 en 2022 zijn gecorrigeerd vanwege een fout in de berekenwijze. In gevallen waarbij er meerdere trajecten in de verslagperiode waren gestart bij dezelfde jongere, werden sommige trajecten ten onrechte niet als herhaald beroep aangemerkt. Deze correctie is niet doorgevoerd voor oudere jaren (2015 t/m 2020).
Meer informatie
Meer informatie over jeugdbescherming en jeugdreclassering kunt u vinden op de website van CBS:
Onderzoeksbeschrijving Beleidsinformatie Jeugd
Tabellen Jeugdzorg na 1-1-2015
Privacy is een groot goed. Ook als je niks te verbergen hebt, heb je heel wat te beschermen. Het CBS is het Statistisch Bureau van Nederland dat onafhankelijk onderzoek uitvoert. Het CBS werkt bij elk onderzoek met strenge eisen om data op een veilige manier te verwerven, te verwerken en te publiceren en is transparant over de manier van werken en de methodieken.
Het CBS verzamelt gegevens van natuurlijke personen, bedrijven en instellingen. Dit is wettelijk vastgelegd in de CBS-wet en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Identificerende persoonskenmerken worden na ontvangst direct gepseudonimiseerd. Hierdoor kan het onderzoek alleen worden uitgevoerd op gegevens met een pseudosleutel. Bij publicatie zorgt het CBS er bovendien voor dat natuurlijke personen of bedrijven niet herkenbaar of herleidbaar zijn. Ook hanteert het CBS diverse maatregelen tegen diefstal, verlies of misbruik van persoonsgegevens. Het CBS levert geen herkenbare gegevens aan derden, ook niet aan andere overheidsinstellingen. Wel kunnen sommige (wetenschappelijke) instellingen onder strenge voorwaarden toegang krijgen tot gegevens met pseudosleutel op persoons- of bedrijfsniveau. Dit noemen we microdata.
Voor meer informatie, zie onze website.
Begrippenlijst
Jeugdbeschermingsmaatregel
Een jeugdbeschermingsmaatregel wordt door de rechter dwingend opgelegd. Het doel van de jeugdbeschermingsmaatregel is het opheffen van de bedreiging voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Een kind of jongere wordt dan 'onder toezicht gesteld' of 'onder voogdij geplaatst'.
Ondertoezichtstelling
Ondertoezichtstelling (OTS) is een maatregel waarbij het gezag van de ouders wordt beperkt. Als de ontwikkeling van een kind ernstig bedreigd wordt en ouders de zorg die nodig is om de bedreiging weg te nemen niet of onvoldoende accepteren, dan kan de rechter op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (of in een enkel geval het openbaar ministerie) een ondertoezichtstelling uitspreken. Het kind krijgt dan een jeugdbeschermer toegewezen van een gecertificeerde instelling. Deze persoon begeleidt het kind en zijn ouders bij het oplossen van de opvoedingsproblemen. De ouders blijven zelf verantwoordelijk voor de opvoeding, maar hun gezag wordt door de maatregel gedeeltelijk ingeperkt. Zowel ouders als kind zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen die de jeugdbeschermer geeft.
Voorlopige ondertoezichtstelling
Als een kind acuut gevaar loopt en een onderzoek en een verzoekschriftprocedure door de Raad voor de Kinderbescherming niet afgewacht kunnen worden kan de Raad voor de Kinderbescherming de rechter om een voorlopige ondertoezichtstelling verzoeken, vaak in combinatie met een machtiging uithuisplaatsing. Ouders en kind worden door de jeugdbeschermer van de gecertificeerde instelling begeleid. De maatregel duurt ten hoogste drie maanden. Tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling zet de Raad het onderzoek voort. Denkt de Raad voor de Kinderbescherming dat de ondertoezichtstelling en de eventuele uithuisplaatsing langer moet duren? Dan vraagt de Raad voor de Kinderbescherming binnen die drie maanden aan de rechter om een definitieve maatregel.
Voogdij
Bij een voogdijmaatregel wordt het gezag over een minderjarige door de rechter toegewezen aan een gecertificeerde instelling. Dit kan zijn na een gezagsbeëindigende maatregel of bij kinderen van wie de ouders zijn overleden (waarbij er geen voogd is vastgelegd in het gezagsregister of testament of deze persoon de voogdij niet accepteert). De gezagsbeëindigende maatregel wordt opgelegd als een kind zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder ook in de toekomst niet in staat geacht wordt om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen of als de ouder het gezag misbruikt. In veel gevallen is er al een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing geweest voordat er een gezagsbeëindigende maatregel wordt uitgesproken door de rechter. De gezagsbeëindigende maatregel is in principe een definitieve maatregel die geldt tot het kind 18 jaar is.
Het betreft alleen gevallen waarbij de voogdij wordt uitgevoerd door de gecertificeerde instelling zelf, waarbij het kind wordt opgevoed in een pleeggezin of tehuis. Situaties waarbij een pleegouder (pleegoudervoogd) of iemand anders die sterk betrokken is bij het kind (burgervoogd), de voogdij overneemt van de gecertificeerde instelling, vallen hierbuiten.
Voorlopige voogdij
Er is sprake van voorlopige voogdij bij een acute situatie die bedreigend is voor het kind. Het gezag over het kind komt bij de gecertificeerde instelling te liggen. De voorlopige voogdij gaat vrijwel altijd gepaard met de (tijdelijke) schorsing van het gezag van de ouder(s). De voorlopige voogdij duurt maximaal drie maanden. Als binnen die drie maanden een verzoek door de Raad voor de Kinderbescherming wordt ingediend om blijvend in het gezag te voorzien, kan de voorlopige voogdij voortduren tot er een einduitspraak is.
Tijdelijke voogdij
Er is sprake van tijdelijke voogdij als de gezaghebbende ouder het gezag tijdelijk niet zelf kan uitoefenen. Bijvoorbeeld als ouders minderjarig zijn, langdurig in het buitenland verblijven of een ouder onder curatele is gesteld en er geen andere ouder is die het gezag kan uitoefenen. De tijdelijke voogdij duurt voort totdat de rechtbank het gezag van de ouder, op diens verzoek, heeft hersteld.
Duur van een jeugdbeschermingsmaatregel
De duur van een jeugdbeschermingsmaatregel is de periode tussen de aanvangsdatum en de einddatum van de jeugdbescherming. De aanvangsdatum is de eerste dag waarop de jeugdbeschermingsmaatregel geldt. Deze datum is vastgelegd in de beschikking en is gelijk aan de datum van de uitspraak van de kinderrechter. De einddatum is de laatste dag waarop de jeugdbeschermingsmaatregel geldt. De datum waarop de jeugdbeschermingsmaatregel daadwerkelijk beëindigd is.
Reden beëindiging maatregel
De reden waarom de maatregel voor de jongere is beëindigd:
Opties bij (voorlopige) ondertoezichtstelling:
- Bereiken meerderjarigheid jeugdige
- Tussentijdse opheffing: De maatregel wordt eerder beëindigd dan zoals is vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter.
- Niet verlengd: Er is bij de rechter een verlenging van de maatregel aangevraagd, maar deze is niet toegekend.
- Beëindiging volgens plan: De termijn van de maatregel, zoals vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter, is afgelopen en er is geen verlenging aangevraagd.
- Gezagsbeëindigende maatregel: De jongere wordt onder voogdij geplaatst.
- Overlijden jeugdige
- Voorlopige OTS naar OTS: De voorlopige ondertoezichtstelling wordt beëindigd en deze wordt omgezet naar een reguliere ondertoezichtstelling.
Opties bij (tijdelijke/voorlopige voogdij):
- Bereiken meerderjarigheid jeugdige
- Voogdij naar pleegouder
- Voogdij naar contactpersoon oftewel burgervoogd
- Herstel gezag: De ouder krijgen het gezag over het kind terug.
- Overlijden jeugdige
Machtiging uithuisplaatsing
Een machtiging uithuisplaatsing is een juridische maatregel die door de kinderrechter kan worden uitgesproken als er (ernstige) zorgen zijn over de verzorging en opvoeding van een kind óf als de kinderrechter het nodig acht dat de geestelijke of lichamelijke toestand van het kind onderzocht moet worden op een plek buiten het gezin. De kinderrechter machtigt de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert, om het kind dag en nacht uit huis te plaatsen. Dit gebeurt als ouders het niet eens zijn met een uithuisplaatsing. Een machtiging uithuisplaatsing kan worden aangevraagd door de gecertificeerde instelling, door de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie. Als andere professionals, zoals bij Veilig Thuis, ernstige zorgen hebben over een kind, leggen zij die voor aan de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad voor de Kinderbescherming kan vervolgens het verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing doen.
Het betreft hier de machtiging uithuisplaatsing zoals bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Datum aanvang machtiging uithuisplaatsing
De datum van de eerste dag waarop de machtiging uithuisplaatsing geldt. De datum staat in de beschikking (schriftelijke uitspraak) van de kinderrechter.
Datum einde machtiging uithuisplaatsing
De datum van de laatste dag waarop machtiging uithuisplaatsing geldt. De datum einde machtiging uithuisplaatsing wordt pas aan het CBS geleverd nadat de machtiging uithuisplaatsing daadwerkelijk is geëindigd. Deze datum wordt dus niet op voorhand al aan het CBS geleverd op basis van de te verwachten einddatum zoals opgenomen in de beschikking (schriftelijke uitspraak) van de kinderrechter.
Jeugdreclassering
Jeugdreclassering is een combinatie van toezicht en begeleiding voor jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e verjaardag met de politie of leerplichtambtenaar in aanraking zijn geweest en een proces-verbaal hebben gekregen. Bij jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot en met 22 jaar kan ook het jeugdstrafrecht toegepast worden op grond van het adolescentenstrafrecht, indien het ontwikkelingsniveau van de dader daartoe aanleiding geeft. De jongere krijgt op maat gesneden begeleiding van een jeugdreclasseringswerker om te voorkomen dat hij of zij opnieuw de fout ingaat. Jeugdreclassering kan worden opgelegd door de kinderrechter of het openbaar ministerie. Jeugdreclassering kan ook op initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming in het vrijwillige kader worden opgestart.
Toezicht en begeleiding in het gedwongen kader
Verplichte maatregel van jeugdreclassering met als doel te voorkomen dat de jongere opnieuw de fout ingaat (recidiveert) door hem/haar te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting. Dit gebeurt onder meer door middel van zinvolle dagbesteding (school of werk) en vrijetijdsbesteding. Ook kan via deze maatregel begeleiding geboden worden op het gebied van wonen, budgetteren, sociale vaardigheden en hulp bij verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek.
Deze maatregel wordt opgelegd door de kinderrechter of het openbaar ministerie. De maatregel wordt opgelegd in combinatie met een voorwaardelijke straf (boete, taakstraf of jeugddetentie) of als voorwaarde tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis. Als de jongere zich niet aan de afspraken houdt, heeft dat invloed op de straf die zal worden opgelegd of de (voorwaardelijke) straf die al is opgelegd. De proeftijd voor minderjarigen is gesteld op twee jaar en de jeugdreclasseringsmaatregel wordt dan ook veelal voor de duur van die twee jaar opgelegd. Verlenging met één jaar is mogelijk. Jeugdreclassering opgelegd door het openbaar ministerie duurt maximaal zes maanden.
Toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader
Vrijwillige maatregel van jeugdreclassering. Als de jongere en de ouders bereid zijn mee te werken, kan de jeugdreclassering hulpverlening in het vrijwillig kader opstarten met als doel te voorkomen dat de jongere opnieuw de fout ingaat (recidiveert) door hem/haar te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting. Dit gebeurt onder meer door middel van zinvolle dagbesteding (school of werk) en vrijetijdsbesteding. Ook kan via deze maatregel begeleiding geboden worden op het gebied van wonen, budgetteren, sociale vaardigheden en hulp bij verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek. De maatregel kan worden aangevraagd door de Raad voor de Kinderbescherming. De jongere heeft de in verschillende situaties de mogelijkheid om gebruik te maken van de vrijwillige maatregel toezicht en begeleiding. Ten eerste kan dit na langdurige detentie, tijdens en na kortdurende detentie en na een maatregel tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting. In deze gevallen duurt de maatregel maximaal zes maanden en kan deze eenmaal met zes maanden worden verlengd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. Ten tweede kan dit in afwachting van de strafzitting. In dit geval eindigt de maatregel op de datum van de strafzitting of uiterlijk na zes maanden. De Raad voor de Kinderbescherming kan verzoeken om een verlenging. Ten derde kan dit tijdens en na een taakstraf. In dit geval duurt de maatregel tot maximaal zes maanden na beëindiging van de taakstraf. Formeel is deze reclasseringsmaatregel vrijwillig, maar de begeleiding door de jeugdreclasseerder is niet vrijblijvend. Bij onttrekking aan de begeleiding kan dit leiden tot een zwaardere straf.
Individuele trajectbegeleiding Harde Kern
De individuele trajectbegeleiding (ITB) Harde Kern is een intensief begeleidingstraject voor jongeren met structureel crimineel gedrag. ITB Harde Kern is een alternatief voor detentie. Als de jongere niet wil deelnemen aan dit traject of als de jongere zich in dit traject niet aan de afspraken houdt, dan volgt alsnog onvoorwaardelijke detentie.
ITB Harde Kern kan worden gezien als een sterk repressief traject met weinig bewegingsruimte voor de jongere. De jongere krijgt een strikt dagrooster, waar hij of zij zich van minuut tot minuut aan moet houden. Daarop wordt streng gecontroleerd. De jeugdreclassering werkt in deze maatregel intensief samen met de politie in een duidelijk omschreven taak- en rolverdeling. Daarnaast werkt de Jeugdreclassering ook intensief samen met gezin, school, vriendenkring en werkplek van de jongere en zet zich in om deze als steun voor de jongere te activeren. Binnen de maatregel kunnen ook programma's worden opgelegd zoals agressietraining, sociale vaardigheidstraining en een leer- en werktraject.
ITB Harde Kern wordt opgelegd door de rechter. De maatregel heeft een duur van zes maanden en kan met 6 maanden worden verlengd. Na ITB Harde Kern krijgt de jongere begeleiding vanuit het gewone programma van jeugdreclassering.
Individuele trajectbegeleiding CRIEM
De individuele trajectbegeleiding CRIEM (Criminaliteit in Relatie tot Integratie van Etnische Minderheden) is een individueel begeleidingstraject voor jongeren met een migratie-achtergrond die één of meer meerdere lichte delicten hebben gepleegd. Deze vorm van begeleiding wordt toegepast als een gebrekkige integratie van de jongere en/of diens ouders mogelijke factor is voor het plegen van criminaliteit. ITB CRIEM wordt gezien als preventief traject met als doel het bevorderen van de integratie, om te voorkomen dat de jongere terugvalt in crimineel gedrag. Wanneer de jongere zich niet aan de afspraken houdt, stopt de begeleiding en beslist de kinderrechter wat er met de jongere gaat gebeuren.
ITB CRIEM wordt opgelegd door de rechter of het openbaar ministerie. De maatregel heeft een duur van drie maanden en kan met drie maanden worden verlengd. Na ITB CRIEM krijgt de jongere begeleiding vanuit het gewone programma van jeugdreclassering.
Scholings- en trainingsprogramma’s
Scholing- en trainingsprogramma is een maatregel voor jongeren die een groot deel van hun detentiestraf hebben uitgezeten. De jongere krijgt dan begeleiding gedurende het proefverlof, met als doel re-integratie en resocialisatie in de maatschappij. Gedurende het scholings- en trainingsprogramma woont de jongere bij ouders of verzorgers thuis, of (zelfstandig) onder begeleiding.
Aanvragen voor de deelname aan een scholings- en trainingsprogramma worden door de directeur van de Justitiële Jeugdinrichting schriftelijk ingediend bij de minister van Justitie en Veiligheid.
De maatregel heeft een duur van drie maanden waarbij in bijzondere gevallen voor een langere duur kan worden deelgenomen aan een scholings- en trainingsprogramma.
Gedragsbeïnvloedende maatregel
De gedragsbeïnvloedende maatregel is een maatregel bedoeld voor veelplegers met gedragsproblemen en voor jongeren met gedragsproblemen die voor het eerst een ernstig strafbaar feit hebben gepleegd. De maatregel heeft tot doel het gedrag van de jongere in positieve zin te beïnvloeden om recidive te voorkomen. De maatregel kan bestaan uit verschillende onderdelen, zoals een training of behandeling in sociale vaardigheden, een training of behandeling in het omgaan met boosheid of agressie, gesprekken met een gezinscoach, hulp bij het vinden van zinvolle dagbesteding, of een training om te leren van alcohol of drugs af te blijven. Wanneer de jongere zich niet aan de afspraken houdt, stopt de begeleiding en beslist de kinderrechter wat er met de jongere gaat gebeuren. De maatregel kan worden opgelegd door de rechter en duurt minimaal zes maanden en maximaal twaalf maanden. De maatregel kan eenmaal worden verlengd voor ten hoogste dezelfde tijd als waarvoor zij in eerste instantie was opgelegd.
Voorbereiding gedragsbeïnvloedende maatregel
Door de gecertificeerde instellingen uitgevoerde maatregelen met als doel de voorbereiding en de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel; het betreft een haalbaarheidsonderzoek.
Duur van een jeugdreclasseringsmaatregel
De duur van een jeugdreclasseringsmaatregel is de periode tussen de aanvangsdatum en de einddatum van de maatregel. De aanvangsdatum is de eerste dag waarop de jeugdreclasseringsmaatregel geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd. Het gaat om de betekende beschikking die onherroepelijk is geworden. De einddatum is de laatste dag waarop de jeugdreclasseringsmaatregel geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd.
Herhaald beroep
Een jeugdbeschermingsmaatregel wordt als herhaald beroep gezien, als de desbetreffende jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al een maatregel van hetzelfde type heeft ontvangen. De volgende typen maatregelen worden daarbij onderscheiden: ondertoezichtstelling (al dan niet voorlopig) en voogdij (al dan niet voorlopig of tijdelijk). Een voogdijmaatregel bij een jongere die eerder een ondertoezichtstelling had (en andersom), wordt niet als herhaald beroep gezien.
Een jeugdreclasseringsmaatregel wordt als herhaald beroep gezien als de desbetreffende jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren een jeugdreclasseringsmaatregel heeft ontvangen (ongeacht het type maatregel).
Als er bij de start van een nieuwe maatregel al een maatregel van hetzelfde type loopt bij de jongere, wordt de nieuwere maatregel niet gezien als herhaald beroep, maar als een aanvulling van of uitbreiding op de al lopende maatregel.