2. Conceptueel kader van zingeving
2.1 Literatuur
In de literatuur worden verschillende manieren beschreven om naar zingeving te kijken. Daarbij worden verschillende indelingen en opvattingen belicht.
De Lange (z.d.) noemt daarbij een driedeling: ten eerste ‘zin als betekenis’ wat gaat over de vraag in hoeverre mensen hun leven in een groter geheel kunnen plaatsen. In Engelstalige artikelen over dit onderwerp wordt ‘zin’ ook letterlijk vertaald als ‘meaning’ en er wordt dan ook gesproken over een betekenisvol leven. Ten tweede ‘zin als doelgerichtheid’ wat duidt op het hebben van een doel en richting in het dagelijks bestaan. Als derde is er ‘zin als ervaren van voldoening’ en ‘commitment’. Commitment refereert aan de aanvaarding en bevestiging van het leven dat je leidt (De Lange, z.d). Een vergelijkbare beschrijving is die van Schnell (2009); zingeving gaat om een gevoel van samenhang in je leven, het hebben van een doel, ergens bij horen en van betekenis zijn.
Smith (2017) omschrijft ‘zin’ ook als ‘het van betekenis zijn’ en noemt daarbij vier pijlers: 1) ergens bij horen/het gevoel onderdeel uit te maken van een groter geheel, 2) doelgerichtheid, 3) momenten van transcendentie (de ‘kippenvelmomenten’) en 4) het hebben van een verhaal om het eigen leven en de wereld te begrijpen.
Martela, Ryan en Steger (2018) benadrukken het hebben van autonomie, gerelateerd zijn aan anderen, competentie hebben en positief bijdragen in de levens van anderen (weldadigheid) in relatie tot het leiden van een zinvol leven.
Reker (2000) noemt naast het belang van het hebben en bereiken van doelen en betekenis ook de rol van orde en samenhang. Hij refereert naar de volgende vier manieren om te kijken naar zingeving van Reker en Wong (1988):
- De eerste manier is structureel en gaat om het begrijpen van ervaringen (cognitief), het hebben van motivatie (waarden die de doelen vormgeven en hoe men die doelen behaalt) en het ervaren van voldoening en vervulling (emotioneel).
- De tweede manier gaat over het belang van bronnen van zingeving. Vaak komt zingeving voort uit waarden en normen (Reker, 2000; Debats, 1996). Andere bronnen kunnen persoonlijke relaties met mensen zijn, religieuze, creatieve en ontspannende activiteiten en persoonlijke groei en prestaties (Reker, 2000). Ook De Lange (z.d.) benoemt dat geloof en/of bijvoorbeeld kerk- of moskeebezoek het leven van mensen zin kan geven.
- De derde manier gaat over de hoeveelheid bronnen die mensen hebben voor hun zingeving. Daarbij wordt uitgegaan van hoe meer bronnen, hoe meer zingeving en welzijn (Reker, 2000).
- Als vierde en laatste gaat het om de diepte en de kwaliteit van de bronnen van zingeving (Reker, 2000).
2.2 Zingeving en welzijn binnen het CBS
Binnen het CBS wordt zingeving onderzocht vanuit het overkoepelende thema welzijn, omdat beide concepten nauw gerelateerd zijn aan elkaar. Zingeving wordt daarbij opgevat als één van de drie aspecten van subjectief welzijn, het zogenoemde eudemonisch welzijn (Moonen, 2015).
Naast het eudemonisch welzijn worden ook evaluatief welzijn en affecten onderscheiden als aspecten van welzijn. Evaluatief welzijn is een reflectieve waardering van het leven of een onderdeel daarvan. Bij affecten gaat het om gevoelens van mensen die iets zeggen over de emotionele toestand van iemand. Doorgaans worden deze gemeten met behulp van een referentiepunt in de tijd (zie ook Kahneman en Krueger, 2006).
In de literatuur wordt eudemonisch welzijn ook wel flourishing genoemd (Huppert, Marks, Clark en Siegrist, Stutzer, Vitterso en Wahrendorf, 2009; New economics Foundation, 2009; Clark en Senik, 2011, Deci en Ryan, 2006). Dit gaat verder dan het evalueren van het eigen leven en de emotionele toestand van iemand en wordt door Huppert et al. (2009) omschreven als “comprising autonomy, competence, interest in learning, goal orientation, sense of purpose, resilience, social engagement, caring and altruism”.
In eerder CBS-onderzoek werden bovenstaande drie aspecten van subjectief welzijn onderzocht (Moonen, 2015; Van Beuningen, 2018). Met name het evaluatief welzijn werd daarbij uitgebreid belicht en uitgewerkt in een theoretisch kader (Moonen, 2015), waarin 8 dimensies van tevredenheid werden onderscheiden en waar later de Persoonlijke Welzijnsindex (PWI) uit volgde (Beuningen, Jol en Moonen, 2015). Eudemonisch welzijn werd in het onderzoek van Beuningen (2018) gemeten met een enkelvoudige vraag naar de mate waarin mensen de dingen die ze doen in hun leven zinvol vinden. Naast zinvolheid werd in dat onderzoek ook gekeken naar tevredenheid met het leven (evaluatief welzijn) en (positieve en negatieve) affecten als aspecten van subjectief welzijn.
In voorliggend onderzoek wordt gefocust op zingeving, wat breder wordt opgevat en geoperationaliseerd dan in het eerdere onderzoek. Er wordt uitgegaan van meerdere dimensies. Bovendien wordt in voorliggend onderzoek zingeving als eudemonisch begrip van welzijn in verband gebracht met geluk en tevredenheid, die meer gaan over het hedonistisch begrip van welzijn, oftewel een prettig leven (zie ook Waterman, 1993; Deci en Ryan, 2006). Zowel zingeving als geluk en tevredenheid zijn in 2020 in de enquête SSW uitgevraagd.
Naar verwachting zullen mensen met een hogere mate van zingeving vaker gelukkig en tevreden zijn dan mensen die minder zingeving ervaren. Gelukkige en tevreden mensen zijn wellicht ook beter in staat om een hogere mate van zingeving te ervaren. Echter, het is ook mogelijk dat mensen (tijdelijk) ongelukkig zijn met een situatie, maar in hun leven toch veel zingeving ervaren en visa versa. Zo noemt Van Veelen (2018) de geboorte van een kind; veel ouders ervaren dan een tijdelijke dip in hun geluk (door slaapgebrek en toegenomen stress), maar tegelijkertijd kunnen ze juist meer zingeving ervaren in hun leven. Andersom kan iemand die met pensioen gaat zich gelukkiger voelen door het wegvallen van werk gerelateerde stress, maar tegelijk minder zingeving ervaren in het leven door het gevoel te hebben minder bij te dragen aan de maatschappij. Geluk en zingeving gaan dus niet per se gelijk met elkaar op. Baumeister, Vohs, Aaker en Garbinsky komen op basis van onderzoek (2013) tot de conclusie dat er vijf verschillen zijn tussen geluk en zingeving (Peppercorn, 2019):
- Terwijl geluk samenhangt met het vervullen van verlangens, hoeft dat bij zingeving niet het geval te zijn; dat kan ook uit andere drijfveren voortkomen.
- Geluk gaat meestal om het hier en nu, terwijl zingeving duurzamer is en meer over de langere termijn gaat.
- Hoewel verbindingen met anderen belangrijk zijn voor zowel geluk als zingeving, gaat het bij geluk om het ontvangen van anderen, terwijl zingeving (ook) gaat over het helpen van andere mensen.
- Waar geluk verminderd wordt door stress, strijd en worstelingen, kunnen deze aspecten wel deel uit te maken van zingeving.
- Terwijl acties en activiteiten waar je jezelf mee uitdrukt een belangrijke bron van zingeving kunnen zijn, zijn deze minder relevant voor geluk.
2.3 Conceptueel kader
In onderhavig onderzoek wordt zingeving opgevat als eudemonisch welzijn en als volgt omschreven: het leiden van een leven met een doel en betekenis dat voldoening geeft, en waarin sociale betrokkenheid en interactie met mensen, persoonlijke ontwikkeling en altruïsme belangrijk zijn.
Dit betekent dat zingeving wordt opgevat als een tweeledig begrip, namelijk enerzijds is het gericht op het individu (voldoening, doel, betekenis en persoonlijke ontwikkeling) en anderzijds op de ander en/of de samenleving (sociale betrokkenheid, interactie en altruïsme). Conceptueel wordt zingeving in dit onderzoek dan ook onderverdeeld in: 1) de mate waarin mensen het leven de moeite waard vinden en 2) de mate waarin mensen het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving.
Zoals in de inleiding opgemerkt beslaat zingeving in dit onderzoek meerdere dimensies of domeinen, namelijk het sociale domein en de dimensies persoonlijke ontwikkeling, religie/spiritualiteit en transcendentie. Bij de keuze en indeling van deze dimensies is aanvankelijk gebruik gemaakt van de behoeftepiramide die toegeschreven wordt aan Maslow (1943). Deze piramide brengt de fundamentele, universele menselijke behoeften in kaart. De behoeften lopen van basaal naar meer complex:
- Fysiologisch/fysiek;
- veiligheid/werkzekerheid/gezondheid;
- sociaal contact;
- eigenwaarde/erkenning;
- zelfverwerkelijking, en
- zelfactualisering/transcendentie.
Er is geen ruimte voor hogere behoeften in de piramide als er niet aan de lagere behoeften is voldaan. Er wordt in dit onderzoek vanuit gegaan dat voor het meten van zingeving de behoeften vanaf het sociale domein relevant zijn.
Deze dimensies zijn vervolgens verder uitgewerkt aan de hand van de hierboven genoemde literatuur (De Lange, z.d.; Debats, 1996; Martela, Ryan en Steger, 2018; Schnell, 2009; Smith, 2017; Reker, 2000). Met name het aangaan en onderhouden van betekenisvolle sociale relaties en verbindingen staat vaak centraal in de literatuur over en onderzoek naar zingeving. In dit onderzoek wordt dat geoperationaliseerd als het belang van sociale contacten en het belang van sociale contacten bij ontspannende en creatieve activiteiten.
Naast deze contacten worden persoonlijke en spirituele ontwikkeling in de genoemde literatuur vaak genoemd in verband met een zinvol leven. In dit onderzoek worden deze aspecten uitgewerkt als het belang van persoonlijke ontwikkeling en religie/spiritualiteit. Bij persoonlijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen vier aspecten: het gaat dan om het belang van het opdoen van kennis, het overdragen van kennis op anderen, het opdoen van nieuwe ervaringen en het aangaan van uitdagingen. Voor religie en spiritualiteit werd gevraagd naar het belang dat mensen daaraan hechten. De verwachting daarbij was dat religie en spiritualiteit op zichzelf voor de meerderheid van de mensen niet op zo belangrijk is. Deze verwachting komt voort uit de afnemende religieuze betrokkenheid in Nederland die eerder aangetoond werd (CBS, 2020). Echter, de vraag is ook welke rol religie en spiritualiteit speelt bij zingeving in het algemeen. Daarnaast worden momenten van transcendentie, de ‘kippenvelmomenten’, door Smith (2018) benoemd als een pijler van zingeving. Hieronder worden nadrukkelijk zowel positieve ervaringen verstaan als momenten van ontroering of verdriet na een negatieve gebeurtenis, zoals het verlies van een dierbare. Het kunnen zowel grote momenten zijn als schijnbaar alledaagse momenten die mensen bewust meemaken en zo een speciale betekenis krijgen.
Naast de vier dimensies zijn gezondheid en al dan niet regelmatig sporten als aparte gerelateerde factoren van zingeving en de afzonderlijk dimensies onderzocht. In de inleiding werd reeds opgemerkt dat in eerder onderzoek met name gezondheid positief werd gerelateerd aan geluk, terwijl leefstijl, en sporten als onderdeel daarvan, veel minder relevant bleek (Van Beuningen en Moonen, 2013). Hoewel zingeving en geluk afzonderlijke concepten zijn is toch de verwachting dat gezondheid ook positief met zingeving samen zal hangen. Deze verwachting wordt ondersteund door het eerdere onderzoek naar zinvolheid (Van Beuningen en Moonen, 2018); daarin bleek gezondheid eveneens een belangrijke rol te spelen. De rol van sporten wordt hier onderzocht vanwege de specifieke interesse van de opdrachtgever, maar ook om na te gaan in hoeverre sporten (als onderdeel van een gezonde leefstijl) samenhangt met de mate van zingeving en of deze samenhang even groot is als die van gezondheid, of minder groot, zoals bleek uit eerder onderzoek naar geluk (Van Beuningen en Moonen, 2013).
Tot slot is er ook een verband met andere aspecten van subjectief welzijn gelegd, namelijk de cognitieve evaluatie (tevredenheid) en de affectieve evaluatie (geluk) waarbij met name ingegaan wordt op de relatie met geluk. De relatie met tevredenheid wordt alleen expliciet benoemd waar deze afwijkt van de relatie met geluk.