Beoordeling zeevogeltrends op het Friese Front en de Bruine Bank

1. Inleiding

De huidige meetstrategie van de MWTL vliegtuigtellingen boven het Nederlands Continentaal Plat (NCP) is gericht op het berekenen van trends in zeevogelpopulaties. Om daarnaast uitspraken te kunnen doen op gebiedsniveau, worden aanvullende tellingen met hoge dichtheid uitgevoerd in de Natura 2000-gebieden Friese Front en Bruine Bank. In deze gebieden worden zowel de vaste raaien als de extra tellingen doorgaans uitgevoerd in augustus, november, januari en februari, en daarnaast nog extra tellingen in juni of april. Voor elk Natura 2000-gebied gelden specifieke doelstellingen voor Vogelrichtlijnsoorten (VR-soorten). Voor het Friese Front betreft dit alleen de zeekoet, terwijl voor de Bruine Bank zes soorten relevant zijn: jan-van-gent, grote jager, dwergmeeuw, grote mantelmeeuw, zeekoet en alk.

De extra tellingen in de twee Natura 2000-gebieden worden uitgevoerd sinds 2014. Informatiehuis Marien (IHM) heeft het CBS gevraagd te onderzoeken of deze extra tellingen daadwerkelijk nodig zijn om betrouwbare gebiedstrends te bepalen. Mocht dat niet het geval zijn, dan kan de extra telinspanning eventueel ingezet worden om een extra maand te tellen op het hele NCP.
In deze notitie wordt de vraag van IHM beantwoord aan de hand van de volgende twee onderzoeksvragen:

  1. Is de aanvullende telinspanning in de twee VR-gebieden essentieel voor het berekenen van trends van de VR-soorten?
  2. Welke extra maand kan het beste worden geteld om de trendberekeningen op het NCP te verbeteren?