7. Externe bronnen
In dit hoofdstuk worden diverse externe bronnen gepresenteerd die als achtergrondinformatie kunnen dienen voor het interpreteren van de resultaten van het ODiN 2022.
7.1 Het weer
Het weer kan een factor zijn die de mobiliteit en dus ook de keuze voor het gebruik van een vervoerwijze in positieve of negatieve zin kan beïnvloeden. Voor het verschil in weer tussen 2021 en 2022 is op hoofdlijnen gekeken naar wat het KNMI hierover bericht. Daaruit volgen de cijfers in tabel 7.1 over de jaren 2019 tot en met 2022 (KNMI, 2022).
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|
IJsdagen (max. temp. lager dan 0,0 °C) | 2 | 0 | 7 | 2 |
Vorstdagen (min. temp. lager dan 0,0 °C) | 40 | 31 | 50 | 30 |
Warme dagen (max. temp. 20,0 °C of hoger) | 99 | 110 | 97 | 112 |
Zomerse dagen (max. temp. 25,0 °C of hoger) | 26 | 32 | 20 | 35 |
Tropische dagen (max. temp. 30,0 °C of hoger) | 11 | 12 | 1 | 9 |
Zonuren | 1 964 | 2 026 | 1 800 | 2 233 |
Neerslag (in mm) | 783 | 785 | 806 | 729 |
Bron: KNMI. |
De grootste verschillen ten opzichte van 2021 zien we bij het aantal warme dagen (+15) en zomerse dagen (+15). Wat het aantal zonuren betreft classificeert het KNMI 2022 als ’Extreem warm, recordzonnig en droog’, terwijl 2021 geclassificeerd werd als: ‘Gemiddeld normaal 2021 met recordaantal codes oranje en rood’. 2019 werd als ‘zeer zonnig’ en 2020 als ‘extreem warm, zeer zonnig’ getypeerd.
Het KNMI schrijft dat 2022 gekenmerkt werd door een onstuimige winter, zeer warme zomer met het hoogtepunt in augustus. 2022 was met een gemiddelde temperatuur van 11,6 °C het op twee na warmste jaar sinds 1901. Normaal is het 10,5 °C. De laagste temperatuur in 2022 namelijk -10,6 °C werd op 13 december in Eelde gemeten. De hoogste temperatuur (39,5 °C) werd gemeten op 19 juli in Beek. Alleen in april, september en december lag de gemiddelde temperatuur iets onder normaal.
Het jaar ervoor, 2021, was na drie zeer warme jaren qua temperatuur een normaal jaar. De gemiddelde temperatuur was 10,4 °C tegen 10,5 °C normaal. Uitschieters waren toen de zeer koude lente en warmste junimaand sinds 1901 (KNMI, 2021). 2020 gold als ‘aan de droge kant’ en 2019 kreeg de classificatie 'vrij droog'. Deze globale informatie geeft niet direct een eenduidige indicatie wat dit voor de mobiliteit in 2022 ten opzichte van 2021 zou kunnen betekenen.
In 2022 waren de twee wintermaanden zacht en kenmerkten zich door vier stormen. De eerste was Corrie, op 31 januari. In het noordwesten gold code oranje voor zeer zware windstoten. In februari was van 16 tot en met de 21-ste sprake van de “drielingstorm.” Op 16 februari was daar storm Dudley, op de 18-de storm Eunice. Deze veroorzaakte aan de kust enige tijd een zware westerstorm met windstoten tot ongeveer 130 km/uur. Het was de zwaarste storm sinds 1990 (zwaarst gemeten windstorm was 145 km/uur). In de kustprovincies gold code rood, landinwaarts code oranje (met uitzondering van Limburg). Vier mensen overleden. De derde van de “drielingstorm” was Franklin, op 20 februari. Enkele uren in de avond gold hiervoor code oranje. Samen veroorzaakten deze drie stormen voor minimaal een half miljard euro schade in Nederland.
7.2 Voertuigkilometers rijkswegennet
7.2.1 Voertuigkilometers op het rijkswegennet in 2022
In de Rapportage Rijkswegennet (3e periode 2022) wordt gemeld dat ten opzichte van eind 2021 het aantal afgelegde voertuigkilometers op het hoofdwegennet is toegenomen met 5,9 procent tot 67,4 miljard voertuigkilometers (Rijkswaterstaat, 2023).
Ook is in 2022 de jaarfilezwaarte toegenomen van 7,8 miljoen kilometerminuten naar 14,3 miljoen kilometerminuten (toename van 84 procent). In het rapport worden de reguliere spitsfiles (hoge intensiteit), gevolgd door incidentele files (ongevallen en incidenten) als grootste file-oorzaak genoemd.
Verder is geconstateerd dat het aantal uren dat alle weggebruikers gezamenlijk extra hebben moeten reizen is toegenomen met 116,8 procent (Rijkswaterstaat, 2003 pagina 4). Eind 2022 resulteerde dit in 58,1 miljoen uur voertuigverliesuren op jaarbasis. De gehanteerde definitie hierbij luidt: van reistijdverlies is sprake als een weggebruiker niet de referentiesnelheid van 100 kilometer per uur kan rijden. Volgens Rijkswaterstaat manifesteerde de toename in afgelegde kilometers zich over heel de dag, maar was dit met name overdag te merken, buiten de spitsperioden.
Sinds 2 februari 2022 maakt Rijkswaterstaat gebruik van floating-car-data (FCD) voor de inwinning van file-informatie. Door het gebruiken van de nieuwe methodiek wordt een grotere hoeveelheid files gerapporteerd binnen Rijkswaterstaat.
Ook in de Rijkswaterstaatrapportage over 2022 met betrekking tot het Rijkswegennet is aandacht besteed aan COVID-19/Corona. Er staat dat de verkeersprestatie in 2020 op het bemeten Rijkswegennet als gevolg van de coronamaatregelen met ingang van 13 maart 2020 is gereduceerd tot ongeveer 83 procent ten opzichte van 2019. Uit de metingen volgt dat in 2022 de verkeersprestatie is hersteld tot ongeveer 99% van de verkeersprestatie in 2019. Vergeleken met de covid-jaren 2020 en 2021 is het reistijdverlies in 2022 bijna verdubbeld, ten opzichte van 2019 is er 16 procent minder reistijdverlies. Rijkswaterstaat plaatst daar de opmerking bij dat er in de eerste 2 maanden van 2022 nog covidmaatregelen golden van de overheid die het verkeer beïnvloedden.
7.2.2 Relatie voertuigkilometers rijkswegennet met autobestuurderskilometers ODiN
Een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers op het Rijkswegennet kan een indicatie zijn voor een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers met de auto als bestuurder in Nederland gemeten met ODiN, maar dat hoeft niet zo te zijn. Allereerst wordt met de meetlussen al het verkeer op het Rijkswegennet gemeten. Met al het verkeer wordt hier bedoeld: al het gemotoriseerde verkeer (zoals ook vrachtwagens, trekkers voor opleggers, autobussen, speciale voertuigen en motorfietsen) dat van het Rijkswegennet gebruik mag maken en dit betreft zowel Nederlands als buitenlands wegverkeer. In ODiN wordt het verkeer gemeten door enkel inwoners van Nederland (op Nederlands grondgebied) op zowel Rijkswegen als andere wegen in Nederland. Kilometers gemaakt ten behoeve van goederenvervoer met voertuigen zoals vrachtwagens en trekkers voor opleggers, behoren niet tot de scope van ODiN en worden in ODiN dus niet gemeten – overigens is het op basis van informatie uit de meetlussen op het Rijkswegennet mogelijk om globaal op basis van voertuiglengte een onderscheid vrachtverkeer en personenverkeer te maken voor werkdagen of weekenddagen. In het ODiN-onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt naar wegtype. Daarom is het niet mogelijk om alleen op basis van ODiN eenduidig aan te geven hoeveel voertuigkilometers worden afgelegd door inwoners van Nederland op het Rijkswegennet. Daarnaast is het op dit moment niet mogelijk om aan te geven hoeveel kilometers er worden gereden door mensen uit het buitenland op het Rijkswegennet.
Een toe- of afname van het verkeer op het Rijkswegennet kan meerdere oorzaken hebben zoals: een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door buitenlandse voertuigen, een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door binnenlandse voertuigen, of door beiden. Daarnaast kan uitbreiding van het aantal rijstroken, of uitbreiding van het aantal kilometers Rijkswegennet zorgen voor meer op Rijkswegen afgelegde autokilometers. Ook maatregelen zoals het weren van verkeer uit binnensteden, het instellen van milieuzones, omleidingsroutes gesuggereerd door route-navigatieapparatuur of navigatie-apps en dergelijke, kunnen leiden tot een verschuiving van het verkeer op niet-Rijkswegen naar Rijkswegen en vice-versa. Daarnaast zijn er economische, demografische en andere factoren die van invloed zijn op de volumes van het wegverkeer.
Dit alles maakt het moeilijk om een toe- of afname van de autobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het Rijkswegennet en omgekeerd. Wel kan op basis van deze bronnen worden afgeleid of de patronen eenzelfde richting op wijzen. Op basis van verkeerstellingen is een toename van het wegverkeer gemeten van 2021 naar 2022. Op basis van de ODiN-cijfers van 2022 van de vervoersprestatie van personenautobestuurders is eveneens sprake van een toename van het totaal aantal afgelegde kilometers in 2022 vergeleken met 2021. Ook op basis van beide bronnen kan worden gesteld dat het aantal afgelegde voertuigkilometers in 2022, lager is dan in 2019.
7.3 Voorlopige verkeersprestaties 2022
In april 2023 heeft het CBS voorlopige verkeersprestaties berekend op grond van tellerstanden van motorvoertuigen uit de kilometerregistraties uit OKR (Online Kilometer Registratie) en Erkenning KeuringsInstanties (EKI) van de RDW (Dienst Wegverkeer). Op basis van gegevens over de voorlopige verkeersprestaties van personenauto’s op Nederlands grondgebied is de verkeersprestatie toegenomen van 95,9 miljard voertuigkilometers naar 104,0 miljard, een toename van ruim 8 procent. In tegenstelling tot de ODiN gegevens over personenautobestuurderskilometers is in de verkeersprestatiecijfers op Nederlands grondgebied, naast de verkeersprestatie van Nederlandse personenauto’s op Nederlands grondgebied ook de verkeersprestatie van buitenlandse personenauto’s op Nederlands grondgebied meegenomen (CBS, 2022b).
De verkeersprestatie 2022 worden in het najaar van 2023 definitief berekend. De huidige cijfers over 2022 zijn berekend op basis van tellerstanden die zijn geregistreerd tot 1 maart 2023 in plaats van 1 juli 2023, de datum tot waarmee de definitieve cijfers worden berekend. Voor de verdeling van de kilometers over binnen- en buitenland in 2021 zijn dezelfde aandelen aangehouden als in 2020. In het laatste kwartaal van 2022 worden deze cijfers herzien op basis van tellerstanden tot 1 juli 2022. Dan worden ook de aandelen binnen- en buitenland opnieuw bepaald voor 2021. De populatie gebruikt voor de schatting van de voertuigkilometers is gebaseerd op het motorvoertuigenpark van RDW op 1 januari 2022. Echter in de loop van 2022 zullen de cijfers over het motorvoertuigenpark worden herzien op basis van een nieuwe, verbeterde selectie. Verwacht wordt dat dit op totaalniveau tot relatief kleine aanpassingen zal leiden.
Evenals in ODiN 2022 is er ook op basis van de voorlopige berekening van verkeersprestaties van personenauto’s van 2021 op 2022 een toename van het aantal kilometers afgelegd met een personenauto (als bestuurder). In ODiN is de toename van personenautobestuurderskilometers 7 procent, bij de voorlopige raming van de verkeersprestaties van personenauto’s op basis van de kilometertellerstanden is de toename 8 procent.
7.4 Reizigerskilometers met de trein
Op het gebied van het personenvervoer op het spoor is de NS de grootste spoorvervoeraanbieder, maar er zijn meer aanbieders, zoals Arriva, Connexxion, Thalys en Keolis. Ook buitenlandse vervoerders zijn actief in Nederland. Voorbeelden daarvan zijn Abellio Rail NRW, DB Regio NRW, NMBS en Eurobahn.
De NS schrijft in haar jaarrapport dat er een dieptepunt in de treindiensten was voor reizigers in 2022 wegens personeelstekort. Het dieptepunt voor de reizigers lag in september. Door een tekort aan medewerkers reden er toen fors minder treinen.
In 2022 vervoerde de NS minder reizigers dan vóór de coronapandemie. In maart, waarin de laatste coronamaatregelen zoals het verplichte mondkapje verdwenen, kwam de reizigersgroei weer op gang. In het najaar van 2022 stagneerde de groei. NS schrijft: “waardoor we nu 20 procent minder reizigers vervoeren dan voor corona”. Het is de NS opgevallen dat het reispatroon in Nederland fors veranderd is: drukker in de weekenden en doordeweeks vooral druk op dinsdag en donderdag. Op de andere werkdagen (maandag, woensdag en vrijdag) is het juist rustiger geworden omdat de forens meer vanuit huis is gaan werken.
In de duurzaamheidsrapportage van het NS-Jaarverslag rapporteert NS dat er in 2022 13,3 miljard reizigerskilometers met NS-treinen is afgelegd, in 2021 waren dat er 8,6 miljard en in 2019 was dat 18,9 miljard. Daaruit volgt dat in 2022 54 procent meer reizigerskilometers zijn afgelegd dan 2021. Het aantal reizigerskilometers is in 2022 29 procent lager dan in 2019 (NS, 2023).
Omdat de NS niet het totale spoorvervoer vertegenwoordigt is er geen compleet beeld te geven van het totale personenvervoer op het spoor in Nederland op grond van externe bronnen. Om die reden en ook wegens verschillen in de meetmethode laat een vergelijking van NS-gegevens met ODiN-gegevens ruimte voor interpretatie.
7.5 Mobiliteitsgegevens op basis van het Landelijk Reizigersonderzoek
Ten behoeve van het Landelijk Reizigersonderzoek (IenW, 2023) worden elk jaar in de derde week van oktober, data verzameld voor onderzoek naar woon-werkverkeer. De dataverzameling via een landelijk panel onder Nederlanders van 18 jaar of ouder is gestart op 10 oktober 2022 en afgesloten op 7 november van dat jaar. Sinds 2020 sluiten regio’s aan die regionale verdichting wensen. In 2022 waren dat de Metropoolregio Amsterdam (i.o.v. Vervoerregio Amsterdam), Zuidoost-Brabant (i.o.v. gemeente Eindhoven) en Noord-Brabant & Limburg (i.o.v. SmartwayZ.NL). In sommige gevallen werven zij extra respondenten via eigen panels. De totale respons komt hierdoor op bijna 13.000 mensen van 18 jaar of ouder.
De dataverzameling voor het LRO heeft in 2021 in oktober plaatsgevonden en in 2022 in de periode 10 oktober tot 7 november. In oktober 2021 waren er relatief weinig mobiliteitsbeperkende coronamaatregelen van kracht nadat in juni 2021 de samenleving weer open was gegaan (in oktober 2012 gold nog wel: thuiswerken als het kan, op kantoor mag als dat nodig is. Daarnaast waren er bijvoorbeeld regels over inachtneming van de 1,5 meter maatregel, regels rond het coronatoegangsbewijs en het dragen van mondkapjes). In oktober 2022 tot de eerste week van november was ten tijde van de dataverzameling de samenleving weer open nadat de regering op 15 maart 2022 bekend had gemaakt dat coronaregels adviezen werden en er geen coronaregels en adviezen meer waren om thuis te werken (Rijksoverheid, z.d.). Omdat de dataverzameling in 2021 heeft plaatsgevonden in een periode met relatief weinig mobiliteitsbeperkende maatregelen in vergelijking met andere perioden in 2021 waarin meer of andere maatregelen van kracht waren, zijn de uitkomsten van oktober 2021 mogelijk niet helemaal representatief als dit wordt doorgerekend voor het hele jaar 2021. Ook in 2022 was nog sprake van sterk fluctuerende mobiliteit (begin 2022 was nog sprake van een lockdown) en is de maand oktober waarschijnlijk ook niet helemaal representatief voor het hele jaar. Bij het vergelijken van LRO-resultaten over het ‘jaar 2021’ en het ‘jaar 2022’ dient hiermee rekening te worden gehouden. In de LRO-vragenlijst is onder andere gevraagd naar persoons- en huishoudkenmerken en reis- en thuiswerkgedrag. Hierbij zijn ook retrospectieve vragen gesteld: deelnemers geven zelf hun reisgedrag van een jaar eerder op. Onder “automobilisten” wordt verstaan: degenen die in 2021 en/of 2022 minimaal 1 dag per week de auto gebruiken voor het woon-werkverkeer). Ditzelfde principe geldt voor “OV-reizigers” (trein, bus, tram en metro) en “fietsers” (waaronder ook bromfiets, snorfiets, e-bike en speedpedelec vallen).
Bij het vaststellen van een deel van de in de rapportage genoemde resultaten worden mensen die zowel in oktober 2022 als 2021 volledig thuiswerkten buiten de analyse gelaten, omdat zij in geen van beide jaren woon-werkreizen maakten. Bij andere analyses van het LRO worden andere selecties van respondenten gemaakt: bij het bepalen van het gemiddeld aantal ritten of kilometers per persoon per week zijn alleen personen geselecteerd die in 2021 of 2022 met de auto, het OV of de fiets hebben gereisd.
Uit de gerapporteerde resultaten van het Landelijk Reizigersonderzoek blijkt dat het aantal fietsritten voor woon-werkverkeer met ruim 2 miljoen per week toegenomen is ten opzichte van 2021 (17 procent). Volgens de onderzoekers is de toename van het aantal fietsritten enerzijds toe te schrijven aan de toename van het aantal werkdagen, maar met name aan specifieke redenen om de fiets te gebruiken en niet de auto of het OV. Als specifieke redenen worden genoemd:
- Het verkrijgen van een reiskostenvergoeding voor de fiets (en niet voor auto en OV).
- Gezondheidsredenen
- Omdat fietsen leuk is
- Vanwege milieuredenen
Mensen die fietsen om gezondheidsredenen, omdat ze het leuk vinden of vanwege milieuredenen fietsen meer, mensen die meer gesteld zijn op comfort en vaste gewoonte, minder.
De toename van het aantal woonwerkritten met de auto van 2021 naar 2022 bedraagt in het Landelijk Reizigersonderzoek 14 procent. Het aantal OV-ritten voor woon-werkverkeer is in 2022 eveneens toegenomen met ruim 1 miljoen ritten per week ofwel 29 procent. Mensen die gebruik kunnen maken van een OV-halte dicht bij het werk, een goede OV-verbinding of die een OV-reiskostenvergoeding ontvangen reizen in 2022 (weer) vaker met het OV. Als de fietsafstand naar het werk te groot is of er staan files op de weg speelt dat een rol bij de afweging om voor het OV te kiezen. Bij mensen die geen gebruik van het OV te maken, worden comfort, reistijd, ontspannen reizen en privacy belangrijk gevonden.
Bovenstaande bevindingen (ofschoon niet 1-op-1 vergelijkbaar) ondersteunen de tendens die ook in ODiN 2022 wordt waargenomen: een toename van verplaatsingen van en naar het werk in 2022 in vergelijking met 2021, daarnaast een toename van het aantal verplaatsingen per fiets (zij het dat in het Landelijk Reizigersonderzoek enkel fietsritten in het woon-werkverkeer zijn gemeten) een toename van het aantal autoritten in het woon-werkverkeer en een toename van de OV-ritten (alleen OV-ritten met als doel werk zijn gemeten).
In hoofdstuk 5 van het LRO wordt het aandeel reizigers voor reisdoelen anders dan woon-werkverkeer aangegeven (N in 2021= 12.750). Daar wordt gerapporteerd dat in 2022 het aandeel van de mensen dat reizen maakt voor bezoek aan familie en vrienden en voor vrijetijdsbesteding op hetzelfde niveau is gebleven als in 2021 en daardoor nog niet terug op het oude niveau is van vóór corona (IenW, 2023). Gezien het tijdstip waarop in beide jaren de dataverzameling heeft plaatsgevonden (zie uitleg hierboven) kan er mogelijk sprake zijn van enige vertekening omdat de periodes van dataverzameling mogelijk niet helemaal representatief zijn voor het betreffende ‘hele’ jaar.
7.6 Andere bronnen
Er is ook nog naar andere bronnen gekeken om verschillen in de resultaten tussen ODiN 2022 en ODiN 2021 op plausibiliteit te kunnen beoordelen. Daarbij was dan vaak de conclusie dat de onderzoeksmethode te veel verschilde van ODiN om een goede vergelijking tussen de cijfers te kunnen maken.
7.6.1 Actuele verkeersgegevens NDW over 'personenverkeer'
Op de website van het CBS is onder de noemer Mobiliteit in coronatijd (CBS, z.d.) onder andere een grafische weergave gepubliceerd van het verloop van het 'personenverkeer' in 2020, 2021 en 2022 op basis van verkeersindexcijfers van het NDW. In de grafiek wordt afzonderlijk het verloop van het 'personenverkeer' getoond op werkdagen en op weekenddagen in 2020, 2021 en 2022 (2019=100, elke week in 2019 is op 100 gesteld). De verkeersgegevens zijn geselecteerd door de NDW op basis van voertuiglengtecategorieën afhankelijk van het type lus. Tot het personenverkeer worden gerekend de voertuigen met voertuiglengte groter dan 1,85 meter en kleiner of gelijk aan 5,60 meter. Binnen deze voertuiglengte kunnen ook voertuigen vallen die niet tot de personenauto's behoren zoals een deel van de bestelauto’s of motorfietsen die een ander mobiliteitspatroon hebben. Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties.
Als op basis van deze indexcijfers globaal een indexcijfer voor heel 2022 op werkdagen wordt berekend (som weekindexen gedeeld door het aantal weken) blijkt hieruit dat de verkeersintensiteit van het 'personenverkeer' over 2022 ten opzichte van 2019 op werkdagen 9,5 procent lager is en op weekenddagen ruim 6 procent lager. In 2022 is ten opzichte van 2021 de verkeersintensiteit van het personenverkeer toegenomen. Op werkdagen is de toename bijna 8 procent en op weekenddagen ruim 13 procent. Bij deze berekeningen moet de kanttekening worden geplaatst dat ze over een jaar een ongewogen gemiddelde weergeven. Er is geen rekening gehouden met de verschillen in verkeersprestaties van week tot week. Op basis van dit ongewogen gemiddelde lijkt het of de verkeersintensiteit in 2022 iets is toegenomen ten opzichte van 2021. Of dit zo is, of dat de toename misschien groter is, kan alleen worden berekend wanneer in plaats van indexcijfers de onderliggende cijfers (verkeersprestaties) kunnen worden gebruikt voor de berekening.
Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties en dus een ‘steekproef’ en is niet bekend in hoeverre de gegevens daardoor afwijken van de werkelijke situatie.
Een aantal factoren maakt het moeilijk om een toe- of afname van de personenautobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het Rijkswegennet door 'personenverkeer' op basis van het NDW en omgekeerd. Zoals hierboven aangegeven is dat het feit dat niet de onderliggende cijfers (verkeersprestaties) kunnen worden gebruikt voor de berekening. De verkeersgegevens zijn gebaseerd op een selectie van meetlocaties, en door het hanteren van een voertuiglengte voor de bepaling van het ‘personenverkeer’ waar niet alleen personenauto’s onder vallen maar mogelijk ook motoren en een deel van de bestelauto’s en ook dat er naast het verkeer van Nederlandse voertuigen ook verkeer van buitenlandse voertuigen wordt gemeten.
7.6.2 OV-Klantenbarometer 2022
De gegevens voor de OV-Klantenbarometer zijn gebaseerd op een enquête die onder reizigers in het openbaar vervoer wordt gehouden (CROW, 2023). Daarbij worden naast het stellen van vragen ook het aantal reizigers per OV-rit geteld.
Omdat 2022 startte met een lockdown is het veldwerk voor de OV-Klantenbarometer pas gestart in april. Er is geanticipeerd op een eventuele lockdown in het najaar van 2022. Daarom is bij aanvang van 2022 besloten het veldwerk volledig af te ronden voor 1 november. In andere jaren was de einddatum van het veldwerk 1 december. Het veldwerk in 2022 bevat geen metingen in het eerste kwartaal. In voorgaande jaren was dit anders.
CROW vermeldt dat naast de lockdown begin 2022 er gedurende 2022 veel meer verstoringen in de dienstregeling voorkwamen dan normaal. Er was een hoog ziekteverzuim in 2022 hetgeen resulteerde in hoog aantal uitgevallen OV-ritten. Daarnaast was er door de OV-bedrijven gekort in de dienstregelingen en waren er stakingen. Dat was lastig voor de uitvoering van het veldwerk en kan mogelijk ook invloed hebben gehad op het oordeel van de klant.
In de zomerperiode waren er overal in Nederland boerenprotesten die hier en daar de dienstregelingen van buslijnen verstoorden. Ook was er – en dat was al een lange tijd niet meer voorgekomen – sprake van stakingen: Bij NS waren er regionale stakingen tussen 24 en 31 augustus en op 9 september. Het regionaal openbaar vervoer had te maken met regionale stakingen op 6, 7, 8 en 9 september en met landelijke stakingen op 16 september en 19, 20 en 21 oktober.
Een van de vele resultaten uit de OV-Klantbarometer is dat het aantal reizigers dat bij het veldwerk is geteld, per rit in 2021 uitkwam op 59% en in 2022 op 74% van de bezetting in 2019. Volgens het CROW duidt dit op een behoorlijk herstel, maar is het openbaar vervoer nog niet terug bij de aantallen van voorheen.
7.6.3 Informatie overige vervoersaanbieders
HTM-personenvervoer
In het nieuws over het jaarverslag van 2022 meldt HTM dat dit vervoersbedrijf in 2022 zo’n 76,5 miljoen reizigers heeft vervoerd. Dat is ruim een derde meer dan in 2021 toen HTM nog zo’n 56 miljoen reizigers vervoerde. Vergelijken met het pre-corona jaar 2019 is er nog steeds een flinke afname van het aantal reizigers te zien. “Wat vooral opvalt is dat we gedurende een werkweek een ander reispatroon waarnemen. Het meer thuiswerken speelt daarin een belangrijke rol. Dinsdag, woensdag en donderdag waren relatief de drukste dagen van de werkweek. Maar het meest opvallende is toch dat tijdens de weekenden het aantal reizigers procentueel sterker herstelde dan op de werkdagen. Structureel lag het aantal reizigers in de weekenden boven de 90% ten opzichte van het referentiejaar 2019.” aldus de algemeen directeur van HTM Personenvervoer. “We doen er alles aan om het aantal reizigers verder te laten groeien, maar we vervoeren vandaag de dag zo’n 85% van het aantal ten opzichte van 2019” (HTM, 2023). De tendens dat het OV is toegenomen van 2021 naar 2022 en het OV in 2022 (in dit geval het aantal reizigers) lager ligt dan in 2019, komt ook overeen met de tendens in ODiN in dezelfde jaren. Dit geldt ook voor de resultaten die worden gemeld door de RET en het GVB hierna.
RET
In het jaarverslag van de RET over 2022 wordt vermeld dat het aantal reizigerskilometers, 743 miljoen bedraagt, een toename van 39% ten opzichte van 2021. Het aantal instappers is toegenomen tot 136 miljoen in 2022 (+37% ten opzichte van 2021). De RET meldt verder “De reizigersaantallen stegen van circa 60% van pre-corona begin van 2022 naar 85% aan het eind van het jaar” (RET, 2023).
GVB
Volgens de in het jaarplan van de GVB vermeldde kerncijfers bedraagt het aantal reizigersritten per gemiddelde werkdag (inclusief veerdiensten) 707.000 in 2022. In 2021 waren dit er 466.000 (GVB, 2023). Daarvan uitgaande is het aantal reizigersritten per gemiddelde werkdag van 2021 naar 2022 toegenomen met ruim de helft.
7.6.4 Aantal check-ins in het openbaar vervoer
Het CBS publiceert gegevens over het aantal keren dat is ingecheckt in het openbaar vervoer. Deze gegevens zijn afkomstig van Translink en CBS (2023a). Het aantal keren dat er wordt ingestapt in het openbaar vervoer is bepaald aan de hand van het aantal check-ins met de ov-chipkaart. Eén persoon kan per reis meerdere keren inchecken; bijvoorbeeld eerst in de bus, dan in de trein, en daarna overstappen op een trein van een andere vervoerder. Omdat één reiziger per dag meerdere malen kan inchecken, is het aantal check-ins hoger dan het aantal reizigers. Gegevens over losse kaartverkoop en dergelijke zijn hierin niet opgenomen.
De statistiek gebaseerd op het aantal check-ins is beschikbaar vanaf 1 januari 2019 en wordt regelmatig geactualiseerd. Op basis van het aantal check-ins met de OV-chipcard over het totale openbaar vervoer (dus inclusief trein) in 2022 blijkt dat er 966 miljoen keer is ingecheckt in het openbaar vervoer. Vergeleken met 2021 is dit een toename van 40 procent, maar vergeleken met 2019 is dit ruim 27 procent minder. In november 2022 werd het vaakst ingecheckt. In januari, toen er nog coronamaatregelen waren, werd er het minst ingecheckt bij trein, bus, tram en metro.