3. Groeirekeningen
De groeirekeningen van het CBS zijn een belangrijk hulpmiddel voor de (macro-economische) analyse van productiviteit. Ze geven informatie over de output, de inputfactoren en de multifactorproductiviteit (mfp) van de Nederlandse commerciële sector en de onderliggende branches. In de groeirekeningen worden de determinanten van economische groei gekwantificeerd waarbij mfp(-groei) een indicatie is voor het (in)efficiënter worden van het productieproces. In deze paragraaf worden uitkomsten van de groeirekeningen gepresenteerd. Verder wordt de vertraging van de productiviteitsgroei in Nederland met cijfers geïllustreerd en vergeleken met de ontwikkeling van de productiviteit in de EU en de VS.
3.1 Uitkomsten
De groeirekeningen zijn niet alleen beschikbaar voor de commerciële sector, maar ook op het niveau van de onderliggende branches. Alleen de branches waarvoor een zinvolle productiviteitsmeting mogelijk is, worden echter meegenomen. Dat betekent dat de overheidssector en onderwijs buiten de groeirekeningen vallen. In de nationale rekeningen wordt hun output bepaald door de kosten van de inputtypen, zodat productiviteitsveranderingen geen betekenis hebben. Ook de sector verhuur en handel in onroerend goed is uitgesloten, omdat de cijfers van deze bedrijfstak sterk bepaald worden door het eigenwoningbezit. Verder vallen huishoudens met personeel buiten de commerciële sector.
Bij het vergelijken van landen wordt veelal de arbeidsproductiviteit gebruikt, gemeten als bbp per werkende of als bbp per gewerkt uur. Hier kunnen echter vertekeningen optreden doordat de arbeidsproductiviteit afhangt van de grootte van de publieke sector of van de mate van eigenwoningbezit. Bij gebrek aan een goede productiviteitsmeting voor deze onderdelen van de economie zouden deze elementen uitgesloten moeten worden bij internationale vergelijkingen van de arbeidsproductiviteit.
In tabel 3.1.1 worden uitkomsten gepresenteerd voor de periode 1996-2016 voor de Nederlandse commerciële sector. Enerzijds is de volumeverandering van de output te zien en anderzijds de bijdrage van de verschillende inputtypen aan die volumeverandering, inclusief de bijdrage van de multifactorproductiviteit.
Productie | Intermediair verbruik | Arbeid | Kapitaal | Multifactorproductiviteit | ||
---|---|---|---|---|---|---|
%-volumeverandering | Bijdrage in %-punt | |||||
1996-2016 | 2,4 | 0,9 | 0,8 | 0,4 | 0,4 | |
Bron: CBS |
De productie is in de periode 1996-2016 jaarlijks met gemiddeld 2,4 procent gegroeid. Arbeid heeft daaraan 0,8 procentpunt bijgedragen; kapitaal 0,4 procentpunt; het intermediair verbruik 0,9 procentpunt en de mfp-groei was 0,4 procentpunt. De arbeidsproductiviteit groeide in deze periode met 1,3 procent gemiddeld. De productie van de commerciële sector is dus in deze periode vooral gegroeid door arbeid en intermediair verbruik en in mindere mate door kapitaal of productiviteitsgroei 8.
3.2 Vertraging productiviteitsgroei sinds 1996
Met de groeirekeningen kan ook de vertraging van de productiviteitsgroei in Nederland worden geïllustreerd. De verandering van de mfp van de commerciële sector is opgesplitst in drie perioden: 1996-2001, 2002-2008 en 2009-2016. De gemiddelde jaarlijks groei van de mfp gaat van 1,1 naar 0,8 en uiteindelijk naar 0 procent (grafiek 3.2.1).
De Grote Recessie had natuurlijk in de laatste periode een groot effect op de groei. Om de impact hiervan te schatten, is ook de mfp-groei vanaf 2011 onderzocht. Het jaar 2009, het crisisjaar, en 2010, het jaar waarin de economie deels terugveerde, zijn dan buiten beschouwing gelaten. De productiviteitsgroei in 2011-2016 was met gemiddeld 0,4 procent nog steeds kleiner dan in de andere perioden.
Periode | Verandering (gemiddelde groei in %) |
---|---|
1996-2001 | 1,1 |
2002-2008 | 0,8 |
2009-2016 | 0 |
2011-2016 | 0,4 |
Wat de onderliggende branches betreft, varieerde de productiviteitsgroei aanzienlijk. In grafiek 3.2.2 zijn dezelfde drie perioden onderscheiden als in grafiek 3.2.1.
In de eerste twee periodes groeide vooral de mfp van de informatie- en communicatiesector, de industrie, de branche handel, transport en horeca en de financiële instellingen. In de laatste periode (2009-2016) was in bijna alle branches de groei lager dan in de jaren daarvoor. Met andere woorden, de afname van de productiviteitsgroei is terug te zien in nagenoeg de gehele commerciële sector. De mfp van de branche handel, transport en horeca groeide het sterkst en had ook de sterkste bijdrage aan de groei van de commerciële sector in de periode 2009-2016, met name door de omvang van die sector. Een aantal branches, zoals de delfstoffenwinning, heeft over alle drie perioden een negatieve productiviteitsgroei.
1996-2001 (gemiddelde groei in %) | 2002-2008 (gemiddelde groei in %) | 2009-2016 (gemiddelde groei in %) | |
---|---|---|---|
Informatie en communicatie | 6 | 3 | 0,2 |
Industrie | 2,8 | 2,1 | 0,3 |
Handel, transport en horeca | 2,7 | 1,1 | 0,5 |
Financiële instellingen | 2,3 | 3,3 | -0,4 |
Water en afval | 2,2 | 0,7 | -0,1 |
Energie | 1,8 | 3,9 | -2,5 |
Zakelijke dienstverlening | 1 | -1,6 | 0,1 |
Cultuur, recreatie en overige | -0,3 | -1,4 | -1,4 |
Bouwnijverheid | -1,2 | 1 | -0,1 |
Landbouw en visserij | -1,7 | 2,4 | 0,3 |
Delfstoffenwinning | -2,2 | -1,9 | -1,3 |
3.3 Vertraging van de productiviteitsgroei in een internationaal perspectief
Net als in Nederland neemt de groei van de productiviteit ook in andere landen af. Figuur 3.3.1 toont een vergelijking van de arbeidsproductiviteit in Nederland, de EU en de VS 9.
Ook nu zijn drie perioden onderscheiden. De data zijn inclusief de ‘moeilijk te meten’ overheidssectoren en onderwijs, wat het plaatje als gezegd enigszins verstoort. Het is duidelijk dat er zowel in de EU als de VS een vertraging optreedt. In alle perioden groeide de arbeidsproductiviteit in de VS echter sterker dan in de EU. Maar in de laatste periode is het verschil wel beduidend kleiner dan in twee perioden daarvoor. Daarentegen is de arbeidsproductiviteit van Nederland een stukje meer achtergebleven in de laatste periode.
Land | VS (gemiddelde groei in %) | EU (gemiddelde groei in %) | Nederland (gemiddelde groei in %) |
---|---|---|---|
1996-2001 | 2,4 | 2 | 1,9 |
2002-2008 | 1,9 | 1,2 | 1,3 |
2009-2016 | 1 | 0,9 | 0,4 |
[8] In de groeirekeningen is meer detail beschikbaar dan hier getoond. Zo wordt de bijdrage van arbeid gescheiden in de urenontwikkeling en het effect van veranderingen in de compositie van de werkzame personen; en wordt de bijdrage van ICT en niet-ICT kapitaalgoederen apart onderscheiden. Daarnaast zijn ook cijfers beschikbaar voor individuele bedrijfstakken.
[9] De OESO publiceert data over multifactor-, kapitaal- en arbeidsproductiviteit voor de meeste OESO-landen. De gegevens over mfp zijn alleen beschikbaar per land en niet voor landengroepen, maar voor de arbeidsproductiviteit zijn die gegevens wel voor landengroepen beschikbaar.