2. Hoe groot zijn de verschillen?
De cijfers over flexibele arbeid op basis van de Ebb en de Polis verschillen van elkaar. Deels heeft dat te maken met het feit dat het bij de Polis gaat om banen van werknemers en bij de Ebb om personen met een baan als werknemer. Aangezien personen meerdere banen kunnen hebben, komt het aantal banen per definitie niet overeen met het aantal personen dat werkzaam is als werknemer. Echter, ook als we voor personen met meerdere banen alleen de belangrijkste baan (hoofdbaan) meetellen, en rekening houden met enkele andere verschillen in de definitie, blijft er een verschil bestaan.
Vanaf 2018 en 2019 lopen ook de schattingen van de ontwikkelingen van het aantal en aandeel vaste en flexibele werknemers uiteen, ook als rekening gehouden wordt met de bovengenoemde definitieverschillen. De Ebb laat een sterkere toename zien van het aantal werknemers met een vaste arbeidsrelatie dan de Polis (Figuur 1), en andersom, laat de Polis een sterkere toename zien van het aantal flexibele arbeidsrelaties dan de Ebb (Figuur 2). In 2018, vierde kwartaal bedroeg de schatting van het aandeel flexibele werknemers in de Polis en Ebb respectievelijk 35,7% en 25,2% een verschil van 10,5 procentpunt.
Jaar | Kwartaal | Polisadministratie (x mln) | Enquête beroepsbevolking (x mln) |
---|---|---|---|
2015 | 1e kwartaal | 4,768 | 5,304 |
2015 | 2e kwartaal | 4,748 | 5,277 |
2015 | 3e kwartaal | 4,736 | 5,244 |
2015 | 4e kwartaal | 4,719 | 5,263 |
2016 | 1e kwartaal | 4,730 | 5,274 |
2016 | 2e kwartaal | 4,738 | 5,298 |
2016 | 3e kwartaal | 4,746 | 5,294 |
2016 | 4e kwartaal | 4,736 | 5,289 |
2017 | 1e kwartaal | 4,784 | 5,298 |
2017 | 2e kwartaal | 4,786 | 5,317 |
2017 | 3e kwartaal | 4,781 | 5,357 |
2017 | 4e kwartaal | 4,772 | 5,405 |
2018 | 1e kwartaal | 4,851 | 5,437 |
2018 | 2e kwartaal | 4,863 | 5,476 |
2018 | 3e kwartaal | 4,873 | 5,516 |
2018 | 4e kwartaal | 4,872 | 5,569 |
2019 | 1e kwartaal | 4,936 | 5,622 |
2019 | 2e kwartaal | 4,956 | 5,678 |
2019 | 3e kwartaal | 4,976 | 5,731 |
2019 | 4e kwartaal | 5,006 | 5,784 |
Jaar | Kwartaal | Polisadministratie (x mln) | Enquête beroepsbevolking (x mln) |
---|---|---|---|
2015 | 1e kwartaal | 2,256 | 1,563 |
2015 | 2e kwartaal | 2,369 | 1,635 |
2015 | 3e kwartaal | 2,396 | 1,696 |
2015 | 4e kwartaal | 2,437 | 1,653 |
2016 | 1e kwartaal | 2,365 | 1,621 |
2016 | 2e kwartaal | 2,471 | 1,702 |
2016 | 3e kwartaal | 2,490 | 1,764 |
2016 | 4e kwartaal | 2,537 | 1,758 |
2017 | 1e kwartaal | 2,465 | 1,752 |
2017 | 2e kwartaal | 2,579 | 1,815 |
2017 | 3e kwartaal | 2,619 | 1,855 |
2017 | 4e kwartaal | 2,678 | 1,819 |
2018 | 1e kwartaal | 2,591 | 1,774 |
2018 | 2e kwartaal | 2,691 | 1,818 |
2018 | 3e kwartaal | 2,707 | 1,859 |
2018 | 4e kwartaal | 2,758 | 1,836 |
2019 | 1e kwartaal | 2,681 | 1,772 |
2019 | 2e kwartaal | 2,766 | 1,792 |
2019 | 3e kwartaal | 2,748 | 1,798 |
2019 | 4e kwartaal | 2,757 | 1,724 |
Vanuit de Ebb en de Polis afzonderlijk worden schattingen gemaakt die de werkelijkheid zo goed mogelijk benaderen. Een mogelijke verklaring voor de verschillen in de schattingen van het aantal en aandeel vaste en flexibele werknemers is dat beide bronnen onnauwkeurigheden in de meting bevatten 2). Onnauwkeurigheid in de Ebb kan ontstaan doordat respondenten de vragen over het type dienstverband niet goed begrijpen of omdat ze niet goed weten wat voor arbeidscontract ze hebben. Pavlopoulos en Vermunt (2015) en Pankowska e.a. (2018) hebben schattingen gemaakt van de (on)nauwkeurigheid met behulp van zogenoemde meetmodellen. Zij pasten deze modellen toe op gegevens over 25-54-jarigen uit de Polis en de Ebb van 2007 en 2009. Uitgangspunt van de methode is dat er per persoon op meerdere tijdstippen zowel een meting van het type contract in de Ebb als in de Polis beschikbaar is. Door de informatie uit beide bronnen op meerdere tijdstippen te combineren kan per persoon een schatting worden gemaakt van de meest waarschijnlijke contractvorm. Wanneer het model klopt zijn deze schattingen een betere benadering van de werkelijkheid dan de schattingen vanuit de Ebb of de Polis afzonderlijk.
De onderzoeken van Pavlopoulos en Vermunt (2015) en van Pankowska e.a. (2018) zijn ondertussen verouderd. Inmiddels zijn nieuwe inzichten ontstaan over de onderlinge samenhang tussen de onnauwkeurigheden in de tijd en de variabelen die hiermee samenhangen. Bovendien zijn voor het eerst gegevens beschikbaar gekomen over de softwarepakketten die bedrijven gebruiken voor hun aangiften. Daarom is het CBS een nieuw onderzoek gestart voor een recentere periode en met een uitgebreider model. Het onderzoek is nog niet afgerond, maar we kunnen wel enkele eerste conclusies presenteren.
2) Als in de Polis en de Ebb niet precies hetzelfde wordt gemeten dan is er sprake van een meetfout. Meetfouten bestaan uit een systematisch deel ten gevolge van de andere operationele definitie (onzuiverheid) en een willekeurig deel (onnauwkeurigheid). In dit rapport maken we dit onderscheid niet ter wille van de leesbaarheid en zullen we het hebben over “onnauwkeurigheid in de meting”.