Auteur: Jocelyn van Berkel, Patrick Bogaart, Corine Driessen, Shaya van Houdt, Claudia Rozendal, Sjoerd Schenau
Kernindicatoren Natuurlijk kapitaalrekeningen

4. Conclusies en aanbevelingen

4.1 Gross Ecosystem Product (GEP)

4.1.1 Conclusie

De GEP is de bijdrage van ecosystemen en natuur aan de economie en maatschappij (ecosysteemdiensten) weergegeven in monetaire waarden. Het is een belangrijke kernindicator die kan worden afgeleid uit het SEEA EA.

De GEP als kernindicator vergemakkelijkt de communicatie rondom natuurlijk kapitaal. De bijdrage van alle ecosysteemdiensten afzonderlijk is soms lastig te begrijpen en te communiceren. Een kernindicator die alle (monetaire) ecosysteemdiensten aggregeert, verbetert dit. Daarnaast krijgt de term GEP ook steeds meer bekendheid in het beleid. De GEP kan beleidsmakers en economen helpen om het belang van de natuur voor de economie en de mens inzichtelijk te maken. De bijdrage en afhankelijkheid van de natuur is vaak cruciaal, maar is niet direct duidelijk uit de bestaande statistieken en indicatoren. Denk hierbij aan het voorbrengen van voedsel- en veevoedergewassen. Het voordeel van ecosysteemdiensten uitdrukken in monetaire waarden, is dat euro’s voor iedereen bekend zijn en zodanig goed te interpreteren. Een ander voordeel is dat de GEP direct kan worden vergeleken met andere macro-economische variabelen zoals productie of toegevoegde waarde.

De GEP kent echter ook zijn tekortkomingen. De waarde van de GEP is gebaseerd op een aantal inhoudelijke keuzes en beschikbare databronnen. Daarnaast is de interpretatie van de indicator niet altijd eenduidig. Naast de GEP moeten ook altijd andere indicatoren worden gezet om de bredere contact goed weer te geven, zie de aanbevelingen hieronder.

4.1.2 Aanbevelingen

Net als met andere kernindicatoren zoals het bbp, zijn er onderliggend aan de GEP aannames en keuzes die van invloed zijn op de hoogte ervan. Om de GEP goed te interpreteren en te gebruiken moet de gebruiker bekend zijn met de keuzes die gemaakt zijn in de meetmethode. De hoogte van de GEP is afhankelijk van de gekozen waarderingsmethoden voor het berekenen en monetair waarderen van de ecosysteemdiensten. De volgende keuzes/ onzekerheden zijn met name bepalend voor de waarde van de GEP:

  • Er is onzekerheid rondom de brondata voor het berekenen van de ecosysteemdiensten;
  • Er zijn verschillende uiteenlopende methoden om de monetaire waarde van ecosysteemdiensten te bepalen;
  • De keuze welke diensten worden meegenomen bij het berekenen van de GEP.

Wanneer de GEP gebruikt gaat worden in beleidskeuzes, is het belangrijk dat de informatie over bovenstaande punten bekend is. Zo kan bijvoorbeeld vastgesteld worden dat onderschatting een gevolg is van het alleen gedeeltelijk meetellen van de ecosysteemdiensten.

De Natuurlijk kapitaalrekeningen zijn een complex systeem die relaties tussen ecosystemen en de maatschappij in kaart brengt. Het CBS doet de aanbeveling om de GEP en KEK samen presenteren. Wanneer er meer gebruik wordt gemaakt van ecosysteemdiensten, wat hoogstwaarschijnlijk de waarde van de GEP verhoogt, zal er ook meer druk komen te staan op de kwaliteit van de ecosystemen zelf. Er is een risico dat dit soort afruilen uit het oog wordt verloren bij het gebruik van de GEP. Daarnaast wordt de GEP ook gemaakt op basis van de waarde in het hier en nu. De invloed op de capaciteit om ecosysteemdiensten te leveren in de toekomst wordt niet zichtbaar.

Het CBS doet verder de aanbeveling om naast een kernindicator ecosysteemdiensten in monetaire waarden, ook een kernindicator te ontwikkelen over ecosysteemdiensten in fysieke waarden (kilo’s, liters, etc.). Dit kan uit het systeem van Natuurlijk kapitaalrekeningen ontwikkeld worden.

4.2 Kernindicator ecosysteemkwaliteit (KEK)

4.2.1 Conclusie

Dit onderzoek heeft onze kennis aanzienlijk vergroot door diverse methoden zoals die van het SEEA EA, Natuurpunten systematiek en de Living Planet Index te verkennen. Het heeft ook geleid tot belangrijke nieuwe inzichten. Het is essentieel om ecosystemen individueel te beoordelen met specifieke indicatoren voordat deze geaggregeerd worden tot een KEK. De effectiviteit van deze methoden hangt af van de kwaliteit en beschikbaarheid van data, en de mate waarin ecosystemen zijn versnipperd. Voor een heldere interpretatie en nuttig gebruik, moet de KEK eenvoudig en toegankelijk zijn, ondersteunend aan doelen zoals brede welvaart en de Sustainable Development Goals (SDG’s). In Nederland, waar onverstoorde natuur zeldzaam is, benadrukt ons onderzoek het belang van het vinden van alternatieve manieren om referentiewaarden vast te stellen. Een verdiepende evaluatie van de door SEEA EA voorgestelde referentiemethoden kan hierbij helpen. Tot slot, de balans tussen standaardisatie en flexibiliteit in deze methoden is cruciaal om ze effectief te maken voor toekomstige toepassingen.

Op basis van al het voorgaande, is de conclusie dat de SEEA EA methode de meest logische is voor het ontwikkelen van de KEK. Dit komt omdat de SEEA EA methode zich specifiek richt op ecosystemen in bredere zin, en niet alleen op trends in biodiversiteit. Deze benadering stelt ons in staat om de unieke kenmerken en kwaliteit van individuele ecosystemen grondig te beoordelen. Bovendien is deze methode internationaal afgestemd waardoor het in theorie makkelijker wordt landen met elkaar te vergelijken. Ook is deze methode flexibel en is het mogelijk een breed scala aan indicatoren te gebruiken die voor het hele ecosysteem van belang zijn. Nieuwe indicatoren kunnen worden toegevoegd zonder dat de hele methode gewijzigd hoeft te worden. De grootste uitdagingen blijven echter het vaststellen van referentiewaarden, de weging van indicatoren bij aggregatie per ecosysteem en de weging van ecosystemen bij aggregatie tot één overkoepelende kwaliteitsindicator. Ook beschikbaarheid van ruimtelijk dekkende data blijft nog een probleem. Daarom concluderen we dat de SEEA EA methode de meest geschikte is voor het ontwikkelen van de KEK, dankzij haar brede aanpak en internationale afstemming. De uitdagingen op het gebied van data en referentiewaarden vragen wel om verdere aandacht om de methode optimaal te benutten. In de praktijk heeft deze methode zich ook nog niet bewezen.

4.2.2 Aanbevelingen

Een eerste stap richting een volwaardige KEK zou nu zijn om meer ecosysteemkwaliteit indicatoren te ontwikkelen, met als doel om voor elk ecosysteemtype de verschillende onderdelen van de Ecosystem Condition Typology afgedekt te hebben met tenminste één indicator. Daarnaast is het van belang om voor alle gebruikte indicatoren referentiewaarden proberen vast te stellen. Daartoe adviseert het CBS het gebruik van een gecombineerde aanpak van historische ecologische data (waar mogelijk) en actuele beheerdoelstellingen, om zo een realistische en relevante basislijn te creëren die zowel verleden als heden van ecosystemen weerspiegelt. De tweede stap zou zijn om tot een goede aggregatie te komen door wegingen vast te stellen. Dit kan bijvoorbeeld door de cruciale indicatoren of zeldzame ecosystemen een hogere weging te geven. Uiteindelijk zou dit leiden tot een overkoepelende indicator.

Naast deze methodologische vooruitgang, is ook de samenwerking met overheidsinstanties zoals het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) essentieel om de benodigde gegevens en steun te verkrijgen voor het implementeren van deze kernindicator op nationaal niveau. Een specifiek voorstel is om een pilotstudie te doen waarin de SEEA EA-methoden worden gebruikt en waarin referentiewaarden worden vastgesteld gebruikmakend van beschikbare conditie-data. Door deze data te aggregeren en te analyseren over tijd, bijvoorbeeld ten opzichte van een basisjaar, kunnen we inzichten verkrijgen. Verder kunnen we experimenteren met het opstellen van een KEK, zowel met als zonder traditionele referentiewaarden. Dit zou het CBS in staat stellen om de betrouwbaarheid van deze aanpak te beoordelen en te bepalen hoe deze verder ontwikkeld kan worden met meer tijd en middelen.

De resultaten en aanbevolen experimenten die zijn uiteengezet in dit rapport tonen de vooruitgang aan die is geboekt in het onderzoek naar het begrijpen en kwantificeren van ecosysteemkwaliteit. Ook bieden ze heldere stappen voor de toekomstige ontwikkeling en implementatie van de KEK. Het CBS beschikt nu over een benadering om de bestaande indicatoren van de ecosysteemkwaliteit voor de SEEA EA condition account samen te voegen tot een alles omvattende index, die vervolgens in de praktijk getoetst kan worden.