3. Respons en uitkomsten
3.1 Respons, non-respons en gemeenten die geen detailinformatie hebben geleverd
Voor dit onderzoek hebben 11 provincies het opvraagmodel geretourneerd en 281 van de 342 gemeenten. Van de 281 gemeenten die het opvraagmodel geretourneerd hebben, hebben 11 gemeenten alleen de totalen voor de taakvelden 5.3 t/m 5.6 geleverd. Zij hebben aangegeven de gedetailleerde informatie niet of alleen met een zeer grote inspanning te kunnen leveren. Daardoor bedraagt de bruikbare respons 11 provincies en 270 gemeenten. De respons was daarmee wel voldoende, maar minder dan in eerdere onderzoeken. Opmerkelijk is dat de respons vooral onder middelgrote gemeenten (met 20 tot 100 duizend inwoners) is teruggevallen; van de gemeenten met meer dan 100 duizend inwoners heeft één gemeente meer gerespondeerd dan twee jaar geleden.
Onderzoek 2023 | ||||
---|---|---|---|---|
Grootteklasse | Aantal | Respons | % | |
Gemeente | 1 - meer dan 250 duizend inwoners | 4 | 4 | 100% |
2 - 150 tot 250 duizend inwoners | 14 | 12 | 86% | |
3 - 100 tot 150 duizend inwoners | 14 | 13 | 93% | |
4 - 50 tot 100 duizend inwoners | 60 | 45 | 75% | |
5 - 20 tot 50 duizend inwoners | 184 | 141 | 77% | |
6 - 10 tot 20 duizend inwoners | 54 | 44 | 81% | |
7 - 5 tot 10 duizend inwoners | 7 | 6 | 86% | |
8 - minder dan 5000 inwoners | 5 | 5 | 100% | |
Totaal | 342 | 270 | 79% | |
Provincie | Totaal | 12 | 11 | 92% |
Van 72 van de 342 gemeenten is dus geen detaillering van de cultuurlasten 2023 ontvangen. Voor deze 72 niet-responderende gemeenten zijn de totalen van de taakvelden 5.3 t/m 5.6 uit de reguliere Iv3-uitvraag overgenomen (respons 100 %) en is de detaillering geïmputeerd aan de hand van het gemiddelde van de detaillering van responderende gemeenten uit de overeenkomstige grootteklasse. De gemeenten waarvoor detaillering ontvangen is, zijn goed voor ongeveer 88 procent van de totale gemeentelijke cultuurlasten. Twee jaar eerder bedroeg dit percentage 89 procent. Elf provincies hebben gerespondeerd en gedetailleerde informatie aangeleverd. Tezamen met de wijze waarop de detaillering voor de gemeenten zonder detailgegevens is geïmputeerd, lijkt daarmee de conclusie gerechtvaardigd dat de kans dat de non-respons van significante invloed is op de uitkomsten van dit onderzoek klein is.
3.2 Resultaat detaillering cultuurlasten gemeenten en provincies jaarrekening 2023
In 2023 bedroegen de totale cultuurlasten van gemeenten en provincies 2638 miljoen euro. Dit is 10,5 procent meer dan twee jaar eerder. Gemeenten spendeerden 10,1 procent meer aan cultuur dan in 2021 en provincies 13,1 procent.
Gemeenten (mln euro) | Provincies (mln euro) | |
---|---|---|
2017 | 1844,816 | 301,5020457 |
2019 | 1921,111 | 348,2612593 |
2020 | 1986,897 | 341,7192131 |
2021 | 2060,849 | 325,489057 |
2023 | 2269,57 | 368,284 |
Bij de stijging van de cultuurlasten passen wel twee kanttekeningen. Allereerst is de bevolking tussen 2021 en 2023 relatief sterk gegroeid. Per inwoner stegen de totale cultuurlasten met 8 procent. Ten tweede zijn deze ontwikkelingen niet gecorrigeerd voor inflatie. De consumentenprijsindex (CPI) was in 2023 ruim 14 procent hoger dan twee jaar eerder. Daarmee was de inflatie hoger dan in periode 2017-2021.
De cultuurlasten van gemeenten en provincies zijn in dit onderzoek uitgesplitst naar 12 taken. De bestedingen aan podiumkunsten, bibliotheken, musea en cultureel erfgoed vormen het leeuwendeel van de cultuurlasten. In 2023 stegen de bestedingen aan bibliotheken in absolute bedragen met 64 miljoen euro het sterkst ten opzichte van twee jaar eerder.
Podiumkunsten (mln euro) | Bibliotheken (mln euro) | Musea (mln euro) | Cultureel erfgoed (mln euro) | Kunst- en cultuureducatie (mln euro) | Beeldende kunst en vormgeving (mln euro) | Historische archieven (mln euro) | Film en video (mln euro) | Lokale pers en omroep (mln euro) | Overige cultuur (mln euro) | Overige media (mln euro) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2023 | 693,1055195 | 552,2114231 | 312,8695669 | 279,0348399 | 221,1370257 | 98,8482133 | 93,64419349 | 28,62256485 | 25,67197695 | 276,773 | 55,93387634 |
2021 | 630,3613661 | 488,4688653 | 298,8229807 | 222,8761815 | 205,6426975 | 80,80787608 | 84,90932628 | 22,12845546 | 21,61628667 | 284,4049738 | 46,30069498 |
2020 | 626,4938838 | 482,8733664 | 292,1129558 | 234,1022613 | 196,4700034 | 82,49147549 | 78,92350817 | 22,83888305 | 21,92464743 | 238,4165979 | 51,96802078 |
2019 | 563,7530298 | 466,8239562 | 284,585373 | 242,0606925 | 204,5075804 | 87,71360693 | 88,06872464 | 23,35192198 | 22,0214819 | 242,6272917 | 43,85860016 |
2017 | 542,8765171 | 444,1661992 | 297,683725 | 212,2316351 | 209,6992718 | 61,27933702 | 72,01809468 | 27,44707217 | 20,56205375 | 210,789 | 47,56513995 |
Tegenover de cultuurlasten staan de cultuurbaten. Het gaat hierbij om onder meer ontvangen huren en bijdragen van het Rijk. In 2023 bedroegen de totale cultuurbaten van gemeenten en provincies 331 miljoen euro. Hiermee waren de cultuurbaten 99 miljoen euro hoger dan in 2021. Dit hangt onder meer samen met het einde van de coronacrisis; in 2020 en 2021 hebben gemeenten bijvoorbeeld huren kwijtgescholden. Hiervoor zijn zij wel gedeeltelijk gecompenseerd via het gemeentefonds.
Bij de provincies wordt de stijging van de cultuurbaten vooral veroorzaakt door de provincie Groningen. Deze provincie heeft specifieke uitkeringen ontvangen voor cultureel erfgoed in het kader van het Nationaal Programma Groningen.
Gemeenten | Provincies | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Lasten | 2017 | 2019 | 2020 | 2021 | 2023 | 2017 | 2019 | 2020 | 2021 | 2023 |
Totaal | 1845 | 1921 | 1987 | 2061 | 2270 | 302 | 348 | 342 | 325 | 368 |
Podiumkunsten | 517 | 526 | 580 | 590 | 650 | 26 | 38 | 46 | 40 | 43 |
Beeldende kunst en vormgeving | 56 | 81 | 76 | 75 | 93 | 5 | 6 | 6 | 6 | 6 |
Kunst- en cultuureducatie | 193 | 190 | 181 | 188 | 202 | 17 | 15 | 16 | 18 | 19 |
Film en video | 24 | 19 | 19 | 19 | 24 | 3 | 5 | 4 | 4 | 5 |
Overig | 211 | 243 | 238 | 284 | 277 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Musea | 251 | 238 | 246 | 255 | 270 | 47 | 47 | 46 | 44 | 43 |
Historische archieven | 56 | 76 | 69 | 71 | 79 | 16 | 13 | 10 | 14 | 15 |
Cultureel erfgoed | 110 | 101 | 112 | 109 | 139 | 102 | 141 | 122 | 114 | 140 |
Bibliotheken | 400 | 422 | 439 | 444 | 502 | 44 | 45 | 44 | 44 | 50 |
Lokale pers en omroep | 19 | 20 | 20 | 19 | 23 | 2 | 2 | 2 | 3 | 2 |
Overige media | 9 | 7 | 7 | 5 | 11 | 39 | 37 | 45 | 41 | 45 |
Baten | 238 | 252 | 235 | 212 | 304 | 17 | 16 | 18 | 21 | 26 |
Netto lasten | 1607 | 1669 | 1752 | 1849 | 1965 | 285 | 332 | 324 | 305 | 342 |
Netto lasten (mln euro) | Baten (mln euro) | |
---|---|---|
2017 | 1607 | 238 |
2019 | 1669 | 252 |
2020 | 1752 | 235 |
2021 | 1849 | 212 |
2023 | 1965 | 304 |
In 2023 bedroegen de gemeentelijke cultuurbaten 304 miljoen euro. Hiermee werd ruim 13 procent van de cultuurlasten gedekt. Dit percentage is een stuk hoger dan in 2020 en 2021 (12 respectievelijk 10 procent) en ongeveer even groot als in 2019, toen de coronacrisis nog niet was begonnen.
De cultuurlasten van de provincies bedroegen in 2023 ruim 368 miljoen euro. Dit is bijna 6 procent meer dan aan de vooravond van de coronacrisis. De toename was daarmee veel minder groot dan die van de consumentenprijsindex in de periode 2019-2023 (bijna 19 procent). Hierbij past echter de kanttekening dat de lasten van de provincie Utrecht in 2019 flink werden gestuwd door de renovatie van de Dom. Opmerkelijk is daarnaast dat de cultuurlasten van Noord-Brabant in 2023 lager zijn dan in 2019. Deze provincie besteedde ongeveer 10 miljoen euro minder aan cultureel erfgoed.
In 2023 maakten de cultuurlasten van gemeenten 3,0 procent van hun totale lasten voor bestemming uit 2). Dit percentage is iets lager dan in de voorgaande jaren, toen het 3,2 (in 2017 en 2019) respectievelijk 3,1 (in 2020 en 2021) bedroeg.
De vier grootste gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) nemen gezamenlijk een aanzienlijk deel van de cultuurlasten van gemeenten voor hun rekening. Zij rapporteren gezamenlijk in 2023 bijna 641 miljoen euro, tegen 626 miljoen in 2021.
Podiumkunsten (mln euro) | Bibliotheken (mln euro) | Musea (mln euro) | Kunst- en cultuureducatie (mln euro) | Cultureel erfgoed (mln euro) | Historische archieven (mln euro) | Overig 1) (mln euro) | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Amsterdam 2) | 2021 | 59,107 | 28,608 | 37,021 | 11,388 | 4,114 | 9,431 | 80,751 |
Amsterdam 2) | 2023 | 64,271 | 32,168 | 38,75 | 14,436 | 4,335 | 8,854 | 74,336 |
Rotterdam | 2021 | 69,026 | 19,752 | 38,981 | 10,692 | 1,697 | 0 | 48,47 |
Rotterdam | 2023 | 68,463 | 24,355 | 41,901 | 10,599 | 3,095 | 0 | 28,436 |
Den Haag | 2021 | 31,954 | 22,997 | 22,442 | 4,043 | 1,097 | 3,497 | 39,372 |
Den Haag | 2023 | 39,68 | 24,795 | 24,429 | 4,362 | 3,136 | 3,644 | 37,36 |
Utrecht | 2021 | 30,365 | 14,575 | 1,469 | 3,711 | 4,82 | 3,429 | 24,684 |
Utrecht | 2023 | 29,923 | 17,477 | 1,505 | 1,723 | 6,892 | 3,489 | 28,49 |
1) Onder Overig zijn hier behalve de posten Overige cultuurpresentatie en Overige media ook Film en video en Lokale pers en omroep opgenomen. 2) Inclusief Weesp |
Amsterdam, Den Haag en Utrecht rapporteerden voor 2023 hogere cultuurlasten dan voor 2021, maar Rotterdam lagere. Dit komt onder meer doordat Rotterdam in 2021 het Eurovisie Songfestival organiseerde.
De andere gemeenten hebben 1629 miljoen euro aan cultuur besteed in 2023, tegen 1433 miljoen euro in 2021. Gemeenten met meer dan 50 duizend inwoners besteden relatief veel aan podiumkunsten en gemeenten met minder dan 50 duizend inwoners juist relatief veel aan bibliotheken. In grootteklasse 6 wordt daarnaast vooral door de gemeenten Doesburg, Valkenburg aan de Geul en Texel relatief veel uitgegeven aan cultureel erfgoed. Ook valt op dat in grootteklasse 7 het aandeel van de podiumkunsten in de totale cultuurlasten fors is toegenomen. Dit komt onder meer doordat de gemeente Oostzaan een onderhoudsvoorziening is gaan opbouwen voor het centrumcomplex De Kunstgreep. Tot slot is het hoge percentage lasten dat betrekking heeft op musea van de gemeenten uit grootteklasse 8 opvallend. Dit komt met name voor rekening van de gemeenten Ameland, Vlieland en Terschelling, kleine gemeenten met relatief veel musea.
Podiumkunsten (%) | Bibliotheken (%) | Musea (%) | Kunst- en cultuureducatie (%) | Cultureel erfgoed (%) | Historische archieven (%) | Overig 1) (%) | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
GK1 | 2021 | 30,35125491 | 13,6944954 | 15,92256806 | 4,754475349 | 1,869024834 | 2,494445346 | 30,9137361 |
GK1 | 2023 | 31,57056283 | 15,41494514 | 16,63041579 | 4,855641407 | 2,7239649 | 2,606722306 | 26,19774763 |
GK2 | 2021 | 34,78756197 | 17,69617553 | 12,18251503 | 12,03647488 | 3,665771985 | 4,443558879 | 15,18794172 |
GK2 | 2023 | 33,06755016 | 17,78190127 | 10,20352559 | 11,61465255 | 5,582520338 | 4,774758532 | 16,97509156 |
GK3 | 2021 | 23,42320071 | 22,17796761 | 17,31606488 | 10,82986545 | 6,29392079 | 4,001684727 | 15,95729583 |
GK3 | 2023 | 26,13581654 | 21,64121286 | 15,64161937 | 10,07444841 | 7,848568422 | 3,398920737 | 15,25941366 |
GK4 | 2021 | 30,88510472 | 24,43895466 | 9,378895707 | 10,11214559 | 7,750664571 | 3,786595847 | 13,6476389 |
GK4 | 2023 | 32,01217299 | 24,73712983 | 8,840069054 | 9,912996326 | 7,572705945 | 3,950865389 | 12,97406047 |
GK5 | 2021 | 21,27076505 | 34,83587603 | 6,846470049 | 11,29406155 | 9,107752764 | 3,230773208 | 13,41430135 |
GK5 | 2023 | 18,00331467 | 34,12292996 | 7,651698443 | 10,1544324 | 8,868966057 | 2,981351708 | 18,21730676 |
GK6 | 2021 | 8,976864249 | 37,78919688 | 2,067501387 | 9,768159996 | 14,09857422 | 2,067501387 | 25,23220188 |
GK6 | 2023 | 7,638217557 | 39,7967592 | 2,398839939 | 11,04060213 | 13,98747871 | 2,398839939 | 22,73926253 |
GK7 | 2021 | 23,22695035 | 32,65957447 | 2,978723404 | 1,028368794 | 3,475177305 | 0 | 36,63120567 |
GK7 | 2023 | 46,10111397 | 30,01999429 | 0,771208226 | 0,262782062 | 3,941730934 | 2,427877749 | 16,47529277 |
GK8 | 2021 | 2,411963338 | 24,93970092 | 57,30824891 | 1,447178003 | 1,302460203 | 0,964785335 | 11,62566329 |
GK8 | 2023 | 0,865998177 | 24,97721057 | 52,37010027 | 3,55515041 | 3,053783045 | 1,868732908 | 13,30902461 |
1) Onder Overig zijn hier behalve Overige cultuurpresentatie en Overige media ook de posten Film en Video en Lokale pers en omroep opgenomen. |
In tegenstelling tot bij gemeenten, vormen de lasten op het gebied van cultureel erfgoed bij de provincies een groot deel van de totale cultuurlasten. Ten opzichte van 2021 is dit aandeel ook nog iets toegenomen.
Cultureel erfgoed (%) | Bibliotheken (%) | Podiumkunsten (%) | Musea (%) | Kunst- en cultuureducatie (%) | Historische archieven (%) | Overig 1) (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2021 | 34,88909353 | 13,50975921 | 12,35791144 | 13,37729204 | 5,392648707 | 4,245207317 | 16,22808776 |
2023 | 37,97282528 | 13,56000344 | 11,78047907 | 11,66145336 | 5,111415568 | 4,104575135 | 15,80924815 |
1) Onder Overig zijn hier behalve Overige cultuurpresentatie en Overige media ook de posten Beeldende kunst en vormgeving, Film en video en Lokale pers en omroep opgenomen. |
De totale cultuurlasten van provincies waren in 2023 ruim 13 procent hoger dan in 2021. De stijging was daarmee iets kleiner dan die van de consumentenprijsindex (14,2 procent). De toename van de bestedingen aan cultureel erfgoed was met 23 procent wel groter dan de stijging van de consumentenprijsindex. Vooral de provincies Limburg, Friesland en Noord-Brabant besteedden hier meer geld aan dan twee jaar eerder.
Evenals al het geval was bij eerdere jaargangen van dit onderzoek hebben ook nu sommige gemeenten en provincies “multifunctionele” cultuurlasten niet goed kunnen verdelen over de detailposten en hebben deze lasten daarom opgenomen onder overige lasten. Voorbeelden hiervan zijn personeelslasten en de lasten van multifunctionele gebouwen. Vooral de vier grote steden gezamenlijk laten met 20 procent van de totale cultuurlasten relatief hoge overige cultuurlasten zien. Het valt moeilijk te kwantificeren hoeveel van de totale cultuurlasten die nu onder “overig” geboekt staan betrekking op cultuurlasten die eigenlijk op een andere post hadden moeten worden weergegeven.
3.3 Resultaten kwalitatieve uitvraag
Nieuwe kwalitatieve vragen
Dit jaar zijn er ten opzichte van de vorige uitvraag twee extra kwalitatieve vragen gesteld aan zowel gemeenten als provincies.
Nieuwe vraag 1
De eerste extra vraag luidde: Wat zijn de totale uitgaven aan erfgoedbeoefening en -participatie? En waar heeft u deze uitgaven opgenomen onder tabblad 4?
Op deze vraag is door 108 gemeenten een bruikbaar antwoord gegeven. Deze gemeenten hebben gezamenlijk bijna 31 miljoen aan uitgaven aan erfgoedbeoefening en –participatie gerapporteerd. De gemeenten hebben samen bijna 6,4 miljoen inwoners. Per inwoner bedroegen de uitgaven aan erfgoedbeoefening en –participatie 4,87 euro. Als het aantal euro per inwoner voor de non-respons even hoog zou zijn als voor de respons, zouden de totale gemeentelijke uitgaven aan erfgoedbeoefening en –participatie ongeveer 87 miljoen euro bedragen.
Verder hebben zes van de twaalf provincies een bruikbaar antwoord gegeven. Deze zes provincies hebben samen ruim 9 miljoen gerapporteerd. In deze zes provincies wonen samen bijna 11,3 miljoen mensen. Per inwoner zijn de lasten 0,81 euro. Als het aantal euro per inwoner voor de non-respons even hoog zou zijn als voor de respons, zouden de totale provinciale uitgaven aan erfgoedbeoefening en –participatie ongeveer 14,5 miljoen euro bedragen.
Nieuwe vraag 2
De tweede extra vraag luidde: Wat zijn de totale uitgaven van uw gemeente/provincie aan amateurkunstbeoefening en kunsteducatie? En waar heeft u deze uitgaven opgenomen onder tabblad 4?
Op deze vraag hebben 137 gemeenten een bruikbaar antwoord gegeven. Deze gemeenten hebben bijna 84 miljoen euro aan bestedingen gerapporteerd en hebben tezamen iets meer dan 8 miljoen inwoners. Per inwoner bedroegen de uitgaven aan amateurkunstbeoefening en kunsteducatie 10,47 euro. Als het aantal euro per inwoner voor de non-respons even hoog zou zijn als voor de respons, zouden de totale gemeentelijke uitgaven aan amateurkunstbeoefening en kunsteducatie 186 miljoen euro bedragen. Dezelfde vraag is door acht van de twaalf provincies beantwoord. Deze provincies hebben bijna 19 miljoen euro gerapporteerd. In de betreffende provincies woonden in 2023 in totaal ruim 14,8 miljoen inwoners. De lasten per inwoner bedragen 1,28 euro. Als het aantal euro per inwoner voor de non-respons even hoog zou zijn als voor de respons, zouden de totale provinciale uitgaven aan amateurkunstbeoefening en kunsteducatie ongeveer 23 miljoen euro bedragen.
Bestaande kwalitatieve vragen
Behalve deze twee extra vragen, zijn er ook nog vier kwalitatieve vragen gesteld die ook in de vorige opvraag waren opgenomen. Onderstaand een verslag van wat respondenten bij het onderzoek hebben aangegeven.
Bestaande vraag 1
Op vraag 1 (U zult soms keuzes moeten maken waar u welke lasten onderbrengt en/of u in staat bent deze lasten toe te delen naar discipline. Bijvoorbeeld: de jaarlijkse subsidie aan een accommodatie waar zowel podiumkunsten als film worden vertoond. Kunt u toelichting geven op de relevante posten als u een dergelijke keuze maakt of een verdeelsleutel hanteert?) zijn de antwoorden vergelijkbaar met eerdere onderzoeken. Gemeenten verdelen soms aan de hand van het aantal Fte’s, salariskosten of uren, maar er zijn ook gevallen waarbij de lasten geheel bij de hoofdactiviteit zijn gezet. Sommige gemeenten geven bijvoorbeeld aan dat er in het lokale theater ook wel eens films worden vertoond, maar dat de bijdrage aan de instelling toch in zijn geheel bij podiumkunsten is gezet omdat dat de hoofdactiviteit is. Daarnaast geeft een aantal gemeenten en provincies aan “multifunctionele” cultuurlasten niet goed te kunnen verdelen over de detailposten en hebben deze lasten daarom opgenomen onder overige lasten. Voorbeelden hiervan zijn personeelslasten, de lasten van multifunctionele gebouwen en subsidies die verstrekt worden via fondsen. Amsterdam geeft bijvoorbeeld aan dat de subsidieregelingen voor het Amsterdams Fonds van De Kunst ondergebracht zijn bij subtaakveld 5.3.5 Overige Cultuurpresentatie, cultuurproductie en cultuurparticipatie.
Bestaande vraag 2
Als antwoord op vraag 2 (Deze uitvraag is bedoeld als een specificatie van de Iv3-uitvraag. Zijn er naar uw inzicht uitgaven aan cultuur die niet worden meegenomen binnen de Iv3 uitvraag, en dus ook niet bij deze nadere specificatie? Kunt u aangeven om wat voor soort uitgaven dat gaat? U kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan uitgaven voor cultuureducatie die via scholen lopen) geven de meeste responderende gemeenten aan dat er geen cultuurlasten zijn die niet worden meegenomen in de reguliere Iv3-uitvraag.
In 2023 was het totaalbedrag dat hier is opgenomen met bijna 14 miljoen euro ongeveer even hoog als in 2021. Dronten is de gemeente met veruit het grootste bedrag op deze post (bijna 6 miljoen euro). De gemeente geeft aan dat het een subsidie aan een multifunctioneel gebouw betreft welke niet aan de cultuurtaakvelden wordt toegerekend.
Bestaande vraag 3
Uit de beantwoording van vraag 3 (Gemeenten kunnen verschillend omgaan met de investeringen in vastgoed en de afschrijving daarvan. Soms wordt een investering in één keer afgeschreven en soms wordt er jaarlijks afgeschreven. Soms worden deze investeringen toegerekend aan het betreffende beleidsterrein, soms worden ze apart geadministreerd. Hoe is dit bij uw gemeente geregeld, en hoe beïnvloedt dit de hoogte van de lasten van het cultuurbeleid? ) blijkt dat gemeenten investeringen activeren en dat afschrijvingen meegenomen worden bij het betreffend beleidsterrein, in dit geval cultuur. Dit is niet heel vreemd omdat gemeenten conform BBV de afschrijvingen moeten toe rekenen aan het betreffende taakveld.
Bestaande vraag 4
Bij vraag 4 (Hoe hoog zijn uw totale cultuurlasten in 2023? Sluit de Iv3-uitvraag aan op deze lasten? Zo nee, waar liggen de afwijkingen?) geeft het overgrote deel van de gemeenten aan dat de detaillering aansluit op de reguliere uitvraag Iv3. Indien niet, dan is contact gezocht met de gemeente met als doel zoveel mogelijk aan te sluiten met de Iv3.