4. Verhuisbewegingen
In dit hoofdstuk worden de verhuisbewegingen van de verschillende gebieden in kaart gebracht. Dit wordt gedaan door de verhuizingen van particuliere huishoudens in deze gebieden te analyseren voor de periode 2014 tot en met 2021.
4.1 Verhuizingen binnen de risicogebieden
Er is in 2022 (en met terugwerkende kracht over alle voorgaande jaren) een methodewijziging doorgevoerd voor het bepalen van het aantal verhuizende huishoudens. Een verhuizing wordt gedefinieerd als een verandering van adres. Een verhuizend huishouden kan bijvoorbeeld een verhuizende alleenstaande zijn, een stel, een gezin of een jongere die vanuit het ouderlijk huis op zichzelf gaat wonen. Onder een huishouden wordt hier een particulier huishouden verstaan; institutionele huishoudens zoals verzorgingshuizen of AZC’s worden niet meegenomen. Zie voor meer informatie het methoderapport. Alle uitkomsten zijn, net als de indicatoren die in hoofdstuk 3 zijn besproken, terug te vinden in het dashboard.
Van alle huishoudens die verhuizen in de drie risicogebieden, blijft ongeveer minimaal de helft in het risicogebied wonen. Over de jaren heen zien we dat dit patroon nauwelijks verandert. In 2021 verlaat 51 procent van de verhuisde huishoudens het risicogebied met lage schade-intensiteit terwijl dit 50 procent was in 2014. In het risicogebied met gemiddelde schade-intensiteit is dit percentage 33 procent in zowel 2014 als 2021. Voor het risicogebied met een hoge schade-intensiteit zien we een lichte verschuiving: in 2014 is het percentage dat het risicogebied verlaat 42 procent en in 2021 is dit 39 procent.
Wat opvalt, is het verschil tussen de risicogebieden in het aandeel van de huishoudens dat naar een ander risicogebied gaat (de donkerblauwe balkjes in figuur 4.1.1. en 4.1.2.). Door de jaren heen is telkens zichtbaar dat in het risicogebied met lage schade-intensiteit relatief weinig verhuizingen plaatsvinden naar een ander risicogebied. In 2021 is dat 8 procent van de huishoudens. In het risicogebied met gemiddelde en hoge schade-intensiteit ligt het percentage huishoudens dat naar een ander risicogebied verhuist een stuk hoger. In 2021 verhuist 23 procent van de huishoudens in het risicogebied met gemiddelde schade-intensiteit en 22 procent van de huishoudens in het risicogebied met hoge schade-intensiteit, naar een ander risicogebied.
Jaar | % dat in gebied blijft (%) | % dat naar ander risicogebied gaat (%) | % dat risicogebied verlaat (%) |
---|---|---|---|
2014 | 43,4 | 6,41 | 50,19 |
2015 | 44,1 | 7,54 | 48,36 |
2016 | 46,92 | 6,16 | 46,92 |
2017 | 45,95 | 6,64 | 47,41 |
2018 | 45,44 | 7 | 47,56 |
2019 | 43,68 | 7,56 | 48,75 |
2020 | 42,39 | 8,15 | 49,46 |
2021 | 41,24 | 7,96 | 50,8 |
Periode | % dat in gebied blijft (%) | % dat naar ander risicogebied gaat (%) | % dat risicogebied verlaat (%) |
---|---|---|---|
2014 | 35,14 | 22,47 | 42,39 |
2015 | 36,32 | 23,47 | 40,21 |
2016 | 35,97 | 22,37 | 41,66 |
2017 | 38,22 | 23,15 | 38,63 |
2018 | 38,11 | 23,53 | 38,35 |
2019 | 36,14 | 24,44 | 39,42 |
2020 | 40,99 | 23,08 | 35,92 |
2021 | 38,93 | 21,95 | 39,13 |
4.2 Migratiesaldo
Het migratiesaldo is het aantal particuliere huishoudens dat zich in een gebied vestigt, verminderd met het aantal huishoudens dat uit een gebied vertrekt. Om te corrigeren voor verschillen in de omvang van de woningvoorraad, is het migratiesaldo bekeken als percentage van de woningvoorraad. Een negatief migratiesaldo houdt in dat er meer huishoudens vertrekken dan dat er zich vestigen.
In alle risicogebieden zien we zowel kwartalen met een positief migratiesaldo als met een negatief migratiesaldo. Het gebied met lage schade-intensiteit heeft het vaakst een positief migratiesaldo, namelijk in 16 kwartalen (van de 32), voor het gebied met gemiddelde schade-intensiteit is dat acht kwartalen en voor het gebied met hoge schade-intensiteit twee kwartalen. In het referentiegebied zijn er zeven kwartalen met een positief migratiesaldo.
% migratiesaldo t.o.v. de woningvoorraad (%) | ||
---|---|---|
2014 | I | -0,43 |
2014 | II | -0,28 |
2014 | III | -0,47 |
2014 | IV | -0,33 |
2015 | I | -0,36 |
2015 | II | -0,24 |
2015 | III | -0,43 |
2015 | IV | -0,33 |
2016 | I | -0,47 |
2016 | II | -0,34 |
2016 | III | -0,2 |
2016 | IV | -0,18 |
2017 | I | -0,37 |
2017 | II | -0,32 |
2017 | III | -0,31 |
2017 | IV | -0,24 |
2018 | I | -0,19 |
2018 | II | -0,16 |
2018 | III | -0,31 |
2018 | IV | -0,21 |
2019 | I | -0,34 |
2019 | II | -0,24 |
2019 | III | -0,35 |
2019 | IV | -0,32 |
2020 | I | -0,24 |
2020 | II | -0,17 |
2020 | III | -0,13 |
2020 | IV | 0 |
2021 | I | 0,01 |
2021 | II | -0,15 |
2021 | III | -0,03 |
2021 | IV | 0,01 |
Als we kijken naar de verandering over de tijd valt op dat in het gebied met hoge schade-intensiteit in 2021 voor het eerst kwartalen voorkwamen met een positief migratiesaldo, namelijk in het eerste en vierde kwartaal van 2021. Vanaf het derde kwartaal van 2019 is zichtbaar dat het migratiesaldo minder negatief wordt (zie figuur 4.2.1). In het referentiegebied is het migratiesaldo tot aan het eerste kwartaal in 2019 altijd negatief, maar vanaf het tweede kwartaal in 2019 afwisselend positief en negatief.