Overheidsfinanciën 2022

3. Beperkte stijging overheidsuitgaven

De overheid gaf in 2022 bijna 417 miljard euro uit, 4 procent meer dan in 2021. Hiermee is de stijging kleiner dan in de voorgaande jaren. Uitgedrukt als percentage van het bbp namen de overheidsuitgaven af, van 46,1 procent in 2021 naar 43,5 procent in 2022. Dit is nog wel iets hoger dan vóór de coronacrisis. 

De beperkte absolute stijging is een saldo van meerdere ontwikkelingen. Zo namen de apparaatskosten van de overheid (beloning werknemers plus aanschaf van goederen en diensten) met bijna 10 miljard euro toe. Ook de uitgaven aan sociale uitkeringen, de grootste kostenpost van de overheid, groeiden gestaag door. Daarnaast stuwden enkele minder structurele kostenposten de uitgaven omhoog, zoals tegemoetkomingen aan huishoudens voor de gestegen energieprijzen en militaire steun aan Oekraïne. Ten slotte was de overheid in 2022 een half miljard euro meer kwijt aan rentebetalingen over haar schuld. Hiermee komt vooralsnog een einde aan de trend van steeds verder dalende rentelasten. Daartegenover staat dat in 2022 de uitgaven aan coronagerelateerde subsidies veel lager waren dan in de voorgaande twee jaren.  

3.0.1 Overheidsuitgaven (mld euro)
20182019202020212022*
Sociale uitkeringen162,0169,2173,8184,6193,5
Beloning van werknemers63,967,070,773,279,3
Intermediair verbruik46,148,750,756,760,5
Investeringen26,527,629,329,930,3
Overige uitgaven7,88,711,013,722,6
Subsidies9,19,734,331,319,1
Afdrachten aan de Europese Unie4,85,35,96,96,5
Rente6,96,25,44,75,2
Totaal327,2342,5381,0401,1416,9
* voorlopige cijfers

3.1 Zorguitgaven nemen verder toe

De overheid keerde in 2022 voor 193,5 miljard euro aan sociale uitkeringen uit, tegenover 184,6 miljard euro in het voorgaande jaar1). Het gaat om uitkeringen in geld of natura die bedoeld zijn om huishoudens financiële zekerheid te bieden tegen inkomsensrisico’s als ziekte, invaliditeit en arbeidsongeschiktheid. Ook bijdragen aan huishoudens om in bepaalde behoeftes te voorzien, zoals huisvesting en onderwijs, vallen onder de sociale uitkeringen. Ten slotte worden ook zorguitgaven zoals uitkeringen via de Zorgverzekeringwet (ZVW) en de Wet langdurige zorg (WLZ) tot de sociale uitkeringen gerekend. Sociale uitkeringen kunnen (gedeeltelijk) worden gefinancierd uit premies, waarbij de uitkering veelal wordt uitgekeerd door een van de socialezekerheidsfondsen. De Algemene ouderdomswet (AOW) en de Werkloosheidswet (WW) zijn hier voorbeelden van. Sociale uitkeringen kunnen echter ook betaald worden uit algemene middelen, zoals dit gebeurt bij de kinderbijslag en de zorgtoeslag.

De stijging in 2022 is voor het grootste deel toe te schrijven aan zorguitgaven via de ZVW en de WLZ. De uitkeringen via de WLZ stegen met 10 procent tot bijna 28 miljard euro. De WLZ heeft betrekking op langdurige zorg, zoals verblijf in een verzorgings- of verpleegtehuis. Onder de ZVW vallen medische kosten die vergoed worden vanuit het basispakket van de zorgverzekering. Deze uitkeringen namen met 2,5 miljard euro toe tot 49 miljard euro. De WLZ en ZVW zijn samen goed voor ongeveer 40 procent van de totale uitgaven aan sociale uitkeringen. Ook de uitkeringslasten van de AOW groeiden gestaag door, van 43 miljard euro naar 44 miljard euro. Hiermee is de toename relatief bescheiden, zeker in vergelijking met de voorgaande twee jaren. Dit komt met name doordat de pensioenleeftijd in 2022 is verhoogd naar 66 jaar en 7 maanden, waar deze in 2020 en 2021 op 66 jaar en 4 maanden lag. Ten slotte werkte de energiecrisis ook door in de sociale uitkeringen. In 2022 werd namelijk voor 1,7 miljard euro aan energietoeslag voor gezinnen met lage inkomens uitgekeerd, voornamelijk door gemeenten.

Tegenover de stijgingen staat een afname van de uitgaven aan uitkeringen in het kader van de werkloosheidswet (WW). In 2022 daalden de uitkeringslasten naar 2,6 miljard euro, een miljard euro minder dan in 2021. Het aantal uitkeringen daalde navenant van gemiddeld 240 duizend in 2021 naar 166 duizend in 2022. Niet eerder deze eeuw lag het aantal WW-uitkeringen op zo’n laag niveau. 

3.2 Energie- en coronacrisis kleuren ontwikkeling overheidsuitgaven

De apparaatskosten van de overheid stegen in 2022 naar 139,8 miljard euro. Dit is 8 procent meer dan in 2021, waarmee de stijging groter is dan in voorgaande jaren. Met name de beloning van overheidsmedewerkers kende een relatief sterke stijging. De apparaatskosten zijn goed voor een derde van de totale overheidsuitgaven. 

De energiecrisis drukte via meerdere wegen een stempel op de schatkist. Zo ontvingen huishoudens in november en december van 2022 190 euro compensatie voor de gestegen energieprijzen. Dit kostte het Rijk 3,1 miljard euro. Daarnaast namen de belastingbetalingen van het overheidsbedrijf Energie Beheer Nederland (EBN) toe, deels doordat zij onderhevig waren aan de solidariteitsbijdrage. Dit is een eenmalige belasting op de overwinsten van bedrijven uit de fossiele sector. Aangezien de belastingbetalingen van EBN worden ontvangen door het Rijk heeft dit echter geen effect op het overheidssaldo. 

Alhoewel het effect op de totale overheidsuitgaven beperkt is, vallen ook de gestegen rentekosten op. In 2022 betaalde de overheid 5,2 miljard euro rente over haar schuld2), een half miljard euro meer dan in het voorgaande jaar. Hiermee is 2022 het eerste jaar sinds 2011 waarin de rentelasten stijgen. Historisch gezien liggen de rentelasten echter nog altijd op een zeer laag niveau. Ter vergelijking, midden jaren negentig betaalde de overheid ruim het drievoudige aan rente. Vooral in de periode 2008 tot en met 2021 daalden de rentelasten stevig, van ruim 13 miljard euro naar 4,7 miljard euro. Dit komt doordat de Staat haar schuld tegen steeds lagere rentetarieven kon financieren. De schuld waarover rente moest worden betaald nam in deze periode per saldo met ruim een kwart toe. De hogere rentelasten in 2022 zijn mede het gevolg van de stijgende rentetarieven, dit in tegenstelling tot de voorgaande jaren. Daarnaast nam de schuld met bijna 31 miljard euro toe. 

3.2.1 Rentelasten en schuld
 Rentelasten (Rentelasten (mld euro), Schuld (mld euro))Schuld (Rentelasten (mld euro), Schuld (mld euro))
'0014,9235,8
'0113,9238,6
'0212,9244,9
'0312,2256,4
'0412,3266,3
'0512,0274,2
'0611,8264,1
'0712,2266,2
'0813,2354,0
'0912,7354,7
'1011,4378,7
'1111,6401,3
'1211,0432,4
'1310,3447,0
'149,9455,8
'159,0446,1
'168,2438,5
'177,4420,4
'186,9405,8
'196,2394,7
'205,4435,5
'214,7449,7
'22*5,2480,5
*voorlopige cijfers

Tegenover bovenstaande stijgingen staan lagere uitgaven doordat diverse coronagerelateerde maatregelen in 2022 eindigden. Dit is met name zichtbaar in de subsidies. Zo kostte in 2022 de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) de overheid 1,2 miljard euro. In 2021 was hier nog 8 miljard euro mee gemoeid. Sinds het begin van de coronacrisis is in totaal ongeveer 20 miljard euro uitgegeven aan de NOW, waarmee dit qua financiële omvang verreweg de grootste steunmaatregel van de coronacrisis was. Ook de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) liep op z’n eind. Hierdoor daalden de uitgaven van 6,7 miljard euro in 2021 naar 1,0 miljard euro in 2022. Het aflopen van diverse kleinere coronagerelateerde subsidies droegen ruim 4 miljard euro bij aan de daling van de overheidsuitgaven. Ten slotte namen de uitgaven af door een incidentele bijdrage in 2021 aan de zorgverzekeraars van bijna 3 miljard euro. Dit betrof een compensatie voor extra zorgkosten door de coronapandemie. 

3.2.2 Coronagerelateerde subsidies
 2020 (mld euro)2021 (mld euro)2022* (mld euro)
NOW10,381,2
TOGS/TVL2,46,71
Overige coronasubsidies2,52,30,8
Continuïteitsbijdrage zorg2,90,4
Vergoeding openbaar vervoer1,21,40,6
TOZO20,8
Zorgbonus2,10,7

1) Zie bijlage tabel 2 voor een overzicht van de sociale uitkeringen
2) Dit zijn de rentelasten conform de definitie van nationale rekeningen. Hierbij zijn de werkelijke rentelasten gecorrigeerd voor indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (toegerekende bankdiensten)