Auteur: Annelise Notenboom, Damien Fleur, Lisanne van Koperen, Sander van Schie, Elles van Timmeren
SRG-I Cohortonderzoek personen met loonkostensubsidie

Samenvatting

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wil graag inzicht in de ontwikkeling van het aantal loonkostensubsidies en de situatie van personen met een loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet of forfaitaire loonkostensubsidie qua uitkerings- en werksituatie over de tijd.

Centraal in dit onderzoek staan vier groepen personen, namelijk personen met een gestarte, beëindigde of lopende loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet (LKSP) of personen met een beëindigde forfaitaire loonkostensubsidie (LKSF). De verslagperiode is het tweede halfjaar van 2021, dus alle personen die een LKSP gestart of een LKSP of LKSF beëindigd hebben tussen 1 juli 2021 en 31 december 2021 maken deel uit van de populatie. Voor de lopende LKSP moet de voorziening de hele verslagperiode gelopen hebben, dus voor 1 juli zijn gestart en na 31 december zijn gestopt. Voor elke groep is gekeken naar de situatie in de twaalf maanden voor en na het peilmoment (startdatum, einddatum of 30 september 2021 in het geval van lopende voorzieningen). In al die maanden wordt een uitsplitsing gemaakt naar het ontvangen van LKSP of LKSF, loonwaarde, uitkeringspositie en, indien de persoon werkend is, het soort contract, gemiddeld gewerkte uren en het uurloon.

Uit het onderzoek blijkt dat bij ongeveer de helft van de beëindigde of gestarte LKSP waarschijnlijk geen sprake is van een daadwerkelijke beëindiging c.q. start, maar van een mogelijk onjuiste registratie. Gemeenten laten weten dat zij een deel van de LKSP beëindigen en weer opnieuw opstarten wanneer de hoogte van de loonkostensubsidie wijzigt als gevolg van de indexatie van het tarief. Het gaat dus eigenlijk niet om twee verschillende voorzieningen, maar één voorziening die tussentijds wordt beëindigd en weer opnieuw wordt gestart met een ander tarief.

In het vervolg van het onderzoek zijn daarom personen met een startende LKSP die één maand voorafgaand aan de start LKSP hebben en personen met een beëindigde LKSP die in de eerste opvolgende maand na beëindiging LKSP hebben niet meegenomen. Van deze personen is namelijk de verwachting dat het grotendeels gaat om onterecht gestarte en beëindigde loonkostensubsidies. Bij de lopende LKSP en beëindigde LKSF was het niet nodig om de groep te filteren.

Voor de personen met een gestarte LKSP wordt gekeken of er (ver) voor of bij de start van de LKSP al een baan is en of er sprake was van een voorafgaande LKSF of bijstand. Uit de sequentieanalyses blijkt dat de meeste LKSP gestart wordt vanuit een situatie waarin er nog helemaal geen LKS is. In ongeveer een derde van de gevallen wordt vanuit LKSF gestart. Op het moment van de start van de LKSP hebben de meeste personen een baan, waarvan een groot deel tevens zonder bijstandsuitkering. Een maand eerder heeft ongeveer de helft al een baan, maar deze mensen komen daarvoor veelal uit een niet-werkzame situatie. De rest van de personen is tot een maand voor de start van de LKSP nog niet werkzaam.

Bij beëindiging van de LKSP is een groot deel van de personen werkzaam, en zij blijven grotendeels werkzaam de maanden na het beëindiging van LKSP. Een kleinere groep heeft op het moment van beëindiging of de maand na beëindiging van de LKSP geen baan meer, maar had dat de maanden ervoor nog wel. Het grootste deel van deze subgroep ontvangt geen bijstand.

De meeste personen met een lopende LKSP werken en ontvangen geen bijstand. Bij de lopende LKSP neemt het aandeel mensen met een contract voor onbepaalde tijd en het uurloon toe naarmate de tijd verstrijkt. Door enkele methodologische keuzes en vertraging van aanlevering van (informatie over) voorzieningen is in de figuren ruis te vinden. Zo zijn er personen met een lopende voorziening, maar die op 30 september geen LKS voorziening of baan hebben.

Ten slotte wordt voor de LKSF gekeken in hoeverre deze beëindigde voorzieningen wordt opgevolgd door een LKSP of een andere uitkeringspositie. De sequentiefiguren tonen dat ongeveer de helft van de personen met een beëindigde LKSF in de maand erna een LKSP heeft. Deze eindigen relatief vaak binnen enkele maanden weer. Het komt ook voor dat de LKSF opgevolgd wordt door nog een LKSF. Mogelijk was de loonwaarde nog niet bepaald en was er daarom nog een extra periode forfaitaire LKS nodig. Een groot deel van de mensen werkt na de LKSF nog steeds. Ook in de maanden ervoor, als de LKSF nog loopt, werken de meesten. Voorafgaand aan de LKSF hebben de meesten geen baan. Vlak na beëindiging van de LKSF zijn er duidelijk meer mensen aan het werk. Een jaar later is ongeveer de helft nog werkzaam.