Revisiepublicatie nationale rekeningen, verslagjaar 2021

3. Achtergrond en aanleiding voor de revisie

Er is bij deze revisie over verslagjaar 2021 geen sprake van een grootschalige invoering van nieuwe internationale richtlijnen; de statistieken worden nog steeds samengesteld volgens hetzelfde Europees Systeem van Rekeningen (ESR 2010). Wél wordt er met deze revisie een aantal methodewijzigingen doorgevoerd, waarmee delen van de Nederlandse economie binnen de bestaande richtlijnen beter worden beschreven. Deze zijn onder meer het gevolg van aanvullende Europese richtlijnen over de interpretatie van het ESR 2010. Zo is bij deze revisie aangesloten op een geüpdatete versie van het Europese Manual on Government Deficit and Debt (MGDD 2022).

De revisiebijstellingen zijn verspreid over alle economische activiteiten en over vrijwel alle transacties, bezittingen en schulden. Toch worden veel van de bijstellingen vanuit vier overkoepelende thema’s verklaard: bijstellingen vanuit aanbevelingen of actiepunten bij verificatie van de cijfers door Eurostat en de ECB, bijstellingen door de inzet van nieuwe bronnen, bijstellingen door het opnieuw aansluiten bij bestaande bronnen en bijstellingen door herclassificaties van bedrijven en instellingen.

3.1 Dataverificaties door de Europese Commissie (Eurostat en ECB) 

Vanwege het belang van de macro-economische statistieken worden uitgebreide controles uitgevoerd op de cijfers. Hieruit kunnen aanbevelingen of actiepunten volgen die bij de revisie moeten worden uitgevoerd. De afgelopen tijd zijn de nationale rekeningen uitvoerig doorgelicht in het kader van de bni-verificatie, de EDP-verificatie en de MIP-verificatie. Hieronder worden deze verificaties toegelicht.

3.1.1 Bni-verificatie

Het niveau van het bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten van de EU wordt gebruikt om de afdrachten per lidstaat aan de EU vast te stellen. Daarom is er een uitgebreide verificatie door de Europese Commissie (Eurostat) van de juiste toepassing van het ESR 2010 om het bni te bepalen. Deze verificatie leidt tot twee typen van actiepunten tot verbetering van de Nederlandse methodologie en berekeningen. 

Allereerst kunnen er onderdelen van de economie worden geïdentificeerd waar de methoden van de verschillende lidstaten onvoldoende vergelijkbaar zijn om het bni te bepalen. Op deze onderdelen worden Europese afspraken gemaakt over de gewenste methode, waar alle lidstaten verplicht bij moeten aansluiten.

Ten tweede worden de ramingen van de nationale rekeningen van individuele lidstaten uitgebreid beoordeeld op gebruikten data, methoden en berekeningen. Een informatiebezoek door Eurostat aan het CBS in juli 2023 was onderdeel van deze beoordeling.

Gezamenlijk heeft dit geleid tot zes verbeterpunten van de Nederlandse cijfers, die bij deze revisie zijn doorgevoerd.

  • De methode voor het bepalen van de handelsmarges op financiële activa is aangesloten op nieuw ontwikkelde richtlijnen;
  • Voor een geselecteerde groep multinationale ondernemingen is de registratie van grensoverschrijdende transacties tussen onderdelen van deze ondernemingen met die van andere lidstaten vergeleken en waar nodig is de registratie consistent gemaakt met die van andere lidstaten;
  • Er zijn nieuwe niveauschattingen gemaakt voor onderdelen van de economie waar de huidige schattingen ouder zijn dan vijf jaar;
  • De beloning die Nederlandse ingezetenen ontvangen als werknemer van internationale organisaties is toegevoegd aan de beloning die werknemers uit het buitenland ontvangen;
  • In de gezondheids- en welzijnszorg zijn de kosten van bankdiensten bij het intermediaire verbruik opgeteld;
  • Activiteiten ontplooid door niet-ingezeten leiders van Nederlandse criminele organisaties zijn niet meer opgenomen in de Nederlandse nationale rekeningen.

Aangezien de voorgaande revisie zes jaar oud is, heeft met name het derde actiepunt om niveauschattingen ouder dan vijf jaar te updaten tot veel bijstellingen geleid. Dit komt mede doordat deze nieuwe schattingen regelmatig gepaard gaan met methodewijzigingen. Dit speelt onder andere bij woondiensten, investeringen in software en grensarbeid.

3.1.2 EDP-verificatie

De lidstaten van de Europese Unie moeten voldoen aan normen voor het overheidstekort en de overheidsschuld. Het tekort en de schuld worden bepaald in het raamwerk van de nationale rekeningen. Wegens het grote belang van deze cijfers voert Eurostat uitgebreide verificaties op de overheidscijfers uit. In dat kader wordt onder andere eens per twee jaar een informatiebezoek, een zogeheten EDP dialogue visit, aan de lidstaten afgelegd. Het resultaat van een informatiebezoek kan zijn dat een lidstaat de registratie van bepaalde transacties aanpast. Indien de aanpassing tot een significante aanpassing van het overheidstekort en/of de overheidsschuld leidt, moeten de cijfers in de regel direct worden aangepast. Zijn de effecten voor overheidssaldo en overheidsschuld beperkt, dan kunnen de aanpassingen in de revisie van de nationale rekeningen worden verwerkt.

Bij deze revisie zijn onder andere de volgende aanpassingen gemaakt:

  • De vermindering van de energiebelasting, een vast bedrag per elektriciteitsaansluiting, wordt niet meer gesaldeerd met de belastingen, maar apart geregistreerd als subsidie of inkomensoverdracht;
  • De winning van aardgas door Energie Beheer Nederland wordt als activiteit binnen de sector overheid opgenomen;
  • De ov-studentenkaart wordt geregistreerd als consumptie door de overheid;
  • De afvalbeheersbijdrage die bedrijven betalen, wordt als belasting geregistreerd;
  • De wettelijke sociale premies die socialezekerheidsfondsen inhouden op de uitkeringen werden voorheen gesaldeerd met de uitkeringen. Vanaf deze revisie worden de uitkeringen en de bijbehorende wettelijk sociale premies bruto geregistreerd;
  • De registratie van kapitaalstortingen in multilaterale ontwikkelingsbanken vindt plaats op het moment dat Nederland onvoorwaardelijk een kapitaalinjectie toezegt;
  • Bijdragen van projectontwikkelaars aan gemeenten voor openbare voorzieningen worden geregistreerd als een vermogensheffing;
  • Verschillende instellingen worden tot de sector overheid gerekend, waardoor de overheidsconsumptie toeneemt, zie ook paragraaf 3.4.

Voor het bbp en het bni heeft met name het eerste punt over de energiebelasting geleid tot een grote bijstelling. In paragraaf 4.1 wordt hier verder op ingegaan.

3.1.3 MIP-verificatie

De macro-economische onevenwichtigheden procedure (MIP) is een set van Europese regels gericht op het voorkomen en corrigeren van riskante economische ontwikkelingen in de Europese lidstaten, zoals grote tekorten op de lopende rekening, of hoge schulden van de private sector. In het kader van deze procedure voeren de ECB en Eurostat analyses uit op de nationale rekeningen en betalingsbalans van de lidstaten. In het kader hiervan heeft in december 2023 een bezoek aan DNB en het CBS plaatsgevonden, waarbij de gebruikte bronnen en methoden zijn beoordeeld. Op basis van actiepunten uit dit bezoek zijn bij de revisie de volgende aanpassingen gemaakt:

  • Alle financiële holdings in handen van huishoudens zijn in de cijfers opgenomen;
  • Voor deposito’s die huishoudens aanhouden bij buitenlandse banken is aangesloten bij statistieken van de bank voor internationale betalingen (BIS);
  • Voor effecten die huishoudens aanhouden bij beheersmaatschappijen in andere landen in de eurozone is aangesloten bij statistieken van de ECB.

3.2 Nieuwe bronnen

De gegevensbronnen waarop de economische cijfers gebaseerd worden, veranderen in de loop der jaren: sommige houden op te bestaan en ook komen er continu nieuwe bronnen bij. Deze nieuwe bronnen worden al zoveel mogelijk ingezet bij de berekening van de macro-economische cijfers, met name voor het bepalen van groeicijfers. Bij een revisie worden de nieuwe bronnen echter volledig verwerkt in de nationale rekeningen en worden ook de niveaus uit de nieuwe bronnen verwerkt. Ook worden – waar beschikbaar – geüpdatete versies van de bronnen ingezet en de meest actuele statistische inzichten toegepast op de bronnen, zodat deze beter aansluiten bij de in de nationale rekeningen gebruikte concepten.

De afgelopen jaren zijn er zowel bij het CBS als bij DNB verschillende nieuwe bronnen beschikbaar gekomen. Een aantal van deze nieuwe bronnen is bij de revisie voor het eerst ingezet. Een aantal andere nieuwe bronnen is de afgelopen jaren al wel ingezet bij het berekenen van de ontwikkelingen van de economie, maar is conform het revisiebeleid met deze revisie voor het eerst ingezet voor de bepaling van de nieuwe niveaus.

  • Per verslagjaar 2021 zijn de Europese verplichtingen voor het leveren van statistieken over bedrijven uitgebreid. Vanaf dit verslagjaar moeten statistieken over alle marktproducenten in het particulier onderwijs, de gezondheids- en welzijnszorg, en de dienstverlening op het gebied van cultuur, sport en recreatie worden aangeleverd conform de nieuwe verordening van de European Business Statistics (EBS). Binnen het CBS zijn daarom nieuwe statistieken opgezet met data over de winst- en verliesrekening van deze bedrijven, de productiestatistieken.
  • Als onderdeel van de samenwerking tussen het CBS en DNB zijn de afgelopen jaren bij DNB statistieken op basis van enquêtes opgezet voor een aantal typen financiële instellingen die nog niet of slechts beperkt werden waargenomen. Het betreft delen van de sectoren overige financiële intermediairs, financiële hulpbedrijven, en financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband. Voorheen werd hier gebruikgemaakt van jaarverslagen en van modellen.
  • Voor het maken van cijfers over het deel van de financiële en niet-financiële holdings waarvoor binnen CBS en DNB geen eigen statistieken beschikbaar zijn, wordt vanaf deze revisie gebruikgemaakt van aangiften van bedrijven voor de vennootschapsbelasting. Deze bron werd binnen het CBS al voor andere statistieken gebruikt. Dit is een extra toepassing van deze bron.
  • Nieuwe en verbeterde data zijn ingezet over het houderschap en de uitgifte van effecten, zoals beursgenoteerde aandelen en obligaties. Door DNB is de rapportage over effecten, bijvoorbeeld beursgenoteerde aandelen en obligaties, uit de bestaande statistieken gehaald en als meer uitgebreide zelfstandige uitvraag voortgezet, de Maandeffectenrapportage (MER). Daarnaast is voor effecten uitgebreider gebruikgemaakt van gegevens uit de referentiedatabase Centralised Securities Database (CSDB) van de ECB. Deze database biedt informatie over uitgegeven effecten. Deze informatie wordt onder meer gebruikt voor het bepalen van de balanswaarde van uitgegeven effecten.
  • Daarnaast zijn ook diverse aangepaste CBS- en DNB-bronnen ingezet zoals de vernieuwde Statistiek Financiën van Ondernemingen, een gezamenlijke uitvraag van het CBS en DNB voor niet-financiële vennootschappen. Hierin zijn eerdere losse uitvragen van het CBS en van DNB over niet-financiële bedrijven gecombineerd. Een andere aangepaste bron is de Macro-Economische Statistiek Rapportage (MESRAP) van DNB, die op onderdelen een betere waarneming van de financiële sectoren biedt dan eerdere bronnen. 
  • Een van de externe bronnen die wordt gebruikt is de Polisadministratie van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De Polisadministratie bevat onder andere alle loonaangiften van werkgevers in Nederland. Deze bron is sinds de voorgaande revisie uitgebreid met een variabele waarin de ontslag- en transitievergoedingen apart zijn opgenomen. Deze aanvullende variabele vervangt een model dat voorheen werd gebruikt voor deze vergoedingen.

3.3 Aansluiting op bestaande bronnen

Ook bij delen van de economie waar geen nieuwe bronnen of methoden zijn ingezet, kan de revisie aanleiding zijn tot (soms substantiële) bijstellingen, doordat opnieuw wordt aangesloten op de niveaus en de structuur van de bronstatistieken. In de jaren tussen twee revisies ligt de nadruk bij het samenstellen van de nationale rekeningen vooral op het beschrijven van de macro-economische ontwikkelingen, zoals de bbp-groei. Hierdoor kan niet altijd worden aangesloten op het actuele niveau uit de bronnen, bijvoorbeeld door reeksbreuken, methodologische veranderingen, of een nieuwe opzet van dataverzameling. Na verloop van tijd kunnen hierdoor de in de nationale rekeningen gepubliceerde niveaus en de niveaus uit de bronnen uit elkaar gaan lopen. Dit wordt met een revisie rechtgezet.

Er zijn meerdere redenen waarom het opnieuw aansluiten op de bron tot bijstellingen kan leiden. Allereerst worden als gevolg van nadere analyses die worden gemaakt op de reeds definitief gepubliceerde economische cijfers soms onvolkomenheden in (de verwerking van) de brongegevens in de nationale rekeningen gevonden. Dergelijke kleinere onvolkomenheden, die na de publicatie van de definitieve cijfers van de nationale rekeningen naar boven komen en die maar een beperkte impact hebben op het economische beeld, worden over het algemeen pas bij een revisie verwerkt. Bij de verificatie van de cijfers door Eurostat geldt de regel dat bekende fouten groter dan 0,1 procent van het bni tussentijds aangepast moeten worden. Voor kleinere fouten is er de mogelijkheid te wachten tot een revisie. Met het niveau van het bni van ongeveer 900 miljard euro in 2021, betekent dit dat fouten tot een omvang van ongeveer 900 miljoen euro om deze reden in een aantal gevallen pas bij de revisie worden verbeterd.

Ten tweede kunnen er nieuwe inzichten ontstaan over de wijze waarop verschillende bronnen consistent gemaakt moeten worden. Tussen de bronnen kunnen grote verschillen zitten, zelfs als hetzelfde fenomeen wordt beschreven. Dit geldt bijvoorbeeld als de productie en binnenlandse consumptie van een goed of dienst niet aansluit bij het handelssaldo dat uit de internationale handelsstatistieken volgt. Bij de revisie van 2015 zijn keuzes gemaakt over de correcties die moesten worden gemaakt om cijfers uit verschillende bronnen consistent te maken. 

Dergelijke zogeheten integratiecorrecties worden in de daaropvolgende jaren automatisch meegenomen, om zo de vergelijkbaarheid tussen jaren te garanderen. Een integratiecorrectie in verslagjaar 2015 zorgt dus tot de volgende revisie (over verslagjaar 2021) voor een verschil tussen bron en nationale rekeningen. Bij een revisie wordt weer zoveel mogelijk op de bron aangesloten. 

Ten slotte is voor sommige onderdelen van de economie de gebruikte bron niet jaarlijks (tijdig) beschikbaar. Dit is onder andere het geval bij het Budgetonderzoek, waarin uitgaven van huishoudens worden uitgevraagd. Deze statistiek wordt maar eens per vijf jaar gemaakt. Voor de tussenliggende jaren worden in deze gevallen extrapolatiemethoden gebruikt. Aansluiting op de bron wanneer deze weer beschikbaar komt, kan dan voor een soms grote bijstelling leiden. Dit issue is veelal sterk gerelateerd met het actiepunt uit de bni-verificatie dat de basis voor een extrapolatie niet ouder mag zijn dan vijf jaar.

3.4 Herclassificaties van bedrijven en instellingen

In de nationale rekeningen zijn twee classificaties in gebruik om bedrijven en instellingen te typeren: één naar type economische activiteit, de zogenaamde Standaard Bedrijfsindeling (SBI), en één naar institutionele sector. Beide worden in het algemene bedrijvenregister (ABR) van het CBS bijgehouden. Bij de indeling naar economische activiteit wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijfstakken zoals de industrie, de handel of de zakelijke dienstverlening. Bij de indeling naar sector wordt onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld niet-financiële vennootschappen, overheid en huishoudens (zelfstandigen). Een bedrijf wordt dan bijvoorbeeld geclassificeerd als een niet-financiële instelling in de zakelijke dienstverlening. 

De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor de verbetering van met name de sectorclassificatie in het ABR, mede op basis van de geldende Europese wetgeving op het gebied van statistische bedrijvenregisters. Deze verbeteringen worden bij de huidige revisie in een keer doorgevoerd.

In de nieuwe leveringsverplichting van het EBS voor marktproducenten in een aantal typen dienstverlening (zie nieuwe bronnen) is het belang van het onderscheid tussen marktproducenten en niet-marktproducenten toegenomen. Er hoeven namelijk geen statistieken over de niet-marktproducenten te worden aangeleverd. In reactie hierop is een verbeterde methode ontwikkeld om het onderscheid tussen marktproducenten en niet-marktproducenten te maken. Dit heeft bij de revisie geleid tot herclassificaties tussen bedrijven (marktproducenten) en instellingen (niet-marktproducenten). Hierbij is het aantal instellingen per saldo toegenomen. Omdat de productie van niet-marktproducenten conform internationale richtlijnen wordt bepaald op basis van de som-van-de-kosten in plaats van marktprijzen, heeft dit ook gevolgen voor de macro-economische totalen.

Als onderdeel van de samenwerking tussen het CBS en DNB is de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan de verdere afstemming van het onderscheid tussen financiële en niet-financiële vennootschappen. Er is onder andere onderzoek gedaan naar de aparte registratie van financiële bedrijfsonderdelen van de niet-financiële vennootschappen waar zij onderdeel van uitmaken. Dit heeft bij sommige bedrijven geleid tot het apart opnemen van financiële bedrijfsonderdelen in de statistieken, terwijl bij ander bedrijven financiële bedrijfsonderdelen juist zijn samengevoegd met het niet-financiële bedrijf waartoe zij behoren. Maar ook binnen de financiële instellingen zelf zijn er herclassificaties van bedrijfsonderdelen geweest tussen subsectoren van de financiële instellingen.

Verder zijn er in het kader van de revisie ongeveer 400 bedrijven en instellingen overgezet naar de sector overheid. Deze overzettingen hebben plaatsgevonden op basis van analyses van de mate waarin de inkomsten van deze instellingen van de overheid afkomstig zijn en de zeggenschap van de overheid over het algemene beleid. 

Ten slotte zijn bij de revisie ook economische activiteiten anders geclassificeerd, zonder dat deze van sector veranderen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de sociale werkvoorziening. Tot deze revisie werden sociale werkplaatsen tot de bedrijfstak industrie gerekend. Vanaf deze revisie worden deze werkplaatsen tot het algemeen overheidsbestuur gerekend.