4. Wat zijn de resultaten?
Uit de resultaten blijkt dat zowel in de Ebb als in de Polis onnauwkeurigheden voorkomen. De grootste onnauwkeurigheid in de Ebb betreft werknemers waarvan de geschatte arbeidsrelatie volgens het model flexibel is. Ongeveer een derde van hen antwoordt in de Ebb dat ze een vast dienstverband hebben. Een kleiner deel heeft volgens de Ebb geen baan in loondienst. Deze onnauwkeurigheid komt vooral voor bij werknemers die niet van baan zijn gewisseld. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in de Ebb de informele afspraken tussen werkgever en werknemer een belangrijke rol spelen. Als er informele afspraken zijn dat een werknemer in vaste dienst komt, ook al is dat op het moment van waarnemen juridisch gezien nog niet het geval, dan zal de werknemer ook dienovereenkomstig antwoorden in de Ebb 4). Dit zal vaker voorkomen bij werknemers die al wat langer bij dezelfde werkgever werken. Ook in de Polis worden de meeste onnauwkeurigheden teruggevonden bij de werknemers die volgens het model een flexibele arbeidsrelatie hebben. Van de werknemers die volgens het model een flexibele arbeidsrelatie hebben is het aandeel dat niet goed is gemeten in de Polis veel kleiner dan in de Ebb: ongeveer één op de tien staat in de Polis niet juist geregistreerd ten opzichte van één op de drie bij de Ebb.
Als we de meetmodellen toepassen leidt dat ook tot aangepaste schattingen van het percentage vaste en flexibele arbeidsrelaties. In Figuur 3 geven de lichtblauwe staven de schatting van het percentage vaste en flexibele arbeidsrelaties volgens het model, terwijl de donkerblauwe en groene staven de geobserveerde percentages weergeven in respectievelijk de Ebb en de Polis. De door het model geschatte percentages liggen dichter bij de geobserveerde percentages in de Polis dan die in de Ebb. Naar schatting heeft in 2018 iets meer dan de helft (51,5%) van de bevolking in Nederland van 25-54 jaar een vaste arbeidsrelatie. In de Polis wordt dat geschat op 50,2, terwijl de Ebb dit op 57,9 geschat. Dit is niet verwonderlijk gezien de schattingen van de onnauwkeurigheden die we eerder bespraken: er zijn relatief veel werknemers die in de Ebb melden dat ze een vaste arbeidsrelatie hebben, terwijl ze volgens het model een flexibele arbeidsrelatie hebben. Het omgekeerde geldt voor de percentages flexibele arbeidsrelaties. Deze worden in de Ebb onderschat en in de Polis iets overschat, maar ook hier ligt de schatting vanuit de Polis dichter bij de schatting van het aantal contracten volgens het model.
Arbeidsrelatie | Geschat (%) | Enquête beroepsbevolking (%) | Polisadministratie (%) |
---|---|---|---|
Vast | 51,5 | 57,9 | 50,2 |
Flex | 18,4 | 12,6 | 20,6 |
Overig | 30,1 | 29,5 | 29,2 |
Belangrijke verklaringen voor de gevonden onnauwkeurigheden in de Polis en de Ebb kunnen worden gevonden in de baanduur, het aantal contracturen, en de branche. Voor de Polis komt daar de gebruikte software door bedrijven nog bij. Dat laatste is de software van de personeels- en salarisadministratie waaruit de relevante informatie voor de loonaangifte wordt afgeleid. Het is erg ingewikkeld om te verwoorden op welke manier de onnauwkeurigheden worden beïnvloed door deze variabelen. Zo is de onnauwkeurigheid voor werknemers met een baanduur van korter dan drie jaar groter dan voor werknemers met een baanduur van drie jaar of langer als de werknemer volgens het model een vaste arbeidsrelatie heeft. Het belangrijkste is de constatering dat die invloed er is en dat daardoor de schattingen in het model worden verbeterd.