4. Mogelijke gevolgen van dupering
Zoals beschreven in het vorige hoofdstuk is per mogelijk gevolg uit het overzicht van geselecteerde mogelijke gevolgen die in deze haalbaarheidsstudie worden bekeken (Bijlage 3) het volgende bepaald: 1) in hoeverre een eenduidig mechanisme van dupering wordt verwacht; 2) of de beschikbare data een valide meting mogelijk maken; en 3) of de aantallen groot genoeg zijn om onderzoek uit te voeren. Een overzicht van de mogelijke gevolgen (vanaf nu ook wel uitkomstmaten genoemd) die op basis van de drie bovenstaande overwegingen zijn afgevallen en de precieze reden daarvoor, is te vinden in Bijlage 5. Indien een uitkomstmaat is afgevallen voor deze haalbaarheidsstudie, betekent dit niet automatisch dat er geen toekomstig onderzoek mogelijk is, maar dat er op basis van deze haalbaarheidsstudie geen uitspraken gedaan kunnen worden over de mogelijkheden voor toekomstig onderzoek naar de betreffende uitkomstmaat.
Voor een aantal uitkomstmaten is toekomstig onderzoek op basis van de bij het CBS aanwezige registerdata niet mogelijk. Dit kan komen omdat er geen data bij het CBS beschikbaar is of omdat er sprake is van dusdanige beperkingen aan de beschikbare data dat toekomstig onderzoek niet haalbaar wordt geacht. Voor de volgende uitkomstmaten is er geen registerdata bij het CBS beschikbaar:
- Minnelijke schuldsanering (MSNP)26);
- Het volgen van cursussen;
- Stress;
- Kwaliteit van partnerrelaties;
- Alcohol en drugsgebruik;
- Deelname aan sport en culturele activiteiten;
- Opvoeding;
- Tijd en energie voor kinderen;
- Vakanties.
Voor de volgende uitkomstmaten gelden dusdanige beperkingen dat toekomstig onderzoek niet haalbaar wordt geacht:
- Huisartsenconsulten;
- Overlijden.
Voor een aantal uitkomstmaten zijn er argumenten om deze toch mee te nemen in de haalbaarheidsstudie, ondanks dat de verwachte mechanismen niet eenduidig zijn en/of er sprake is van beperkte validiteit van de beschikbare metingen. Het gaat hierbij om de volgende uitkomstmaten:
- Vermogen (inclusief schulden) van gedupeerde ouders. Het CBS beschikt uitsluitend over formele schulden. Dit geeft een incompleet beeld omdat er - gezien het verhoogde wantrouwen jegens overheid en instanties - mogelijk ook informele schulden kunnen spelen. Het CBS heeft bovendien geen informatie over vermogen in het buitenland. Ondanks de haken en ogen aan de bij het CBS beschikbare data, vormen schulden en vermogen kern-uitkomstmaten omdat deze direct in verband staan met de hoogte van de terugvordering en het stopzetten van de KOT. Daarom is gekozen om deze toch mee te nemen in de haalbaarheidsstudie, met inachtneming van de genoemde beperkingen.
- Werkuren en inkomen ouders: Er zijn meerdere voor de hand liggende mechanismen die hier kunnen spelen. Zo zijn er bijvoorbeeld gevallen bekend van ouders die meer zijn gaan werken om schulden af te kunnen betalen, maar zijn er ook ouders die hun baan hebben opgezegd om voor de kinderen te zorgen door het wegvallen van de kinderopvangtoeslag. Ondanks dat er geen eenduidig mechanisme te verwachten is, betreffen werkuren en inkomen kern-uitkomstmaten omdat deze direct samenhangen met de hoogte van de KOT en met de hoogte van de terugvordering. Derhalve worden deze toch meegenomen in de haalbaarheidsstudie.
Voor andere uitkomstmaten gelden andere argumenten om deze niet mee te nemen in de haalbaarheidsstudie. Zo worden de uitkomstmaten voor de getroffen kinderen niet verder onderzocht. Voor de uitkomstmaten bij de getroffen kinderen zijn mogelijk andere achtergrondkenmerken van belang dan voor de uitkomstmaten voor gedupeerde ouders. Naarmate er met meer uitkomstmaten rekening moet worden gehouden bij het samenstellen van een smalle vergelijkingsgroep, zal de smalle vergelijkingsgroep voor elke individuele uitkomstmaat of voor bepaalde domeinen naar alle waarschijnlijkheid steeds minder passend zijn. Wat daarnaast een rol speelt is dat de populatieafbakening voor de kinderen een andere werkwijze vergt dan die voor de ouders. Om dit zorgvuldig uit te zoeken is meer tijd nodig dan de periode die is uitgetrokken voor deze haalbaarheidsstudie. Het CBS heeft er daarom voor gekozen om in de huidige haalbaarheidsstudie geen smalle vergelijkingsgroep samen te stellen voor de kinderen en derhalve geen uitkomstmaten te bekijken die uitsluitend kinderen betreffen (zoals het schooladvies voortgezet onderwijs, zie voor overige voorbeelden Bijlage 3). De mogelijkheden voor toekomstig onderzoek rondom de kinderen zullen in een nog uit te voeren haalbaarheidsstudie door het CBS worden onderzocht. Op basis van deze haalbaarheidsstudie kunnen daarom geen uitspraken gedaan worden over de haalbaarheid van toekomstig onderzoek naar gedupeerde kinderen. Dit geldt ook voor de volgende uitkomstmaten (voor ouders): verhuisbewegingen (bijvoorbeeld intrekken bij familie of verhuizing naar een goedkopere woning) en partnerrelaties. Deze uitkomstmaten vallen onder het domein Wonen en Gezin en socialisatie (zie Bijlage 3). Omdat deze uitkomstmaten te complex zijn om nauwkeurig in kaart te brengen met de bij het CBS beschikbare data is er - gezien de beperkt beschikbare tijd voor deze haalbaarheidsstudie - voor gekozen om hier niet op te focussen. Er wordt echter wel gekeken naar verandering van woonsituatie (bijvoorbeeld van koopwoning naar huurwoning), omdat dit qua verwacht mechanisme deels valt onder het domein Financiën en werk. Immers, verkoop van een koopwoning kan ingegeven zijn door financiële nood. Voor de uitkomstmaten detentie en veroordelingen zullen naar alle waarschijnlijkheid de aantallen eerder ontoereikend zijn. Daarom zal alleen naar de uitkomstmaat geregistreerd als verdachte van een misdrijf worden gekeken, deze uitkomstmaat is waarschijnlijk wel toereikend qua aantallen. De uitkomstmaat opleidingen wordt relevanter geacht voor de getroffen kinderen dan voor de gedupeerde ouders en wordt daarom in het huidige haalbaarheidsonderzoek niet meegenomen.
De hierboven beschreven selectieprocedure en de voor deze haalbaarheidsstudie beschikbare tijd hebben ertoe geleid dat voor de volgende uitkomstmaten - die betrekking hebben op gedupeerde ouders - wordt bekeken in hoeverre de aantallen groot genoeg zijn om onderzoek te doen:
Domein: Financiën en werk:
1. Huishoudinkomen;
2. Werkuren;
3. Vermogen van het huishouden;
4. Wanbetaler van de zorgverzekering;
5. Verandering van woonsituatie;
6. Baanbeëindiging.
Domein: Emotionele problemen, gedragsproblemen en zorg:
7. In de ziektewet raken;
8. Medicijngebruik bij verslavingsproblematiek
9. Medicijngebruik bij psychiatrische aandoeningen en psychologische problemen (psychofarmaca);
10. Gemaakte GGZ-kosten.
Domein: Justitie en veiligheid:
11. Geregistreerd als verdachte van een misdrijf.
4.1 Operationalisering van de geselecteerde uitkomstmaten
Een deel van de uitkomstmaten kan direct worden geoperationaliseerd. Voor andere uitkomstmaten zijn geen registerdata beschikbaar. In deze gevallen worden proxy variabelen gebruikt: met deze variabelen beoogt het CBS de betreffende uitkomstmaat zo goed mogelijk te benaderen. Een overzicht van de operationalisering van de uitkomstmaten is opgenomen in Bijlage 6.
Financiën en werk
Voor het eerste domein, financiën en werk, kan de financiële en werksituatie in kaart worden gebracht aan de hand van het huishoudinkomen, vermogen van het huishouden, registratie als wanbetaler van de zorgverzekering, baanbeëindiging en werkuren van de aanvrager en (indien van toepassing) diens partner (zie Paragraaf 4.2). Door financiële nood kan het zijn dat personen gedwongen zijn hun koopwoning te verkopen. Hoewel er natuurlijk ook andere redenen kunnen zijn om van een koopwoning naar een huurwoning te verhuizen, wordt deze verandering van woonsituatie in het huidige onderzoek ook onder het domein Financiën en werk geschaard.
Psychologische problemen en zorg
Voor psychologische problemen van ouders is in de CBS registerdata geen directe meting beschikbaar. Mogelijke proxy variabelen waar het CBS over beschikt zijn het terechtkomen in de ziektewet, gemaakte ziektekosten voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) binnen de basisverzekering en de vergoeding van psychofarmaca. Het gebruik van medicatie bij verslaving is een mogelijke indicator voor middelengebruik. Voor dit domein geldt dat naar alle waarschijnlijkheid een deel van de problematiek niet wordt gemeten, bijvoorbeeld vanwege het mijden van zorg.
Justitie en veiligheid
Voor het domein Justitie en veiligheid kunnen registraties van verdachten van misdrijven, waaronder bijvoorbeeld vermogensdelicten en geweld, een indicator vormen voor gedragsproblemen. Hierbij dient vermeld te worden dat dit geen perfecte meting is van gedragsproblemen. Veel gedragsproblemen zullen niet zo extreem zijn dat deze zichtbaar worden in een registratie als verdachte. Daarbij komt het soms voor dat men ten onrechte als verdachte geregistreerd wordt27).
4.2 Aanvragers en partners
Het merendeel van de geselecteerde uitkomstmaten wordt gemeten op persoonsniveau. Deze uitkomstmaten moeten vervolgens geaggregeerd worden op huishoudniveau van de aanvrager om een completer beeld te krijgen van de situatie van een gezin. Afhankelijk van of de aanvrager een stabiele relatie had met dezelfde partner gedurende de analyseperiode (het jaar voor dupering/selectie en de drie jaar na dupering/selectie) is dit op de volgende wijze uitgevoerd:
- De uitkomstmaat is voor alle jaren enkel berekend op het niveau van de aanvrager als een aanvrager alleenstaand was in het jaar voor dupering/selectie, of als de aanvrager weliswaar een partner had in het jaar voor dupering/selectie, maar deze aanvrager en partner uit elkaar gingen tijdens de analyseperiode (het jaar voor dupering/selectie en de drie jaar na dupering/selectie);28)29)
- De uitkomstmaten zijn geaggregeerd over de aanvrager en diens partner als een aanvrager een partner had in het jaar voor dupering/selectie en deze bij elkaar zijn gebleven gedurende de drie jaar na dupering/selectie.
Daarnaast zijn er drie uitkomstmaten (inkomen, vermogen, en verandering van woonsituatie) die niet bekeken worden op persoonsniveau, maar op huishoudniveau. Deze uitkomstmaten kunnen veranderen door veranderingen in de huishoudsamenstellingen die ontstaan na dupering/selectie. Een aanvrager kan bijvoorbeeld alleenstaand zijn in het jaar voor dupering/selectie, maar in de periode erna een partner krijgen. Hierdoor kan bijvoorbeeld het huishoudinkomen stijgen, simpelweg doordat na dupering/selectie ook het inkomen van de partner bij het huishoudinkomen van de aanvrager is gekomen. Bij het kenmerk inkomen worden huishoudens zo goed mogelijk vergelijkbaar gemaakt door te kijken naar het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden.
4.3 Aantallen voorafgaand aan dupering/selectie
Voor tien van de elf geselecteerde uitkomstmaten - huishoudinkomen; werkuren; vermogen van het huishouden; wanbetaler van de zorgverzekering; verandering van woonsituatie; baanbeëindiging; in de ziektewet raken; medicijngebruik bij psychiatrische aandoeningen en psychologische problemen (psychofarmaca); gemaakte GGZ-kosten; en geregistreerd als verdachte van een misdrijf - geldt dat de aantallen groot genoeg zijn om onderzoek te doen. Voor het gebruik van medicatie bij verslavingsproblematiek is sprake van dergelijk lage aantallen30) dat het trekken van betrouwbare statistische conclusies in het geding kan komen. Deze uitkomstmaat valt dan ook af voor de volgende stap van deze haalbaarheidsstudie, namelijk het samenstellen van een vergelijkingsgroep (zie Hoofdstuk 5 en 6). Dit geldt ook voor bepaalde delicten wanneer verdachte van een misdrijf wordt uitgesplitst naar type delict. Verdachte van een misdrijf wordt daarom wel meegenomen bij de vervolgstappen, maar zonder uitsplitsing naar type delict. Dit betekent niet dat er in toekomstig onderzoek niet naar specifieke type delicten kan worden gekeken, maar dat men er bij bepaalde delicten op bedacht moet zijn dat de aantallen (het aantal verdachten van een bepaald delict) lager kunnen liggen.
27) Meer dan 90 procent van de verdachten krijgt een regeling aangeboden door het Openbaar Ministerie of wordt in een later stadium schuldig verklaard door de rechter (van Gaalen en Besjes, 2018).
28) Ter illustratie: Een aanvrager is gedupeerd geraakt in 2011 en heeft op dit moment ook een partner, maar in 2014 zijn partner en aanvrager uit elkaar gegaan. In dit geval wordt over de gehele analyseperiode (het jaar voor dupering/selectie en de drie jaar na dupering/selectie), de uitkomstmaat enkel berekend voor de aanvrager. Hiermee wordt voorkomen dat partnerwisselingen een rol spelen in de berekening van deze uitkomstmaten.
29) Het is belangrijk om op te merken dat door deze wijze van aggregeren, eventuele nieuwe relaties die ontstaan tijdens de analyseperiode, niet worden meegenomen in de aggregatie. Stel dat in het bovenstaande voorbeeld, de aanvrager in 2015 weer een nieuwe relatie gekregen heeft met een andere partner, dan is deze partner niet meegenomen in de aggregatie.
30) Minder dan 30 personen in de samengenomen gedupeerdengroep en smalle vergelijkingsgroep in het jaar voorafgaand aan dupering/selectie.