6. Sterfte naar doodsoorzaak
Kanker en hart- en vaatziekten zijn de meest voorkomende groepen doodsoorzaken over alle leeftijden samen. Meer dan de helft van de overledenen heeft kanker of hart- en vaatziekten als belangrijkste doodsoorzaak. Deze ziekten zijn al jaren de meest voorkomende doodsoorzaken. Daarna komen psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel, waartoe onder andere dementie en de ziekte van Alzheimer behoren, en ziekten van de ademhalingsorganen. De sterfte aan deze laatste ziekten fluctueert en is afhankelijk van het wel of niet heersen van een griepepidemie. Het aandeel overledenen aan ziekten van de ademhalingsorganen is in jaren van een griepepidemie doorgaans groter. Onder de groep van overige doodsoorzaken valt een breed scala aan ziekten en aandoeningen, die verder gespecificeerd worden in de paragraaf ’10 Data en methoden’.
In 2020 heeft de World Health Organization (WHO) ten gevolge van de coronapandemie een aparte categorie doodsoorzaken voor deze ziekte geïntroduceerd. In 2020 was het aandeel overledenen aan COVID-19 12 procent van de totale sterfte. In 2021 was dit aandeel 10 procent, op basis van voorlopige cijfers tot en met eind november 2021. Het aandeel overledenen door COVID-19 is ongeveer even groot als het aandeel overledenen aan psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel in 2020 en 2021. Het aandeel overledenen aan nieuwvormingen, hart- en vaatziekten, psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel, ziekten van de ademhalingsorganen neemt af tijdens de coronapandemie, ten opzichte van de jaren voor de pandemie.
Wanneer gekeken wordt naar de verhoudingen tussen de groepen doodsoorzaken met uitzondering van COVID-19 zijn er geen duidelijke verschuivingen te zien in 2020 en 2021 ten opzichte van de jaren daarvoor.
Nieuwvormingen (%) | Psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (%) | Hart- en vaatziekten (%) | Ziekten van de ademhalingsorganen (%) | Niet-natuurlijke doodsoorzaken (%) | Overige natuurlijke doodsoorzaken (%) | COVID-19 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2021* | 29,0 | 12,2 | 22,8 | 6,1 | 5,7 | 13,3 | 10,8 |
2020 | 28,6 | 12,2 | 22,2 | 6,4 | 5,5 | 12,9 | 12,2 |
2021* (excl. COVID-19) | 32,5 | 13,7 | 25,6 | 6,8 | 6,4 | 15,0 | |
2020 (excl. COVID-19) | 32,6 | 13,9 | 25,3 | 7,3 | 6,2 | 14,7 | |
2019 | 31,6 | 14,5 | 25,2 | 8,5 | 5,8 | 14,3 | |
2018 | 31,0 | 14,6 | 25,1 | 9,3 | 5,7 | 14,2 | |
2017 | 31,6 | 14,3 | 25,9 | 8,8 | 5,4 | 14,0 | |
2016 | 32,1 | 13,9 | 26,4 | 8,2 | 5,3 | 14,1 | |
2015 | 31,6 | 13,1 | 27,2 | 8,8 | 5,0 | 14,3 | |
*2021 is gebaseerd op voorlopige cijfers over de maanden januari tot en met november, gemeten op 1 februari 2022. Voor alle jaren zijn onbekende doodsoorzaken niet opgenomen in de groep overige doodsoorzaken. |