5. Resultaten meenemen extra asielinstroom
In de huidige indicator wordt alleen rekening gehouden met asielzoekers en statushouders die tot peildatum 1 oktober van het betreffende schooljaar in de COA- en IND-registraties voorkomen. Omdat we vermoeden dat er vertraging zit in deze registraties hebben we gekeken of het meenemen van extra instroomgegevens leidt tot een betere identificatie van asielzoekers en statushouders in de onderzoekspopulatie. Daarvoor hebben we de asielinstroom gegevens van de maanden oktober, november en december 2020 aan het onderzoeksbestand dat is gebaseerd op peildatum 1 oktober 2020 gekoppeld. Kanttekening hierbij is wel dat de asiel-instroom als gevolg van de Covid19 crisis in deze maanden aanzienlijk lager was dan normaal waardoor de in dit hoofdstuk gepresenteerde uitkomsten waarschijnlijk een onderschatting zijn van het effect van het meenemen van extra asielinstroom gegevens.
Door het meenemen van de extra asielinstroom gegevens konden we 44 kinderen als asielzoeker of statushouder identificeren. Van deze 44 gevallen waren 41 kinderen in de schoolgaande leeftijd en 3 kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar. De basisschoolleerlingen zijn enigszins geclusterd op een aantal scholen. Bij één school werden 5 kinderen extra geïdentificeerd, bij 4 scholen drie kinderen extra. De scholen en gemeenten waar één of meer extra kinderen als asielzoeker of statushouder konden worden geïdentificeerd, krijgen als gevolg daarvan een hogere achterstandsscore.
De omvang van de groep die extra kan worden geïdentificeerd, is beperkt en – zoals eerder gesteld – waarschijnlijk een onderschatting als gevolg van de Covid19 crisis. Op het niveau van de hele populatie is het effect van het meenemen van de extra instroom gering. Echter, het effect is geconcentreerd bij een beperkt aantal scholen en gemeenten. Het lijkt ons daarom zinvol om deze extra instroom mee te nemen in het proces van het bepalen van de achterstandsscores.