Jeugdbescherming en jeugdreclassering 1e halfjaar 2023
Over deze publicatie
In deze rapportage presenteert het CBS de voorlopige cijfers over jeugdbescherming en jeugdreclassering in het eerste halfjaar van 2023. Op 30 juni 2023 waren er ongeveer 28 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan tweederde van de gevallen ging het om een vorm van ondertoezichtstelling en in bijna een derde van de gevallen om een voogdijmaatregel. Er werden in de eerste helft van 2023 minder maatregelen gestart en beëindigd dan in het eerste halfjaar van 2022. De uitstroom daalde sterker dan de instroom. Het aantal jongeren met een reguliere ondertoezichtstelling is in 2023 gedaald naar 18 700 jongeren op 30 juni. Ook het aantal jongeren met een reguliere voogdijmaatregel daalde in 2023, naar 8 815 jongeren. De gemiddelde duur van zowel ondertoezichtstellingen als voogdijmaatregelen nam in het eerste halfjaar van 2023 toe. De meeste ondertoezichtstellingen werden beëindigd volgens plan; de meeste voogdijmaatregelen vanwege het bereiken van de meerderjarigheid. Jeugdbescherming kwam relatief gezien het meest voor in jeugdregio’s in Friesland, Twente en Limburg.
Op 30 juni 2023 liepen er 5 045 jeugdreclasseringsmaatregelen. In de meeste gevallen ging het om een vorm van toezicht en begeleiding. Het aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel is daarmee verder gedaald, naar 4 985 jongeren op 30 juni 2023. Er werden in de eerste helft van 2023 meer trajecten gestart en beëindigd dan in het eerste halfjaar van 2022. De gemiddelde duur van beëindigde trajecten nam iets af. Jeugdreclassering kwam het meeste voor in de regio’s Rotterdam en Amsterdam.
Inleiding
Rijk en gemeenten hebben ieder een verantwoordelijkheid voor hulp aan jongeren; gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor jeugdhulp (JH) en het rijk heeft een verantwoordelijkheid voor het functioneren van het systeem als zodanig (stelselverantwoordelijkheid). Om gemeenten en rijk daarbij te ondersteunen is in de Jeugdwet een regeling opgenomen over het ontsluiten van beleidsinformatie. De beleidsinformatie betreft informatie over jeugdhulpgebruik en de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen (i.e., instellingen die in Nederland alle jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen uitvoeren) verstrekken hierover gegevens aan het CBS.
In deze rapportage staan de voorlopige resultaten over de verstrekte jeugdbescherming en jeugdreclassering in het eerste halfjaar van 2023, waarbij ook een vergelijking wordt gemaakt met het eerste halfjaar van de jaren 2016 t/m 2022. De resultaten over jeugdhulp worden in een aparte rapportage beschreven.
1. Jeugdbescherming
Op 30 juni 2023 waren er ongeveer 28 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan twee derde van de gevallen betrof het een vorm van ondertoezichtstelling (OTS). In 32,3 procent van alle maatregelen ging het om een voogdijmaatregel, al dan niet voorlopig of tijdelijk (tabel 1.0.1).
In de eerste helft van 2023 daalde het totaal aantal jeugdbeschermingsmaatregelen. Op 30 juni 2023 waren er 4 procent minder maatregelen actief dan aan het begin van het jaar.
Beginstand | Instroom | Uitstroom | Eindstand | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 29 115 | 4 470 | 5 625 | 27 960 |
Ondertoezichtstelling | 19 455 | 3 280 | 4 075 | 18 655 |
Voorlopige ondertoezichtstelling | 350 | 675 | 765 | 260 |
Voogdij | 9 060 | 380 | 635 | 8 805 |
Voorlopige en tijdelijke voogdij | 245 | 135 | 145 | 235 |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 30 juni tellen niet mee in de eindstand. |
1.1 Uitstroom sterker gedaald van instroom
Het aantal gestarte jeugdbeschermingstrajecten in de eerste helft van 2023 lag 2 procent lager dan in de eerste helft van 2022. Het aantal beëindigde trajecten nam af met 8,7 procent (figuur 1.1.1). Bij zowel de ondertoezichtstellingen als voogdij was er sprake van een daling bij de instroom en de uitstroom. In het eerste halfjaar van 2023 waren er veel meer ondertoezichtstellingen beëindigd dan gestart. Ook bij de voogdij zijn meer maatregelen beëindigd dan gestart (figuur 1.1.1).
Maatregel | 1e hj 2023* (maatregelen) | 1e hj 2022 (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | ||||||||
Instroom | 4470 | 4565 | 6020 | 5880 | 6470 | 6100 | 6395 | 6215 |
Uitstroom | 5625 | 6160 | 6180 | 5655 | 6060 | 5820 | 6115 | 6650 |
OTS | ||||||||
Instroom | 3280 | 3335 | 4445 | 4355 | 4730 | 4435 | 4565 | 4115 |
Uitstroom | 4075 | 4670 | 4455 | 3855 | 4275 | 4125 | 4470 | 5050 |
Voogdij | ||||||||
Instroom | 380 | 470 | 615 | 530 | 690 | 670 | 915 | 1160 |
Uitstroom | 635 | 660 | 740 | 675 | 735 | 725 | 715 | 715 |
¹⁾ Exclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Exclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
Bij de voorlopige ondertoezichtstellingen namen zowel het aantal gestarte als het aantal beëindigde maatregelen toe, ten opzichte van een jaar eerder. Er werden in het eerste halfjaar van 2023 meer maatregelen beëindigd dan gestart. Bij de voorlopige en tijdelijke voogdijmaatregelen nam de uitstroom iets toe, maar bleef de instroom gelijk, ten opzichte van een jaar eerder (figuur 1.1.2) Hier werden ook iets meer maatregelen beëindigd dan gestart.
Maatregel | 1e hj 2023* (maatregelen) | 1e hj 2022 (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vrl. OTS | ||||||||
Instroom | 675 | 620 | 820 | 845 | 865 | 860 | 760 | 775 |
Uitstroom | 765 | 700 | 830 | 950 | 880 | 835 | 785 | 705 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||||||||
Instroom | 135 | 135 | 140 | 140 | 190 | 135 | 155 | 170 |
Uitstroom | 145 | 135 | 155 | 160 | 175 | 135 | 150 | 180 |
1.2 Minder jongeren met ondertoezichtstelling
Op 30 juni 2023 stonden 18 700 jongeren onder toezicht. Dit zijn er minder dan op 30 december 2022, toen het ging om 19 515 jongeren (figuur 1.2.1). Nadat het aantal jongeren met ondertoezichtstelling is gestegen in de periode 2016 tot en met 2020, is sinds 2021 sprake van een daling. In het eerste halfjaar van 2023 zette deze daling door. Het gaat hier uitsluitend om de reguliere ondertoezichtstellingen. De voorlopige ondertoezichtstellingen zijn buiten beschouwing gelaten.
Datum | Voogdij (x 1 000) | Ondertoezichtstelling (x 1 000) |
---|---|---|
2005 | 5,035 | 23,98 |
2006 | 5,21 | 26,38 |
2007 | 5,46 | 29,605 |
2008 | 5,79 | 32,145 |
2009 | 6,38 | 33,17 |
2010 | 6,95 | 32,565 |
2011 | 7,445 | 31,5 |
2012 | 7,535 | 31,105 |
2013 | 8,43 | 28,145 |
2014 | 8,86 | 25,32 |
2015 | 9,205 | 21,395 |
2016 | 9,755 | 20,085 |
2017 | 9,935 | 20,38 |
2018 | 9,94 | 20,77 |
2019 | 9,835 | 21,645 |
2020 | 9,815 | 22,715 |
2021 | 9,49 | 21,965 |
2022 | 9,085 | 19,515 |
2023* | 8,815 | 18,7 |
¹⁾ Personen met voogdij of ondertoezichtstelling op peildatum, exclusief voorlopige voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige ondertoezichtstellingen. ²⁾ Voor de jaren 2005 t/m 2022 wordt gekeken naar peildatum 31 december en voor 2023 naar peildatum 30 juni. ³⁾ Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. |
1.3 Aantal jongeren met voogdij neemt verder af
Op 30 juni 2023 gold voor 8 815 jongeren een voogdijmaatregel. Sinds 2017 lag dit aantal redelijk constant rond de 9,9 duizend, maar sinds 2021 nam dit af (figuur 1.2.1). In het eerste halfjaar van 2023 zette deze daling door. Het betreft hier uitsluitend de reguliere voogdij. Voorlopige en tijdelijke voogdij zijn buiten beschouwing gelaten.
1.4 Voogdijtrajecten meestal langer dan drie jaar
Van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen in het eerste halfjaar van 2023 duurde 73 procent drie jaar of langer (figuur 1.4.1). De meeste reguliere ondertoezichtstellingen duurden één tot drie jaar. Voorlopige ondertoezichtstellingen duurden vrijwel altijd korter dan 3 maanden; dit is officieel ook de maximale duur van een voorlopige OTS. Daarna dient deze ofwel te worden beëindigd ofwel te worden omgezet in een reguliere OTS. De meeste voorlopige voogdijmaatregelen duren minder dan een half jaar. Tijdelijke voogdij duurde meestal een jaar of langer, hoewel dit gaat om kleine aantallen. Dit is een maatregel die wordt toegepast als gevolg van een gezagsvacuüm, bijvoorbeeld als de ouders langdurig in het buitenland verblijven of als de ouders minderjarig zijn.
0 tot 3 maanden (%) | 3 tot 6 maanden (%) | 6 tot 12 maanden (%) | 12 tot 36 maanden (%) | 36 maanden of langer (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 845 | 200 | 860 | 2185 | 1530 |
OTS | 30 | 140 | 805 | 2050 | 1055 |
Vrl. OTS | 760 | ||||
Voogdij | 15 | 30 | 125 | 465 | |
Vrl. voogdij | 50 | 45 | 30 | ||
Tijd. voogdij | 10 | 10 |
De gemiddelde duur van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen was met 2 423 dagen een stuk langer dan die van de reguliere ondertoezichtstellingen (913 dagen) én is de afgelopen jaren, met uitzondering van 2018, gestegen. Sinds 2021 nam ook de gemiddelde duur van de reguliere ondertoezichtstellingen toe, na een jarenlange daling (figuur 1.4.2). De gemiddelde duur van de tijdelijke voogdijtrajecten fluctueert over de jaren, dit komt mede doordat het om een zeer klein aantal beëindigde trajecten gaat per halfjaar. Het ging in het eerste halfjaar van 2023 maar om 20 beëindigde tijdelijke voogdijtrajecten (figuur 1.4.1).
Maatregel | 1e hj 2023* (dagen) | 1e hj 2022 (dagen) | 1e hj 2021 (dagen) | 1e hj 2020 (dagen) | 1e hj 2019 (dagen) | 1e hj 2018 (dagen) | 1e hj 2017 (dagen) | 1e hj 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 959 | 913 | 898 | 818 | 874 | 873 | 959 | 1062 |
OTS | 913 | 857 | 843 | 799 | 861 | 883 | 997 | 1128 |
Vrl. OTS | 77 | 75 | 75 | 73 | 73 | 73 | 74 | 75 |
Voogdij | 2423 | 2302 | 2282 | 2125 | 2050 | 1835 | 1847 | 1784 |
Vrl. voogdij | 136 | 148 | 139 | 125 | 131 | 195 | 132 | 139 |
Tijd. voogdij | 2529 | 1797 | 1848 | 1409 | 2210 | 1557 | 1774 | 1342 |
¹⁾ Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in het eerste halfjaar. |
1.5 Meeste maatregelen beëindigd door herstel gezag of bereiken meerderjarigheid
In het eerste halfjaar van 2023 werden er 5 625 jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd, waarvan 4 840 ondertoezichtstellingen en 780 voogdijmaatregelen (zie tabel 1.4.1). De meeste ondertoezichtstellingen werden in het eerste halfjaar van 2023 – in lijn met eerdere jaren – beëindigd volgens plan, hoewel er ten opzichte van een jaar eerder een daling te zien is (figuur 1.5.1). Het aantal voorlopig ondertoezichtstellingen dat overging in een reguliere ondertoezichtstelling nam in het eerste halfjaar van 2023 iets toe ten opzichte van eerdere jaren. Het aantal ondertoezichtstellingen dat beëindigd werd vanwege een gezagsbeëindigende maatregel of vanwege tussentijdse opheffing nam in het eerste halfjaar van 2023 iets af, ten opzichte van een jaar eerder. (figuur 1.5.1).
Reden be�indiging OTS | 1e hj 2023* (maatregelen) | 1e hj 2022 (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Beëindiging volgens plan | 3205 | 3500 | 3155 | 2805 | ||||
VOTS naar OTS | 635 | 605 | 715 | 815 | ||||
Bereiken meerderjarigheid | 510 | 590 | 695 | 625 | ||||
Gezagsbeëindigende maatregel | 285 | 355 | 490 | 395 | 305 | 405 | 620 | 920 |
Tussentijdse opheffing | 200 | 310 | 225 | 145 | 145 | 150 | 165 | 165 |
Niet verlengd | 20 | |||||||
Overlijden jeugdige | ||||||||
¹⁾ Ondertoezichtstellingen en voorlopige ondertoezichtstellingen, beëindigd in het eerste halfjaar. ²⁾ Voor de redenen 'bereiken meerderjarigheid', 'beëindiging volgens plan', 'VOTS naar OTS' en 'niet verlengd' zijn er over de jaren 2016 t/m 2019 geen betrouwbare cijfers. |
Het bereiken van de meerderjarigheid bleef in het eerste halfjaar van 2023, net zoals in eerdere jaren, de meest voorkomende reden om voogdij te beëindigen, hoewel er ten opzichte van 2021 en 2022 een daling te zien is (figuur 1.5.2). Het aantal voogdijmaatregelen dat beëindigd werd door het herstellen van gezag nam toe in het eerste halfjaar van 2023. Het aantal voogdijtrajecten dat is beëindigd omdat de voogdij naar de pleegouder ging, was in het eerste halfjaar van 2023 gelijk aan het eerste halfjaar van 2022.
1e hj 2023* (maatregelen) | 1e hj 2022 (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bereiken meerderjarigheid | 540 | 585 | 640 | 580 | 550 | 595 | 610 | 635 |
Herstel gezag | 185 | 150 | 165 | 170 | 195 | 125 | 110 | 105 |
Voogdij naar pleegouder | 50 | 50 | 80 | 95 | 155 | 130 | 140 | 150 |
Voogdij naar contactpersoon | 10 | 10 | 15 | 5 | 5 | 0 | ||
Overlijden jeugdige | 5 | 0 | ||||||
¹⁾ Voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij, beëindigd in het eerste halfjaar. |
1.6 Aantal machtigingen uithuisplaatsing neemt iets af
Met ingang van 2022 ontvangt het CBS van de gecertificeerde instellingen ook informatie over de Machtigingen Uithuisplaatsing (MUHP) die door de rechter zijn opgelegd. Een MUHP is geen op zichzelf staande maatregel maar gaat altijd samen met een ondertoezichtstelling. Als een kind onder toezicht wordt gesteld, dan blijft het kind meestal thuis wonen. Soms zijn de zorgen over het kind echter zo ernstig dat het beter is als het kind ergens anders gaat wonen en wordt er ook een MUHP opgelegd. Ook als ouders het zelf van belang vinden en het ermee eens zijn dat het kind ergens anders gaat wonen, is een MUHP nodig. Bij een voogdijmaatregel gaat het kind altijd ergens anders wonen en legt de rechter geen afzonderlijke MUHP op. In het eerste halfjaar van 2023 zijn er 7 435 jeugdigen over wie de rechter een MUHP heeft uitgesproken (tabel 1.6.1). Bij 1 020 van hen ging het bij de start van de MUHP om een voorlopige OTS en dus om een spoedmachtiging uithuisplaatsing. Bij 6 350 jongeren werd de machtiging uithuisplaatsing opgelegd in combinatie met een reguliere OTS.
Over 2 030 jongeren werd in het eerste halfjaar van 2023 een nieuwe MUHP uitgesproken. Van 2 280 jongeren liep de opgelegde MUHP af in het eerste halfjaar 2023.
Niet alle door de rechter opgelegde MUHP’s worden in de praktijk ook ten uitvoer gelegd. Een MUHP vervalt als deze niet binnen 3 maanden ten uitvoer wordt gelegd. Het is niet bekend hoeveel MUHP’s niet ten uitvoer worden gelegd. In de tabel is wel te zien dat 6 080 jongeren met een MUHP ook jeugdhulp met verblijf ontvingen (770 in combinatie met voorlopige OTS en 5 310 in combinatie met reguliere OTS). De verwachting is dat bij deze jongeren allemaal een MUHP is opgelegd die vervolgens ook in de praktijk is uitgevoerd. Maar het is niet uit te sluiten dat bij nog méér jongeren een opgelegde MUHP ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Jongeren met een MUHP die zonder tussenkomst van een jeugdhulpinstelling of pleegzorgaanbieder op informele basis in het eigen netwerk worden opgevangen (bijvoorbeeld bij opa en oma) blijven namelijk buiten beeld.
Het aandeel MUHP’s waarbij ook jeugdhulp met verblijf is ingezet neemt iets af in de tijd. Bij de instroom is dit te zien bij zowel de reguliere als voorlopige ondertoezichtstellingen. Kijkend naar het totaal van alle lopende MUHP’s is deze afname alleen te zien bij de voorlopige ondertoezichtstellingen.
1e hj 2023* | 2e hj 2022 | 1e hj 2022 | |
---|---|---|---|
Totaal | |||
Totaal | 7 435 | 7 860 | 8 150 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 6 350 | 6 585 | 6 810 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 5 310 | 5 615 | 5 865 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 1 040 | 970 | 945 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 1 020 | 1 195 | 1 280 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 770 | 945 | 1 055 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 255 | 250 | 225 |
Instroom | |||
Totaal | 2 030 | 2 065 | 2 065 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 1 490 | 1 555 | 1 585 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 1 095 | 1 185 | 1 275 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 395 | 370 | 310 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 520 | 475 | 470 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 355 | 340 | 350 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 165 | 135 | 120 |
Uitstroom | |||
Totaal | 2 280 | 2 500 | 2 445 |
Waarvan in combinatie met reguliere OTS | 1 650 | 1 800 | 1 830 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 1 355 | 1 460 | 1 480 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 295 | 345 | 345 |
Waarvan in combinatie met voorlopige OTS | 615 | 665 | 595 |
Waarvan in combinatie met jeugdhulp met verblijf | 450 | 505 | 475 |
Waarvan zonder jeugdhulp met verblijf tijdens MUHP | 170 | 160 | 120 |
Bron: CBS. 1) Dit betreft alle machtigingen uithuisplaatsingen die op enig moment in 2022 en in het eerste halfjaar van 2023 liepen, ongeacht of ze vóór of in die periode gestart zijn en ongeacht of ze in of ná die periode beëindigd zijn. 2) In het geval een jongere in een periode meerdere machtigingen uithuisplaatsingen had met verschillende typen jeugdbescherming, is de jongere meegeteld bij de MUHP’s in combinatie met een voorlopige OTS; als er zowel periodes met als periodes zonder jeugdhulp met verblijf waren, is de jongere meegeteld in de groep met jeugdhulp met verblijf. |
1.7 Samenloop jeugdbescherming met jeugdreclassering neemt af
Van alle 0- tot en met 17-jarigen die in de eerste helft van 2023 jeugdbescherming ontvingen, had 2,3 procent in hetzelfde jaar ook een jeugdreclasseringsmaatregel lopen. Hoewel er in het eerste halfjaar van 2023 een lichte toename is ten opzichte van vorig jaar, neemt dit percentage de laatste jaren iets af van 3,3 procent in 2016 naar 2,3 procent in 2023 (tabel 1.7.1). Dit komt voornamelijk doordat de samenloop bij onder toezicht gestelde jongeren daalde van 4,1 procent in 2016 naar 2,7 procent in 2023. Van de jongeren met voogdij had in 2023 1,3 procent een jeugdreclasseringsmaatregel lopen. Dit percentage is redelijk stabiel gebleven over de jaren.
Het gaat in deze cijfers om alle jongeren die in het eerste halfjaar op enig moment jeugdbescherming ontvingen. Van hen is bepaald voor welk percentage ook een jeugdreclasseringsmaatregel gold in dezelfde periode.
Jongeren met jeugdbescherming en jeugdreclassering | Jongeren met ondertoezichtstelling en jeugdreclassering2) | Jongeren met voogdij en jeugdreclassering3) | |
---|---|---|---|
% van totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | % van totaal aantal jongeren met ondertoezichtstelling | % van totaal aantal jongeren met voogdij | |
1e hj 2023* | 2,3 | 2,7 | 1,3 |
1e hj 2022 | 2,2 | 2,6 | 1,1 |
1e hj 2021 | 2,1 | 2,6 | 0,9 |
1e hj 2020 | 2,5 | 3,0 | 1,2 |
1e hj 2019 | 2,8 | 3,3 | 1,3 |
1e hj 2018 | 2,8 | 3,5 | 1,2 |
1e hj 2017 | 3,1 | 3,9 | 1,3 |
1e hj 2016 | 3,3 | 4,1 | 1,2 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met een jeugdbeschermingsmaatregel. 2) Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. 3) Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
1.8 De meeste jongeren met jeugdbescherming krijgen ook jeugdhulp
In het eerste halfjaar van 2023 ontving 76 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp (figuur 1.8.1). Het aandeel jongeren met een ondertoezichtstelling met daarnaast jeugdhulp (JH) zonder verblijf is ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022 gelijk gebleven; 63 procent. Het aandeel jongeren dat naast een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvangt, is in het eerste halfjaar van 2023 licht gestegen. In de jaren daarvoor was een gestage daling zichtbaar van ongeveer 40 procent in het eerste halfjaar van 2016 naar 30 procent in het eerste halfjaar van 2022. In deze gevallen krijgen jongeren een ondertoezichtstelling en ontvangen zij jeugdhulp die mede inhoudt dat zij (deels) niet thuis verblijven.
Samenloop | 1e hj 2023* (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
OTS en Jeugdhulp | 76 | 75 | 74 | 71 | 73 | 73 | 73 | 70 |
OTS en JH zonder verblijf | 63 | 63 | 61 | 57 | 58 | 56 | 55 | 49 |
w.v. | ||||||||
Wijkteam | 7 | 7 | 7 | 10 | 10 | 11 | 12 | 7 |
Ambulant | 38 | 39 | 37 | 33 | 34 | 34 | 35 | 31 |
Daghulp | 6 | 6 | 6 | 5 | 5 | 5 | 4 | 5 |
Netwerk jongere | 33 | 33 | 31 | 27 | 27 | 24 | 21 | 19 |
OTS en JH met verblijf | 31 | 30 | 31 | 31 | 33 | 34 | 37 | 39 |
w.v. | ||||||||
Pleegzorg | 15 | 15 | 16 | 16 | 18 | 19 | 21 | 22 |
Gezinsgericht | 5 | 5 | 5 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Gesloten plaatsing | 2 | 2 | 2 | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Overig²⁾ | 12 | 12 | 11 | 11 | 12 | 12 | 14 | 13 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met een ondertoezichtstelling én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met een ondertoezichtstelling. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de tabel voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
Van alle jongeren die een voogdijmaatregel hadden in het eerste halfjaar van 2023, ontving ruim 93 procent daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.8.2). Het aandeel jongeren dat in het eerste halfjaar van 2023 naast voogdij ook jeugdhulp zonder verblijf kreeg, is ten opzichte van In het eerste halfjaar van 2022 gelijk gebleven; 46 procent. In het eerste halfjaar van 2023 ontving 84 procent van de jongeren met voogdij daarbij ook jeugdhulp met verblijf. Dit percentage is iets hoger dan in de jaren daarvoor. Uit het feit dat niet álle jongeren met voogdij ook jeugdhulp met verblijf krijgen, kan afgeleid worden dat er ook jongeren met voogdij zijn die, zonder tussenkomst van een jeugdhulpinstelling of pleegzorgaanbieder, op informele basis in het eigen netwerk worden opgevangen, bijvoorbeeld bij opa en oma.
Samenloop | 1e hj 2023* (%) | 1e hj 2022 (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Voogdij en Jeugdhulp | 93 | 91 | 90 | 89 | 91 | 91 | 92 | 90 |
Voogdij en JH zonder verblijf | 46 | 46 | 45 | 40 | 40 | 39 | 39 | 35 |
w.v. | ||||||||
Wijkteam | 3 | 3 | 4 | 5 | 5 | 5 | 5 | 2 |
Ambulant | 33 | 34 | 33 | 29 | 30 | 30 | 31 | 28 |
Daghulp | 6 | 6 | 6 | 5 | 4 | 4 | 4 | 3 |
Netwerk jongere | 15 | 14 | 13 | 10 | 9 | 8 | 7 | 6 |
Voogdij en JH met verblijf | 84 | 83 | 83 | 81 | 86 | 85 | 87 | 86 |
w.v. | ||||||||
Pleegzorg | 59 | 59 | 61 | 63 | 66 | 65 | 68 | 69 |
Gezinsgericht | 15 | 13 | 13 | 9 | 10 | 11 | 10 | 9 |
Gesloten plaatsing | 1 | 1 | 1 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Overig²⁾ | 17 | 18 | 17 | 15 | 15 | 16 | 16 | 15 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar met voogdij én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met voogdij. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de figuur voor. ²⁾ Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
1.9 Bijna 1 procent van alle jongeren ontvangt jeugdbescherming
Ongeveer 0,8 procent van alle jongeren tot en met 17 jaar ontving op 30 juni 2023 jeugdbescherming. Bij jongeren die jeugdbescherming ontvingen ging het iets vaker om jongens dan om meisjes. In totaal ontvingen 14 655 jongens op 30 juni 2023 jeugdbescherming, wat overeenkomt met 0,9 procent van alle jongens van 0 tot en met 17 jaar. Bij meisjes bedroeg dit aantal 13 345, wat gelijkstaat aan bijna 0,8 procent van alle meisjes in deze leeftijdsgroep (tabel 1.9.1).
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | Voogdij | Voorlopige en tijdelijke voogdij | Ondertoezichtstelling | Voorlopige ondertoezichtstelling | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 3 313 100 | 27 995 | 8 815 | 235 | 18 700 | 260 |
Geslacht: Jongens | 1 697 950 | 14 655 | 4 495 | 115 | 9 920 | 135 |
Geslacht: Meisjes | 1 615 150 | 13 345 | 4 320 | 120 | 8 780 | 130 |
Leeftijd: 0 tot 4 jaar | 694 240 | 2 465 | 410 | 60 | 1 930 | 65 |
Leeftijd: 4 tot 8 jaar | 708 175 | 5 220 | 1 260 | 25 | 3 900 | 35 |
Leeftijd: 8 tot 12 jaar | 739 350 | 7 350 | 2 165 | 55 | 5 090 | 45 |
Leeftijd: 12 tot 18 jaar | 1 171 330 | 12 950 | 4 965 | 100 | 7 775 | 115 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2023). |
Op 30 juni 2023 waren 12 950 jongeren met jeugdbescherming tussen de 12 en 18 jaar oud, wat neerkomt op 1,1 procent van alle jongeren in deze leeftijd (tabel 1.9.1). Van alle 8- tot 12-jarigen in Nederland ontvingen 7 350 (1 procent) jongeren jeugdbescherming. Van alle 4- tot 8-jarigen ontving 0,7 procent jeugdbescherming, in totaal 5 220. De groep 0- tot 4-jarigen was met 2 465 het kleinst; bijna 0,4 procent in deze leeftijdsgroep ontving jeugdbescherming.
Onder de jongeren met een ondertoezichtstelling is de groep jongeren van 8 tot 12 jaar oud gestegen van bijna 24 procent in 2016 naar ruim 27 procent in het eerste halfjaar van 2023 (figuur 1.9.2). Ook het aandeel kinderen van 4 tot 8 jaar nam in deze periode licht toe. Het aandeel jongeren van 0 tot 4 jaar nam ten opzichte van 2016 af. Bij de voogdijmaatregelen is een stijging van het aandeel jongeren in de oudste leeftijdsgroep te zien, van ruim 52 procent in 2016 naar ruim 56 procent in 2023.
Jaar | 0 tot 4 jaar (%) | 4 tot 8 jaar (%) | 8 tot 12 jaar (%) | 12 tot 18 jaar (%) |
---|---|---|---|---|
Nederland | ||||
1e hj 2023* | 20,95 | 18,65 | 26,27 | 35,35 |
1e hj 2022 | 20,94 | 19,25 | 26,11 | 35,25 |
1e hj 2021 | 20,59 | 19,42 | 26,32 | 35,38 |
1e hj 2020 | 20,58 | 18,97 | 26,11 | 35,44 |
1e hj 2019 | 20,47 | 18,91 | 25,6 | 35,67 |
1e hj 2018 | 20,49 | 18,71 | 25,14 | 35,88 |
1e hj 2017 | 20,39 | 18,37 | 24,85 | 35,97 |
1e hj 2016 | 20,36 | 18,47 | 24,19 | 35,88 |
OTS | ||||
1e hj 2023* | 10,32 | 20,86 | 27,22 | 41,59 |
1e hj 2022 | 10,45 | 21,16 | 27,33 | 41,07 |
1e hj 2021 | 11,37 | 21,3 | 27,23 | 40,1 |
1e hj 2020 | 12,13 | 20,84 | 26,85 | 40,18 |
1e hj 2019 | 12,57 | 20,99 | 25,93 | 40,5 |
1e hj 2018 | 12,66 | 20,57 | 25,35 | 41,42 |
1e hj 2017 | 12,71 | 20,06 | 24,7 | 42,53 |
1e hj 2016 | 13,26 | 19,86 | 23,73 | 43,15 |
Vrl. OTS | ||||
1e hj 2023* | 24,14 | 14,18 | 17,24 | 44,44 |
1e hj 2022 | 34,36 | 20,08 | 11,97 | 33,59 |
1e hj 2021 | 25,95 | 18,65 | 16,76 | 38,65 |
1e hj 2020 | 25,15 | 16,26 | 18,4 | 40,18 |
1e hj 2019 | 23,39 | 12,87 | 16,96 | 46,78 |
1e hj 2018 | 23,18 | 18,16 | 18,16 | 40,5 |
1e hj 2017 | 24 | 18,67 | 18,33 | 39 |
1e hj 2016 | 23,03 | 15,16 | 18,08 | 43,73 |
Voogdij | ||||
1e hj 2023* | 4,65 | 14,32 | 24,6 | 56,42 |
1e hj 2022 | 5,34 | 15,2 | 24,05 | 55,41 |
1e hj 2021 | 5,4 | 15,22 | 24,72 | 54,66 |
1e hj 2020 | 5,3 | 14,92 | 24,98 | 54,8 |
1e hj 2019 | 5,75 | 14,75 | 25,47 | 54,02 |
1e hj 2018 | 5,8 | 14,9 | 25,07 | 54,23 |
1e hj 2017 | 6,1 | 14,99 | 25,45 | 53,46 |
1e hj 2016 | 6,34 | 15,78 | 25,48 | 52,4 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||||
1e hj 2023* | 24,89 | 10,13 | 23,21 | 41,77 |
1e hj 2022 | 24,33 | 11,79 | 17,49 | 46,39 |
1e hj 2021 | 20,86 | 12,23 | 19,06 | 47,84 |
1e hj 2020 | 20,07 | 14,7 | 16,49 | 48,75 |
1e hj 2019 | 21,89 | 12,83 | 14,34 | 50,94 |
1e hj 2018 | 23,38 | 17,41 | 18,41 | 40,8 |
1e hj 2017 | 30,59 | 14,12 | 15,88 | 39,41 |
1e hj 2016 | 35,46 | 11,35 | 14,18 | 39,01 |
¹⁾ Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 30 juni. |
1.10 Meer jeugdbescherming in huishoudens met lage inkomens
In Nederland woonden in het eerste halfjaar van 2023 ruim 502 duizend jongeren tot en met 17 jaar in een huishouden met een inkomen1) dat tot de laagste 20 procent behoort. Van hen ontving 3,4 procent jeugdbescherming. Het aandeel jongeren met jeugdbescherming daalt naarmate het huishoudinkomen hoger is. In de 20 procent rijkste huishoudens ontving 0,1 procent jeugdbescherming (figuur 1.10.1).
Jaar | Met jeugdbescherming (%) |
---|---|
Totaal jeugdbescherming | |
Totaal | 1 |
Laagste kwintiel | 3,4 |
2e kwintiel | 1,3 |
3e kwintiel | 0,4 |
4e kwintiel | 0,2 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | |
Totaal | 0,7 |
Laagste kwintiel | 2,4 |
2e kwintiel | 0,9 |
3e kwintiel | 0,3 |
4e kwintiel | 0,2 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
Voogdij³⁾ | |
Totaal | 0,3 |
Laagste kwintiel | 1 |
2e kwintiel | 0,3 |
3e kwintiel | 0,1 |
4e kwintiel | 0 |
Hoogste kwintiel | 0 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
1.11 Meer uitdagingen in huishoudens van jongeren met jeugdbescherming
Van een aantal achtergrondkenmerken2) is onderzocht hoe de situatie van jongeren met jeugdbescherming afwijkt van alle jongeren in Nederland. In figuur 1.11.1 zijn deze kenmerken weergegeven. Bij 77 procent van de Nederlandse jongeren woonden beide juridische ouders in hetzelfde huishouden. Voor jongeren met jeugdbescherming was dit slechts 11 procent.
Eenzelfde patroon is te zien voor kinderen uit huishoudens waar ook gebruik wordt gemaakt van ondersteuning op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of waarin zorgkosten zijn gemaakt voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan wel GGZ-medicatie is voorgeschreven. Vijf procent van alle kinderen in Nederland had te maken met WMO gebruik in het huishouden, en 22 procent met GGZ-zorg en/of medicatie. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit ruim 38 en ruim 49 procent. Daarnaast werd bij bijna 6 procent van alle jongeren in Nederland iemand in het huishouden als verdachte van een misdrijf aangemerkt. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit 33 procent.
Jaar | Ja (%) | Nee (%) |
---|---|---|
Ouders op hetzelfde adres | ||
Nederland | 2565795 | 746835 |
Totaal jeugdbescherming | 3365 | 28580 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 2505 | 20140 |
Voogdij³⁾ | 860 | 8440 |
WMO in huishouden | ||
Nederland | 179665 | 3129540 |
Totaal jeugdbescherming | 11880 | 19295 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 7780 | 14740 |
Voogdij³⁾ | 4100 | 4555 |
GGZ in huishouden | ||
Nederland | 738735 | 2570465 |
Totaal jeugdbescherming | 15385 | 15790 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 10965 | 11555 |
Voogdij³⁾ | 4420 | 4235 |
Verdachte in huishouden | ||
Nederland | 192780 | 3116425 |
Totaal jeugdbescherming | 10300 | 20875 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 6745 | 15775 |
Voogdij³⁾ | 3555 | 5105 |
¹⁾ Personen van 0 tot en met 17 jaar. ²⁾ Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. ³⁾ Inclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
1.12 Jeugdbescherming vooral in Friesland, Twente en Limburg
De vijf jeugdregio’s met het grootste aandeel jeugdbescherming waren Friesland, Twente, Midden-Limburg Oost, Noord-Limburg, en Zuid-Limburg. De laagst scorende regio’s liggen in het zuiden van Noord-Holland en in West-Brabant Oost (figuur 1.12.1 en tabel 1.12.2).
Jeugdzorgregios_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
Groningen | 1,14 |
Friesland(Frysl�n) | 1,29 |
KopvanNoord-Holland | 1,12 |
Drenthe | 0,90 |
WestFriesland | 0,89 |
Alkmaar(Noord-Kennemerland) | 0,87 |
IJsselland | 0,99 |
Flevoland | 1,11 |
Zaanstreek-Waterland | 0,61 |
IJmond(MiddenKennemerland) | 0,96 |
ZuidKennemerland | 0,53 |
Noord-Veluwe | 0,98 |
Amsterdam-Amstelland | 0,57 |
Twente | 1,20 |
Haarlemmermeer | 0,34 |
GooienVechtstreek | 0,65 |
MiddenIJssel/OostVeluwe | 0,99 |
HollandRijnland | 0,71 |
UtrechtWest | 0,65 |
Eemland | 0,72 |
FoodValley | 0,71 |
UtrechtStad | 0,59 |
ZuidoostUtrecht | 0,75 |
Haaglanden | 0,75 |
Achterhoek | 1,09 |
Lekstroom | 0,85 |
MiddenHolland | 1,12 |
CentraalGelderland | 0,97 |
Rijnmond | 0,97 |
Rivierenland | 0,80 |
Zuid-HollandZuid | 0,83 |
RijkvanNijmegen | 0,83 |
NoordoostBrabant | 0,87 |
WestBrabantOost | 0,62 |
Midden-Brabant | 0,86 |
WestBrabantWest | 0,84 |
Noord-Limburg | 1,21 |
Zeeland | 1,11 |
Zuidoost-Brabant | 0,68 |
Zuid-Limburg | 1,19 |
Midden-LimburgOost | 1,14 |
Midden-LimburgWest | 1,05 |
¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2023). |
van 0 tot en met 17 jaar2) | ||
---|---|---|
Hoogste aandelen | Friesland (Fryslân) | 1,24 |
Hoogste aandelen | Twente | 1,19 |
Hoogste aandelen | Midden-Limburg Oost | 1,19 |
Hoogste aandelen | Noord-Limburg | 1,16 |
Hoogste aandelen | Zuid-Limburg | 1,12 |
Laagste aandelen | Haarlemmermeer | 0,35 |
Laagste aandelen | Zuid-Kennemerland | 0,47 |
Laagste aandelen | Amsterdam-Amstelland | 0,54 |
Laagste aandelen | Zaanstreek-Waterland | 0,58 |
Laagste aandelen | West-Brabant Oost | 0,59 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met jeugdbescherming. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2023). |
In de gemeenten Veendam, Pekela, en Doesburg kwamen met 1,9 procent of meer relatief veel jongeren met jeugdbescherming voor (zie figuur 1.12.3 voor het aandeel per gemeente)3).
Gemeente_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
Aa en Hunze | 0,81 |
Aalsmeer | 0,39 |
Aalten | 0,61 |
Achtkarspelen | 0,74 |
Alblasserdam | 0,73 |
Albrandswaard | 0,46 |
Alkmaar | 1,04 |
Almelo | 1,80 |
Almere | 1,01 |
Alphen aan den Rijn | 0,70 |
Alphen-Chaam | 0,49 |
Altena | 0,48 |
Ameland | 0,15 |
Amersfoort | 0,77 |
Amstelveen | 0,41 |
Amsterdam | 0,58 |
Apeldoorn | 1,14 |
Arnhem | 0,99 |
Assen | 0,83 |
Asten | 0,36 |
Baarle-Nassau | 0,53 |
Baarn | 0,72 |
Barneveld | 0,61 |
Beek | 0,52 |
Beekdaelen | 0,67 |
Beesel | 1,46 |
Berg en Dal | 1,00 |
Bergeijk | 0,48 |
Bergen (L.) | 1,09 |
Bergen (NH.) | 0,54 |
Bergen op Zoom | 0,67 |
Berkelland | 0,90 |
Bernheze | 0,73 |
Best | 0,44 |
Beuningen | 0,51 |
Beverwijk | 0,83 |
Bladel | 0,24 |
Blaricum | 0,21 |
Bloemendaal | 0,25 |
Bodegraven-Reeuwijk | 0,74 |
Boekel | 0,41 |
Borger-Odoorn | 1,26 |
Borne | 0,78 |
Borsele | 0,84 |
Boxtel | 0,57 |
Breda | 0,59 |
Bronckhorst | 0,85 |
Brummen | 0,66 |
Brunssum | 1,23 |
Bunnik | 0,49 |
Bunschoten | 0,80 |
Buren | 1,03 |
Capelle aan den IJssel | 0,29 |
CapelleaandenIJssel | 0,90 |
Castricum | 0,55 |
Coevorden | 1,02 |
Cranendonck | 1,04 |
Culemborg | 0,56 |
Dalfsen | 0,64 |
Dantumadiel | 1,08 |
De Bilt | 0,55 |
De Fryske Marren | 1,00 |
De Ronde Venen | 0,83 |
De Wolden | 0,54 |
Delft | 1,03 |
Den Helder | 1,61 |
Deurne | 0,47 |
Deventer | 1,11 |
Diemen | 0,43 |
Dijk en Waard | 1,04 |
Dinkelland | 0,54 |
Doesburg | 1,93 |
Doetinchem | 1,21 |
Dongen | 0,55 |
Dordrecht | 1,13 |
Drechterland | 0,49 |
Drimmelen | 0,47 |
Dronten | 1,10 |
Druten | 0,56 |
Duiven | 1,04 |
Echt-Susteren | 1,08 |
Edam-Volendam | 0,46 |
Ede | 0,53 |
Eemnes | 0,73 |
Eemsdelta | 1,18 |
Eersel | 0,36 |
Eijsden-Margraten | 0,35 |
Eindhoven | 0,89 |
Elburg | 0,56 |
Emmen | 1,31 |
Enkhuizen | 0,88 |
Enschede | 1,74 |
Epe | 0,77 |
Ermelo | 1,21 |
Etten-Leur | 0,44 |
Geertruidenberg | 0,42 |
Geldrop-Mierlo | 0,61 |
Gemert-Bakel | 0,51 |
Gennep | 0,87 |
Gilze en Rijen | 0,77 |
Goeree-Overflakkee | 0,72 |
Goes | 1,22 |
Goirle | 0,54 |
Gooise Meren | 0,64 |
Gorinchem | 1,03 |
Gouda | 1,38 |
Groningen | 0,98 |
Gulpen-Wittem | 0,66 |
Haaksbergen | 0,64 |
Haarlem | 0,53 |
Haarlemmermeer | 0,35 |
Halderberge | 0,90 |
Hardenberg | 0,74 |
Harderwijk | 1,00 |
Hardinxveld-Giessendam | 0,60 |
Harlingen | 1,11 |
Hattem | 0,38 |
Heemskerk | 0,78 |
Heemstede | 0,27 |
Heerde | 0,46 |
Heerenveen | 0,93 |
Heerlen | 1,82 |
Heeze-Leende | 0,25 |
Heiloo | 0,37 |
Hellendoorn | 0,47 |
Helmond | 0,79 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 0,27 |
Hengelo | 1,47 |
Het Hogeland | 0,78 |
Heumen | 0,30 |
Heusden | 0,59 |
Hillegom | 0,66 |
Hilvarenbeek | 0,35 |
Hilversum | 0,78 |
Hoeksche Waard | 0,54 |
Hof van Twente | 1,03 |
Hollands Kroon | 0,86 |
Hoogeveen | 0,95 |
Hoorn | 0,78 |
Horst aan de Maas | 0,79 |
Houten | 0,57 |
Huizen | 0,69 |
Hulst | 1,44 |
IJsselstein | 0,68 |
Kaag en Braassem | 0,79 |
Kampen | 0,90 |
Kapelle | 0,66 |
Katwijk | 0,71 |
Kerkrade | 1,75 |
Koggenland | 0,60 |
Krimpen aan den IJssel | 0,82 |
Krimpenerwaard | 1,01 |
Laarbeek | 0,56 |
Land van Cuijk | 0,85 |
Landgraaf | 1,25 |
Landsmeer | 0,49 |
Lansingerland | 0,25 |
Laren | 0,31 |
Leeuwarden | 1,71 |
Leiden | 0,92 |
Leiderdorp | 0,49 |
Leidschendam-Voorburg | 0,62 |
Lelystad | 1,49 |
Leudal | 1,13 |
Leusden | 0,52 |
Lingewaard | 0,55 |
Lisse | 0,77 |
Lochem | 0,39 |
Loon op Zand | 0,52 |
Lopik | 0,47 |
Losser | 0,91 |
Maasdriel | 0,86 |
Maasgouw | 0,79 |
Maashorst | 1,07 |
Maassluis | 0,64 |
Maastricht | 1,17 |
Medemblik | 0,96 |
Meerssen | 0,34 |
Meierijstad | 0,71 |
Meppel | 1,01 |
Middelburg | 1,09 |
Midden-Delfland | 0,40 |
Midden-Drenthe | 0,57 |
Midden-Groningen | 1,17 |
Moerdijk | 1,04 |
Molenlanden | 0,62 |
Montferland | 0,87 |
Montfoort | 0,45 |
Mook en Middelaar | 0,73 |
Neder-Betuwe | 0,76 |
Nederweert | 0,83 |
Nieuwegein | 1,19 |
Nieuwkoop | 0,70 |
Nijkerk | 0,60 |
Nijmegen | 0,89 |
Nissewaard | 1,16 |
Noardeast-Frysl�n | 1,20 |
Noord-Beveland | 1,44 |
Noordenveld | 0,38 |
Noordoostpolder | 0,75 |
Noordwijk | 0,40 |
Nuenen,Gerwen en Nederwetten | 0,25 |
Nunspeet | 0,72 |
Oegstgeest | 0,39 |
Oirschot | 0,42 |
Oisterwijk | 0,60 |
Oldambt | 1,67 |
Oldebroek | 0,79 |
Oldenzaal | 0,90 |
Olst-Wijhe | 0,94 |
Ommen | 0,51 |
Oost Gelre | 0,93 |
Oosterhout | 0,84 |
Ooststellingwerf | 1,52 |
Oostzaan | 0,16 |
Opmeer | 0,54 |
Opsterland | 1,06 |
Oss | 0,97 |
Oude IJsselstreek | 1,45 |
Ouder-Amstel | 0,11 |
Oudewater | 0,55 |
Overbetuwe | 0,73 |
Papendrecht | 1,15 |
Peel en Maas | 0,80 |
Pekela | 1,96 |
Pijnacker-Nootdorp | 0,21 |
Purmerend | 0,57 |
Putten | 0,87 |
Raalte | 0,83 |
Reimerswaal | 0,55 |
Renkum | 0,93 |
Renswoude | 0,28 |
Reusel-De Mierden | 0,40 |
Rheden | 0,99 |
Rhenen | 0,54 |
Ridderkerk | 0,67 |
Rijssen-Holten | 0,45 |
Rijswijk | 0,76 |
Roerdalen | 1,04 |
Roermond | 1,41 |
Roosendaal | 1,04 |
Rotterdam | 1,15 |
Rozendaal | 0,00 |
Rucphen | 0,99 |
Schagen | 0,72 |
Scherpenzeel | 0,50 |
Schiedam | 0,88 |
Schiermonnikoog | 0,00 |
Schouwen-Duiveland | 0,81 |
's-Gravenhage | 0,81 |
's-Hertogenbosch | 0,88 |
Simpelveld | 0,88 |
Sint-Michielsgestel | 0,55 |
Sittard-Geleen | 1,22 |
Sliedrecht | 1,05 |
Sluis | 1,56 |
Smallingerland | 1,80 |
Soest | 0,53 |
Someren | 0,30 |
Son en Breugel | 0,33 |
Stadskanaal | 1,61 |
Staphorst | 0,70 |
Stede Broec | 1,09 |
Steenbergen | 0,65 |
Steenwijkerland | 1,10 |
Stein | 0,30 |
Stichtse Vecht | 0,55 |
S�dwest-Frysl�n | 1,11 |
Terneuzen | 1,44 |
Terschelling | 0,44 |
Texel | 0,50 |
Teylingen | 0,55 |
Tholen | 0,95 |
Tiel | 1,26 |
Tilburg | 1,13 |
Tubbergen | 0,66 |
Twenterand | 1,42 |
Tynaarlo | 0,48 |
Tytsjerksteradiel | 0,74 |
Uitgeest | 0,50 |
Uithoorn | 0,50 |
Urk | 0,48 |
Utrecht | 0,61 |
UtrechtseHeuvelrug | 0,73 |
Vaals | 0,85 |
Valkenburg aan de Geul | 0,85 |
Valkenswaard | 0,83 |
Veendam | 2,07 |
Veenendaal | 0,96 |
Veere | 0,42 |
Veldhoven | 0,51 |
Velsen | 0,95 |
Venlo | 1,61 |
Venray | 0,89 |
Vijfheerenlanden | 0,82 |
Vlaardingen | 1,16 |
Vlieland | 0,00 |
Vlissingen | 1,65 |
Voerendaal | 0,24 |
VoorneaanZee | 0,76 |
Voorschoten | 0,47 |
Voorst | 0,82 |
Vught | 0,59 |
Waadhoeke | 1,16 |
Waalre | 0,50 |
Waalwijk | 0,64 |
Waddinxveen | 0,86 |
Wageningen | 0,63 |
Wassenaar | 0,34 |
Waterland | 0,30 |
Weert | 1,15 |
West Betuwe | 0,46 |
West Maas en Waal | 0,74 |
Westerkwartier | 0,53 |
Westerveld | 0,40 |
Westervoort | 1,09 |
Westerwolde | 1,15 |
Westland | 0,30 |
Weststellingwerf | 1,29 |
Wierden | 0,45 |
Wijchen | 0,89 |
Wijdemeren | 0,48 |
Wijk bij Duurstede | 0,75 |
Winterswijk | 0,90 |
Woensdrecht | 0,68 |
Woerden | 0,80 |
Wormerland | 0,27 |
Woudenberg | 0,62 |
Zaanstad | 0,71 |
Zaltbommel | 0,40 |
Zandvoort | 0,72 |
Zeewolde | 1,55 |
Zeist | 0,68 |
Zevenaar | 1,13 |
Zoetermeer | 0,79 |
Zoeterwoude | 0,62 |
Zuidplas | 0,88 |
Zundert | 0,82 |
Zutphen | 1,15 |
Zwartewaterland | 0,81 |
Zwijndrecht | 1,21 |
Zwolle | 1,22 |
¹⁾ De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2023). |
2) Voor de huishoudkenmerken is de meest recent beschikbare informatie gebruikt. Voor ouders in hetzelfde huishouden is dit de situatie op 1 januari 2022. WMO in huishouden is gebaseerd op twee databronnen over de ondersteuning in 2022 op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO); de combinatie van deze bronnen is zo goed als volledig, alleen in enkele gemeenten ontbreekt de WMO waarvoor geen eigen bijdrage via CAK is betaald. GGZ in huishouden is een combinatie van of personen in het huishouden in het verslagjaar zorgkosten voor GGZ hebben gemaakt (2020) en of personen in het huishouden medicatie gebruikten vanwege psychische problemen (2021). Voor verdachten in het huishouden is gekeken of personen in het huishouden in de periode 2017-2022 zijn geregistreerd als verdacht, ongeacht het type misdrijf.
3) Volgens het woonplaatsbeginsel.
2. Jeugdreclassering
Aan het einde van het eerste halfjaar van 2023 was op 4 985 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing. Dit betreft personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. In totaal waren op dat moment 5 045 jeugdreclasseringsmaatregelen van kracht. Dat zijn er 95 meer dan bij de start van het jaar (tabel 2.0.1).
De twee varianten van toezicht en begeleiding werden het meest toegepast, samen goed voor 97 procent van alle jeugdreclasseringsmaatregelen. Het gaat hier dan vooral om toezicht en begeleiding in het gedwongen kader (4 365 maatregelen aan het einde van het eerste halfjaar van 2023). Voor beide typen toezicht en begeleiding geldt dat het aantal trajecten aan het eind van het jaar is toegenomen ten opzichte van het begin van het jaar. De (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel en het scholings- en trainingsprogramma komen nauwelijks nog voor (tabel 2.0.1).
(1-1-2023) | Instroom | Uitstroom | (30-6-2023)1) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 4 950 | 3 000 | 2 900 | 5 045 |
Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | 4 305 | 1 835 | 1 775 | 4 365 |
Toezicht en begeleiding: vrijwillig | 480 | 990 | 955 | 520 |
Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | 130 | 125 | 125 | 130 |
Individuele trajectbegeleiding Criem | 25 | 45 | 40 | 25 |
Scholings- en trainingsprogramma | . | . | . | . |
Gedragsbeïnvloedende maatregel | . | . | . | . |
Voorbereiding gedragsbeïnvloedende maatregel | . | . | . | . |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 30 juni tellen niet mee in de eindstand. |
2.1 Meer trajecten gestart en beëindigd
Zowel de instroom als de uitstroom van jeugdreclasseringsmaatregelen is in het eerste halfjaar van 2023 toegenomen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022, met respectievelijk 10 procent en 9 procent. Van het eerste halfjaar van 2021 naar het eerste halfjaar van 2022 was nog sprake van een afname (figuur 2.1.1)4).
Het aantal ingestroomde jeugdreclasseringsmaatregelen was hoger dan het aantal uitgestroomde maatregelen. De grootste toename in het aantal ingestroomde maatregelen vond plaats bij toezicht en begeleiding (T&B) in het vrijwillig kader, met 135 (14 procent) meer ingestroomde maatregelen in het eerste halfjaar van 2023 dan in het eerste halfjaar van 2022.
Maatregel | 1e hj 2023* (maatregelen) | 1e hj 2022 (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal²⁾ | ||||||||
Instroom | 3000 | 2700 | 2855 | 2470 | 2965 | 2855 | 2825 | 3070 |
Uitstroom | 2900 | 2625 | 3105 | 2565 | 3015 | 3115 | 3025 | 3070 |
T&B gedwongen | ||||||||
Instroom | 1835 | 1690 | 1760 | 1405 | 1845 | 1820 | 1795 | 1800 |
Uitstroom | 1775 | 1640 | 1980 | 1700 | 1880 | 1990 | 1995 | 1850 |
T&B vrijwillig | ||||||||
Instroom | 990 | 855 | 915 | 880 | 935 | 835 | 835 | 915 |
Uitstroom | 955 | 825 | 945 | 685 | 950 | 895 | 825 | 945 |
1) Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. 2) Inclusief ITB Harde Kern, ITB Criem en overig. |
In de eerste helft van 2023 is de instroom bij de individuele trajectbegeleiding (ITB) Harde Kern met 28 procent toegenomen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022, en is de uitstroom met 20 procent toegenomen. Bij ITB Criem is zowel de instroom als de uitstroom iets gedaald ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022.
Maatregel | 1e hj 2023* (maatregelen) | 1e hj 2022 (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
ITB Harde Kern | ||||||||
Instroom | 125 | 90 | 125 | 135 | 120 | 95 | 100 | 95 |
Uitstroom | 125 | 100 | 120 | 115 | 100 | 115 | 85 | 100 |
ITB Criem | ||||||||
Instroom | 45 | 55 | 50 | 35 | 55 | 85 | 75 | 100 |
Uitstroom | 40 | 50 | 50 | 55 | 65 | 90 | 90 | 75 |
Overig²⁾ | ||||||||
Instroom | 10 | 10 | 5 | 10 | 15 | 25 | 15 | 160 |
Uitstroom | 10 | 5 | 10 | 10 | 20 | 25 | 30 | 105 |
1) Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. 2) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.2 Aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel stabiliseert
Op peildatum 30 juni 2023 hadden 4 985 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel. Dit is een kleine toename ten opzichte van 31 december 2022, met 45 (1 procent) meer jongeren. Over de gehele periode vanaf 2011 is een dalende trend te zien. Tussen 31 december 2011 en 30 juni 2023 is het aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel meer dan gehalveerd (figuur 2.2.1).
Jaar | Jeugdreclassering (aantal jongeren) |
---|---|
2011 | 11110 |
2012 | 10830 |
2013 | 9210 |
2014 | 7790 |
2015 | 7590 |
2016 | 6735 |
2017 | 6420 |
2018 | 5925 |
2019 | 5915 |
2020 | 5440 |
2021 | 5005 |
2022 | 4940 |
2023* | 4985 |
1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. 2) Voor de jaren 2005 t/m 2022 wordt gekeken naar peildatum 31 december en voor 2023 naar peildatum 30 juni. 3) Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. |
2.3 Gemiddelde duur toezicht en begeleiding gelijk gebleven
Van alle beëindigde jeugdreclasseringsmaatregelen duurden de maatregelen toezicht en begeleiding in het gedwongen kader het langst. Iets meer dan 50 procent van deze maatregelen duurde een jaar of langer (figuur 2.3.1). Bij de overige vormen van jeugdreclassering duurden de trajecten doorgaans korter dan zes maanden.
Maatregel | 0 tot 3 maanden (%) | 3 tot 6 maanden (%) | 6 tot 12 maanden (%) | 12 tot 24 maanden (%) | 24 tot 36 maanden (%) | 36 maanden of langer (%) |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 910 | 600 | 465 | 720 | 145 | 65 |
T&B gedwongen | 250 | 305 | 330 | 685 | 140 | 65 |
T&B vrijwillig | 605 | 205 | 110 | 30 | ||
ITB Harde Kern | 20 | 80 | 20 | |||
ITB Criem | 30 | |||||
Overig¹⁾ | ||||||
¹⁾ Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
De gemiddelde duur van jeugdreclasseringsmaatregelen in het eerste halfjaar van 2023 is iets afgenomen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022. De gemiddelde duur van de maatregel ITB Harde Kern nam het meeste af (12,5 procent).
Maatregel | 1e hj 2023* (dagen) | 1e hj 2022 (dagen) | 1e hj 2021 (dagen) | 1e hj 2020 (dagen) | 1e hj 2019 (dagen) | 1e hj 2018 (dagen) | 1e hj 2017 (dagen) | 1e hj 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 322 | 327 | 368 | 403 | 383 | 386 | 423 | 408 |
T&B gedwongen | 457 | 456 | 507 | 543 | 526 | 517 | 562 | 577 |
T&B vrijwillig | 99 | 101 | 114 | 117 | 140 | 158 | 150 | 143 |
ITB Harde Kern | 188 | 215 | 195 | 190 | 198 | 182 | 185 | 197 |
ITB Criem | 106 | 100 | 107 | 118 | 117 | 101 | 100 | 103 |
Overig²⁾ | 226 | 66 | 165 | 262 | 163 | 109 | 371 | 215 |
1) Jeugdreclasseringsmaatregelen die werden beëindigd in de eerste helft van het jaar. 2) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.4 Vier op de tien jongeren met jeugdreclassering ontvangen ook jeugdhulp
Jeugdreclassering ging in ruim vier op de tien gevallen gepaard met de inzet van jeugdhulp. Dit is minder dan bij jeugdbescherming, waar 76 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling en ruim 93 procent van de jongeren met voogdij ook jeugdhulp ontving (figuur 1.8.1 en 1.8.2). Een deel van de jongeren met jeugdreclassering was ouder dan 18 jaar en kan aanvullende zorg en hulp mogelijk ook ontvangen vanuit andere zorgdomeinen (de Wet Langdurige Zorg, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of de Zorgverzekeringswet).
Het aandeel jongeren dat naast een jeugdreclasseringsmaatregel ook jeugdhulp ontving, is daarmee iets lager dan in het eerste halfjaar van 2022 (tabel 2.4.1). Het aandeel samenloop met jeugdhulp is het hoogst bij ITB Harde Kern (51 procent). Hier is het aandeel ten opzichte van vorig jaar met bijna 8 procent afgenomen.
Totaal jongeren met jeugdreclassering en ook jeugdhulp | Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | Toezicht en begeleiding: vrijwillig | Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | Individuele trajectbegeleiding Criem | Overig2) | |
---|---|---|---|---|---|---|
% van totaal jongeren met jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | |
1e hj 2023* | 43,6 | 44,0 | 39,5 | 51,2 | . | . |
1e hj 2022 | 44,9 | 45,3 | 41,4 | 58,9 | 33,3 | . |
1e hj 2021 | 42,6 | 42,8 | 40,2 | 58,3 | 25,8 | . |
1e hj 2020 | 39,6 | 39,7 | 39,9 | 44,3 | 38,1 | 66,7 |
1e hj 2019 | 40,0 | 39,9 | 41,4 | 48,4 | 37,1 | 60,0 |
1e hj 2018 | 39,7 | 39,8 | 39,1 | 43,5 | 24,0 | 83,3 |
1e hj 2017 | 40,7 | 40,7 | 41,7 | 46,5 | 20,8 | . |
1e hj 2016 | 38,4 | 37,6 | 40,8 | 56,5 | 28,4 | 55,6 |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met een jeugdreclasseringsmaatregel op peildatum 30 juni die tegelijkertijd jeugdhulp ontvingen. 2) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.5 Jongens vaker in jeugdreclassering dan meisjes
Op 30 juni 2023 waren meer jeugdreclasseringsmaatregelen bij jongens dan bij meisjes van kracht. Dit geldt voor ieder type jeugdreclassering. In totaal was op 4 320 jongens een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing. Bij meisjes bedroeg dit aantal 665 (tabel 2.5.1). Ook relatief gezien kwam jeugdreclassering vaker voor bij jongens dan bij meisjes, respectievelijk bij 0,4 en 0,1 procent.
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugd-reclassering | Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | Toezicht en begeleiding: vrijwillig | Individuele traject-begeleiding Harde Kern | Individuele traject-begeleiding Criem | Overig3) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 2 309 205 | 4 985 | 4 380 | 520 | 130 | 25 | 10 |
Geslacht: Jongens | 1 176 945 | 4 320 | 3 780 | 460 | 125 | 20 | 10 |
Geslacht: Meisjes | 1 132 260 | 665 | 595 | 60 | . | . | . |
Leeftijd: 12 tot en met 14 jaar | 585 605 | 285 | 235 | 45 | 10 | . | . |
Leeftijd: 15 tot en met 17 jaar | 585 725 | 2 395 | 2 055 | 295 | 80 | 15 | . |
Leeftijd: 18 tot en met 22 jaar | 1 137 870 | 2 300 | 2 085 | 185 | 45 | . | . |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met jeugdreclasseringsmaatregelen op peildatum 30 juni 2023. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdreclassering (30 juni 2023). 3) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
Vergeleken met 2016 is het aandeel jongens onder jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel toegenomen, variërend van 8 tot 10 procentpunten voor de verschillende vormen van jeugdreclassering (figuur 2.5.2).
Maatregel | Jongens (%) | Meisjes (%) |
---|---|---|
Nederland | ||
1e hj 2023* | 50,97 | 49,03 |
1e hj 2022 | 51,05 | 48,95 |
1e hj 2021 | 51,09 | 48,91 |
1e hj 2020 | 51,02 | 48,98 |
1e hj 2019 | 51,07 | 48,93 |
1e hj 2018 | 51,09 | 48,91 |
1e hj 2017 | 51,11 | 48,89 |
1e hj 2016 | 51,08 | 48,92 |
T&B gedwongen | ||
1e hj 2023* | 86,39 | 13,61 |
1e hj 2022 | 87,45 | 12,55 |
1e hj 2021 | 86,67 | 13,33 |
1e hj 2020 | 83,24 | 16,76 |
1e hj 2019 | 80,68 | 19,32 |
1e hj 2018 | 80,24 | 19,76 |
1e hj 2017 | 80,15 | 19,85 |
1e hj 2016 | 79,1 | 20,9 |
T&B vrijwillig | ||
1e hj 2023* | 88,51 | 11,49 |
1e hj 2022 | 88,98 | 11,02 |
1e hj 2021 | 89,3 | 10,7 |
1e hj 2020 | 85,59 | 14,41 |
1e hj 2019 | 82,45 | 17,55 |
1e hj 2018 | 77,07 | 22,93 |
1e hj 2017 | 77,53 | 22,47 |
1e hj 2016 | 78,95 | 21,05 |
Overig³⁾ | ||
1e hj 2023* | 94,01 | 5,99 |
1e hj 2022 | 96,5 | 3,5 |
1e hj 2021 | 97,73 | 2,27 |
1e hj 2020 | 98,35 | 1,65 |
1e hj 2019 | 93,82 | 6,18 |
1e hj 2018 | 96,69 | 3,31 |
1e hj 2017 | 95,43 | 4,57 |
1e hj 2016 | 86,63 | 13,37 |
1) Personen van 12 tot en met 22 jaar. 2) Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdreclassering naar 30 juni. 3) ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
De groep 15- tot en met 17-jarigen was relatief gezien het ruimst vertegenwoordigd in de jeugdreclassering. Dit betrof 2 395 jongeren (tabel 2.5.1) wat overeenkomt met 0,4 procent van alle personen in deze leeftijdsklasse. Bij de 18- tot en met 22-jarigen was dit 0,2 procent en bij 12- tot en met 14-jarigen lag dit aandeel flink lager: 0,05 procent.
In het eerste halfjaar van 2023 neemt het aandeel jongeren van 18 tot en met 22 jaar af ten opzichte van het eerste halfjaar van 2022. Op 30 juni 2023 was het aandeel jongeren met jeugdreclassering tussen de 18 en 22 jaar gelijk aan het aandeel in 2016 (46 procent). Het aandeel jongeren in de leeftijdscategorie 15 tot en met 17 jaar is in dezelfde periode toegenomen van 44 procent naar 48 procent. Bij toezicht en begeleiding in het gedwongen kader vormen jongeren van 18 tot en met 22 jaar altijd al de grootste groep, maar het verschil met het aandeel jongeren van 15 tot en met 17 jaar is wel kleiner geworden (figuur 2.5.3).
Maatregel | 12 tot en met 14 jaar (%) | 15 tot en met 17 jaar (%) | 18 tot en met 22 jaar (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
1e hj 2023* | 25,36 | 25,36 | 49,28 |
1e hj 2022 | 25,16 | 25,75 | 49,09 |
1e hj 2021 | 25,13 | 26,33 | 48,53 |
1e hj 2020 | 25,05 | 26,79 | 48,16 |
1e hj 2019 | 25,47 | 27,15 | 47,38 |
1e hj 2018 | 26,05 | 27,46 | 46,49 |
1e hj 2017 | 26,55 | 27,44 | 46,01 |
1e hj 2016 | 26,97 | 27,32 | 45,7 |
T&B gedwongen | |||
1e hj 2023* | 5,34 | 46,94 | 47,67 |
1e hj 2022 | 4,87 | 43,10 | 52,03 |
1e hj 2021 | 4,36 | 42,57 | 53,05 |
1e hj 2020 | 4,08 | 42,32 | 53,6 |
1e hj 2019 | 3,29 | 44,15 | 52,52 |
1e hj 2018 | 3,36 | 45,08 | 51,56 |
1e hj 2017 | 3,5 | 46,67 | 49,84 |
1e hj 2016 | 3,76 | 47 | 49,24 |
T&B vrijwillig | |||
1e hj 2023* | 8,43 | 56,13 | 35,44 |
1e hj 2022 | 7,01 | 56,11 | 36,87 |
1e hj 2021 | 4,98 | 56,83 | 38,19 |
1e hj 2020 | 5,87 | 60,42 | 33,71 |
1e hj 2019 | 4,57 | 59,59 | 35,84 |
1e hj 2018 | 6,18 | 54,45 | 39,37 |
1e hj 2017 | 7,01 | 58,96 | 34,03 |
1e hj 2016 | 8,23 | 67,34 | 24,43 |
Overig²⁾ | |||
1e hj 2023* | 7,78 | 60,48 | 31,74 |
1e hj 2022 | 6,99 | 53,85 | 39,16 |
1e hj 2021 | 3,98 | 59,09 | 36,93 |
1e hj 2020 | 4,95 | 62,64 | 32,42 |
1e hj 2019 | 3,93 | 60,67 | 35,39 |
1e hj 2018 | 3,97 | 58,28 | 37,75 |
1e hj 2017 | 5,71 | 64 | 30,29 |
1e hj 2016 | 8,59 | 62,77 | 28,64 |
1) Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 30 juni. 2) ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.6 Meer jeugdreclassering in huishoudens met lage inkomens
In Nederland woonden in het eerste halfjaar 2023 bijna 290 duizend jongeren van 12 tot en met 22 jaar in een huishouden met een inkomen5) dat tot de laagste 20 procent behoort. Van hen ontving 0,9 procent jeugdreclassering. Het aandeel jongeren met jeugdreclassering daalt naarmate het huishoudinkomen hoger is. In de 20 procent rijkste huishoudens kreeg 0,1 procent jeugdreclassering (figuur 2.6.1).
Jaar | Met jeugdreclassering (%) |
---|---|
Totaal jeugdreclassering | |
Totaal | 0,3 |
Laagste kwintiel | 0,9 |
2e kwintiel | 0,5 |
3e kwintiel | 0,2 |
4e kwintiel | 0,1 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
1) Bij personen van 0 tot en met 22 jaar. |
2.7 Meer uitdagingen in huishoudens van jongeren met jeugdreclassering
Van een aantal achtergrondkenmerken6) is onderzocht hoe de situatie van jongeren met jeugdreclassering afwijkt van alle jongeren in Nederland. In figuur 2.7.1 zijn deze kenmerken weergegeven. Bij 65 procent van de Nederlandse jongeren van 12 tot en met 22 jaar woonden beide juridische ouders in hetzelfde huishouden. Voor jongeren met jeugdreclassering was dit slechts 29 procent.
Hetzelfde patroon geldt voor kinderen uit huishoudens waar ook gebruik wordt gemaakt van ondersteuning op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of waarin een eigen bijdrage is betaald voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan wel GGZ-medicatie is voorgeschreven. Zeven procent van alle kinderen in Nederland had te maken met WMO gebruik in het huishouden, en 26 procent met GGZ-zorg en/of medicatie. Bij jongeren met jeugdreclassering was dit 19 en 37,5 procent. Daarnaast werd bij 22 procent van de jongeren met jeugdreclassering iemand in het huishouden als verdachte van een misdrijf aangemerkt.
Jaar | Ja (%) | Nee (%) |
---|---|---|
Ouders op hetzelfde adres | ||
Nederland | 1492755 | 815640 |
Totaal jeugdreclassering | 1780 | 4315 |
WMO in huishouden | ||
Nederland | 160700 | 2134925 |
Totaal jeugdreclassering | 1200 | 4820 |
GGZ in huishouden | ||
Nederland | 602500 | 1693125 |
Totaal jeugdreclassering | 2260 | 3760 |
Verdachte in huishouden | ||
Nederland | 120445 | 2175180 |
Totaal jeugdreclassering | 1305 | 4720 |
1) Bij personen van 12 tot en met 22 jaar. |
2.8 Jeugdreclassering vooral in regio Rotterdam en Amsterdam
In de regio Rotterdam en Amsterdam woonden, ook relatief gezien, veel jongeren met jeugdreclassering (zie figuur 2.8.1 voor het aandeel per arrondissement). Ook in de gemeenten Rozendaal, Nissewaard, Noord Beveland, en Heerlen kwamen met 0,5 procent of meer relatief veel jongeren met jeugdreclassering voor (zie figuur 2.8.2 voor het aandeel per gemeente).7)
Jeugdreclassering (%) | |
---|---|
Amsterdam | 0,29 |
Noord-Holland | 0,14 |
Gelderland | 0,17 |
Midden-Nederland | 0,18 |
Noord-Nederland | 0,25 |
Overijssel | 0,23 |
DenHaag | 0,23 |
Rotterdam | 0,34 |
Limburg | 0,23 |
Oost-Brabant | 0,16 |
Zeeland-West-Brabant | 0,18 |
1) De peildatum van het totale aantal kinderen is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal personen met jeugdreclassering (30 juni 2023). |
Gemeente_naam | Jeugdreclassering (%) |
---|---|
Groningen (gemeente) | 0,26 |
Almere | 0,38 |
Stadskanaal | 0,21 |
Veendam | 0,14 |
Zeewolde | 0,43 |
Achtkarspelen | 0,07 |
Ameland | 0,00 |
Harlingen | 0,10 |
Heerenveen | 0,10 |
Leeuwarden | 0,34 |
Ooststellingwerf | 0,20 |
Opsterland | 0,13 |
Schiermonnikoog | 0,00 |
Smallingerland | 0,41 |
Terschelling | 0,00 |
Vlieland | 0,00 |
Weststellingwerf | 0,19 |
Assen | 0,41 |
Coevorden | 0,20 |
Emmen | 0,33 |
Hoogeveen | 0,25 |
Meppel | 0,28 |
Almelo | 0,36 |
Borne | 0,27 |
Dalfsen | 0,15 |
Deventer | 0,28 |
Enschede | 0,37 |
Haaksbergen | 0,09 |
Hardenberg | 0,12 |
Hellendoorn | 0,08 |
Hengelo (O.) | 0,38 |
Kampen | 0,15 |
Losser | 0,10 |
Noordoostpolder | 0,16 |
Oldenzaal | 0,09 |
Ommen | 0,04 |
Raalte | 0,06 |
Staphorst | 0,03 |
Tubbergen | 0,03 |
Urk | 0,07 |
Wierden | 0,09 |
Zwolle | 0,30 |
Aalten | 0,14 |
Apeldoorn | 0,15 |
Arnhem | 0,45 |
Barneveld | 0,05 |
Beuningen | 0,19 |
Brummen | 0,04 |
Buren | 0,06 |
Culemborg | 0,05 |
Doesburg | 0,16 |
Doetinchem | 0,39 |
Druten | 0,24 |
Duiven | 0,24 |
Ede | 0,11 |
Elburg | 0,12 |
Epe | 0,10 |
Ermelo | 0,06 |
Harderwijk | 0,12 |
Hattem | 0,00 |
Heerde | 0,16 |
Heumen | 0,05 |
Lochem | 0,07 |
Maasdriel | 0,03 |
Nijkerk | 0,11 |
Nijmegen | 0,19 |
Oldebroek | 0,23 |
Putten | 0,06 |
Renkum | 0,34 |
Rheden | 0,21 |
Rozendaal | 0,80 |
Scherpenzeel | 0,00 |
Tiel | 0,16 |
Voorst | 0,09 |
Wageningen | 0,15 |
Westervoort | 0,35 |
Winterswijk | 0,03 |
Wijchen | 0,22 |
Zaltbommel | 0,07 |
Zevenaar | 0,21 |
Zutphen | 0,24 |
Nunspeet | 0,28 |
Dronten | 0,11 |
Amersfoort | 0,15 |
Baarn | 0,14 |
De Bilt | 0,11 |
Bunnik | 0,10 |
Bunschoten | 0,19 |
Eemnes | 0,15 |
Houten | 0,07 |
Leusden | 0,15 |
Lopik | 0,05 |
Montfoort | 0,15 |
Renswoude | 0,12 |
Rhenen | 0,04 |
Soest | 0,10 |
Utrecht (gemeente) | 0,20 |
Veenendaal | 0,12 |
Woudenberg | 0,05 |
Wijk bij Duurstede | 0,00 |
IJsselstein | 0,08 |
Zeist | 0,20 |
Nieuwegein | 0,17 |
Aalsmeer | 0,16 |
Alkmaar | 0,20 |
Amstelveen | 0,17 |
Amsterdam | 0,31 |
Bergen (NH.) | 0,06 |
Beverwijk | 0,12 |
Blaricum | 0,07 |
Bloemendaal | 0,09 |
Castricum | 0,09 |
Diemen | 0,27 |
Edam-Volendam | 0,02 |
Enkhuizen | 0,09 |
Haarlem | 0,15 |
Haarlemmermeer | 0,14 |
Heemskerk | 0,08 |
Heemstede | 0,18 |
Heiloo | 0,06 |
Den Helder | 0,28 |
Hilversum | 0,19 |
Hoorn | 0,22 |
Huizen | 0,08 |
Landsmeer | 0,14 |
Laren (NH.) | 0,00 |
Medemblik | 0,08 |
Oostzaan | 0,16 |
Opmeer | 0,06 |
Ouder-Amstel | 0,22 |
Purmerend | 0,15 |
Schagen | 0,19 |
Texel | 0,00 |
Uitgeest | 0,11 |
Uithoorn | 0,25 |
Velsen | 0,08 |
Zandvoort | 0,11 |
Zaanstad | 0,20 |
Alblasserdam | 0,18 |
Alphen aan den Rijn | 0,20 |
Barendrecht | 0,14 |
Drechterland | 0,04 |
Capelle aan den IJssel | 0,45 |
Delft | 0,14 |
Dordrecht | 0,35 |
Gorinchem | 0,25 |
Gouda | 0,23 |
's-Gravenhage (gemeente) | 0,37 |
Hardinxveld-Giessendam | 0,04 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 0,14 |
Stede Broec | 0,07 |
Hillegom | 0,15 |
Katwijk | 0,08 |
Krimpen aan den IJssel | 0,10 |
Leiden | 0,24 |
Leiderdorp | 0,09 |
Lisse | 0,11 |
Maassluis | 0,35 |
Nieuwkoop | 0,08 |
Noordwijk | 0,19 |
Oegstgeest | 0,06 |
Oudewater | 0,00 |
Papendrecht | 0,10 |
Ridderkerk | 0,39 |
Rotterdam | 0,50 |
Rijswijk (ZH.) | 0,31 |
Schiedam | 0,47 |
Sliedrecht | 0,12 |
Albrandswaard | 0,11 |
Vlaardingen | 0,42 |
Voorschoten | 0,15 |
Waddinxveen | 0,16 |
Wassenaar | 0,13 |
Woerden | 0,07 |
Zoetermeer | 0,41 |
Zoeterwoude | 0,17 |
Zwijndrecht | 0,20 |
Borsele | 0,13 |
Goes | 0,21 |
West Maas en Waal | 0,00 |
Hulst | 0,24 |
Kapelle | 0,17 |
Middelburg (Z.) | 0,44 |
Reimerswaal | 0,15 |
Terneuzen | 0,25 |
Tholen | 0,17 |
Veere | 0,08 |
Vlissingen | 0,36 |
De Ronde Venen | 0,09 |
Tytsjerksteradiel | 0,19 |
Asten | 0,05 |
Baarle-Nassau | 0,00 |
Bergen op Zoom | 0,14 |
Best | 0,07 |
Boekel | 0,00 |
Boxtel | 0,18 |
Breda | 0,23 |
Deurne | 0,12 |
Pekela | 0,07 |
Dongen | 0,06 |
Eersel | 0,04 |
Eindhoven | 0,20 |
Etten-Leur | 0,21 |
Geertruidenberg | 0,15 |
Gilze en Rijen | 0,12 |
Goirle | 0,17 |
Helmond | 0,22 |
's-Hertogenbosch | 0,21 |
Heusden | 0,14 |
Hilvarenbeek | 0,00 |
Loon op Zand | 0,14 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 0,07 |
Oirschot | 0,13 |
Oisterwijk | 0,25 |
Oosterhout | 0,21 |
Oss | 0,16 |
Rucphen | 0,08 |
Sint-Michielsgestel | 0,00 |
Someren | 0,04 |
Son en Breugel | 0,23 |
Steenbergen | 0,22 |
Waterland | 0,00 |
Tilburg | 0,27 |
Valkenswaard | 0,09 |
Veldhoven | 0,26 |
Vught | 0,13 |
Waalre | 0,09 |
Waalwijk | 0,14 |
Woensdrecht | 0,36 |
Zundert | 0,04 |
Wormerland | 0,00 |
Landgraaf | 0,26 |
Beek (L.) | 0,06 |
Beesel | 0,31 |
Bergen (L.) | 0,13 |
Brunssum | 0,41 |
Gennep | 0,19 |
Heerlen | 0,50 |
Kerkrade | 0,44 |
Maastricht | 0,23 |
Meerssen | 0,10 |
Mook en Middelaar | 0,10 |
Nederweert | 0,05 |
Roermond | 0,27 |
Simpelveld | 0,00 |
Stein (L.) | 0,23 |
Vaals | 0,17 |
Venlo | 0,34 |
Venray | 0,17 |
Voerendaal | 0,08 |
Weert | 0,10 |
Valkenburg aan de Geul | 0,39 |
Lelystad | 0,38 |
Horst aan de Maas | 0,13 |
Oude IJsselstreek | 0,06 |
Teylingen | 0,24 |
Utrechtse Heuvelrug | 0,09 |
Oost Gelre | 0,18 |
Koggenland | 0,03 |
Lansingerland | 0,12 |
Leudal | 0,05 |
Maasgouw | 0,33 |
Gemert-Bakel | 0,19 |
Halderberge | 0,06 |
Heeze-Leende | 0,05 |
Laarbeek | 0,14 |
Reusel-De Mierden | 0,07 |
Roerdalen | 0,19 |
Roosendaal | 0,23 |
Schouwen-Duiveland | 0,27 |
Aa en Hunze | 0,07 |
Borger-Odoorn | 0,17 |
De Wolden | 0,03 |
Noord-Beveland | 0,55 |
Wijdemeren | 0,03 |
Noordenveld | 0,22 |
Twenterand | 0,16 |
Westerveld | 0,09 |
Lingewaard | 0,08 |
Cranendonck | 0,00 |
Steenwijkerland | 0,30 |
Moerdijk | 0,16 |
Echt-Susteren | 0,24 |
Sluis | 0,09 |
Drimmelen | 0,09 |
Bernheze | 0,09 |
Alphen-Chaam | 0,08 |
Bergeijk | 0,04 |
Bladel | 0,19 |
Gulpen-Wittem | 0,15 |
Tynaarlo | 0,12 |
Midden-Drenthe | 0,22 |
Overbetuwe | 0,21 |
Hof van Twente | 0,19 |
Neder-Betuwe | 0,03 |
Rijssen-Holten | 0,07 |
Geldrop-Mierlo | 0,12 |
Olst-Wijhe | 0,16 |
Dinkelland | 0,11 |
Westland | 0,14 |
Midden-Delfland | 0,11 |
Berkelland | 0,05 |
Bronckhorst | 0,08 |
Sittard-Geleen | 0,28 |
Kaag en Braassem | 0,09 |
Dantumadiel | 0,00 |
Zuidplas | 0,17 |
Peel en Maas | 0,17 |
Oldambt | 0,35 |
Zwartewaterland | 0,00 |
S�dwest-Frysl�n | 0,16 |
Bodegraven-Reeuwijk | 0,04 |
Eijsden-Margraten | 0,11 |
Stichtse Vecht | 0,21 |
Hollands Kroon | 0,13 |
Leidschendam-Voorburg | 0,37 |
Goeree-Overflakkee | 0,09 |
Pijnacker-Nootdorp | 0,08 |
Nissewaard | 0,69 |
Krimpenerwaard | 0,09 |
De Fryske Marren | 0,11 |
Gooise Meren | 0,08 |
Berg en Dal | 0,07 |
Meierijstad | 0,18 |
Waadhoeke | 0,23 |
Westerwolde | 0,25 |
Midden-Groningen | 0,34 |
Beekdaelen | 0,11 |
Montferland | 0,07 |
Altena | 0,03 |
West Betuwe | 0,16 |
Vijfheerenlanden | 0,07 |
Hoeksche Waard | 0,07 |
Het Hogeland | 0,34 |
Westerkwartier | 0,12 |
Noardeast-Frysl�n | 0,13 |
Molenlanden | 0,10 |
Eemsdelta | 0,46 |
Dijk en Waard | 0,16 |
Land van Cuijk | 0,09 |
Maashorst | 0,15 |
1) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal personen met jeugdreclassering (30 juni 2023). |
Deze hiervoor genoemde concentratie van jongeren met jeugdreclassering blijkt ook uit de cijfers per jeugdregio (tabel 2.8.3). De jeugdregio’s Rijnmond en Amsterdam-Amstelland staan samen met Flevoland, Haaglanden en Centraal Gelderland bovenaan met de grootste aandelen jongeren met jeugdreclassering. In Food Valley en IJmond (Midden Kennemerland) woonden juist relatief weinig jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel.
van 12 tot en met 22 jaar2) | ||
---|---|---|
Hoogste aandelen | Rijnmond | 0,4 |
Hoogste aandelen | Flevoland | 0,31 |
Hoste aandelen | Haaglanden | 0,29 |
Hoogste aandelen | Amsterdam-Amstelland | 0,29 |
Hoogste aandelen | Centraal Gelderland | 0,28 |
Laagste aandelen | Food Valley | 0,09 |
Laagste aandelen | IJmond (Midden Kennemerland) | 0,09 |
Laagste aandelen | Lekstroom | 0,11 |
Laagste aandelen | Midden-Limburg West | 0,11 |
Laagste aandelen | Rivierenland | 0,11 |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met jeugdreclassering. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2023 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdreclassering (30 juni 2023). |
2.9 Vaker herhaald beroep bij jeugdreclassering en ondertoezichtstelling dan bij voogdij
Van de jeugdreclasseringsmaatregelen die in het eerste halfjaar van 2023 zijn gestart ging het bij 9 procent van de maatregelen om een herhaald beroep (tabel 2.9.1). Dat wil zeggen dat deze jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al eens eerder jeugdreclassering heeft gehad.
Van de ondertoezichtstellingen die in het eerste halfjaar van 2023 zijn gestart ging het in 9,6 procent van de maatregelen om een herhaald beroep (tabel 2.9.1). Het percentage herhaald beroep voor voogdij was in het eerste halfjaar van 2023 met 2,5 procent lager dan bij ondertoezichtstellingen en jeugdreclassering (tabel 2.9.1).
Jeugdreclasserings- maatregelen | Jeugdbeschermings- maatregelen: Ondertoezichtstelling | Jeugdbeschermings- maatregelen: Voogdij | |
---|---|---|---|
1e hj 2023* | 9,0 | 9,6 | 2,5 |
1e hj 2022 | 10,2 | 8,5 | 2,8 |
1e hj 2021 | 11,0 | 8,1 | 2,2 |
1e hj 2020 | 9,3 | 8,8 | 3,2 |
1e hj 2019 | 10,6 | 9,4 | 2,8 |
1e hj 2018 | 10,2 | 9,7 | 2,6 |
1e hj 2017 | 9,2 | 11,3 | 3,6 |
1e hj 2016 | 9,2 | 10,7 | 2,2 |
Bron: CBS 1) Hierbij wordt teruggekeken naar de betreffende periode én de 5 daaraan voorafgaande kalenderjaren. 2) Jeugdbeschermings -en jeugdreclasseringsmaatregelen gestart in betreffende periode. |
5) Gegevens over huishoudinkomen betreft de stand op 1 januari 2021. Dat is de meest recente datum waarop dit kenmerk beschikbaar is.
6) Voor de huishoudkenmerken is de meest recent beschikbare informatie gebruikt. Voor ouders in hetzelfde huishouden is dit de situatie op 1 januari 2022. WMO in huishouden is gebaseerd op twee databronnen over de ondersteuning in 2022 op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO); de combinatie van deze bronnen is zo goed als volledig, alleen in enkele gemeenten ontbreekt de WMO waarvoor geen eigen bijdrage via CAK is betaald. GGZ in huishouden is een combinatie van of personen in het huishouden in het verslagjaar zorgkosten voor GGZ hebben gemaakt (2020) en of personen in het huishouden medicatie gebruikten vanwege psychische problemen (2021). Voor verdachten in het huishouden is gekeken of personen in het huishouden in de periode 2017-2022 zijn geregistreerd als verdacht, ongeacht het type misdrijf.
7) Volgens het woonplaatsbeginsel.
Meer informatie
Meer informatie over jeugdbescherming en jeugdreclassering kunt u vinden op de website van CBS:
Onderzoeksbeschrijving Beleidsinformatie Jeugd
Tabellen Jeugdzorg na 1-1-2015
Privacy is een groot goed. Ook als je niks te verbergen hebt, heb je heel wat te beschermen. Het CBS is het Statistisch Bureau van Nederland dat onafhankelijk onderzoek uitvoert. Het CBS werkt bij elk onderzoek met strenge eisen om data op een veilige manier te verwerven, te verwerken en te publiceren en is transparant over de manier van werken en de methodieken.
Het CBS verzamelt gegevens van natuurlijke personen, bedrijven en instellingen. Dit is wettelijk vastgelegd in de CBS-wet en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Identificerende persoonskenmerken worden na ontvangst direct gepseudonimiseerd. Hierdoor kan het onderzoek alleen worden uitgevoerd op gegevens met een pseudosleutel. Bij publicatie zorgt het CBS er bovendien voor dat natuurlijke personen of bedrijven niet herkenbaar of herleidbaar zijn. Ook hanteert het CBS diverse maatregelen tegen diefstal, verlies of misbruik van persoonsgegevens. Het CBS levert geen herkenbare gegevens aan derden, ook niet aan andere overheidsinstellingen. Wel kunnen sommige (wetenschappelijke) instellingen onder strenge voorwaarden toegang krijgen tot gegevens met pseudosleutel op persoons- of bedrijfsniveau. Dit noemen we microdata.
Voor meer informatie, zie onze website.
Begrippenlijst
Jeugdbeschermingsmaatregel
Een jeugdbeschermingsmaatregel wordt door de rechter dwingend opgelegd. Het doel van de jeugdbeschermingsmaatregel is het opheffen van de bedreiging voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Een kind of jongere wordt dan 'onder toezicht gesteld' of 'onder voogdij geplaatst'.
Ondertoezichtstelling
Ondertoezichtstelling is een maatregel waarbij het gezag van de ouders wordt beperkt. Als de ontwikkeling van een kind ernstig bedreigd wordt en ouders de zorg die nodig is om de bedreiging weg te nemen niet of onvoldoende accepteren, dan kan de rechter op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (of in een enkel geval het openbaar ministerie) een ondertoezichtstelling uitspreken. Het kind krijgt dan een jeugdbeschermer toegewezen van een Gecertificeerde Instelling. Deze persoon begeleidt het kind en zijn ouders bij het oplossen van de opvoedingsproblemen. De ouders blijven zelf verantwoordelijk voor de opvoeding, maar hun gezag wordt door de maatregel gedeeltelijk ingeperkt. Zowel ouders als kind zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen die de jeugdbeschermer geeft.
Voorlopige ondertoezichtstelling
als een kind acuut gevaar loopt en een onderzoek en een verzoekschriftprocedure door de Raad voor de Kinderbescherming niet afgewacht kunnen worden kan de Raad voor de Kinderbescherming de rechter om een voorlopige ondertoezichtstelling verzoeken, vaak in combinatie met een machtiging uithuisplaatsing. Ouders en kind worden door de jeugdbeschermer van de Gecertificeerde Instelling begeleid. De maatregel duurt ten hoogste drie maanden. Tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling zet de Raad het onderzoek voort. Denkt de Raad voor de Kinderbescherming dat de ondertoezichtstelling en de eventuele uithuisplaatsing langer moet duren? Dan vraagt de Raad voor de Kinderbescherming binnen die drie maanden aan de rechter om een definitieve maatregel.
Voogdij
Bij een voogdijmaatregel wordt het gezag over een minderjarige door de rechter toegewezen aan een Gecertificeerde Instelling. Dit kan zijn na een gezagsbeëindigende maatregel of bij kinderen van wie de ouders zijn overleden (waarbij er geen voogd is vastgelegd in het gezagsregister of testament of deze persoon de voogdij niet accepteert). De gezagsbeëindigende maatregel wordt opgelegd als een kind zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder ook in de toekomst niet in staat geacht wordt om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen of als de ouder het gezag misbruikt. In veel gevallen is er al een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing geweest voordat er een gezagsbeëindigende maatregel wordt uitgesproken door de rechter. De gezagsbeëindigende maatregel is in principe een definitieve maatregel die geldt tot het kind 18 jaar is.
Het betreft alleen gevallen waarbij de voogdij wordt uitgevoerd door de Gecertificeerde Instelling zelf, waarbij het kind wordt opgevoed in een pleeggezin of tehuis. Situaties waarbij een pleegouder (pleegoudervoogd) of iemand anders die sterk betrokken is bij het kind (burgervoogd), de voogdij overneemt van de Gecertificeerde Instelling, vallen hierbuiten.
Voorlopige voogdij
Er is sprake van voorlopige voogdij bij een acute situatie die bedreigend is voor het kind. Het gezag over het kind komt bij de Gecertificeerde Instelling te liggen. De voorlopige voogdij gaat vrijwel altijd gepaard met de (tijdelijke) schorsing van het gezag van de ouder(s). De voorlopige voogdij duurt maximaal drie maanden. Als binnen die drie maanden een verzoek door de Raad voor de Kinderbescherming wordt ingediend om blijvend in het gezag te voorzien, kan de voorlopige voogdij voortduren tot er een einduitspraak is.
Tijdelijke voogdij
Er is sprake van tijdelijke voogdij als de gezaghebbende ouder het gezag tijdelijk niet zelf kan uitoefenen. Bijvoorbeeld als ouders minderjarig zijn, langdurig in het buitenland verblijven of een ouder onder curatele is gesteld en er geen andere ouder is die het gezag kan uitoefenen. De tijdelijke voogdij duurt voort totdat de rechtbank het gezag van de ouder, op diens verzoek, heeft hersteld.
Duur van een jeugdbeschermingsmaatregel
De duur van een jeugdbeschermingsmaatregel is de periode tussen de aanvangsdatum en de einddatum van de jeugdbescherming. De aanvangsdatum is de eerste dag waarop de jeugdbeschermingsmaatregel geldt. Deze datum is vastgelegd in de beschikking en is gelijk aan de datum van de uitspraak van de kinderrechter. De einddatum is de laatste dag waarop de jeugdbeschermingsmaatregel geldt. De datum waarop de jeugdbeschermingsmaatregel daadwerkelijk beëindigd is.
Reden beëindiging maatregel
De reden waarom de maatregel voor de jongere is beëindigd:
Opties bij (voorlopige) ondertoezichtstelling:
- bereiken meerderjarigheid jeugdige
- Tussentijdse opheffing: De maatregel wordt eerder beëindigd dan zoals is vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter.
- Niet verlengd: Er is bij de rechter een verlenging van de maatregel aangevraagd, maar deze is niet toegekend.
- Beëindiging volgens plan: De termijn van de maatregel, zoals vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter, is afgelopen en er is geen verlenging aangevraagd.
- Gezagsbeëindigende maatregel: De jongere wordt onder voogdij geplaatst.
- Overlijden jeugdige
- Voorlopige OTS naar OTS: De voorlopige ondertoezichtstelling wordt beëindigd en deze wordt omgezet naar een reguliere ondertoezichtstelling.
Opties bij (tijdelijke/voorlopige voogdij):
- Bereiken meerderjarigheid jeugdige
- Voogdij naar pleegouder
- Voogdij naar contactpersoon oftewel burgervoogd
- Herstel gezag: De ouders krijgen het gezag over het kind terug.
- Overlijden jeugdige
Machtiging uithuisplaatsing
Het betreft hier de machtiging uithuisplaatsing zoals bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Datum aanvang machtiging uithuisplaatsing
De datum van de eerste dag waarop de machtiging uithuisplaatsing geldt. De datum staat in de beschikking (schriftelijke uitspraak) van de kinderrechter.
Datum einde machtiging uithuisplaatsing
De datum van de laatste dag waarop machtiging uithuisplaatsing geldt. De datum einde machtiging uithuisplaatsing wordt pas aan het CBS geleverd nadat de machtiging uithuisplaatsing daadwerkelijk is geëindigd. Deze datum wordt dus niet op voorhand al aan het CBS geleverd op basis van de te verwachten einddatum zoals opgenomen in de beschikking (schriftelijke uitspraak) van de kinderrechter.
Jeugdreclassering
Jeugdreclassering is een combinatie van toezicht en begeleiding voor jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e verjaardag met de politie of leerplichtambtenaar in aanraking zijn geweest en een proces-verbaal hebben gekregen. Bij jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot en met 22 jaar kan ook het jeugdstrafrecht toegepast worden op grond van het adolescentenstrafrecht, indien het ontwikkelingsniveau van de dader daartoe aanleiding geeft. De jongere krijgt op maat gesneden begeleiding van een jeugdreclasseringswerker om te voorkomen dat hij of zij opnieuw de fout ingaat. Jeugdreclassering kan worden opgelegd door de kinderrechter of het openbaar ministerie. Jeugdreclassering kan ook op initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming in het vrijwillige kader worden opgestart.
Toezicht en begeleiding in het gedwongen kader
Verplichte maatregel van jeugdreclassering met als doel te voorkomen dat de jongere opnieuw de fout ingaat (recidiveert) door hem/haar te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting. Dit gebeurt onder meer door middel van zinvolle dagbesteding (school of werk) en vrijetijdsbesteding. Ook kan via deze maatregel begeleiding geboden worden op het gebied van wonen, budgetteren, sociale vaardigheden en hulp bij verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek.
Deze maatregel wordt opgelegd door de kinderrechter of het openbaar ministerie. De maatregel wordt opgelegd in combinatie met een voorwaardelijke straf (boete, taakstraf of jeugddetentie) of als voorwaarde tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis. Als de jongere zich niet aan de afspraken houdt, heeft dat invloed op de straf die zal worden opgelegd of de (voorwaardelijke) straf die al is opgelegd.. De proeftijd voor minderjarigen is gesteld op twee jaar en de jeugdreclasseringsmaatregel wordt dan ook veelal voor de duur van die twee jaar opgelegd. Verlenging met één jaar is mogelijk. Jeugdreclassering opgelegd door het openbaar ministerie duurt maximaal zes maanden.
Toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader
Vrijwillige maatregel van jeugdreclassering. Als de jongere en de ouders bereid zijn mee te werken, kan de jeugdreclassering hulpverlening in het vrijwillig kader opstarten met als doel te voorkomen dat de jongere opnieuw de fout ingaat (recidiveert) door hem/haar te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting. Dit gebeurt onder meer door middel van zinvolle dagbesteding (school of werk) en vrijetijdsbesteding. Ook kan via deze maatregel begeleiding geboden worden op het gebied van wonen, budgetteren, sociale vaardigheden en hulp bij verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek.
De maatregel kan worden aangevraagd door de Raad voor de Kinderbescherming. De jongere heeft de in verschillende situaties de mogelijkheid om gebruik te maken van de vrijwillige maatregel toezicht en begeleiding. Ten eerste kan dit na langdurige detentie, tijdens en na kortdurende detentie en na een maatregel tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting. In deze gevallen duurt de maatregel maximaal zes maanden en kan deze eenmaal met zes maanden worden verlengd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. Ten tweede kan dit in afwachting van de strafzitting. In dit geval eindigt de maatregel op de datum van de strafzitting of uiterlijk na zes maanden. De Raad voor de Kinderbescherming kan verzoeken om een verlenging. Ten derde kan dit tijdens en na een taakstraf. In dit geval duurt de maatregel tot maximaal zes maanden na beëindiging van de taakstraf. Formeel is deze reclasseringsmaatregel vrijwillig, maar de begeleiding door de jeugdreclasseerder is niet vrijblijvend. Bij onttrekking aan de begeleiding kan dit leiden tot een zwaardere straf.
Individuele trajectbegeleiding Harde Kern
De Individuele trajectbegeleiding Harde Kern is een intensief begeleidingstraject voor jongeren met structureel crimineel gedrag. ITB Harde Kern is een alternatief voor detentie. Als de jongere niet wil deelnemen aan dit traject of als de jongere zich in dit traject niet aan de afspraken houdt, dan volgt alsnog onvoorwaardelijke detentie.
ITB Harde Kern kan worden gezien als een sterk repressief traject met weinig bewegingsruimte voor de jongere. De jongere krijgt een strikt dagrooster, waar hij of zij zich van minuut tot minuut aan moet houden. Daarop wordt streng gecontroleerd. De jeugdreclassering werkt in deze maatregel intensief samen met de politie in een duidelijk omschreven taak- en rolverdeling. Daarnaast werkt de Jeugdreclassering ook intensief samen met gezin, school, vriendenkring en werkplek van de jongere en zet zich in om deze als steun voor de jongere te activeren. Binnen de maatregel kunnen ook programma's worden opgelegd zoals agressietraining, sociale vaardigheidstraining en een leer- en werktraject.
ITB Harde Kern wordt opgelegd door de rechter. De maatregel heeft een duur van zes maanden en kan met 6 maanden worden verlengd. Na ITB Harde Kern krijgt de jongere begeleiding vanuit het gewone programma van jeugdreclassering.
Individuele trajectbegeleiding CRIEM
De individuele trajectbegeleiding CRIEM (Criminaliteit in Relatie tot Integratie van Etnische Minderheden) is een individueel begeleidingstraject voor jongeren van allochtone afkomst die één of meer meerdere lichte delicten hebben gepleegd. Deze vorm van begeleiding wordt toegepast als een gebrekkige integratie van de jongere en / of diens ouders mogelijke factor is voor het plegen van criminaliteit. ITB CRIEM wordt gezien als preventief traject met als doel het bevorderen van de integratie, om te voorkomen dat de jongere terugvalt in crimineel gedrag. Wanneer de jongere zich niet aan de afspraken houdt, stopt de begeleiding en beslist de kinderrechter wat er met de jongere gaat gebeuren.
ITB CRIEM wordt opgelegd door de rechter of het openbaar ministerie. De maatregel heeft een duur van drie maanden en kan met drie maanden worden verlengd. Na ITB CRIEM krijgt de jongere begeleiding vanuit het gewone programma van jeugdreclassering.
Scholings- en trainingsprogramma’s
Scholing- en trainingsprogramma is een maatregel voor jongeren die een groot deel van hun detentiestraf hebben uitgezeten. De jongere krijgt dan begeleiding gedurende het proefverlof, met als doel re-integratie en resocialisatie in de maatschappij. Gedurende het Scholings- en trainingsprogramma woont de jongere bij ouders of verzorgers thuis, of (zelfstandig) onder begeleiding.
Aanvragen voor de deelname aan een scholings- en trainingsprogramma worden door de directeur van de Justitiële Jeugdinrichting schriftelijk ingediend bij de minister van Justitie en Veiligheid.
De maatregel heeft een duur van drie maanden waarbij in bijzondere gevallen voor een langere duur kan worden deelgenomen aan een scholings- en trainingsprogramma.
Gedragsbeïnvloedende maatregel
De gedragsbeïnvloedende maatregel is een maatregel, bedoeld voor veelplegers met gedragsproblemen en voor jongeren met gedragsproblemen die voor het eerst een ernstig strafbaar feit hebben gepleegd. De maatregel heeft tot doel het gedrag van de jongere in positieve zin te beïnvloeden om recidive te voorkomen.. De maatregel kan bestaan uit verschillende onderdelen, zoals een training of behandeling in sociale vaardigheden, een training of behandeling in het omgaan met boosheid of agressie, gesprekken met een gezinscoach, hulp bij het vinden van zinvolle dagbesteding, een training om te leren van alcohol of drugs af te blijven. Wanneer de jongere zich niet aan de afspraken houdt, stopt de begeleiding en beslist de kinderrechter wat er met de jongere gaat gebeuren. De maatregel kan worden opgelegd door de rechter en duurt minimaal zes maanden en maximaal twaalf maanden. De maatregel kan eenmaal worden verlengd voor ten hoogste dezelfde tijd als waarvoor zij in eerste instantie was opgelegd.
Voorbereiding gedragsbeïnvloedende maatregel
Door de gecertificeerde instellingen uitgevoerde maatregelen met als doel de voorbereiding en de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel; het betreft een haalbaarheidsonderzoek.
Duur van een jeugdreclasseringsmaatregel
De duur van een jeugdreclasseringsmaatregel is de periode tussen de aanvangsdatum en de einddatum van de maatregel. De aanvangsdatum is de eerste dag waarop de jeugdreclasseringsmaatregel geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd. Het gaat om de betekende beschikking die onherroepelijk is geworden. De einddatum is de laatste dag waarop de jeugdreclasseringsmaatregel geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd.
Herhaald beroep
Een jeugdbeschermingsmaatregel wordt als herhaald beroep gezien, als de desbetreffende jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al een maatregel van hetzelfde type heeft ontvangen. De volgende typen maatregelen worden daarbij onderscheiden: ondertoezichtstelling (al dan niet voorlopig) en voogdij (al dan niet voorlopig of tijdelijk). Een voogdijmaatregel bij een jongere die eerder een ondertoezichtstelling had (en andersom), wordt niet als herhaald beroep gezien.
Een jeugdreclasseringsmaatregel wordt als herhaald beroep gezien, als de desbetreffende jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al een jeugdreclasseringsmaatregel heeft ontvangen (ongeacht het type maatregel).
Als er bij de start van een nieuwe maatregel al een maatregel van hetzelfde type loopt bij de jongere, wordt de nieuwere maatregel niet gezien als herhaald beroep, maar als een aanvulling van of uitbreiding op de al lopende maatregel.