3. Aanvullende deel van het onderzoek in 2020
Het voornaamste doel van de aanvullende vragen over vrijwilligerswerk in 2020 was om meer informatie te verkrijgen over een aantal aspecten van vrijwilligerswerk, waaronder de frequentie, duur, tevredenheid en of en waarom mensen gestopt zijn. Deze aspecten zijn in 2017 ook gevraagd, waardoor er een vergelijking gemaakt kan worden met 2020.
3.1 Frequentie en duur
In figuur 3.1.1 is het aandeel incidenteel of regelmatig vrijwilligerswerk van de vrijwilligers die actief zijn in de 13 soorten organisaties weergegeven. Meer dan zes op de tien van de vrijwilligers deden het vrijwilligerswerk regelmatig (63 procent), dus (bijna) elke week of maand. Bijna vier op de tien deden dat incidenteel (37 procent). De vergelijking van de 13 soorten vrijwilligerswerk laat zien dat bij de meeste organisaties meer dan de helft van de vrijwilligers aangaf het vrijwilligerswerk regelmatig te doen. Dit geldt vooral voor vrijwilligerswerk voor kerk, moskee of levensbeschouwelijke groeperingen (69 procent), jeugdorganisaties (67 procent), culturele verenigingen (62 procent) en andere organisaties (66 procent). Vrijwilligerswerk vond vaker incidenteel plaats voor wijk of buurt (64 procent), scholen (59 procent), politieke partij (58 procent) en voor wonen en woonomstandigheden (51 procent).
Jaar | Regelmatig (% vrijwilligers) | Incidenteel (% vrijwilligers) |
---|---|---|
Totaal | 63,4 | 36,6 |
Kerk | 69,3 | 30,7 |
Jeugd | 67,9 | 32,1 |
Cultuur | 62,1 | 37,9 |
Vakbond | 56,9 | 43,1 |
Hobby | 56,1 | 43,9 |
Soc.hulpverlening | 55,4 | 44,6 |
Sport | 54,8 | 45,2 |
Verzorging | 54,5 | 45,5 |
Wonen | 48,6 | 51,4 |
Politiek | 41,6 | 58,4 |
School | 41,0 | 59,0 |
Wijk/buurt | 36,0 | 64,0 |
Anders | 66,1 | 33,9 |
In 2020 deden meer vrijwilligers incidenteel vrijwilligerswerk voor sportverenigingen, en meer regelmatig vrijwilligerswerk voor andere organisaties dan in 2017. Voor de andere vrijwilligersorganisaties is er geen sprake van significante verschuivingen.
De meeste vrijwilligers die regelmatig vrijwilligerswerk deden, deden dat wekelijks. Dit geldt niet voor vrijwilligerswerk voor kerk, moskee of levensbeschouwelijke groepering en voor school; dat deden mensen ongeveer even vaak wekelijks als maandelijks. Voor vakbond of bedrijfsorganisaties werd juist vaker maandelijks dan wekelijks vrijwilligerswerk gedaan.
De meeste vrijwilligers die incidenteel vrijwilligerswerk deden, deden dat 2 of 3 keer per jaar. Voor sociale hulpverlening was dat vaker dan 2 of 3 keer per jaar en voor verzorging of verpleging deden mensen vaker eenmalig per jaar.
Jongeren van 15- tot 19 jaar verrichtten vaker incidenteel vrijwilligerswerk (57 procent) dan de andere leeftijdsgroepen, variërend van 21 (75-plussers) tot 46 procent (25 tot 35 jarigen). Mannen en vrouwen en hoger en lager opgeleiden verschilden niet in de frequentie. Mensen met betaald werk verrichtten vaker incidenteel vrijwilligerswerk dan mensen zonder betaald werk: 42 tegen 26 procent. Inwoners van niet stedelijke woongemeenten deden vaker regelmatig vrijwilligerswerk dan inwoners van zeer sterk stedelijke woongemeenten: 69 tegenover 60 procent.
Gemiddeld deden mensen 7 jaar lang het vrijwilligerswerk (figuur 3.1.2). Het langst deden mensen vrijwilligerswerk voor kerk, moskee of levensbeschouwelijke groepering (13 jaar) en het kortst voor scholen (4 jaar). Er zijn geen significante verschillen met 2017.
Jaar | Duur (jaar) |
---|---|
Totaal | 7 |
Kerk | 13 |
Cultuur | 9 |
Jeugd | 8 |
Hobby | 7 |
Sport | 7 |
Politiek | 7 |
Verzorging | 6 |
Soc.hulpverlening | 6 |
Anders | 6 |
Wijk/buurt | 5 |
Vakbond | 5 |
Wonen | 6 |
School | 4 |
3.2 Tevredenheid en toekomstplannen
Met een rapportcijfer is vastgesteld hoe tevreden de vrijwilligers waren met het vrijwilligerswerk dat ze het afgelopen jaar deden. Gemiddeld gaf men een 7,6. Er was weinig variatie in tevredenheid tussen het soort vrijwilligerswerk. Het laagste cijfer (7,2) gaven de vrijwilligers die actief waren voor organisaties op het terrein van wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen. Het hoogste cijfer (7,9 en 7,8) gaven de vrijwilligers die zich inzetten voor kerk, moskee, levensbeschouwelijke groepering, culturele verenigingen, jeugdwerk of andere organisaties.
Het meest tevreden waren de 65-plussers (7,8) en het minst de 15-tot 25-jarigen (7,4). Lager opgeleiden waren vaker tevreden dan hoger opgeleiden. Mannen en vrouwen verschilden niet in tevredenheid.
Gemiddelde rapportcijfer | |
---|---|
Andere organisatie | 7,9 |
Levensbeschouwelijke organisatie | 7,8 |
Culturele verenigingen | 7,8 |
Jeugdwerk | 7,8 |
Hobbyverenigingen | 7,7 |
Verzorging | 7,6 |
Sociale hulpverlening | 7,6 |
Sportvereniging | 7,5 |
School | 7,5 |
Wijk of buurt | 7,4 |
Vakbond of bedrijfsorganisatie | 7,3 |
Politieke organisatie | 7,3 |
Wonen | 7,2 |
Tevens is gevraagd of men van plan was om het vrijwilligerswerk voor de organisatie over een jaar nog te doen (figuur 3.2.2). Zowel in 2020 als in 2017 gaf 74 procent aan om dat van plan te zijn. Voor kerk, moskee en levensbeschouwelijke organisaties wilde ruim 80 procent van de vrijwilligers ook het volgend jaar zich hiervoor inzetten, 5 procent gaf aan daarmee te stoppen, en 7 procent was in het afgelopen jaar al gestopt. Daarnaast gaf 6 procent geen antwoord of zei dit nog niet te weten. Ook bij de andere organisaties gaf een duidelijke meerderheid aan zich als vrijwilliger te willen blijven inzetten. Het minst geldt dit voor verzorging en scholen, waar deze bereidheid 62 en 63 procent was.
Jaar | Ja (% vrijwilligers) | Nee (% vrijwilligers) | Al gestopt (% vrijwilligers) | Geen antwoord,weet niet (% vrijwilligers) |
---|---|---|---|---|
Kerk | 82 | 7 | 5 | 6 |
Cultuur | 76 | 8 | 10 | 6 |
Hobby | 75 | 11 | 8 | 6 |
Anders | 74 | 9 | 11 | 6 |
Sport | 71 | 11 | 12 | 6 |
Vakbond | 71 | 9 | 12 | 8 |
Jeugd | 70 | 8 | 13 | 9 |
Wijk/buurt | 69 | 11 | 12 | 8 |
Politiek | 69 | 12 | 10 | 9 |
Soc.hulpverlening | 66 | 10 | 16 | 8 |
Wonen | 65 | 17 | 15 | 3 |
School | 63 | 14 | 13 | 10 |
Verzorging | 62 | 14 | 13 | 11 |
Jongeren van 15- tot 19 jaar waren minder vaak van plan om met het vrijwilligerswerk door te gaan dan de andere leeftijdsgroepen (tabel 3.2.3). Minder dan de helft van de 15- tot 19-jarigen wilde doorgaan, terwijl meer dan 80 procent van de 55- tot 75-jarigen dat wilde. Hoger opgeleiden waren vaker van plan om door te gaan met het vrijwilligerswerk dan laagopgeleiden (basisonderwijs). Mannen en vrouwen verschilden niet in hun toekomstplannen.
Percentage vrijwilligers | ||
---|---|---|
Geslacht | Mannen | 76 |
Geslacht | Vrouwen | 73 |
Leeftijd | 15 tot 25 jaar | 56 |
Leeftijd | 15 tot 19 jaar | 49 |
Leeftijd | 19 tot 25 jaar | 60 |
Leeftijd | 25 tot 35 jaar | 69 |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | 78 |
Leeftijd | 45 tot 55 jaar | 76 |
Leeftijd | 55 tot 65 jaar | 83 |
Leeftijd | 65 tot 75 jaar | 82 |
Leeftijd | 75 jaar of ouder | 79 |
Opleidingsniveau | Basisonderwijs | 67 |
Opleidingsniveau | Vmbo, avo onderbouw, mbo1 | 69 |
Opleidingsniveau | Mbo2, 3, 4, havo, vwo | 76 |
Opleidingsniveau | Hbo, wo bachelor | 78 |
Opleidingsniveau | Wo, master, doctor | 77 |
Vrijwilligers die een hoger rapportcijfer gaven, waren vaker van plan om over een jaar het vrijwilligerswerk nog te doen.
3.3 Redenen gestopt en geen vrijwilligerswerk gedaan
Ruim een derde (35 procent) van de respondenten gaf aan dat ze ooit maar niet in het afgelopen jaar vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging hadden gedaan of dat ze vóór het vrijwilligerswerk dat ze in de afgelopen 12 maanden hebben gedaan nog ander vrijwilligerswerk deden. Aan deze respondenten is vervolgens de vraag gesteld wat de voornaamste reden was dat ze hiermee zijn gestopt. Negen antwoordmogelijkheden werden voorgelegd: verandering in gezinssituatie, verhuizing, mantelzorg geven, betaalde baan gevonden, het oneens zijn met de koers van de organisatie, onenigheid met leden van de organisatie, geen zin meer hebben, gezondheid, of iets anders.
De voornaamste redenen waren: geen zin meer hebben (12 procent), verandering in de gezinssituatie (10 procent), gezondheidsproblemen (10 procent) of het vinden van een betaalde baan (10 procent). Voor 33 procent was iets anders de reden om op te houden. De meest genoemde redenen daarbij waren de volgende: het vrijwilligerswerk was eenmalig, tijdelijk, de organisatie of vrijwilligerswerk was opgeheven, gestopt in verband met corona, niet meer nodig, was lang genoeg bezig geweest, te oud, te druk, geen tijd meer voor vrijwilligerswerk.
Er zijn geen significante verschillen met 2017. Toen gaf ook 35 procent van de respondenten aan dat ze ooit vrijwilligerswerk hadden gedaan, en de verdeling van de voornaamste redenen waarom men is gestopt is ook vergelijkbaar.
Reden | Reden (% personen van 15 jaar of ouder ) |
---|---|
Iets anders | 33 |
Geen zin meer hebben | 12 |
Verandering in gezinssituatie | 10 |
Gezondheid | 10 |
Het vinden van een betaalde baan | 10 |
Verhuizing | 9 |
Het geven van mantelzorg | 4 |
Oneens met de koers van de organisatie | 3 |
Onenigheid met leden van de organisatie | 1 |
Respondenten die geen vrijwilligerswerk hadden gedaan in de afgelopen 12 maanden en respondenten die aangaven nooit vrijwilligerswerk te hebben gedaan kregen de vraag voorgelegd wat de redenen waren dat zij geen vrijwilligerswerk hebben gedaan. Meer dan de helft gaf aan geen tijd te hebben voor vrijwilligerswerk. Een op de vijf koos voor het antwoord dat vrijwilligerswerk doen hen niet aanspreekt of noemde een andere reden. 15 procent gaf aan dat ze niet konden vanwege hun gezondheid en drie procent koos voor de redenen ‘Ik denk dat ik er niet de juiste vaardigheden voor heb’ en ‘Ik weet niet hoe ik geschikt vrijwilligerswerk kan vinden’.
Reden | Reden (% personen van 15 jaar of ouder) |
---|---|
Geen tijd | 52 |
Spreekt niet aan | 22 |
Andere reden | 20 |
Gezondheid | 15 |
Weet niet hoe te vinden | 3 |
Niet de juiste vaardigheden | 3 |