4. Samenvatting en conclusie
4.1 Vrijwilligerswerk: het reguliere onderzoeksdeel
In 2020 gaf 44 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder aan zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. Er is sprake van een daling ten opzichte van de voorgaande jaren. Toen lag dat aandeel rond de 49 procent. Vooral het aandeel dat in de afgelopen vier weken vrijwilligers werk deed is relatief sterk gedaald van rond 30 procent in voorgaande jaren tot 21 procent in 2020. In 2020 waren er vooral minder vrijwilligers voor sportverenigingen, scholen, jeugdwerk en voor wijk of buurt dan in 2019. Deze daling kan (deels) het gevolg zijn van Corona en de daaraan gerelateerde beperkende maatregelen.
De meeste vrijwilligers zetten zich, net als in voorgaande jaren, in voor sportverenigingen, scholen, jeugdwerk, verzorging en levensbeschouwelijke organisaties. Gemiddeld besteedden vrijwilligers rond 4 uur per week aan vrijwilligerswerk.
Er zijn verschillen tussen bevolkingsgroepen. Zo waren vrijwilligers vaker te vinden onder de middelbare leeftijdsgroepen dan onder de jongere en oudere leeftijdsgroepen. Vrouwen en mannen deden even vaak vrijwilligerswerk. Wel verschilden mannen en vrouwen naar het soort organisatie waarvoor ze het vrijwilligerswerk deden: vrouwen waren ongeveer twee keer zo vaak als mannen actief in de verzorging en voor een school. Mensen met een hoog opleidingsniveau, een hoog huishoudinkomen en werkenden waren vaker vrijwilliger dan mensen met een lager opleidingsniveau, een laag huishoudinkomen en niet werkenden. Sterkere verschillen zijn te zien tussen personen die zich al dan niet rekenen tot een kerkelijke gezindte. Mensen die behoren tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering waren vaker actief als vrijwilliger dan mensen zonder denominatie. Maar ook inwoners van niet of weinig stedelijke woongemeenten waren vaker vrijwilliger dan degenen in (zeer) sterk stedelijke woongemeenten.
4.2 Vrijwilligerswerk: het aanvullende onderzoeksdeel
Het voornaamste doel van de aanvullende vragen over vrijwilligerswerk was om meer informatie te verkrijgen over een aantal aspecten van vrijwilligerswerk, waaronder de frequentie, duur, tevredenheid en of en waarom mensen gestopt zijn. Uit de resultaten blijkt dat de meerderheid van de vrijwilligers het vrijwilligerswerk regelmatig deed, en dat de meeste vrijwilligers dat wekelijks deden. Vrijwilligerswerk was vaker incidenteel voor wijk of buurt, scholen en politieke partij. Jongeren van 15- tot 19 jaar verrichtten vaker incidenteel vrijwilligerswerk dan de andere leeftijdsgroepen. Mannen en vrouwen en hoger en lager opgeleiden verschilden niet in de frequentie.
Vergeleken met 2017 deden in 2020 meer vrijwilligers incidenteel vrijwilligerswerk voor sportverenigingen, en meer regelmatig vrijwilligerswerk voor andere organisaties. Gemiddeld deden vrijwilligers 7 jaar lang het vrijwilligerswerk: het langst voor kerk, moskee of levensbeschouwelijke groepering en het kortst voor scholen.
Met een rapportcijfer is vastgesteld hoe tevreden de vrijwilligers waren met het vrijwilligerswerk dat ze deden. Gemiddeld gaf men een 7,6. Er was weinig variatie tussen het soort vrijwilligerswerk. Het meest tevreden waren de 65-plussers en het minst de 15- tot 19-jarigen. Lager opgeleiden waren tevredener dan hoger opgeleiden. Mannen en vrouwen verschilden niet in tevredenheid. Zowel in 2020 als in 2017 gaf 74 procent aan om het vrijwilligerswerk voor de organisatie over een jaar nog te doen. Jongeren van 15 tot 19 jaar waren minder vaak van plan om met het vrijwilligerswerk door te gaan dan de andere leeftijdsgroepen. Dit kan te maken hebben met leeftijdsgeboden werk, bijvoorbeeld voor school of jeugdwerk.
Hoger opgeleiden waren vaker van plan om door te gaan met het vrijwilligerswerk dan laagopgeleiden. Mannen en vrouwen verschilden niet in hun toekomstplannen. Vrijwilligers die een hoger rapportcijfer gaven waren vaker van plan om over een jaar het vrijwilligerswerk nog te doen.
Ruim een derde van de respondenten gaf aan dat ze ooit vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging hadden gedaan of dat ze vóór het vrijwilligerswerk dat ze in de afgelopen 12 maanden hebben gedaan nog ander vrijwilligerswerk hadden gedaan. De voornaamste redenen waarom mensen hiermee gestopt waren: geen zin meer hebben, verandering in de gezinssituatie, gezondheidsproblemen, het vinden van een betaalde baan of “iets anders”. Er zijn geen significante verschillen met 2017. Ook toen gaf 35 procent van de respondenten aan dat ze ooit vrijwilligerswerk hadden gedaan, en de verdeling van de voornaamste redenen waarom men was gestopt was ook vergelijkbaar.