Auteur: Jocelyn van Berkel, Patrick Bogaart, Corine Driessen, Shaya van Houdt, Claudia Rozendal, Sjoerd Schenau
Kernindicatoren Natuurlijk kapitaalrekeningen

2. Gross Ecosystem Product (GEP)

2.1 Inleiding

De GEP is volgens het SEEA EA gedefinieerd als ‘the sum of all final ecosystem services at their exchange value supplied by all ecosystem types located within an ecosystem accounting area over an accounting period less the net imports of intermediate services’ (UN, 2021). In principe is de GEP dus een optelsom van alle finale ecosysteemdiensten in monetaire termen die binnen een bepaald gebied worden geleverd en worden gebruikt door de samenleving. Ecosysteemdiensten zijn hierbij gedefinieerd als de bijdragen van ecosystemen aan de economie en andere menselijke activiteiten. Denk hierbij aan houtproductie, landbouwproductie (producerende diensten), waterzuivering, fijnstof afvang (regulerende diensten) en natuurrecreatie en -toerisme (culturele diensten). Deze ecosysteemdiensten worden gebruikt door bedrijven, de overheid en huishoudens. Ecosysteemdiensten worden in fysieke hoeveelheden uitgedrukt, bijvoorbeeld m3 hout, kton broeikasgassen of uren wandelen in de natuur. Daarnaast worden ze ook monetair gewaardeerd (uitgedrukt in miljoenen euro). Uit de monetaire waarden wordt vervolgens de GEP berekend. De gedetailleerde methodeomschrijving van het CBS en Wageningen Universiteit (WUR) voor het meten van de Natuurlijk kapitaalrekeningen, en specifiek de monetaire waardering van ecosysteemdiensten, staat beschreven in de technische toelichting van de Natuurlijk kapitaalrekeningen (CBS en WUR, 2022).

De GEP heeft overeenkomsten met het bruto binnenlands product (bbp), de kernindicator die de omvang van de economie meet. Het bbp is namelijk de som van alle waarden die in een economie wordt geproduceerd, terwijl de GEP gelijk is aan de som van alle waarden die door de natuur wordt geproduceerd. Het idee om een ‘bbp voor de natuur’ te maken in deze vorm, wordt al in China toegepast voor het maken van beslissingen door beleidsmakers (Ouyang et al., 2020). Uitdagingen die in de wetenschappelijke literatuur worden genoemd om de GEP te berekenen zijn: beperkte kennis van ecosysteemdiensten, missende ecosysteemdiensten, overschatting maar ook onderschatting van de monetaire waarden, lage betrouwbaarheid in de fysieke ecosysteemdiensten en onzekerheden omtrent waarderingsmethoden (Hao et. al., 2022).

Er is in Nederland veel interesse en nieuw onderzoek gaande op gebied van de GEP. LNV heeft het CBS gevraagd om deze verkenning uit te voeren zodat het duidelijk wordt hoe dit in beleidskeuzes geïntegreerd kan worden. Daarnaast werkt het CBS samen met andere organisaties die actief zijn met vernieuwend onderzoek over de GEP. De inzichten die naar voren zijn gekomen uit gesprekken met Wageningen Economic Research (WEcR), Foundation for Sustainable Development (FSD) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), zijn meegenomen in dit rapport. Ook internationaal vinden er ontwikkelingen plaats op gebied van de GEP. In het SEEA EA staat de GEP bovenaan de lijst van potentiele monetaire ecosysteemdienstindicatoren. Het SEEA EA is de internationale standaard om de Natuurlijk kapitaalrekeningen te meten en wordt in vele landen toegepast. Tot nu toe neemt China het voortouw met het publiceren van hun GEP. Er zijn echter ook papers die proberen de GEP wereldwijd te berekenen, zoals Costanza et al. (1997).

Het opstellen van de GEP vanuit de Natuurlijk kapitaalrekeningen is een optelsom van de monetaire ecosysteemdiensten. Zoals aangegeven is dit een complex geheel. Er bestaan verschillende stappen, keuzes en uitdagingen in de berekeningen. Hierdoor is het belangrijk dat de GEP goed wordt toegelicht, om de cijfers goed te kunnen interpreteren. Dat gebeurt in dit hoofdstuk.

2.2 Keuzes berekeningsmethode

Om de GEP te bepalen en te publiceren, moeten meerdere keuzes worden gemaakt ten aanzien van richtlijnen, berekeningen en de manier van presenteren. Deze zijn in figuur 2.1 gevisualiseerd. De opties per stap zijn niet uitputtend, zo zijn er bijvoorbeeld nog meer mogelijke eenheden om de GEP in te presenteren.

Stap 1: Framework en richtlijnen

De eerste stap is het kiezen van een raamwerk met bijbehorende richtlijnen en classificaties, die gebruikt worden voor het berekenen en samenstellen van de GEP. Het gaat hierbij vooral om richtlijnen over hoe ecosysteemdiensten gedefinieerd en berekend kunnen worden, en niet zozeer de GEP zelf. Er zijn verschillende raamwerken en benaderingen om ecosysteemdiensten te monitoren en waarderen, zoals het SEEA EA. Het SEEA EA handboek (UN, 2021) is de statistische standaard voor het opstellen van ecosysteemrekeningen en is voor het CBS daarmee de basis voor de statistieken over natuurlijk kapitaal, ook mede in verband met de EU-verplichtingen die gaan gelden. Vanaf 2026 is het CBS verplicht om fysieke ecosysteemdiensten aan Eurostat te leveren volgens deze richtlijnen. Het SEEA EA wordt daarom gebruikt voor het samenstellen van de Natuurlijk kapitaalrekeningen en de daaruit berekende GEP. De classificatie van de ecosysteemdiensten volgt uit de SEEA EA referentielijst voor ecosysteemdiensten. De overige vijf richtlijnen die in figuur 2.1 staan worden in dit rapport niet nader toegelicht vanwege de duidelijke keuze voor het SEEA EA, meer informatie over de overige richtlijnen is te vinden in het SEEA EA handboek (UN, 2021).

Figuur 2.1. De 8 stappen met opties voor de berekening en publicatie van het Gross Ecosystem Product (GEP)  

Figuur 2.1. De 8 stappen met opties voor de berekening en publicatie van het Gross Ecosystem Product (GEP)

Stap 2: Afbakening ecosysteemdiensten

De GEP is een optelsom van de waarden van de verschillende ecosysteemdiensten. De keuze welke ecosysteemdiensten worden meegenomen in de berekening, bepaalt de hoogte en de ontwikkeling van de uiteindelijke GEP. Het is daarom belangrijk deze afweging expliciet te maken. De ecosysteemdiensten die voor Nederland niet relevant zijn worden sowieso niet meegenomen, zoals het voorkomen van lawines door bomen omdat er in Nederland geen bergen zijn. Kustbescherming is in Nederland relevant, terwijl dit voor landlocked landen juist niet relevant is. In figuur 2.1 worden drie opties genoemd voor de keuze en afbakening van ecosysteemdiensten.

De eerste optie is alleen de diensten meenemen waar de data en kennis voor beschikbaar zijn. Het CBS en WUR hebben de afgelopen jaren veel kennis opgebouwd met de ontwikkeling van de Natuurlijk kapitaalrekeningen. De ecosysteemdiensten die het CBS en de WUR monetair waarderen en waarover dus data beschikbaar zijn (2013-2021):

  • Voorziening voedsel en sierteeltgewassen
  • Voorziening veevoedergewassen
  • Houtvoorziening
  • Waterzuivering
  • Luchtfiltratie
  • Koolstofvastlegging
  • Koolstofopslag 2)
  • Bestuiving
  • Kustbescherming
  • Natuurrecreatie
  • Natuurtoerisme
  • Groene leefomgeving

De tweede optie is om alle mogelijke ecosysteemdiensten mee te nemen. In principe is het doel van het SEEA zo compleet mogelijk te zijn, en dus zou het streven moeten zijn om alle relevante ecosysteemdiensten op te nemen. Er zijn verschillende lijsten van ecosysteemdiensten beschikbaar, zoals de reference list van het SEEA EA, waarin meer dan 30 verschillende ecosysteemdiensten worden onderscheiden (UN, 2021), of de CICES3) lijst vanuit de EU. In de praktijk is het echter zeer moeilijk om tot een complete meting van alle ecosysteemdiensten te komen, zowel wat betreft de data die hiervoor nodig zijn als de capaciteit die dit vergt. Ook is het mogelijk om uit te gaan van een internationaal afgestemde selectie van bepaalde ecosysteemdiensten. Dit kan bijvoorbeeld via Eurostat (lijst ecosysteemdiensten die gaat gelden voor de wettelijke verplichting) of via andere gremia zoals de UNSD of de CBD (GBF). Op dit moment is er nog geen dergelijke lijst met een bepaalde status die hiervoor bruikbaar zou zijn. Bovendien is het dan de vraag hoe relevant deze lijst is voor de Nederlandse situatie.

De derde optie is alleen de finale diensten meenemen. Dit betekent dat intermediaire diensten buiten beschouwing worden gelaten. Bestuiving is een intermediaire dienst omdat het gebruikt wordt door de ecosysteemdienst voorziening van gewassen, wat vervolgens weer gebruikt wordt door de economische sector landbouw.

Optie 1 is het meest praktische en haalbaar en daarom kiest het CBS voor de optie om de ecosysteemdiensten mee te nemen waarover data door het CBS worden gepubliceerd. De keuze voor deze afbakening is de relevantie van deze ecosysteemdiensten voor Nederland. De lijst is niet uitputtend waardoor de ecosysteemafbakening van de GEP in de toekomst nog verder kan verbeteren.

Stap 3: Afbakening waardeconcept

Ecosysteemdiensten kunnen gewaardeerd worden volgens verschillende waardeconcepten. In de meest nauwe definitie wordt alleen gekeken naar daadwerkelijke aankopen/transacties van producten. In de meest ruime definitie wordt ook de intrinsieke waarde van natuur voor de dieren of de natuur zelf meegenomen. Dit is schematisch weergegeven in figuur 2.2.

Figuur 2.2 Verschillende waardeconcepten om ecosysteemdiensten te waarderen 

Figuur 2.2 Verschillende waardeconcepten om ecosysteemdiensten te waarderen

Ten eerste kan de gebruikswaarde (use values) worden meegenomen. Hierbij gaat het om de waarde van een dienst die direct en indirect door huishoudens en de economie wordt gebruikt. Dit is het concept waarmee volgens het System of National Accounts (SNA) alle transacties binnen de economie moeten worden gewaardeerd. Om aan te kunnen sluiten bij het SNA, is dit ook het concept dat wordt toegepast in het SEEA EA. Een GEP dat is gebaseerd op gebruikswaarden kan dus in principe worden vergeleken met bijvoorbeeld het bbp.

Een ander waardeconcept zijn de niet-gebruikswaarden (non use values). Dit zijn de waarden van ecosysteemdiensten die mensen toekennen aan de ecosystemen, zelfs als ze deze nooit hebben gebruikt en nooit zullen gebruiken. Bijvoorbeeld omdat zij het belangrijk vinden dat er mooie bossen bestaan, in het algemeen of bijvoorbeeld voor de volgende generatie. Niet-gebruikswaarden zijn echter moeilijk te meten (fysiek en monetair).

Het CBS volgt het SEEA EA raamwerk, zoals eerder genoemd. Daarom wordt voor het berekenen van de monetaire waarden van ecosysteemdiensten het eerste waardeconcept toegepast (gebruikswaarden).

Stap 4: Monetariseren

Ook als er is gekozen voor een bepaald waardeconcept (stap 3) zijn er nog verschillende methoden die gebruikt kunnen worden voor de monetaire waardering van ecosysteemdiensten. In figuur 2.3 is dit schematisch weergegeven.

Figuur 2.3 Verschillende methoden om ecosysteemdiensten te waarderen

Figuur 2.3 Verschillende methoden om ecosysteemdiensten te waarderen

Allereerst kan een ecosysteemdienst gewaardeerd worden met behulp van exchange values. Er kan hierin onderscheid worden gemaakt tussen a) waarden die al zijn opgenomen in de Nationale rekeningen, maar niet als zodanig worden herkend (bijvoorbeeld de waarden van de veel producerende diensten), en b) waarden die in zicht komen door de scope te nemen volgens het SEEA EA. Een voorbeeld hiervan zijn waarden gerelateerd aan gezondheidsbaten of koolstofvastlegging. Omdat er voor de meeste ecosysteemdiensten geen directe transactiewaarden beschikbaar zijn in de Nationale rekeningen, ligt de uitdaging bij de waardering met exchange values in het maken van aannames die van toepassing zijn als er wel een daadwerkelijke markt zou bestaan voor ecosysteemdiensten. Dit zijn reële baten waarvoor nu niemand feitelijk ‘betaalt’; dus deze worden in de SNA (en in het bbp) niet opgenomen. De SEEA EA neemt deze waarden wel mee. Deze methode sluit aan bij het waardeconcept van gebruikswaarden uit de vorige stap. De praktijk leert echter dat ook binnen een bepaalde methode nog keuzes gemaakt moeten worden die van invloed kunnen zijn op het resultaat.

De tweede manier om ecosysteemdiensten te waarderen is met behulp van welfare values. Dit omvat het zogenaamde consumentensurplus, d.w.z. de extra baten die consumenten krijgen omdat zij een product of dienst kunnen kopen voor een prijs die lager is dan prijs die zij bereid zijn te betalen. Welfare values worden het meest gebruikt in economische en ecologische kosten-batenanalyses, waarbij de nadruk ligt op de impact van verschillende beleidskeuzes op economische resultaten die van gemeenschappelijk belang zijn. De niet-gebruikswaarden (non use values) uit de vorige stap kunnen worden berekend door middel van deze welfare values.

Ten slotte verwijzen intrinsieke waarden naar de inherente waarde van de natuur, dat wil zeggen de waarde van de natuur onafhankelijk van gebruik of nut voor de mens. Dit betekent dat het feit dat er een natuur bestaat al van waarde is. Deze intrinsieke waarden kunnen per definitie niet in geld uitgedrukt worden en niet gebruikt worden voor de berekening van de GEP.

Er zijn handboeken en richtlijnen beschikbaar welke methode het beste voor welke ecosysteemdiensten kunnen worden toegepast. Voor een overzicht van mogelijke methoden zie het SEEA EA hoofdstuk 9 en het handboek over Monetaire waardering van ecosysteemdiensten en ecosysteemactiva voor ecosysteemrekeningen (NCAVES en MAIA, 2022).

De keuze van het CBS om te werken met exchange values hangt samen met de richtlijnen uit het SEEA EA handboek, de toepasbaarheid in Nederland en databeschikbaarheid. Deze keuze is eerder gemaakt en de motivering hiervan is terug te vinden in de technische toelichting (CBS en WUR, 2022).

Stap 5: Statistisch bijstellen

Het statistisch bijstellen van de ecosysteemdiensten staat in stippellijnen in figuur 2.1 omdat dit optioneel is. Dit is van toepassing als er een nieuw verslagjaar wordt berekend waarbij de tijdreeks niet meer consistent is (trendbreuk). De eerste optie is het reviseren van de tijdreeks zodat deze vergelijkbaar blijft in de tijd is. Bij nieuwe inzichten, verbeterde databronnen, of het toevoegen van nieuwe ecosysteemdiensten reviseert het CBS. De tweede optie is de aanvulling van ontbrekende diensten (uit stap 2) door middel van een value transfer, om zodoende een completere waarde voor de GEP te bepalen. Bij een value transfer worden waarden voor ecosysteemdiensten uit de literatuur, van andere organisaties of van andere landen overgedragen naar de Nederlandse situatie. Bijvoorbeeld de waarden van een dienst per hectare en ecosysteemtype vermenigvuldigen met het aantal hectares van dat ecosysteemtype in Nederland. Deze methode is gevoelig voor de kwaliteit van de gebruikte data en de aanname dat deze gebruikt kunnen worden voor de Nederlandse context. De derde optie is om het missende deel van de GEP als geheel in te schatten met behulp van berekende GEPs in de literatuur. Het CBS vult de ontbrekende diensten op dit moment niet aan, omdat de kwaliteit en betrouwbaarheid hier niet gegarandeerd of duidelijk zijn. De vierde optie is niet bijstellen en daarmee een breuk in de cijfers behouden.

Stap 6: Optellen

De GEP is één waarde dus is de volgende stap om de som te nemen van de monetaire waarden van de afzonderlijke ecosysteemdiensten.

Stap 7: Eenheid

De GEP wordt in principe weergegeven in miljoenen euro’s. De GEP kan echter ook anders worden uitgedrukt en gepresenteerd.

  • De GEP kan worden uitgedrukt als percentage, bijvoorbeeld als aandeel van het bbp of per hoofd van de bevolking. Als de GEP wordt uitgesplitst naar ecosysteemtype, kan deze ook per hectare worden gepresenteerd, zodat de GEP minder gevoelig wordt voor veranderingen in ecosysteemomvang. Dit brengt echter ook een risico met zich mee. De GEP per hectare bos, bijvoorbeeld, moet geen maatstaf zijn voor de waarde van een hectare bos. Hier is hier juist belangrijk dat men goed begrijpt wat de GEP inhoudt, met bijbehorende aannames en keuzes.
  • Daarnaast kan de GEP worden uitgedrukt in lopende of constante prijzen. Lopende prijzen betekent dat de waarde in wordt uitgedrukt in de werkelijke prijzen van het betreffende jaar, bij constante prijzen wordt de waarde uitgedrukt in prijzen van een bepaald basisjaar. Dit laatste betekent kortweg dat het effect van prijsveranderingen wordt weggenomen. Als we het GEP willen relateren aan het bbp (economische groei) en het bbp is in constante prijzen weergegeven, dan moet dat ook voor het GEP gedaan worden. Het voordeel van lopende prijzen is wel dat de GEP de geldende marktprijzen in dat jaar blijft reflecteren (bij een hoog prijsniveau op de markt stijgt ook de gebruikswaarde van de ecosystemen). De keuze van de eenheid heeft dus ook gevolgen voor de interpretatie., en de beste keuze hangt af van het beoogde gebruik van de GEP.
  • Een derde optie is om GEP uit te drukken als index. Dan ligt de focus op de ontwikkeling in de tijd en niet op de precieze waarde van de GEP. Een index zegt gebruikers echter vaak minder dan een waarde in een concrete eenheid.

Tot op heden worden de GEP en de individuele ecosysteemdiensten veelal in lopende prijzen gepresenteerd. In dit rapport worden verderop ook andere mogelijkheden getoond.

Stap 8: Duiding

Bij de publicatie van de GEP is het essentieel deze te voorzien van een (juiste) duiding. Aan de ene kant is de GEP een makkelijke kernindicator om te communiceren, één waarde in miljoenen euro’s spreekt veel beleidsmakers aan. Aan de andere kant wordt er bij de GEP verschillende keuzes en aannames gemaakt (zie stappen 1-7) die zo onderbelicht blijven. De volgende paragraaf gaat hier nader op in. Verderop in het rapport zal aandacht worden besteed aan de bruikbaarheid van de GEP in de context van brede welvaart en worden de resultaten gepresenteerd.

2.3 Duiding en presentatie

Monetaire waarden voor ecosysteemdiensten, berekend volgens de SEEA EA richtlijnen, vertegenwoordigen ‘sociaaleconomische gebruikswaarden’. Dit betekent dat deze waarden aangeven welke directe voordelen/ baten wij als samenleving ontlenen aan ecosystemen, of, met andere woorden, hoeveel de natuur bijdraagt aan ons welzijn en onze economische ontwikkeling. Hogere monetaire waarden vertegenwoordigen als het ware een grotere bijdrage van ecosystemen. Anderzijds geven deze waarden uitdrukking aan onze afhankelijkheid van ecosystemen om diensten te leveren die essentieel zijn voor ons welzijn en onze economische ontwikkeling. Hogere of lagere waarden geven dus aan of we meer of minder afhankelijk worden van de natuur. Hieruit volgt dus ook dat deze monetaire waarden altijd in de juiste context moeten worden gepresenteerd door verschillende waarden met elkaar te vergelijken. Op zichzelf staande waarden zijn als zodanig dan ook meestal niet veelzeggend, ze krijgen pas betekenis als je bijvoorbeeld de waarden van twee diensten met elkaar vergelijkt of de ontwikkeling in de tijd analyseert (CBS, 2024a).

Als deze algemene interpretatie voor monetaire waarden van ecosysteemdiensten wordt toegepast, dan is de GEP een maatstaf voor de totale bijdrage van de natuur aan het menselijk welzijn en de economie in een bepaald gebied/ land. GEP is in feite ook een indicator voor de totale ‘economische output’ of ‘toegevoegde waarde’ van de natuur. Een verandering in de GEP in de tijd geeft dus aan of deze output van de natuur, en het gebruik ervan in de economie en samenleving, is toegenomen of afgenomen.

Het is ook belangrijk duidelijk te maken wat de GEP niet uitdrukt. De GEP zegt meestal in principe niet direct iets over de kwaliteit van ecosystemen. De waarde van een ecosysteemdienst wordt bepaald door verschillende factoren, waaronder de (geïmputeerde) prijzen van ecosysteemdiensten, de omvang van de verschillende ecosysteemtypen die diensten leveren, de vraag naar ecosysteemdiensten, en de kwaliteit van de ecosystemen. Een recente studie voor Nederland laat zien dat de ontwikkeling van de GEP in belangrijkere mate werd verklaard door de veranderingen in vraag naar diensten dan door veranderingen in kwaliteit ervan (CBS, 2024a). De GEP vertelt (meestal) niet hoe het gaat met de natuur en dat is dan ook de reden dat er naast de GEP ook andere indicatoren nodig zijn, zoals de KEK (zie verderop, hoofdstuk 3).

Analoog aan het bbp kunnen drie (algemene) toepassingen van de GEP onderscheiden worden:

  • Vergelijking met andere landen of tussen bepaalde gebieden. Is de GEP in Nederland hoger of lager dan andere landen/gebieden? Hierbij ligt het voor de hand om de GEP per hectare of per inwoner te bekijken.
  • Vergelijking andere macro-economische variabelen. Hoe verhoudt de GEP zich tot andere macro-economische variabelen? Hierbij kan de GEP worden vergeleken met het bbp, maar ook met andere variabelen zoals de toegevoegde waarde van een bepaalde bedrijfstak etc. Bij deze vergelijkingen zijn verschillende mitsen en maren te plaatsen (is het een zinvolle, eerlijke vergelijking?) die nader worden besproken in CBS, 2024a.
  • Ontwikkeling in de tijd. Neemt de GEP toe of af in de tijd? Analoog aan het bbp (is er economische groei of krimp?), is dit waarschijnlijk de belangrijkste toepassing van de GEP.

Om de GEP goed te kunnen interpreteren, is het ook aan te bevelen de waarde van de GEP verder te de aggregeren, namelijk naar de verschillende ecosysteemdiensten en ecosysteemtypen. Dit geeft inzicht in welke diensten met name bijdragen aan de GEP en welke ecosystemen daarbij met name van belang zijn (ter vergelijking met het bbp: de productie van welke goederen en diensten, en de productie van welke bedrijfstakken dragen het meest bij aan het bbp). Daarnaast kan door middel van een decompositie-analyse inzicht worden verkregen in de ‘drivers’ achter veranderingen van de GEP in de tijd. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen veranderingen in ecosysteemomvang, ecosysteemkwaliteit, de vraag naar ecosysteemdiensten en de achterliggende prijzen (CBS, 2024a).

De GEP kan op verschillende manieren gepresenteerd worden. De eerste manier is om de GEP presenteren vanuit sociaaleconomisch perspectief, bijvoorbeeld in het kader van SDG 8 over economische groei. Hier zal in de volgende paragraaf m.b.t. brede welvaart verder op in worden gegaan. De tweede optie is de GEP samen te presenteren met de kernindicator over ecosysteemkwaliteit (KEK). Het gebruik van ecosysteemdiensten kan milieudruk uitoefenen op ecosystemen, wat weer effect heeft op de ecosysteemkwaliteit en de capaciteit om ecosysteemdiensten te leveren. Duurzaam gebruik van ecosysteemdiensten zorgt ervoor dat de kwaliteit van ecosystemen niet zodanig wordt aangetast dat er een lager aanbod dan vraag naar ecosysteemdiensten ontstaat. Zo kan bijvoorbeeld overmatige natuurrecreatie vervuiling van het bos veroorzaken, waardoor de kwaliteit van het bos achteruitgaat en het minder effectief ecosysteemdiensten kan leveren. De derde optie is om de GEP uit te splitsen naar de onderliggende ecosysteemdiensten en deze per dienst te duiden, en niet de GEP als geheel. De GEP kan ook samen met BBP gepresenteerd worden, zoals gedaan wordt in paragraaf 2.5. Verder zijn er nog tal van opties te bedenken, zoals het presenteren samen met een samenvattende kernindicator van de fysieke ecosysteemdiensten.

2.4 Bruikbaarheid voor brede welvaart en SDG’s

In de samenleving en in het beleid wordt veel gesproken over (het sturen op) brede welvaart. Brede welvaart betreft de kwaliteit van leven hier en nu en de mate waarin deze ten koste gaat van de brede welvaart van latere generaties of van die van mensen elders in de wereld. Het CBS publiceert op het gebied van brede welvaart verschillende producten4) . In deze paragraaf wordt uiteengezet in hoeverre de GEP geschikt is voor de monitoring van brede welvaart.

Brede welvaart kijkt dus vanuit meerdere dimensies (‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’) en vanuit het perspectief van de mens naar verschillende thema’s van brede welvaart. Thema’s binnen ‘hier en nu’ zijn bijvoorbeeld, gezondheid, veiligheid en milieu. Daarnaast wordt er ook vanuit de 17 SDG’s gekeken naar brede welvaart. Voor alle indicatoren die brede welvaart meten is bepaald of de brede welvaart stijgt of daalt als deze indicator een positieve of negatieve ontwikkeling laat zien met betrekking tot brede welvaart.

Dit laatste is lastig om voor de GEP vast te stellen. Om een aantal redenen.

  • Een stijging van de GEP kan duiden op een intensiever gebruik van de natuur (i.e. ecosysteemdiensten die de natuur levert). In principe is dat positief voor de kwaliteit van het leven hier en nu: natuur draagt meer bij aan onze materiële welvaart, gezondheid, schone en prettige woonomgeving, vrije tijdbesteding etc. Een intensiever gebruik van de natuur is echter niet altijd duurzaam voor de langere termijn, en daarmee niet positief voor de brede welvaart “later”. Bijvoorbeeld: toename van de visvangst, houtextractie of recreatie van de natuur, kunnen leiden tot uitputting van natuurlijke hulpbronnen en degradatie van ecosystemen. Daarnaast kan men zich afvragen of de afhankelijkheid van de natuur positief of negatief is.
  • Een stijging van de GEP betekent een hogere waarde van de ecosysteemdiensten, komt dat omdat we de natuur meer waarderen of wordt de natuur schaarser en stijgt daarom de prijs?
  • Daarnaast is een intensiever gebruik en daardoor waardering van de natuur niet altijd positief. De dienst ‘fijnstof afvang’ illustreert dit goed. Hoe meer afvang, hoe groter de ecosysteemdienst en hoe hoger ook de waardering. Als er meer fijnstof wordt afgevangen komt dit, omdat er meer fijnstof in de lucht is. Minder fijnstof afvang en een kleinere dienst is daarom wenselijk.

In het kort is de GEP als indicator in de huidige vorm niet geschikt voor de bestaande monitor brede welvaart, omdat het niet altijd duidelijk is of een stijging/daling van de GEP een stijging/daling van de brede welvaart betekent.

De GEP als indicator wordt bruikbaarder als de indicator op een andere manier wordt ingestoken en gepresenteerd. De GEP kan aangeduid worden als sociaaleconomische gebruikswaarde van natuur en sluit daarmee aan op SDG 8 “waardig werk en economische groei”. Bij SDG 8 is het positief als de economische gebruikswaarde van de natuur stijgt. Op deze manier wordt de GEP bruikbaar voor het communiceren over brede welvaart en de SDG’s. Zoals eerder genoemd kunnen ecosysteemdiensten ook druk leggen op de natuur. Deze afruil wordt zichtbaar bij SDG 14 en 15 “leven in het water” en “leven op het land”.

2.5 Resultaten en interpretatie

Hieronder volgen de belangrijkste resultaten voor de GEP, op basis van de ecosysteemdiensten die het CBS en WUR op dit moment monitoren en waarderen (CBS, 2024b). In een technische toelichting staat beschreven hoe elke ecosysteemdienst is bepaald (CBS en WUR, 2022).

GEP gestegen naar 16 miljard euro

In Nederland is de GEP gestegen van 10,3 miljard euro in 2013 naar 15,8 miljard euro in 20215). Deze toename is vooral te danken aan een toename van de waarde van culturele ecosysteemdiensten die in deze periode met 68% is gestegen. Ook de producerende en regulerende ecosysteemdiensten zijn gestegen, maar minder, met respectievelijk 6% en 26%. In 2020 daalde de GEP scherp naar 12,4 miljard euro, wat met name kwam doordat het natuurgerelateerd toerisme afnam als gevolg van de COVID-pandemie. In 2021 herstelde de GEP zich, met namelijk door een sterke toename van de recreatie-activiteiten (waaronder wandelen) in de natuur. Zie figuur 2.4.

2.4 Ontwikkeling van waarden ecosysteemdiensten
 Producerende diensten (miljard euro (lopende prijzen))Regulerende diensten (miljard euro (lopende prijzen))Culturele diensten (miljard euro (lopende prijzen))
20131,22,07,2
20141,22,07,4
20151,42,17,5
20161,62,27,9
20171,52,38,7
20181,32,49,5
20191,32,49,9
20201,22,58,8
20211,22,512,0

De ontwikkeling van de GEP (lopende prijzen) laat zien dat de bijdrage van de natuur aan de Nederlandse economie en samenleving tussen 2013 en 2021 met ruim 50% is gestegen. Met andere woorden, de baten van ecosystemen voor de bevolking zijn toegenomen, en daarmee het belang van een gezonde natuurlijke leefomgeving. De toename van de GEP had verschillende oorzaken. Ongeveer een derde deel (31%) was louter het gevolg van een stijging van de prijzen voor ecosysteemdiensten. Dit prijseffect weerspiegelt zowel een toegenomen bereidheid om (meer) te betalen voor ecosysteemdiensten (bijvoorbeeld meer uitgaven voor recreatieactiviteiten in de natuur), maar ook een toegenomen schaarste aan ecosysteemdiensten. 17% van de stijging kwam door de grotere vraag naar ecosysteemdiensten. Hier speelden vooral de grotere vraag naar recreatie en wonen in een groene omgeving. De achteruitgang van de milieukwaliteit van ecosystemen had een negatief effect op de waarde van GEP. Uit een eerste analyse komt een daling van 1% (106 miljoen euro), maar dat is waarschijnlijk een onderschatting omdat de effecten op o.a. gezondheid nog niet bekend zijn en daarom niet in de berekening zijn meegenomen. Ten slotte had de impact van veranderingen in landgebruik een effect van per saldo -0,2%. Met name de afname van duinen, kustgebieden en akkerland leidde tot minder ecosysteemdiensten in deze gebieden.

GEP versus bbp

De ontwikkeling van de GEP kan worden vergeleken met die van het bruto binnenlands product (bbp), zie figuur 2.5. Omdat veranderingen in het bbp gewoonlijk in constante prijzen (economische groei) worden gepresenteerd, gebeurt dat hier ook voor de GEP. Voor Nederland steeg de GEP met 17% in constante prijzen. De GEP en het bbp zijn in de periode 2013-2021 min of meer in hetzelfde tempo gestegen. In 2020 daalde de GEP meer dan het bbp, maar in 2021 was dit andersom.

2.5 Ontwikkeling van de GEP en het bbp
 BBP (index 2013 = 100)GEP (index 2013 = 100)
2013100100
2014101102
2015103102
2016106103
2017109108
2018111108
2019113114
2020109103
2021116118

Het bbp meet de productie van goederen en diensten en de GEP meet de productie van ecosysteemdiensten. Een vergelijking tussen het bbp en de GEP geeft een indicatie van de productiviteit van de natuur ten opzichte van de economie. Prijseffecten hebben een grote impact op zowel het bbp als de GEP. In dat opzicht is het nuttiger om deze vergelijking in constante prijzen te doen in plaats van in lopende prijzen. Resultaten voor Nederland geven aan dat de natuur net zo ‘productief’ is als de reguliere economie, en/of dat de finale vraag naar normale goederen en diensten en ecosysteemdiensten in hetzelfde tempo is toegenomen.

GEP uitgesplitst naar ecosysteemdiensten

De totale waarde van de GEP voor Nederland bestaat uit de bijdrage van twaalf verschillende ecosysteemdiensten. In de GEP zijn drie producerende diensten opgenomen: de voorziening van voedsel en sierteeltgewassen, de voorziening van veevoedergewassen en houtvoorziening. In totaal dragen deze drie diensten 1.249 miljoen euro bij aan de GEP. Nederland kent substantiële landbouwactiviteiten die plaatsvinden op akkerland en grasland. Ecosystemen leveren een belangrijke bijdrage (bodemvruchtbaarheid, bodemwater, bodemstructuur, bestuiving etc.) aan deze activiteiten. Waarden voor de bijdrage aan de landbouwproductie, die gebaseerd zijn op pachtprijzen, zijn het belangrijkst, namelijk 564 miljoen euro voor de bijdrage aan de voorziening van voedsel en sierteeltgewassen en 597 miljoen euro voor de bijdrage aan de voorziening van veevoedergewassen. Zie figuur 2.6.

2.6 Bijdrage ecosysteemdiensten aan de GEP in miljoenen euro's, 2021
 waarde
Voorziening voedsel- en sierteeltgewassen564
Voorziening veevoedergewassen597
Houtvoorziening88
Koolstof vastlegging en opslag1619
Overige regulerende diensten893
Natuurrecreatie4766
Natuurtoerisme5266
Groene leefomgeving1979

Regulerende diensten dragen in totaal 2.512 miljoen euro bij aan de GEP. Koolstofvastlegging en koolstofretentie dragen met 1.619 miljoen euro het meest bij. Dit is de waarde die de natuur bijdraagt door koolstof vast te leggen in bomen en andere vegetatie, maar ook door het op te slaan in vegetatie en bodem en daarmee te voorkomen dat het weer in de atmosfeer terechtkomt. Andere regulerende diensten die hier zijn opgenomen zijn waterzuivering, luchtfiltratie door vegetatie, bestuiving en kustbescherming.

Culturele diensten leveren veruit de grootste bijdrage aan de GEP, namelijk 11.977 miljoen euro. Er is een grote vraag naar recreatie/toerisme in natuurgebieden en wonen in de buurt van groen. De daarmee samenhangende uitgaven leveren een belangrijke bijdrage aan onze economie, maar deze diensten leveren ook allerlei sociale baten op, waaronder gezondheidsvoordelen. Voor Nederland leveren natuurrecreatie, natuurtoerisme en wonen in een groene leefomgeving de hoogste sociaaleconomische gebruikswaarden.

De natuur draagt bij aan ons welzijn door het creëren van een aantrekkelijke natuurlijke omgeving voor recreatie. De waarde van deze ecosysteemdienst is geschat op basis van wat mensen daadwerkelijk uitgeven om van natuurgebieden te genieten. Natuur gerelateerde activiteiten die van belang zijn, zijn onder meer wandelen (1.307 miljoen euro), fietsen (225 miljoen euro) en buitensporten (1.140 miljoen euro).

Daarnaast draagt de natuur 5.266 miljoen euro bij door het bieden van mogelijkheden voor natuurtoerisme, dat wil zeggen activiteiten in natuurgebieden waarin minimaal één overnachting zit. Hiervan profiteren niet alleen Nederlandse burgers die op vakantie gaan in eigen land, maar ook buitenlandse toeristen die ons land bezoeken.

Ten slotte geeft de ecosysteemdienst groene leefomgeving uitdrukking aan de voordelen die verband houden met het wonen in de buurt van de natuur, waaronder recreatie in de nabije omgeving, visuele esthetiek en lagere niveaus van lucht- en geluidsvervuiling. De ecosysteemdienst groene leefomgeving bedraagt 1.979 miljoen euro in 2021. Dit is 4% van de totale uitgaven voor het gebruik van de eigen woning, zoals geregistreerd in de Nationale rekeningen.

GEP per ecosysteemtype

De GEP kan ook worden uitgesplitst naar ecosysteemtype, zie figuur 2.7. Hieruit blijkt de omvang van de baten die de verschillende ecosysteemtypen leveren aan de samenleving. Bossen leveren de hoogste waarden aan ecosysteemdiensten, gevolgd door grasland, en duinen en kustgebieden. Bebouwde gebieden en heidevelden leveren de laagste waarden op. Wellicht interessanter zijn de verschillen in waarden per ha, die in dezelfde figuur 2.7 zijn afgebeeld. Hier zijn relatief hoge waarden per ha voor alle (semi)natuurlijke ecosysteemtypen (met de hoogste waarde voor duinen en kustgebieden) en stedelijk groen. Agrarische ecosysteemtypen en bebouwd gebied hebben lagere waarden per hectare.

2.7a Bijdrage van ecosysteemtypen aan ecosysteemdiensten in 2021, totaal
Soort oppervlakte Totale waarde (mln euro)
Bebouwde omgeving 465
Stedelijk groen en recreatie 1511
Akker- en tuinbouwgebieden 1592
Grasland 3121
Bosgebieden 4367
Heide-en stuifzand 428
Moeras- en weidegebieden 471
Duin- en kustgebieden 2084
Rivier en kanalen 691
Meren en reservoirs 672
2.7a Bijdrage van ecosysteemtypen aan ecosysteemdiensten in 2021, totaal
Soort oppervlakteTotale waarde (mln euro)
Bebouwde omgeving465
Stedelijk groen en recreatie1511
Akker- en tuinbouwgebieden1592
Grasland3121
Bosgebieden4367
Heide-en stuifzand428
Moeras- en weidegebieden471
Duin- en kustgebieden2084
Rivier en kanalen691
Meren en reservoirs672

Bossen leveren een relatief grote bijdrage aan veel verschillende ecosysteemdiensten waarnaar ook veel vraag is, waaronder natuurrecreatie, natuurtoerisme en koolstofvastlegging. Daarnaast is de omvang van bossen (als ecosysteemtype) groter dan die van de overige (semi)natuurlijke ecosysteemtypen. Duinen en kustgebieden dragen veel bij aan natuurrecreatie en toerisme en kustbescherming, waardoor ze een hoge waarde per hectare hebben. Omdat hun omvang relatief klein is, is de totale waarde lager dan die van bossen. Akkerland levert ook een aanzienlijke hoeveelheid baten, maar de bijdrage per hectare is lager vergeleken met (semi)natuurlijke ecosysteemtypen. Agrarische ecosysteemtypen hebben een relatief grote omvang. Ze leveren met name producerende diensten, maar veel minder culturele diensten. Dit resulteert in een aanzienlijke totale monetaire waarde, maar per hectare in lage waarden. Stedelijke groene gebieden (parken, plantsoenen etc.) bevinden zich in of nabij dichtbevolkte gebieden en bieden veel recreatie- en groene leefbaarheid diensten, wat resulteert in hoge waarden per hectare.

2) De berekende monetaire waarden voor koolstofopslag zijn nog experimenteel en staan nog niet in de StatLine tabel voor ecosysteemdiensten. In dit rapport zijn de waarden wel meegenomen bij de berekening van de GEP.

3) Common International Classification of Ecosystem Services

4) Er wordt een vijftal producten gepubliceerd door het CBS: 1. De Monitor Brede Welvaart en de Sustainable Development Goals 2. Regionale Monitor Brede Welvaart 3. Monitor Brede Welvaart en de SDG’s Caribisch Nederland 4. Factsheets Brede Welvaart 5. Sustainable Development Goals cf VN-standaard.

5) Dit is inclusief de waarde voor koolstofopslag.