2. Hoe wordt de regionale brede welvaart bepaald?
2.1 Wat is brede welvaart?
Een grote inspiratiebron voor de ontwikkeling van het begrip brede welvaart vormde het zogeheten Brundtland-rapport van de Verenigde Naties. Hierin is duurzame ontwikkeling gedefinieerd als “een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de noden van het heden, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in het gedrang te brengen.” (Report of the World Commission on Environment and Development: Our Common Future, 1987). Hierop aansluitend is brede welvaart gedefinieerd als de kwaliteit van leven hier en nu en de mate waarin deze ten koste gaat van de brede welvaart van latere generaties of van die van mensen elders in de wereld.
Brede welvaart omvat aldus drie dimensies. Het ‘hier en nu’ betreft de persoonlijke kenmerken van mensen en de kwaliteit van de omgeving waarin zij leven. Brede welvaart ‘later’ betreft de hulpbronnen die volgende generaties nodig hebben om een zelfde niveau van welvaart te kunnen bereiken als de huidige generatie. Brede welvaart ‘elders’ betreft de effecten van de keuzes die Nederlanders maken op de brede welvaart van mensen in andere landen.
Bij elke dimensie hoort een aantal thema’s. Bij elk thema hoort een aantal indicatoren. Voor elke indicator wordt bepaald wat de (achtjarige) trend is, wat de richting is van de laatst gemeten ontwikkeling en hoe Nederland ervoor staat vergeleken met andere landen binnen de Europese Unie. Trend, ontwikkeling en positie worden uitgedrukt in drie kleuren: groen, grijs en rood. Groen betekent gunstig vanuit het oogpunt van brede welvaart, grijs neutraal en rood ongunstig. Door dit alles per dimensie te combineren in een visualisatie komt een totaalbeeld beschikbaar van hoe Nederland ervoor staat qua brede welvaart, en welke kant de brede welvaart op beweegt.
In de CBS-uitwerking is brede welvaart dus een holistisch begrip: het beeld ervan wordt verkregen door tegelijkertijd naar veel verschillende onderdelen te kijken. Het CBS geeft aan de brede welvaart geen rapportcijfer. Bij het bepalen van brede welvaart volgt het CBS de aanbevelingen uit de “CES Recommendations for Measuring Sustainable Development” (UNECE/Eurostat/OESO, 2014), opgesteld door de Verenigde Naties, de OESO en Eurostat. Inmiddels hebben 65 landen deze aanbevelingen onderschreven.
2.2 Hoe worden regionale verschillen in brede welvaart onderscheiden?
Voor de productie van de eerste regionale Monitor Brede Welvaart is onderzocht of brede welvaart op ieder regionaal niveau hetzelfde betekent en of brede welvaart overal op dezelfde manier gemeten kan worden. De conclusie was dat brede welvaart inderdaad op ieder regionaal niveau dezelfde betekenis heeft. Wel moet de concrete uitwerking van een monitor recht doen aan wat op het regionale niveau relevant is. Op lokaal niveau speelt de interactie met en aanpassing aan anderen in de leefomgeving een grotere rol dan op nationaal niveau. Hoe meer wordt ingezoomd op een specifiek gebied (een provincie, gemeente, wijk of buurt), des te waarschijnlijker is het dat de indicatoren over dezelfde mensen gaan. Alle inwoners wonen min of meer in de buurt van dezelfde natuur en ademen dezelfde schone of vervuilde lucht in.
Het belangrijkste verschil met de landelijke Monitor Brede Welvaart en de Sustainable Development Goals is dat op regionaal niveau indicatoren voor de afstand tot voorzieningen (basisschool, café, sportvereniging, openbaar groen) een belangrijke rol spelen. Op nationaal niveau hebben gemiddelde afstanden tot voorzieningen weinig betekenis, maar op het niveau van wijken, buurten, of gemeenten is dat anders.
Ook is het belangrijk om de kenmerken van de leefomgeving mee te nemen in de analyse. Met name het verschil tussen stad en platteland is relevant. Steden hebben hun eigen problemen. Zo is er meer bebouwde omgeving, meer verkeer en een hogere bevolkingsdichtheid en als gevolg daarvan meer milieuverontreiniging (zoals fijnstof), geluidsoverlast en toerisme, en minder groen. Steden zijn bovendien in allerlei opzichten diverser, terwijl sociale interactie en de beleving van brede welvaart anders zijn dan op het platteland.
Regionale cijfers zijn niet beschikbaar voor alle indicatoren die gebruikt worden voor de bepaling van de nationale brede welvaart. Ook is regionalisering niet altijd relevant. Een aantal nationale indicatoren valt dus af. De dimensie brede welvaart ‘elders’ valt zelfs in zijn geheel af, omdat dit conceptueel complexer is dan op nationaal niveau. Omgekeerd worden er, zoals hierboven aangegeven, bij de regionalisering van brede welvaart ook indicatoren gebruikt die niet meetellen voor de landelijke brede welvaart. Tabel 2.2.1. geeft een overzicht van de indicatoren in de regionale Monitor Brede Welvaart, hierna te noemen de rMBW.
Dimensie | Thema | Indicator |
---|---|---|
Brede welvaart 'hier en nu' | Welzijn | Tevredenheid met vrije tijd |
Tevredenheid met het leven | ||
Materiële welvaart | Mediaan besteedbaar inkomen | |
Gezondheid | Levensverwachting bevolking | |
Ervaren gezondheid | ||
Overgewicht | ||
Personen met één of meer langdurige ziekten of aandoeningen | ||
Arbeid en vrije tijd | Tevredenheid met reistijd van en naar het werk | |
Hoogopgeleide bevolking | ||
Brutoarbeidsparticipatie | ||
Nettoarbeidsparticipatie | ||
Werkloosheid | ||
Wonen | Tevredenheid met woning | |
Tevredenheid met woonomgeving | ||
Afstand tot sportterrein | ||
Afstand tot basisschool | ||
Afstand tot café e.d. | ||
Samenleving | Vertrouwen in anderen | |
Contact met familie, vrienden of buren | ||
Vrijwilligerswerk | ||
Vertrouwen in instituties | ||
Veiligheid | Geregistreerde misdrijven | |
Aantal ondervonden delicten | ||
Vaak onveilig voelen in de buurt | ||
Milieu | Natuur- en bosgebieden | |
Emissies van fijnstof naar lucht | ||
Kwaliteit van zwemwater kustwateren | ||
Kwaliteit van zwemwater binnenwateren | ||
Broeikasgasemissies per inwoner | ||
Afstand tot openbaar groen | ||
Natuurgebied per inwoner | ||
Brede welvaart 'later' | Economisch kapitaal | Mediaan vermogen van huishoudens |
Gemiddelde schuld per huishouden | ||
Natuurlijk kapitaal | Natuur- en bosgebieden | |
Emissies van fijnstof naar lucht | ||
Groen-blauwe ruimte, exclusief reguliere landbouw | ||
Bebouwd terrein | ||
Particuliere zonne-energie | ||
Menselijk kapitaal | Ervaren gezondheid | |
Hoogopgeleide bevolking | ||
Sociaal kapitaal | Sociale cohesie | |
In dit artikel beschrijven we de relatieve posities van regio’s. Voor het meest recente jaar wordt iedere regio vergeleken met de andere regio’s op hetzelfde niveau (gemeentes met gemeentes enzovoorts). Voor het overgrote deel staan de veertig COROP-regio’s centraal. Voor elke indicator is bepaald waar een regio staat op de ranglijst. De kleur van de positie is groen wanneer de indicatorwaarde van de regio hoort bij de bovenste 25 procent van de waarnemingen. De kleur van de positie is rood wanneer de indicatorwaarde van de regio hoort bij de onderste 25 procent van de waarnemingen. In alle overige gevallen is de kleur van de positie grijs. Om een idee te krijgen van de overall-situatie in een regio wordt gekeken naar het aantal indicatoren waarvoor een regio valt in het bovenste of het onderste kwart van alle waarnemingen.