4. Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag
De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en de verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar vervoerwijze en naar motief. Vanzelfsprekend is deze indicator gebaseerd op verplaatsingsinformatie, terwijl de tabellen in hoofdstuk 3 gebaseerd zijn op ritinformatie. Voor betere leesbaarheid zijn in alle tabellen van dit hoofdstuk de cijfers weergegeven per 1 000 personen van 6 jaar of ouder.
In tabel 4.1 wordt het gemiddeld aantal verplaatsingen in Nederland naar hoofdvervoerwijze van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland vermeld. Het betreft reguliere verplaatsingen8). De gegevens van het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1 000 personen per dag naar vervoerwijze zijn niet gewijzigd ten gevolge van de bestandsherzieningen. Dat geldt voor zowel de resultaten uit 2018, 2019 als voor 2020.
2018 | 2019 | 2020 | verschil 2019 t.o.v. 2018 (%) | verschil 2020 t.o.v. 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 2 782 | 2 710* | 2 352* | -3 | -13 |
Personenauto als bestuurder | 958 | 948 | 805* | -1 | -15 |
Personenauto als passagier | 323 | 312 | 240* | -3 | -23 |
Trein | 79 | 82 | 33* | +4 | -60 |
Bus/tram/metro | 78 | 72* | 35* | -7 | -51 |
Fiets | 792 | 757* | 626* | -4 | -17 |
Lopen | 445 | 426* | 523* | -4 | +23 |
Overig | 107 | 112 | 90* | +4 | -20 |
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. |
Uit tabel 4.1 is af te leiden dat in ODiN 2020 het totaal aantal verplaatsingen per 1 000 personen van 6 jaar of ouder per dag (2 352) 13 procent lager ligt ten opzichte van ODiN 2019. Deze daling is significant. Ook voor alle vervoerwijzen geldt dat het aantal verplaatsingen significant is gedaald met uitzondering van lopen. Het aantal loopverplaatsingen is significant toegenomen met 23 procent tot 523 loopverplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2020. Ook uit onderzoek van het KiM, uitgevoerd in juni/juli 2020, blijkt dat medio 2020 29 procent minder reizen zijn gemaakt. Die daling is minder groot dan aan het begin van de coronacrisis (De Haas, Hamersma en Faber, 2020).
De grootste afname deed zich voor onder het aantal treinverplaatsingen, dit daalde in 2020 in vergelijking met 2019 met 60 procent. De overheid gebood de spoorwegen een keur aan maatregelen te nemen om besmetting tijdens het reizen te vermijden, de bevolking werd opgeroepen om alleen strikt noodzakelijke treinreizen te maken. Hierdoor viel onder andere een groot deel van het forensenverkeer met de trein weg (zie NS jaarverslag 2020). Voor reizen met het overige openbaar vervoer golden eendere restricties. Het aantal verplaatsingen met bus, tram en metro halveerde ruim van 72 tot 35 per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2020. Ter vergelijking: uit gegevens uit de OV-monitor (CBS en Translink) blijkt dat het aantal instappers in het openbaar vervoer van 2019 op 2020 is gedaald met 53 procent (CBS, z.d.) en (OV-Monitor CBS & Translink, z.d.). Het KiM constateerde dat er medio 2020 nog steeds negatieve beeldvorming was over het openbaar vervoer in de coronacrisis. 85 procent van de mensen gaf toen aan liever individueel vervoer te willen gebruiken dan openbaar vervoer. De opgegeven reden hiervoor waren onder andere: overheidsadvies om alleen te reizen met het OV als het strikt noodzakelijk was (48 procent), omdat mensen minder vaak reisden (46 procent) en een derde gaf aan het OV minder te gebruiken uit angst voor besmetting met het coronavirus (De Haas et al., 2020).
Zoals ook vermeld bij tabel 3.2 is hier een relatie met de maatregelen van de overheid om de kans op overdragen van covid-19 te reduceren. Daardoor is het gebruik van alle modaliteiten, behalve lopen, afgenomen. Het aantal verplaatsingen met de personenauto als bestuurder nam in 2020 af met 15 procent. Het aantal verplaatsingen als personenautopassagier daalde nog sterker, namelijk met 23 procent. Het is aannemelijk dat hier een relatie is met de in een deel van 2020 gedane oproep aan mensen om bijvoorbeeld alleen een winkel te bezoeken, of om maar met 1 persoon op bezoek te gaan. Ook de van tijd tot tijd geldende sluiting van scholen of het niet samen in een personenauto willen reizen om besmetting te voorkomen en het feit dat het moeilijk is om in de auto 1,5 meter afstand te houden tot niet-huisgenoten, hebben er mogelijk aan bijgedragen dat het aantal personenautopassagiersverplaatsingen nog iets sterker daalde dan het aantal personenautobestuurdersverplaatsingen. De op dit moment beschikbare resultaten uit het Nationaal Verplaatsingenpanel (NVP) getoond in opeenvolgende rapportages met de naam Achtergrondrapportage Monitoring Mobiliteit en Vervoer onderdeel van het Dashboard I&W, zijn moeilijk vergelijkbaar met de ODiN-resultaten omdat er bijvoorbeeld indexcijfers van aantallen reizen worden gepresenteerd waarbij week 10 van 2020 op 100 procent is gesteld. Een goede vergelijking van deze aantallen reizen-indexcijfers uit 2020 met dezelfde periode in 2019 is hiermee niet goed mogelijk. Via raadpleging van deze cijfers via (www.dat.nl/nvp) kan met enige armslag worden berekend dat het gemiddeld aantal reizen met de auto per panellid per weekdag is afgenomen met 20 procent. Onduidelijk is wat onder auto wordt verstaan. Gaat het enerzijds om personenauto's, bestelauto's, of vrachtauto's etc., en anderzijds om autobestuurders of autopassagiers? Daarnaast is de vraag wat er met gegevens per panellid wordt bedoeld. Niet duidelijk is door de aanduiding 'per panellid' of het om gewogen of ongewogen cijfers gaat. Als we de verplaatsingsaantallen van ODiN voor autopassagier en autobestuurder samen tellen en 2019 en 2020 met elkaar vergelijken is de afname 17 procent.
Ook is er in vergelijking met 2019 in 2020 minder vaak gebruik gemaakt van de fiets. Het aantal fietsverplaatsingen nam af met 17 procent. Het is aannemelijk dat een aantal fietsverplaatsingen door mensen die normaal gesproken met hun fiets naar het werk gingen en die in 2020 gehoor gaven om thuis te werken, niet zijn gemaakt. Ook scholieren en studenten - groepen waarin in niet-coronajaren relatief veel fietsgebruikers voorkomen - hoefden ten tijde van de sluiting van hun onderwijsinstellingen (VOraad, z.d.) en (Rijksoverheid, z.d. d) de reis ernaar toe op de fiets niet te maken omdat ze thuis online les ontvingen.
Tabel 4.2 toont wederom het aantal dagelijkse verplaatsingen in Nederland per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland, maar ditmaal naar reismotief. Ten gevolge van de herberekeningen zijn alle cijfers van 2018 bijgesteld behalve het totaal aantal reguliere verplaatsingen van 2018. Door de herberekening is nu het verschil tussen 2019 en 2018 voor ‘ander motief’ significant lager. In de initiële publicatie was dit verschil niet significant. De cijfers van 2019 en 2020 zijn niet gewijzigd.
20181) | 2019 | 2020 | verschil 2019 t.o.v. 2018 (%) | verschil 2020 t.o.v. 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 2 782 | 2 710* | 2 352* | -3 | -13 |
Van en naar het werk | 549 | 505* | 370* | -8 | -27 |
Zakelijk en beroepsmatig | 69 | 107* | 72* | +55 | -33 |
Diensten en verzorging | 85 | 86 | 72* | +1 | -17 |
Winkelen en boodschappen doen | 565 | 544* | 552 | -4 | +1 |
Onderwijs of cursus volgen | 227 | 222 | 138* | -2 | -38 |
Visite en logeren | 294 | 273* | 238* | -7 | -13 |
Uitgaan, sport en hobby | 513 | 511 | 357* | +0 | -30 |
Toeren en wandelen | 174 | 171 | 269* | -2 | +58 |
Ander motief | 307 | 291** | 285 | -5 | -2 |
1) Cijfers, behalve het totaal, zijn gewijzigd ten opzichte van de cijfers in voorgaande rapportages. * Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. ** Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar, terwijl dat in de voorgaande rapportages niet het geval was. |
De afname van het totaal aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2020 met 13 procent is op basis van de indeling naar motief als volgt verdeeld. Er is sprake van een significante daling bij het motief ‘Onderwijs of cursus volgen' (waaronder kinderopvang). Voor dit doel zijn ruim een derde minder verplaatsingen gemaakt. In 2020 waren er perioden waarbij een hoog aantal covid-19-zieken in het ziekenhuis belandden, of dat verwacht werd dat het aantal ziekenhuispatiënten zonder aanvullende maatregelen zo hoog zou kunnen oplopen dat de druk op de gezondheidszorg te groot zou kunnen worden. Maatregelen die in het kader daarvan genomen werden waren tijdelijke geheel of gedeeltelijke sluitingen van het onderwijs en de kinderopvang en in plaats daarvan werd -waar mogelijk- online les gegeven of ouders moesten zelf voor kinderopvang zorgen. Een daling van het aantal verplaatsingen voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ valt daarom binnen het verwachtingspatroon. Dit geldt ook voor de daling van het aantal verplaatsingen voor de motieven ‘Diensten en verzorging’ en ‘Uitgaan, sport en hobby. Ook op deze branches waren van tijd tot tijd beperkende overheidsmaatregelen van toepassing, teneinde het aantal contactmomenten tussen (groepen) mensen in bijvoorbeeld de horeca, sportgelegenheden, verenigingen, zangkoren en tijdens bezoek en overnachtingen te beperken om de kans op besmetting met het virus zo klein mogelijk te maken. In dat kader zijn ook werkenden voor wie de mogelijkheid bestond om thuis te werken en niet naar hun kantoor of bedrijf te reizen opgeroepen niet naar hun werk te reizen en zo mogelijk online te vergaderen. De verwachting dat het aantal verplaatsingen ‘Van en naar het werk’ hierdoor zou afnemen is dan ook logisch. Uit de gegevens van ODiN 2020 blijkt dat in vergelijking met 2019 het aantal verplaatsingen ‘Van en naar het werk’ is afgenomen met 27 procent en het aantal ‘Zakelijke en beroepsmatige’ verplaatsingen is afgenomen met een derde.
Ofschoon er ook periodes waren waarin zogenaamde niet-essentiële winkels hun deuren moesten sluiten tijdens een lockdown of hooguit voor afhalen hun deur op een ‘kier’ konden zetten, blijkt dat het aantal verplaatsingen gemaakt met het motief ‘Winkelen en boodschappen doen’ in 2020 niet significant verschilt van het aantal ‘winkelverplaatsingen’ in 2019. Mensen hebben dus ongeveer evenveel winkelverplaatsingen gemaakt als vorig jaar maar uit een extra analyse blijkt wel dat in 2020 het aandeel winkelverplaatsingen waarbij maar één winkel is bezocht met 8 procent is toegenomen ten opzichte van 2019.
Mensen hadden vanwege de coronamaatregelen minder mogelijkheden om ergens naar toe te gaan of mensen te bezoeken. Aannemelijk is dat ze volop gebruik maakten van de weinige mogelijkheden om te bewegen, te ontspannen of vertier te zoeken door te gaan wandelen of te toeren. De berichtgeving over druk bezochte natuurgebieden, stranden, parken en dergelijke getuigde hiervan (Erik Jonk, 2020, Hart van Nederland, 2020). Uit de gegevens van ODiN 2020 komt naar voren dat het aantal verplaatsingen met motief ‘Toeren en wandelen’ ten opzichte van 2019, toen er nog geen sprake was overheidsmaatregelen in het kader van de coronapandemie, met 58 procent is toegenomen. Ofschoon het onderzoek slechts de situatie van het eerste deel van 2020 beschrijft, blijkt ook uit KiM-onderzoek dat er medio 2020 in vergelijking met de situatie van vóór de coronacrisis nog steeds sprake is van een afname van het aantal verplaatsingen voor alle motieven, maar niet voor 'Toeren en wandelen'. De onderzoekers vonden eveneens dat de grootste daling in het aantal verplaatsingen plaatsvond voor het motief 'onderwijs' (De Haas et al., 2020).