Revisiepublicatie nationale rekeningen, verslagjaar 2021 erratum

4. Revisie 2021: nadere interpretatie van de internationale richtlijnen

Sinds de revisie van 2010 zijn er geen nieuwe internationale richtlijnen doorgevoerd. Wel is op een beperkt aantal plekken een gewijzigde interpretatie van gebruikte methoden en concepten aanleiding geweest tot aanpassingen in de revisie 2021. In dit hoofdstuk worden deze wijzigingen in de registratie van transacties verder toegelicht. 

4.1 Vermindering energiebelasting

Huishoudens en bedrijven betalen energiebelasting over het verbruik van elektriciteit. Bij het bepalen van deze belasting geldt een belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting. Hierdoor kan het voorkomen dat bij laag energieverbruik de belastingvermindering hoger is dan de energiebelasting die initieel moest worden betaald en de belastingplichtige geld ontvangt in plaats van betaalt. Met het toenemend bezit van zonnepanelen door huishoudens en bedrijven, komt deze situatie steeds vaker voor. 

Tot dusverre werd de belastingvermindering in de nationale rekeningen gesaldeerd met de belastingontvangsten. Dit leidt bij de betreffende belastingplichtigen tot negatieve energiebelastingen. Het ESR 2010 schrijft echter voor dat een dergelijke saldering alleen is toegestaan zolang de vermindering niet hoger kan zijn dan de verschuldigde belasting, en dat de belasting dus niet negatief kan worden. Of de belasting daadwerkelijk negatief wordt, maakt niet uit. Als het mogelijk is dat de belasting negatief wordt, mag de vermindering niet worden gesaldeerd. Onder de huidige regeling is het voor alle belastingplichtigen mogelijk dat de vermindering negatief wordt, en is saldering dus niet toegestaan. Vanaf deze revisie wordt deze saldering daarom niet meer toegepast. Hierdoor nemen de belastingontvangsten door de overheid met 3,8 miljard euro toe, waarvan 3,4 miljard euro worden betaald door huishoudens. 

De vermindering van de energiebelasting voor huishoudens wordt nu geregistreerd als een inkomensoverdracht. Voor bedrijven wordt dit geregistreerd als een niet-productgebonden subsidie. De registratie van de belastingvermindering voor huishoudens als inkomensoverdracht heeft een positief effect op het bbp van 3,4 miljard euro, aangezien de energiebelasting en de niet-productgebonden subsidie wel en de inkomensoverdrachten geen deel uitmaken van het bbp. De registratiewijziging voor bedrijven heeft geen effect op het bbp.

4.2 Productie zonnestroom in eigen beheer

Veel huishoudens gebruiken zonnepanelen om voor eigen gebruik zonnestroom te produceren. Als zij meer zonnestroom produceren dan ze zelf gebruiken, wordt deze stroom geleverd aan hun elektriciteitsmaatschappij. Deze levering mogen huishoudens op jaarbasis salderen met de elektriciteit die zij gebruiken. Huishoudens hoeven dus alleen te betalen voor de hoeveelheid energie die zij op jaarbasis meer verbruiken dan dat zij produceren. Als zij op jaarbasis meer produceren dan verbruiken, krijgen zij voor deze extra productie betaald door de energiemaatschappij.

De waarde van de extra productie waarvoor door de energiemaatschappijen wordt betaald is duidelijk. Deze productie wordt in de nationale rekeningen gewaardeerd tegen de prijs die huishoudens hiervoor ontvangen. De waardering van het eigen gebruik van zonnestroom, zowel het directe als het gesaldeerde verbruik, was tot voor kort minder eenduidig. Dit kan zowel worden gewaardeerd tegen de prijs die energiemaatschappijen voor de verkoop van stroom ontvangen (de basisprijs) als tegen de prijs die huishoudens zouden betalen als zij deze stroom zouden afnemen van de energiemaatschappij (de marktprijs). Omdat een groot deel van de prijs van elektriciteit bestaat uit belastingen, zit er een groot verschil tussen deze twee waarderingen. De belastingen zijn geen onderdeel van de basisprijs, maar wel onderdeel van de marktprijs. 

Vanwege het toenemende gebruik van zonnepanelen door huishoudens is hier vanuit Eurostat extra aandacht voor. Er zijn aanvullende Europese richtlijnen ontwikkeld over de vraag hoe het ESR 2010 op dit punt moet worden geïnterpreteerd. De richtlijnen schrijven voor dat de productie voor eigen gebruik tegen basisprijzen moet worden gewaardeerd. Bij deze revisie wordt aangesloten bij deze richtlijnen. Tot dusverre werd deze productie tegen marktprijzen gewaardeerd. Dit heeft een negatief effect op het bbp van 1,0 miljard euro.

4.3 Productie van en handel in drugs

De productie van en handel in drugs moeten volgens het ESR 2010 in de nationale rekeningen worden opgenomen, samen met enkele andere illegale activiteiten. De raming hiervan is omgeven door veel onzekerheden, aangezien betrouwbare bronnen maar beperkt beschikbaar zijn. Bij revisies wordt uitgebreid onderzoek gedaan naar de omvang van illegale activiteiten. Sinds de voorgaande revisie, over verslagjaar 2015, zijn er nieuwe bronnen en inzichten beschikbaar gekomen. Een van deze inzichten, over het boeken van de inkomsten van niet-ingezeten drugsbazen, heeft geleid tot een gewijzigde registratiewijze van de productie van en handel in drugs.

Een groot deel van de productie van en handel in drugs is in handen van internationaal opererende criminele organisaties. Dit betreft in het bijzonder internationale transporten van cocaïne en de productie en export van synthetische drugs. De leiders van deze criminele organisaties wonen vrijwel altijd buiten Nederland, in landen waar de kans om opgepakt te worden kleiner is en ze hun verdiende geld makkelijker kunnen uitgeven. Voor de nationale rekeningen betekent dit dat zij moeten worden gezien als ingezetenen van een ander land dan Nederland, ook als zij de Nederlandse nationaliteit hebben. 

De activiteiten die de drugsbaas verricht worden daarom vanaf deze revisie niet meer tot de Nederlandse economie gerekend. Zij behoren toe aan de economie van het (vaak onbekende) land waar de leider van de organisatie woont. Alleen de verdiensten van de leden van de criminele organisatie die in Nederland wonen worden nog tot de Nederlandse economie gerekend. Dit betekent voor de handel in cocaïne bijvoorbeeld dat de invoer en wederuitvoer van cocaïne niet meer worden meegeteld in de nationale rekeningen. Alleen de handel in Nederland en de diensten die ingezetenen verrichten voor de wederuitvoer, bijvoorbeeld het uithalen van de cocaïne in de Rotterdamse haven, worden nog meegeteld. De verdiensten van ingezeten drugsbazen, bijvoorbeeld bij de productie van cannabis, worden nog steeds aan de Nederlandse economie toegerekend.

Deze registratiewijziging valt samen met andere wijzigingen van de methoden en bronnen voor het ramen van de productie van en handel in drugs, onder meer op basis van overleggen met de politie over de aard van deze internationale criminaliteit. Het is hierdoor niet mogelijk om te zeggen wat de impact is van alleen het anders registeren van het drugs-proces. De gewijzigde registratie en de nieuwe methoden en bronnen samen hebben een neerwaarts effect op het bbp van 0,5 miljard euro.

Meer informatie over de methoden en bronnen voor de productie van en handel in drugs zijn te vinden in dit artikel. Hierin wordt ook de raming van de overige illegale activiteiten in de Nederlandse economie besproken. 

4.4 Woon-werkverkeer met het openbaar vervoer

Een deel van de werknemers reist met het openbaar vervoer naar het werk. Veel van deze werknemers worden door hun werkgevers vergoed voor de hierbij gemaakte kosten. Vergoedingen voor het woon-werkverkeer vallen volgens het ESR 2010 onder de beloning van werknemers, zolang de reis in de privétijd van de werknemer is gemaakt. Deze vergoedingen kunnen op twee manieren vorm worden gegeven. Een werknemer kan een geldelijke vergoeding krijgen voor de kosten die hij maakt, bijvoorbeeld voor de aanschaf van een ov-abonnement. Deze vergoeding wordt zowel voor als na revisie als loon geregistreerd.

Als alternatief kan een werkgever het vervoer direct betalen, door middel van het beschikbaar stellen van een ov-abonnement of een ov-kaart. Deze kosten waren bij de voorgaande revisie nog beperkt. Daarom werd tot op heden op dit punt aangesloten bij de registratie in bedrijfsboekhoudingen en werd dit geregistreerd als intermediaire kosten van de werkgever. 

De toenemende omvang van het verstrekken van ov-abonnementen en ov-kaarten is reden geweest om de manier van boeken aan te passen en zo beter aan te sluiten bij de richtlijnen van het ESR 2010. Met ingang van deze revisie worden deze kosten daarom ook als loon, namelijk als loon in natura, geregistreerd. Dit heeft een positief effect op het bbp van 0,5 miljard euro.

4.5 Afvalbeheersbijdrage

Producenten van producten met verpakkingsmateriaal moeten van de overheid financieel bijdragen aan het recyclen of verwerken van het verpakkingsafval. De bijdragen worden vervolgens onder andere gebruikt om het ophalen en verwerken van afval in Nederland te financieren. De overheid heeft de uitvoering van deze verplichte regeling overgelaten aan het bedrijfsleven. Tot dusverre werden deze betalingen geregistreerd als intermediaire kosten van de bedrijven en instellingen die deze bijdrage betalen. 

Bij deze revisie is de registratie nader onderzocht en is besloten de bijdrage in de nationale rekeningen te registreren als een niet-productgebonden belasting. Dit is gedaan omdat de bijdrage de kenmerken heeft van een belasting: verplicht en vanuit de overheid opgelegd, ook al wordt de bijdrage niet door de overheid zelf geïnd. In de nieuwe registratie ontvangt de overheid de belasting van de betalende bedrijven en keert dit vervolgens als inkomensoverdracht uit aan de sector waar de kosten van de uitvoering worden geboekt. Deze nieuwe registratie heeft een positief effect van 0,3 miljard euro op het bbp.

4.6 Productieactiviteiten Energiebeheer Nederland

Energiebeheer Nederland (EBN) is een onderneming die in opdracht van de Nederlandse staat participeert in de winning van aardgas en aardolie. Dit bedrijf is in de nationale rekeningen binnen de sector overheid geclassificeerd. Tot deze revisie werd de daadwerkelijke winning van aardgas en aardolie geregistreerd binnen de sector niet-financiële vennootschappen. De opbrengsten van EBN werden voornamelijk gezien als inkomsten voor het ter beschikking stellen van de gasvelden, oftewel als inkomen uit vermogen. Naar aanleiding van de EDP-verificatie is de registratie bij deze revisie gewijzigd.

De winning van aardgas en aardolie waar EBN als partner met extractiebedrijven aan deelneemt, wordt vanaf deze revisie gedeeltelijk als productieactiviteit binnen de sector overheid opgenomen. De productie die binnen de sector overheid wordt opgenomen wordt bepaald op basis van het aandeel van EBN in het partnerschap. Economische ontwikkelingen in de afgelopen jaren, zoals de afbouw van de gaswinning, de oplopende kosten voor aardbevingsschade en de nieuwe rol van EBN in de energietransitie, zijn met de nieuwe registratiewijze beter te beschrijven. Dit komt onder andere doordat de oude registratie niet overweg kon met een situatie waarin de uitgaven hoger waren dan de inkomsten. 

De winning is een marktactiviteit, waarmee er met de nieuwe registratie voor het eerst een marktproducent binnen de sector overheid is opgenomen. Dit betekent dat de sector overheid in de nationale rekeningen voortaan winst of verlies kan boeken, in de vorm van een positief of negatief netto-exploitatieoverschot. In verslagjaar 2021 bedroeg het netto-exploitatieoverschot van de sector overheid 1,8 miljard euro. Deze aanpassing van de registratie van de productieactiviteiten van EBN heeft geen effect op het bbp, noch op het overheidssaldo.

4.7 Toeristenbelasting

Bij de registratie van belastingen wordt onderscheid gemaakt tussen productgebonden belastingen die gerelateerd zijn aan de hoeveelheid of waarde van verkochte goederen en diensten, en niet-productgebonden belastingen die veelal gekoppeld zijn aan het gebruik van productiemiddelen. Toeristenbelasting wordt veelal geheven op basis van het aantal overnachtingen en heeft daarmee het kenmerk van een productgebonden belasting. Tot deze revisie werd de toeristenbelasting echter geboekt als een niet-productgebonden belasting betaald door de aanbieder van de logiesdienst, die deze kosten in zijn eigen productiewaarde doorrekent aan de afnemer. 

Bij deze revisie is de boeking van de toeristenbelasting gewijzigd. Deze belasting wordt voortaan geboekt als een productgebonden belasting, betaald door de afnemer van de bijbehorende logiesdienst. Deze wijziging leidt tot een lagere omvang van productie en toegevoegde waarde (tegen basisprijzen) in de desbetreffende bedrijfstakken. Het effect op het bbp (tegen marktprijzen) is nihil.

4.8 Studentenreisproduct

Het studentenreisproduct (voorheen ov-studentenkaart) is onderdeel van de prestatiebeurs voor studenten. Vanaf deze revisie is de registratie als sociale uitkering in geld en bijbehorende consumptie van huishoudens veranderd in een registratie als consumptie van de overheid. Dit heeft geen effect op het bbp.