1. Jeugdbescherming
Op 30 juni 2023 waren er ongeveer 28 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan twee derde van de gevallen betrof het een vorm van ondertoezichtstelling (OTS). In 32,3 procent van alle maatregelen ging het om een voogdijmaatregel, al dan niet voorlopig of tijdelijk (tabel 1.0.1).
In de eerste helft van 2023 daalde het totaal aantal jeugdbeschermingsmaatregelen. Op 30 juni 2023 waren er 4 procent minder maatregelen actief dan aan het begin van het jaar.
Beginstand | Instroom | Uitstroom | Eindstand | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 29 115 | 4 470 | 5 625 | 27 960 |
Ondertoezichtstelling | 19 455 | 3 280 | 4 075 | 18 655 |
Voorlopige ondertoezichtstelling | 350 | 675 | 765 | 260 |
Voogdij | 9 060 | 380 | 635 | 8 805 |
Voorlopige en tijdelijke voogdij | 245 | 135 | 145 | 235 |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 30 juni tellen niet mee in de eindstand. |
1.1 Uitstroom sterker gedaald van instroom
Het aantal gestarte jeugdbeschermingstrajecten in de eerste helft van 2023 lag 2 procent lager dan in de eerste helft van 2022. Het aantal beëindigde trajecten nam af met 8,7 procent (figuur 1.1.1). Bij zowel de ondertoezichtstellingen als voogdij was er sprake van een daling bij de instroom en de uitstroom. In het eerste halfjaar van 2023 waren er veel meer ondertoezichtstellingen beëindigd dan gestart. Ook bij de voogdij zijn meer maatregelen beëindigd dan gestart (figuur 1.1.1).
Maatregel | 1e hj 2023* (maatregelen) | 1e hj 2022 (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | ||||||||
Instroom | 4470 | 4565 | 6020 | 5880 | 6470 | 6100 | 6395 | 6215 |
Uitstroom | 5625 | 6160 | 6180 | 5655 | 6060 | 5820 | 6115 | 6650 |
OTS | ||||||||
Instroom | 3280 | 3335 | 4445 | 4355 | 4730 | 4435 | 4565 | 4115 |
Uitstroom | 4075 | 4670 | 4455 | 3855 | 4275 | 4125 | 4470 | 5050 |
Voogdij | ||||||||
Instroom | 380 | 470 | 615 | 530 | 690 | 670 | 915 | 1160 |
Uitstroom | 635 | 660 | 740 | 675 | 735 | 725 | 715 | 715 |
¹⁾ Exclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Exclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
Bij de voorlopige ondertoezichtstellingen namen zowel het aantal gestarte als het aantal beëindigde maatregelen toe, ten opzichte van een jaar eerder. Er werden in het eerste halfjaar van 2023 meer maatregelen beëindigd dan gestart. Bij de voorlopige en tijdelijke voogdijmaatregelen nam de uitstroom iets toe, maar bleef de instroom gelijk, ten opzichte van een jaar eerder (figuur 1.1.2) Hier werden ook iets meer maatregelen beëindigd dan gestart.
Maatregel | 1e hj 2023* (maatregelen) | 1e hj 2022 (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vrl. OTS | ||||||||
Instroom | 675 | 620 | 820 | 845 | 865 | 860 | 760 | 775 |
Uitstroom | 765 | 700 | 830 | 950 | 880 | 835 | 785 | 705 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||||||||
Instroom | 135 | 135 | 140 | 140 | 190 | 135 | 155 | 170 |
Uitstroom | 145 | 135 | 155 | 160 | 175 | 135 | 150 | 180 |
1.2 Minder jongeren met ondertoezichtstelling
Op 30 juni 2023 stonden 18 700 jongeren onder toezicht. Dit zijn er minder dan op 30 december 2022, toen het ging om 19 515 jongeren (figuur 1.2.1). Nadat het aantal jongeren met ondertoezichtstelling is gestegen in de periode 2016 tot en met 2020, is sinds 2021 sprake van een daling. In het eerste halfjaar van 2023 zette deze daling door. Het gaat hier uitsluitend om de reguliere ondertoezichtstellingen. De voorlopige ondertoezichtstellingen zijn buiten beschouwing gelaten.
Datum | Voogdij (x 1 000) | Ondertoezichtstelling (x 1 000) |
---|---|---|
2005 | 5,035 | 23,98 |
2006 | 5,21 | 26,38 |
2007 | 5,46 | 29,605 |
2008 | 5,79 | 32,145 |
2009 | 6,38 | 33,17 |
2010 | 6,95 | 32,565 |
2011 | 7,445 | 31,5 |
2012 | 7,535 | 31,105 |
2013 | 8,43 | 28,145 |
2014 | 8,86 | 25,32 |
2015 | 9,205 | 21,395 |
2016 | 9,755 | 20,085 |
2017 | 9,935 | 20,38 |
2018 | 9,94 | 20,77 |
2019 | 9,835 | 21,645 |
2020 | 9,815 | 22,715 |
2021 | 9,49 | 21,965 |
2022 | 9,085 | 19,515 |
2023* | 8,815 | 18,7 |
¹⁾ Personen met voogdij of ondertoezichtstelling op peildatum, exclusief voorlopige voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Voor de jaren 2005 t/m 2022 wordt gekeken naar peildatum 31 december en voor 2023 naar peildatum 30 juni. ³⁾ Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. |
1.3 Aantal jongeren met voogdij neemt verder af
Op 30 juni 2023 gold voor 8 815 jongeren een voogdijmaatregel. Sinds 2017 lag dit aantal redelijk constant rond de 9,9 duizend, maar sinds 2021 nam dit af (figuur 1.2.1). In het eerste halfjaar van 2023 zette deze daling door. Het betreft hier uitsluitend de reguliere voogdij. Voorlopige en tijdelijke voogdij zijn buiten beschouwing gelaten.
1.4 Voogdijtrajecten meestal langer dan drie jaar
Van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen in het eerste halfjaar van 2023 duurde 73 procent drie jaar of langer (figuur 1.4.1). De meeste reguliere ondertoezichtstellingen duurden één tot drie jaar. Voorlopige ondertoezichtstellingen duurden vrijwel altijd korter dan 3 maanden; dit is officieel ook de maximale duur van een voorlopige OTS. Daarna dient deze ofwel te worden beëindigd ofwel te worden omgezet in een reguliere OTS. De meeste voorlopige voogdijmaatregelen duren minder dan een half jaar. Tijdelijke voogdij duurde meestal een jaar of langer, hoewel dit gaat om kleine aantallen. Dit is een maatregel die wordt toegepast als gevolg van een gezagsvacuüm, bijvoorbeeld als de ouders langdurig in het buitenland verblijven of als de ouders minderjarig zijn.
0 tot 3 maanden (%) | 3 tot 6 maanden (%) | 6 tot 12 maanden (%) | 12 tot 36 maanden (%) | 36 maanden of langer (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 845 | 200 | 860 | 2185 | 1530 |
OTS | 30 | 140 | 805 | 2050 | 1055 |
Vrl. OTS | 760 | ||||
Voogdij | 15 | 30 | 125 | 465 | |
Vrl. voogdij | 50 | 45 | 30 | ||
Tijd. voogdij | 10 | 10 |
De gemiddelde duur van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen was met 2 423 dagen een stuk langer dan die van de reguliere ondertoezichtstellingen (913 dagen) én is de afgelopen jaren, met uitzondering van 2018, gestegen. Sinds 2021 nam ook de gemiddelde duur van de reguliere ondertoezichtstellingen toe, na een jarenlange daling (figuur 1.4.2). De gemiddelde duur van de tijdelijke voogdijtrajecten fluctueert over de jaren, dit komt mede doordat het om een zeer klein aantal beëindigde trajecten gaat per halfjaar. Het ging in het eerste halfjaar van 2023 maar om 20 beëindigde tijdelijke voogdijtrajecten (figuur 1.4.1).
Maatregel | 1e hj 2023* (dagen) | 1e hj 2022 (dagen) | 1e hj 2021 (dagen) | 1e hj 2020 (dagen) | 1e hj 2019 (dagen) | 1e hj 2018 (dagen) | 1e hj 2017 (dagen) | 1e hj 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 959 | 913 | 898 | 818 | 874 | 873 | 959 | 1062 |
OTS | 913 | 857 | 843 | 799 | 861 | 883 | 997 | 1128 |
Vrl. OTS | 77 | 75 | 75 | 73 | 73 | 73 | 74 | 75 |
Voogdij | 2423 | 2302 | 2282 | 2125 | 2050 | 1835 | 1847 | 1784 |
Vrl. voogdij | 136 | 148 | 139 | 125 | 131 | 195 | 132 | 139 |
Tijd. voogdij | 2529 | 1797 | 1848 | 1409 | 2210 | 1557 | 1774 | 1342 |
¹⁾ Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in het eerste halfjaar. |
1.5 Meeste maatregelen beëindigd door herstel gezag of bereiken meerderjarigheid
In het eerste halfjaar van 2023 werden er 5 625 jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd, waarvan 4 840 ondertoezichtstellingen en 780 voogdijmaatregelen (zie tabel 1.4.1). De meeste ondertoezichtstellingen werden in het eerste halfjaar van 2023 – in lijn met eerdere jaren – beëindigd volgens plan, hoewel er ten opzichte van een jaar eerder een daling te zien is (figuur 1.5.1). Het aantal voorlopig ondertoezichtstellingen dat overging in een reguliere ondertoezichtstelling nam in het eerste halfjaar van 2023 iets toe ten opzichte van eerdere jaren. Het aantal ondertoezichtstellingen dat beëindigd werd vanwege een gezagsbeëindigende maatregel of vanwege tussentijdse opheffing nam in het eerste halfjaar van 2023 iets af, ten opzichte van een jaar eerder. (figuur 1.5.1).
Reden be�indiging OTS | 1e hj 2023* (maatregelen) | 1e hj 2022 (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Beëindiging volgens plan | 3205 | 3500 | 3155 | 2805 | ||||
VOTS naar OTS | 635 | 605 | 715 | 815 | ||||
Bereiken meerderjarigheid | 510 | 590 | 695 | 625 | ||||
Gezagsbeëindigende maatregel | 285 | 355 | 490 | 395 | 305 | 405 | 620 | 920 |
Tussentijdse opheffing | 200 | 310 | 225 | 145 | 145 | 150 | 165 | 165 |
Niet verlengd | 20 | |||||||
Overlijden jeugdige | ||||||||
¹⁾ Ondertoezichtstellingen en voorlopige ondertoezichtstellingen, beëindigd in het eerste halfjaar. ²⁾ Voor de redenen 'bereiken meerderjarigheid', 'beëindiging volgens plan', 'VOTS naar OTS' en 'niet verlengd' zijn er over de jaren 2016 t/m 2019 geen betrouwbare cijfers. |
Het bereiken van de meerderjarigheid bleef in het eerste halfjaar van 2023, net zoals in eerdere jaren, de meest voorkomende reden om voogdij te beëindigen, hoewel er ten opzichte van 2021 en 2022 een daling te zien is (figuur 1.5.2). Het aantal voogdijmaatregelen dat beëindigd werd door het herstellen van gezag nam toe in het eerste halfjaar van 2023. Het aantal voogdijtrajecten dat is beëindigd omdat de voogdij naar de pleegouder ging, was in het eerste halfjaar van 2023 gelijk aan het eerste halfjaar van 2022.
1e hj 2023* (maatregelen) | 1e hj 2022 (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bereiken meerderjarigheid | 540 | 585 | 640 | 580 | 550 | 595 | 610 | 635 |
Herstel gezag | 185 | 150 | 165 | 170 | 195 | 125 | 110 | 105 |
Voogdij naar pleegouder | 50 | 50 | 80 | 95 | 155 | 130 | 140 | 150 |
Voogdij naar contactpersoon | 10 | 10 | 15 | 5 | 5 | 0 | ||
Overlijden jeugdige | 5 | 0 | ||||||
¹⁾ Voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij, beëindigd in het eerste halfjaar. |
1.6 Aantal machtigingen uithuisplaatsing neemt iets af
Met ingang van 2022 ontvangt het CBS van de gecertificeerde instellingen ook informatie over de Machtigingen Uithuisplaatsing (MUHP) die door de rechter zijn opgelegd. Een MUHP is geen op zichzelf staande maatregel maar gaat altijd samen met een ondertoezichtstelling. Als een kind onder toezicht wordt gesteld, dan blijft het kind meestal thuis wonen. Soms zijn de zorgen over het kind echter zo ernstig dat het beter is als het kind ergens anders gaat wonen en wordt er ook een MUHP opgelegd. Ook als ouders het zelf van belang vinden en het ermee eens zijn dat het kind ergens anders gaat wonen, is een MUHP nodig. Bij een voogdijmaatregel gaat het kind altijd ergens anders wonen en legt de rechter geen afzonderlijke MUHP op. In het eerste halfjaar van 2023 zijn er 7 435 jeugdigen over wie de rechter een MUHP heeft uitgesproken (tabel 1.6.1). Bij 1 020 van hen ging het bij de start van de MUHP om een voorlopige OTS en dus om een spoedmachtiging uithuisplaatsing. Bij 6 350 jongeren werd de machtiging uithuisplaatsing opgelegd in combinatie met een reguliere OTS.
Over 2 030 jongeren werd in het eerste halfjaar van 2023 een nieuwe MUHP uitgesproken. Van 2 280 jongeren liep de opgelegde MUHP af in het eerste halfjaar 2023.
Niet alle door de rechter opgelegde MUHP’s worden in de praktijk ook ten uitvoer gelegd. Een MUHP vervalt als deze niet binnen 3 maanden ten uitvoer wordt gelegd. Het is niet bekend hoeveel MUHP’s niet ten uitvoer worden gelegd. In de tabel is wel te zien dat 6 080 jongeren met een MUHP ook jeugdhulp met verblijf ontvingen (770 in combinatie met voorlopige OTS en 5 310 in combinatie met reguliere OTS). De verwachting is dat bij deze jongeren allemaal een MUHP is opgelegd die vervolgens ook in de praktijk is uitgevoerd. Maar het is niet uit te sluiten dat bij nog méér jongeren een opgelegde MUHP ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Jongeren met een MUHP die zonder tussenkomst van een jeugdhulpinstelling of pleegzorgaanbieder op informele basis in het eigen netwerk worden opgevangen (bijvoorbeeld bij opa en oma) blijven namelijk buiten beeld.
Het aandeel MUHP’s waarbij ook jeugdhulp met verblijf is ingezet neemt iets af in de tijd. Bij de instroom is dit te zien bij zowel de reguliere als voorlopige ondertoezichtstellingen. Kijkend naar het totaal van alle lopende MUHP’s is deze afname alleen te zien bij de voorlopige ondertoezichtstellingen.
1e hj 2023* | 2e hj 2022 | 1e hj 2022 | |
---|---|---|---|
Totaal | |||
Totaal | 7 435 | 7 860 | 8 150 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 6 350 | 6 585 | 6 810 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 5 310 | 5 615 | 5 865 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 1 040 | 970 | 945 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 1 020 | 1 195 | 1 280 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 770 | 945 | 1 055 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 255 | 250 | 225 |
Instroom | |||
Totaal | 2 030 | 2 065 | 2 065 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 1 490 | 1 555 | 1 585 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 1 095 | 1 185 | 1 275 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 395 | 370 | 310 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 520 | 475 | 470 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 355 | 340 | 350 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 165 | 135 | 120 |
Uitstroom | |||
Totaal | 2 280 | 2 500 | 2 445 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 1 650 | 1 800 | 1 830 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 1 355 | 1 460 | 1 480 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 295 | 345 | 345 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 615 | 665 | 595 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 450 | 505 | 475 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 170 | 160 | 120 |
Bron: CBS. 1) Dit betreft alle machtigingen uithuisplaatsingen die op enig moment in 2022 en in het eerste halfjaar van 2023 liepen, ongeacht of ze vóór of in die periode gestart zijn en ongeacht of ze in of ná die periode beëindigd zijn. 2) In het geval een jongere in een periode meerdere machtigingen uithuisplaatsingen had met verschillende typen jeugdbescherming, is de jongere meegeteld bij de MUHP’s in combinatie met een voorlopige OTS; als er zowel periodes met als periodes zonder jeugdhulp met verblijf waren, is de jongere meegeteld in de groep met jeugdhulp met verblijf. |
1.7 Samenloop jeugdbescherming met jeugdreclassering neemt af
Van alle 0- tot en met 17-jarigen die in de eerste helft van 2023 jeugdbescherming ontvingen, had 2,3 procent in hetzelfde jaar ook een jeugdreclasseringsmaatregel lopen. Hoewel er in het eerste halfjaar van 2023 een lichte toename is ten opzichte van vorig jaar, neemt dit percentage de laatste jaren iets af van 3,3 procent in 2016 naar 2,3 procent in 2023 (tabel 1.7.1). Dit komt voornamelijk doordat de samenloop bij onder toezicht gestelde jongeren daalde van 4,1 procent in 2016 naar 2,7 procent in 2023. Van de jongeren met voogdij had in 2023 1,3 procent een jeugdreclasseringsmaatregel lopen. Dit percentage is redelijk stabiel gebleven over de jaren.
Het gaat in deze cijfers om alle jongeren die in het eerste halfjaar op enig moment jeugdbescherming ontvingen. Van hen is bepaald voor welk percentage ook een jeugdreclasseringsmaatregel gold in dezelfde periode.
Jongeren met jeugdbescherming en jeugdreclassering | Jongeren met ondertoezichtstelling en jeugdreclassering2) | Jongeren met voogdij en jeugdreclassering3) | |
---|---|---|---|
% van totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | % van totaal aantal jongeren met ondertoezichtstelling | % van totaal aantal jongeren met voogdij | |
1e hj 2023* | 2,3 | 2,7 | 1,3 |
1e hj 2022 | 2,2 | 2,6 | 1,1 |
1e hj 2021 | 2,1 | 2,6 | 0,9 |
1e hj 2020 | 2,5 | 3,0 | 1,2 |
1e hj 2019 | 2,8 | 3,3 | 1,3 |
1e hj 2018 | 2,8 | 3,5 | 1,2 |
1e hj 2017 | 3,1 | 3,9 | 1,3 |
1e hj 2016 | 3,3 | 4,1 | 1,2 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met een jeugdbeschermingsmaatregel. 2) Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. 3) Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
1.8 De meeste jongeren met jeugdbescherming krijgen ook jeugdhulp
In het eerste halfjaar van 2023 ontving 76 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp (figuur 1.8.1). Het aandeel jongeren met een ondertoezichtstelling met daarnaast jeugdhulp (JH) zonder verblijf is ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022 gelijk gebleven; 63 procent. Het aandeel jongeren dat naast een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvangt, is in het eerste halfjaar van 2023 licht gestegen. In de jaren daarvoor was een gestage daling zichtbaar van ongeveer 40 procent in het eerste halfjaar van 2016 naar 30 procent in het eerste halfjaar van 2022. In deze gevallen krijgen jongeren een ondertoezichtstelling en ontvangen zij jeugdhulp die mede inhoudt dat zij (deels) niet thuis verblijven.
Samenloop | 1e hj 2023* (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
OTS en Jeugdhulp | 76 | 75 | 74 | 71 | 73 | 73 | 73 | 70 |
OTS en JH zonder verblijf | 63 | 63 | 61 | 57 | 58 | 56 | 55 | 49 |
w.v. | ||||||||
Wijkteam | 7 | 7 | 7 | 10 | 10 | 11 | 12 | 7 |
Ambulant | 38 | 39 | 37 | 33 | 34 | 34 | 35 | 31 |
Daghulp | 6 | 6 | 6 | 5 | 5 | 5 | 4 | 5 |
Netwerk jongere | 33 | 33 | 31 | 27 | 27 | 24 | 21 | 19 |
OTS en JH met verblijf | 31 | 30 | 31 | 31 | 33 | 34 | 37 | 39 |
w.v. | ||||||||
Pleegzorg | 15 | 15 | 16 | 16 | 18 | 19 | 21 | 22 |
Gezinsgericht | 5 | 5 | 5 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Gesloten plaatsing | 2 | 2 | 2 | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Overig²⁾ | 12 | 12 | 11 | 11 | 12 | 12 | 14 | 13 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met een ondertoezichtstelling én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met een ondertoezichtstelling. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de tabel voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
Van alle jongeren die een voogdijmaatregel hadden in het eerste halfjaar van 2023, ontving ruim 93 procent daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.8.2). Het aandeel jongeren dat in het eerste halfjaar van 2023 naast voogdij ook jeugdhulp zonder verblijf kreeg, is ten opzichte van In het eerste halfjaar van 2022 gelijk gebleven; 46 procent. In het eerste halfjaar van 2023 ontving 84 procent van de jongeren met voogdij daarbij ook jeugdhulp met verblijf. Dit percentage is iets hoger dan in de jaren daarvoor. Uit het feit dat niet álle jongeren met voogdij ook jeugdhulp met verblijf krijgen, kan afgeleid worden dat er ook jongeren met voogdij zijn die, zonder tussenkomst van een jeugdhulpinstelling of pleegzorgaanbieder, op informele basis in het eigen netwerk worden opgevangen, bijvoorbeeld bij opa en oma.
Samenloop | 1e hj 2023* (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Voogdij en Jeugdhulp | 93 | 91 | 90 | 89 | 91 | 91 | 92 | 90 |
Voogdij en JH zonder verblijf | 46 | 46 | 45 | 40 | 40 | 39 | 39 | 35 |
w.v. | ||||||||
Wijkteam | 3 | 3 | 4 | 5 | 5 | 5 | 5 | 2 |
Ambulant | 33 | 34 | 33 | 29 | 30 | 30 | 31 | 28 |
Daghulp | 6 | 6 | 6 | 5 | 4 | 4 | 4 | 3 |
Netwerk jongere | 15 | 14 | 13 | 10 | 9 | 8 | 7 | 6 |
Voogdij en JH met verblijf | 84 | 83 | 83 | 81 | 86 | 85 | 87 | 86 |
w.v. | ||||||||
Pleegzorg | 59 | 59 | 61 | 63 | 66 | 65 | 68 | 69 |
Gezinsgericht | 15 | 13 | 13 | 9 | 10 | 11 | 10 | 9 |
Gesloten plaatsing | 1 | 1 | 1 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Overig²⁾ | 17 | 18 | 17 | 15 | 15 | 16 | 16 | 15 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met voogdij én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met voogdij. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de figuur voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
1.9 Bijna 1 procent van alle jongeren ontvangt jeugdbescherming
Ongeveer 0,8 procent van alle jongeren tot en met 17 jaar ontving op 30 juni 2023 jeugdbescherming. Bij jongeren die jeugdbescherming ontvingen ging het iets vaker om jongens dan om meisjes. In totaal ontvingen 14 655 jongens op 30 juni 2023 jeugdbescherming, wat overeenkomt met 0,9 procent van alle jongens van 0 tot en met 17 jaar. Bij meisjes bedroeg dit aantal 13 345, wat gelijkstaat aan bijna 0,8 procent van alle meisjes in deze leeftijdsgroep (tabel 1.9.1).
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | Voogdij | Voorlopige en tijdelijke voogdij | Ondertoezichtstelling | Voorlopige ondertoezichtstelling | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 3 313 100 | 27 995 | 8 815 | 235 | 18 700 | 260 |
Geslacht: Jongens | 1 697 950 | 14 655 | 4 495 | 115 | 9 920 | 135 |
Geslacht: Meisjes | 1 615 150 | 13 345 | 4 320 | 120 | 8 780 | 130 |
Leeftijd: 0 tot 4 jaar | 694 240 | 2 465 | 410 | 60 | 1 930 | 65 |
Leeftijd: 4 tot 8 jaar | 708 175 | 5 220 | 1 260 | 25 | 3 900 | 35 |
Leeftijd: 8 tot 12 jaar | 739 350 | 7 350 | 2 165 | 55 | 5 090 | 45 |
Leeftijd: 12 tot 18 jaar | 1 171 330 | 12 950 | 4 965 | 100 | 7 775 | 115 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2023). |
Op 30 juni 2023 waren 12 950 jongeren met jeugdbescherming tussen de 12 en 18 jaar oud, wat neerkomt op 1,1 procent van alle jongeren in deze leeftijd (tabel 1.9.1). Van alle 8- tot 12-jarigen in Nederland ontvingen 7 350 (1 procent) jongeren jeugdbescherming. Van alle 4- tot 8-jarigen ontving 0,7 procent jeugdbescherming, in totaal 5 220. De groep 0- tot 4-jarigen was met 2 465 het kleinst; bijna 0,4 procent in deze leeftijdsgroep ontving jeugdbescherming.
Onder de jongeren met een ondertoezichtstelling is de groep jongeren van 8 tot 12 jaar oud gestegen van bijna 24 procent in 2016 naar ruim 27 procent in het eerste halfjaar van 2023 (figuur 1.9.2). Ook het aandeel kinderen van 4 tot 8 jaar nam in deze periode licht toe. Het aandeel jongeren van 0 tot 4 jaar nam ten opzichte van 2016 af. Bij de voogdijmaatregelen is een stijging van het aandeel jongeren in de oudste leeftijdsgroep te zien, van ruim 52 procent in 2016 naar ruim 56 procent in 2023.
Jaar | 0 tot 4 jaar (%) | 4 tot 8 jaar (%) | 8 tot 12 jaar (%) | 12 tot 18 jaar (%) |
---|---|---|---|---|
Nederland | ||||
1e hj 2023* | 20,95 | 18,65 | 26,27 | 35,35 |
1e hj 2022 | 20,94 | 19,25 | 26,11 | 35,25 |
1e hj 2021 | 20,59 | 19,42 | 26,32 | 35,38 |
1e hj 2020 | 20,58 | 18,97 | 26,11 | 35,44 |
1e hj 2019 | 20,47 | 18,91 | 25,6 | 35,67 |
1e hj 2018 | 20,49 | 18,71 | 25,14 | 35,88 |
1e hj 2017 | 20,39 | 18,37 | 24,85 | 35,97 |
1e hj 2016 | 20,36 | 18,47 | 24,19 | 35,88 |
OTS | ||||
1e hj 2023* | 10,32 | 20,86 | 27,22 | 41,59 |
1e hj 2022 | 10,45 | 21,16 | 27,33 | 41,07 |
1e hj 2021 | 11,37 | 21,3 | 27,23 | 40,1 |
1e hj 2020 | 12,13 | 20,84 | 26,85 | 40,18 |
1e hj 2019 | 12,57 | 20,99 | 25,93 | 40,5 |
1e hj 2018 | 12,66 | 20,57 | 25,35 | 41,42 |
1e hj 2017 | 12,71 | 20,06 | 24,7 | 42,53 |
1e hj 2016 | 13,26 | 19,86 | 23,73 | 43,15 |
Vrl. OTS | ||||
1e hj 2023* | 24,14 | 14,18 | 17,24 | 44,44 |
1e hj 2022 | 34,36 | 20,08 | 11,97 | 33,59 |
1e hj 2021 | 25,95 | 18,65 | 16,76 | 38,65 |
1e hj 2020 | 25,15 | 16,26 | 18,4 | 40,18 |
1e hj 2019 | 23,39 | 12,87 | 16,96 | 46,78 |
1e hj 2018 | 23,18 | 18,16 | 18,16 | 40,5 |
1e hj 2017 | 24 | 18,67 | 18,33 | 39 |
1e hj 2016 | 23,03 | 15,16 | 18,08 | 43,73 |
Voogdij | ||||
1e hj 2023* | 4,65 | 14,32 | 24,6 | 56,42 |
1e hj 2022 | 5,34 | 15,2 | 24,05 | 55,41 |
1e hj 2021 | 5,4 | 15,22 | 24,72 | 54,66 |
1e hj 2020 | 5,3 | 14,92 | 24,98 | 54,8 |
1e hj 2019 | 5,75 | 14,75 | 25,47 | 54,02 |
1e hj 2018 | 5,8 | 14,9 | 25,07 | 54,23 |
1e hj 2017 | 6,1 | 14,99 | 25,45 | 53,46 |
1e hj 2016 | 6,34 | 15,78 | 25,48 | 52,4 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||||
1e hj 2023* | 24,89 | 10,13 | 23,21 | 41,77 |
1e hj 2022 | 24,33 | 11,79 | 17,49 | 46,39 |
1e hj 2021 | 20,86 | 12,23 | 19,06 | 47,84 |
1e hj 2020 | 20,07 | 14,7 | 16,49 | 48,75 |
1e hj 2019 | 21,89 | 12,83 | 14,34 | 50,94 |
1e hj 2018 | 23,38 | 17,41 | 18,41 | 40,8 |
1e hj 2017 | 30,59 | 14,12 | 15,88 | 39,41 |
1e hj 2016 | 35,46 | 11,35 | 14,18 | 39,01 |
¹⁾ Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 30 juni. |
1.10 Meer jeugdbescherming in huishoudens met lage inkomens
In Nederland woonden in het eerste halfjaar van 2023 ruim 502 duizend jongeren tot en met 17 jaar in een huishouden met een inkomen1) dat tot de laagste 20 procent behoort. Van hen ontving 3,4 procent jeugdbescherming. Het aandeel jongeren met jeugdbescherming daalt naarmate het huishoudinkomen hoger is. In de 20 procent rijkste huishoudens ontving 0,1 procent jeugdbescherming (figuur 1.10.1).
Jaar | Met jeugdbescherming (%) |
---|---|
Totaal jeugdbescherming | |
Totaal | 1 |
Laagste kwintiel | 3,4 |
2e kwintiel | 1,3 |
3e kwintiel | 0,4 |
4e kwintiel | 0,2 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | |
Totaal | 0,7 |
Laagste kwintiel | 2,4 |
2e kwintiel | 0,9 |
3e kwintiel | 0,3 |
4e kwintiel | 0,2 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
Voogdij³⁾ | |
Totaal | 0,3 |
Laagste kwintiel | 1 |
2e kwintiel | 0,3 |
3e kwintiel | 0,1 |
4e kwintiel | 0 |
Hoogste kwintiel | 0 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
1.11 Meer uitdagingen in huishoudens van jongeren met jeugdbescherming
Van een aantal achtergrondkenmerken2) is onderzocht hoe de situatie van jongeren met jeugdbescherming afwijkt van alle jongeren in Nederland. In figuur 1.11.1 zijn deze kenmerken weergegeven. Bij 77 procent van de Nederlandse jongeren woonden beide juridische ouders in hetzelfde huishouden. Voor jongeren met jeugdbescherming was dit slechts 11 procent.
Eenzelfde patroon is te zien voor kinderen uit huishoudens waar ook gebruik wordt gemaakt van ondersteuning op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of waarin zorgkosten zijn gemaakt voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan wel GGZ-medicatie is voorgeschreven. Vijf procent van alle kinderen in Nederland had te maken met WMO gebruik in het huishouden, en 22 procent met GGZ-zorg en/of medicatie. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit ruim 38 en ruim 49 procent. Daarnaast werd bij bijna 6 procent van alle jongeren in Nederland iemand in het huishouden als verdachte van een misdrijf aangemerkt. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit 33 procent.
Jaar | Ja (%) | Nee (%) |
---|---|---|
Ouders op hetzelfde adres | ||
Nederland | 2565795 | 746835 |
Totaal jeugdbescherming | 3365 | 28580 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 2505 | 20140 |
Voogdij³⁾ | 860 | 8440 |
WMO in huishouden | ||
Nederland | 179665 | 3129540 |
Totaal jeugdbescherming | 11880 | 19295 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 7780 | 14740 |
Voogdij³⁾ | 4100 | 4555 |
GGZ in huishouden | ||
Nederland | 738735 | 2570465 |
Totaal jeugdbescherming | 15385 | 15790 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 10965 | 11555 |
Voogdij³⁾ | 4420 | 4235 |
Verdachte in huishouden | ||
Nederland | 192780 | 3116425 |
Totaal jeugdbescherming | 10300 | 20875 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 6745 | 15775 |
Voogdij³⁾ | 3555 | 5105 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
1.12 Jeugdbescherming vooral in Friesland, Twente en Limburg
De vijf jeugdregio’s met het grootste aandeel jeugdbescherming waren Friesland, Twente, Midden-Limburg Oost, Noord-Limburg, en Zuid-Limburg. De laagst scorende regio’s liggen in het zuiden van Noord-Holland en in West-Brabant Oost (figuur 1.12.1 en tabel 1.12.2).
Jeugdzorgregios_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
Groningen | 1,14 |
Friesland(Frysl�n) | 1,29 |
KopvanNoord-Holland | 1,12 |
Drenthe | 0,90 |
WestFriesland | 0,89 |
Alkmaar(Noord-Kennemerland) | 0,87 |
IJsselland | 0,99 |
Flevoland | 1,11 |
Zaanstreek-Waterland | 0,61 |
IJmond(MiddenKennemerland) | 0,96 |
ZuidKennemerland | 0,53 |
Noord-Veluwe | 0,98 |
Amsterdam-Amstelland | 0,57 |
Twente | 1,20 |
Haarlemmermeer | 0,34 |
GooienVechtstreek | 0,65 |
MiddenIJssel/OostVeluwe | 0,99 |
HollandRijnland | 0,71 |
UtrechtWest | 0,65 |
Eemland | 0,72 |
FoodValley | 0,71 |
UtrechtStad | 0,59 |
ZuidoostUtrecht | 0,75 |
Haaglanden | 0,75 |
Achterhoek | 1,09 |
Lekstroom | 0,85 |
MiddenHolland | 1,12 |
CentraalGelderland | 0,97 |
Rijnmond | 0,97 |
Rivierenland | 0,80 |
Zuid-HollandZuid | 0,83 |
RijkvanNijmegen | 0,83 |
NoordoostBrabant | 0,87 |
WestBrabantOost | 0,62 |
Midden-Brabant | 0,86 |
WestBrabantWest | 0,84 |
Noord-Limburg | 1,21 |
Zeeland | 1,11 |
Zuidoost-Brabant | 0,68 |
Zuid-Limburg | 1,19 |
Midden-LimburgOost | 1,14 |
Midden-LimburgWest | 1,05 |
¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2023). |
van 0 tot en met 17 jaar2) | ||
---|---|---|
Hoogste aandelen | Friesland (Fryslân) | 1,24 |
Hoogste aandelen | Twente | 1,19 |
Hoogste aandelen | Midden-Limburg Oost | 1,19 |
Hoogste aandelen | Noord-Limburg | 1,16 |
Hoogste aandelen | Zuid-Limburg | 1,12 |
Laagste aandelen | Haarlemmermeer | 0,35 |
Laagste aandelen | Zuid-Kennemerland | 0,47 |
Laagste aandelen | Amsterdam-Amstelland | 0,54 |
Laagste aandelen | Zaanstreek-Waterland | 0,58 |
Laagste aandelen | West-Brabant Oost | 0,59 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met jeugdbescherming. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2023). |
In de gemeenten Veendam, Pekela, en Doesburg kwamen met 1,9 procent of meer relatief veel jongeren met jeugdbescherming voor (zie figuur 1.12.3 voor het aandeel per gemeente)3).
Gemeente_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
Aa en Hunze | 0,81 |
Aalsmeer | 0,39 |
Aalten | 0,61 |
Achtkarspelen | 0,74 |
Alblasserdam | 0,73 |
Albrandswaard | 0,46 |
Alkmaar | 1,04 |
Almelo | 1,80 |
Almere | 1,01 |
Alphen aan den Rijn | 0,70 |
Alphen-Chaam | 0,49 |
Altena | 0,48 |
Ameland | 0,15 |
Amersfoort | 0,77 |
Amstelveen | 0,41 |
Amsterdam | 0,58 |
Apeldoorn | 1,14 |
Arnhem | 0,99 |
Assen | 0,83 |
Asten | 0,36 |
Baarle-Nassau | 0,53 |
Baarn | 0,72 |
Barneveld | 0,61 |
Beek | 0,52 |
Beekdaelen | 0,67 |
Beesel | 1,46 |
Berg en Dal | 1,00 |
Bergeijk | 0,48 |
Bergen (L.) | 1,09 |
Bergen (NH.) | 0,54 |
Bergen op Zoom | 0,67 |
Berkelland | 0,90 |
Bernheze | 0,73 |
Best | 0,44 |
Beuningen | 0,51 |
Beverwijk | 0,83 |
Bladel | 0,24 |
Blaricum | 0,21 |
Bloemendaal | 0,25 |
Bodegraven-Reeuwijk | 0,74 |
Boekel | 0,41 |
Borger-Odoorn | 1,26 |
Borne | 0,78 |
Borsele | 0,84 |
Boxtel | 0,57 |
Breda | 0,59 |
Bronckhorst | 0,85 |
Brummen | 0,66 |
Brunssum | 1,23 |
Bunnik | 0,49 |
Bunschoten | 0,80 |
Buren | 1,03 |
Capelle aan den IJssel | 0,29 |
CapelleaandenIJssel | 0,90 |
Castricum | 0,55 |
Coevorden | 1,02 |
Cranendonck | 1,04 |
Culemborg | 0,56 |
Dalfsen | 0,64 |
Dantumadiel | 1,08 |
De Bilt | 0,55 |
De Fryske Marren | 1,00 |
De Ronde Venen | 0,83 |
De Wolden | 0,54 |
Delft | 1,03 |
Den Helder | 1,61 |
Deurne | 0,47 |
Deventer | 1,11 |
Diemen | 0,43 |
Dijk en Waard | 1,04 |
Dinkelland | 0,54 |
Doesburg | 1,93 |
Doetinchem | 1,21 |
Dongen | 0,55 |
Dordrecht | 1,13 |
Drechterland | 0,49 |
Drimmelen | 0,47 |
Dronten | 1,10 |
Druten | 0,56 |
Duiven | 1,04 |
Echt-Susteren | 1,08 |
Edam-Volendam | 0,46 |
Ede | 0,53 |
Eemnes | 0,73 |
Eemsdelta | 1,18 |
Eersel | 0,36 |
Eijsden-Margraten | 0,35 |
Eindhoven | 0,89 |
Elburg | 0,56 |
Emmen | 1,31 |
Enkhuizen | 0,88 |
Enschede | 1,74 |
Epe | 0,77 |
Ermelo | 1,21 |
Etten-Leur | 0,44 |
Geertruidenberg | 0,42 |
Geldrop-Mierlo | 0,61 |
Gemert-Bakel | 0,51 |
Gennep | 0,87 |
Gilze en Rijen | 0,77 |
Goeree-Overflakkee | 0,72 |
Goes | 1,22 |
Goirle | 0,54 |
Gooise Meren | 0,64 |
Gorinchem | 1,03 |
Gouda | 1,38 |
Groningen | 0,98 |
Gulpen-Wittem | 0,66 |
Haaksbergen | 0,64 |
Haarlem | 0,53 |
Haarlemmermeer | 0,35 |
Halderberge | 0,90 |
Hardenberg | 0,74 |
Harderwijk | 1,00 |
Hardinxveld-Giessendam | 0,60 |
Harlingen | 1,11 |
Hattem | 0,38 |
Heemskerk | 0,78 |
Heemstede | 0,27 |
Heerde | 0,46 |
Heerenveen | 0,93 |
Heerlen | 1,82 |
Heeze-Leende | 0,25 |
Heiloo | 0,37 |
Hellendoorn | 0,47 |
Helmond | 0,79 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 0,27 |
Hengelo | 1,47 |
Het Hogeland | 0,78 |
Heumen | 0,30 |
Heusden | 0,59 |
Hillegom | 0,66 |
Hilvarenbeek | 0,35 |
Hilversum | 0,78 |
Hoeksche Waard | 0,54 |
Hof van Twente | 1,03 |
Hollands Kroon | 0,86 |
Hoogeveen | 0,95 |
Hoorn | 0,78 |
Horst aan de Maas | 0,79 |
Houten | 0,57 |
Huizen | 0,69 |
Hulst | 1,44 |
IJsselstein | 0,68 |
Kaag en Braassem | 0,79 |
Kampen | 0,90 |
Kapelle | 0,66 |
Katwijk | 0,71 |
Kerkrade | 1,75 |
Koggenland | 0,60 |
Krimpen aan den IJssel | 0,82 |
Krimpenerwaard | 1,01 |
Laarbeek | 0,56 |
Land van Cuijk | 0,85 |
Landgraaf | 1,25 |
Landsmeer | 0,49 |
Lansingerland | 0,25 |
Laren | 0,31 |
Leeuwarden | 1,71 |
Leiden | 0,92 |
Leiderdorp | 0,49 |
Leidschendam-Voorburg | 0,62 |
Lelystad | 1,49 |
Leudal | 1,13 |
Leusden | 0,52 |
Lingewaard | 0,55 |
Lisse | 0,77 |
Lochem | 0,39 |
Loon op Zand | 0,52 |
Lopik | 0,47 |
Losser | 0,91 |
Maasdriel | 0,86 |
Maasgouw | 0,79 |
Maashorst | 1,07 |
Maassluis | 0,64 |
Maastricht | 1,17 |
Medemblik | 0,96 |
Meerssen | 0,34 |
Meierijstad | 0,71 |
Meppel | 1,01 |
Middelburg | 1,09 |
Midden-Delfland | 0,40 |
Midden-Drenthe | 0,57 |
Midden-Groningen | 1,17 |
Moerdijk | 1,04 |
Molenlanden | 0,62 |
Montferland | 0,87 |
Montfoort | 0,45 |
Mook en Middelaar | 0,73 |
Neder-Betuwe | 0,76 |
Nederweert | 0,83 |
Nieuwegein | 1,19 |
Nieuwkoop | 0,70 |
Nijkerk | 0,60 |
Nijmegen | 0,89 |
Nissewaard | 1,16 |
Noardeast-Frysl�n | 1,20 |
Noord-Beveland | 1,44 |
Noordenveld | 0,38 |
Noordoostpolder | 0,75 |
Noordwijk | 0,40 |
Nuenen,Gerwen en Nederwetten | 0,25 |
Nunspeet | 0,72 |
Oegstgeest | 0,39 |
Oirschot | 0,42 |
Oisterwijk | 0,60 |
Oldambt | 1,67 |
Oldebroek | 0,79 |
Oldenzaal | 0,90 |
Olst-Wijhe | 0,94 |
Ommen | 0,51 |
Oost Gelre | 0,93 |
Oosterhout | 0,84 |
Ooststellingwerf | 1,52 |
Oostzaan | 0,16 |
Opmeer | 0,54 |
Opsterland | 1,06 |
Oss | 0,97 |
Oude IJsselstreek | 1,45 |
Ouder-Amstel | 0,11 |
Oudewater | 0,55 |
Overbetuwe | 0,73 |
Papendrecht | 1,15 |
Peel en Maas | 0,80 |
Pekela | 1,96 |
Pijnacker-Nootdorp | 0,21 |
Purmerend | 0,57 |
Putten | 0,87 |
Raalte | 0,83 |
Reimerswaal | 0,55 |
Renkum | 0,93 |
Renswoude | 0,28 |
Reusel-De Mierden | 0,40 |
Rheden | 0,99 |
Rhenen | 0,54 |
Ridderkerk | 0,67 |
Rijssen-Holten | 0,45 |
Rijswijk | 0,76 |
Roerdalen | 1,04 |
Roermond | 1,41 |
Roosendaal | 1,04 |
Rotterdam | 1,15 |
Rozendaal | 0,00 |
Rucphen | 0,99 |
Schagen | 0,72 |
Scherpenzeel | 0,50 |
Schiedam | 0,88 |
Schiermonnikoog | 0,00 |
Schouwen-Duiveland | 0,81 |
's-Gravenhage | 0,81 |
's-Hertogenbosch | 0,88 |
Simpelveld | 0,88 |
Sint-Michielsgestel | 0,55 |
Sittard-Geleen | 1,22 |
Sliedrecht | 1,05 |
Sluis | 1,56 |
Smallingerland | 1,80 |
Soest | 0,53 |
Someren | 0,30 |
Son en Breugel | 0,33 |
Stadskanaal | 1,61 |
Staphorst | 0,70 |
Stede Broec | 1,09 |
Steenbergen | 0,65 |
Steenwijkerland | 1,10 |
Stein | 0,30 |
Stichtse Vecht | 0,55 |
S�dwest-Frysl�n | 1,11 |
Terneuzen | 1,44 |
Terschelling | 0,44 |
Texel | 0,50 |
Teylingen | 0,55 |
Tholen | 0,95 |
Tiel | 1,26 |
Tilburg | 1,13 |
Tubbergen | 0,66 |
Twenterand | 1,42 |
Tynaarlo | 0,48 |
Tytsjerksteradiel | 0,74 |
Uitgeest | 0,50 |
Uithoorn | 0,50 |
Urk | 0,48 |
Utrecht | 0,61 |
UtrechtseHeuvelrug | 0,73 |
Vaals | 0,85 |
Valkenburg aan de Geul | 0,85 |
Valkenswaard | 0,83 |
Veendam | 2,07 |
Veenendaal | 0,96 |
Veere | 0,42 |
Veldhoven | 0,51 |
Velsen | 0,95 |
Venlo | 1,61 |
Venray | 0,89 |
Vijfheerenlanden | 0,82 |
Vlaardingen | 1,16 |
Vlieland | 0,00 |
Vlissingen | 1,65 |
Voerendaal | 0,24 |
VoorneaanZee | 0,76 |
Voorschoten | 0,47 |
Voorst | 0,82 |
Vught | 0,59 |
Waadhoeke | 1,16 |
Waalre | 0,50 |
Waalwijk | 0,64 |
Waddinxveen | 0,86 |
Wageningen | 0,63 |
Wassenaar | 0,34 |
Waterland | 0,30 |
Weert | 1,15 |
West Betuwe | 0,46 |
West Maas en Waal | 0,74 |
Westerkwartier | 0,53 |
Westerveld | 0,40 |
Westervoort | 1,09 |
Westerwolde | 1,15 |
Westland | 0,30 |
Weststellingwerf | 1,29 |
Wierden | 0,45 |
Wijchen | 0,89 |
Wijdemeren | 0,48 |
Wijk bij Duurstede | 0,75 |
Winterswijk | 0,90 |
Woensdrecht | 0,68 |
Woerden | 0,80 |
Wormerland | 0,27 |
Woudenberg | 0,62 |
Zaanstad | 0,71 |
Zaltbommel | 0,40 |
Zandvoort | 0,72 |
Zeewolde | 1,55 |
Zeist | 0,68 |
Zevenaar | 1,13 |
Zoetermeer | 0,79 |
Zoeterwoude | 0,62 |
Zuidplas | 0,88 |
Zundert | 0,82 |
Zutphen | 1,15 |
Zwartewaterland | 0,81 |
Zwijndrecht | 1,21 |
Zwolle | 1,22 |
¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2023). |
2) Voor de huishoudkenmerken is de meest recent beschikbare informatie gebruikt. Voor ouders in hetzelfde huishouden is dit de situatie op 1 januari 2022. WMO in huishouden is gebaseerd op twee databronnen over de ondersteuning in 2022 op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO); de combinatie van deze bronnen is zo goed als volledig, alleen in enkele gemeenten ontbreekt de WMO waarvoor geen eigen bijdrage via CAK is betaald. GGZ in huishouden is een combinatie van of personen in het huishouden in het verslagjaar zorgkosten voor GGZ hebben gemaakt (2020) en of personen in het huishouden medicatie gebruikten vanwege psychische problemen (2021). Voor verdachten in het huishouden is gekeken of personen in het huishouden in de periode 2017-2022 zijn geregistreerd als verdacht, ongeacht het type misdrijf.
3) Volgens het woonplaatsbeginsel.