2. Fosfaat- en stikstofexcretie
2.1 Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R
Na afloop van elk kwartaal wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2023). De berekeningen vormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de voorliggende kwartaalrapportage is gebaseerd op het aantal runderen in het I&R-register met de stand op 1 juli 2023. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling.
In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid en de samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De kwartaalrapportages verschijnen ongeveer zes weken na afloop van het kwartaal.
In voorliggende kwartaalrapportage is de berekening gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel naar de situatie op 1 juli 2023. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:
Veestapel:
- Rundvee: I&R-gegevens per 1 juli 2023 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland - RVO).
- Varkens, schapen, geiten, pluimvee en konijnen: definitieve cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2022, zonder bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum2). Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren.
- Paarden en pony’s: paarden en pony’s ontbraken in de Landbouwtelling van 2022, hiervoor zijn de aantallen in 2021 aangehouden.
Voerverbruik en voersamenstelling:
- Krachtvoer voor rundvee: het verbruik van mengvoer voor melkvee is berekend als een voortschrijdend jaartotaal (derde kwartaal 2022 tot en met het tweede kwartaal 2023). Vergeleken met de vorige kwartaalrapportage is het mengvoerverbruik toegenomen met 0,5 procent. De hoeveelheid stikstof nam toe met 0,4 procent en fosfor met 1,1 procent. (Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie - Nevedi). Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer van 2022 gebruikt (RVO).
- Het verbruik van graskuil en hooi in 2023 (uitgedrukt in droge stof) is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2018-2022; CBS en Centrale Database Kringloopwijzer – CD-KLW) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
- Het verbruik van snijmaïs in 2022 (uitgedrukt in droge stof) is geschat door de opbrengst per hectare in de laatste vijf jaar (2018-2022) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2022 als indicatie voor de beschikbare hoeveelheid in 2023. Het maïsareaal in 2022 is met 1,7 procent afgenomen ten opzichte van 2021. De maïsopbrengsten per hectare zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research (2018-2021) en op cijfers over de akkerbouwproductie van het CBS (2022).
- Ruwvoersamenstelling: de gemiddelde samenstelling van het verbruikte graskuil en snijmaïs wordt bepaald door de samenstelling van de oogsten in 2022 en 2023. Er wordt hierbij van uitgegaan dat de oogst in een jaar voldoende is tot en met de weideperiode van het daaropvolgende jaar. De samenstelling van de graskuiloogst in een jaar is gebaseerd op gegevens van Eurofins Agro waarbij ervan uit is gegaan dat deze voor 40 procent wordt bepaald door de samenstelling van de voorjaarskuilen, voor 40 procent door de zomerkuilen en voor 20 procent door de najaarskuilen. De beschikbare gegevens over de voorjaarskuilen van 2023 zijn in deze kwartaalrapportage verwerkt. Voor de samenstelling van de zomer- en najaarskuilen, voor snijmaïs en voor vers gras is uitgegaan van een vijfjaarsgemiddelde waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
Overige uitgangspunten:
- Het P-gehalte van melk in 2023 is nog niet bekend en daarom gebaseerd op het gemiddelde van de laatste vijf jaren waarover gegevens bekend zijn (2018-2022) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven (referentiemelk; Qlip). De lichaamssamenstelling van dieren en de samenstelling van andere dierlijke producten zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage.
- De melkproductie per koe is berekend als een voortschrijdend gemiddelde van juli 2022 tot en met juni 2023. De totale melkproductie is de som van de melkleveringen aan fabrieken (RVO) en de melk die achterblijft op de boerderij.
- Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee en konijnen zijn de definitieve excretiefactoren van 2022 (CBS, 2023) toegepast.
Tabel 2.1.1 laat zien dat de omvang van de melkveestapel in het tweede kwartaal van 2023 is gedaald ten opzichte van de vorige rapportage.
20221) | 1e kwartaal- rapportage 20232) | 2e kwartaal- rapportage 20233) | ||
---|---|---|---|---|
Rundvee - melkvee | Totaal | 2 558 | 2 608 | 2 584 |
Rundvee - melkvee | Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 453 | 470 | 462 |
Rundvee - melkvee | Mannelijk jongvee tot 1 jaar | 40 | 41 | 44 |
Rundvee - melkvee | Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 480 | 513 | 508 |
Rundvee - melkvee | Melkkoeien | 1 571 | 1 570 | 1 556 |
Rundvee - melkvee | Fokstieren van 1 jaar en ouder | 14 | 15 | 15 |
Rundvee - vleesvee | Totaal | 1 208 | 1 173 | 1 174 |
Rundvee - vleesvee | Witvleeskalveren | 623 | 608 | 583 |
Rundvee - vleesvee | Rosévleeskalveren | 351 | 323 | 327 |
Rundvee - vleesvee | Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 35 | 33 | 37 |
Rundvee - vleesvee | Vleesstieren tot 1 jaar | 44 | 44 | 45 |
Rundvee - vleesvee | Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 56 | 48 | 55 |
Rundvee - vleesvee | Vleesstieren van 1 jaar en ouder | 46 | 51 | 54 |
Rundvee - vleesvee | Weide- en zoogkoeien | 53 | 65 | 74 |
Schapen | Ooien | 518 | 518 | 518 |
Melkgeiten | Melkgeiten ouder dan 1 jaar | 456 | 456 | 456 |
Paarden | Totaal | 68 | 68 | 68 |
Pony's | Totaal | 29 | 29 | 29 |
Varkens | Totaal (exclusief biggen tot spenen) | 9 251 | 9 251 | 9 251 |
Varkens | Vleesvarkens | 5 112 | 5 112 | 5 112 |
Varkens | Opfokvarkens | 211 | 211 | 211 |
Varkens | Zeugen | 788 | 788 | 788 |
Varkens | Gespeende biggen | 3 136 | 3 136 | 3 136 |
Varkens | Dekberen | 4 | 4 | 4 |
Pluimvee | Totaal | 89 453 | 89 453 | 89 453 |
Pluimvee | Vleeskuikens | 38 160 | 38 160 | 38 160 |
Pluimvee | Opfokouderdieren vleeskuikens | 2 595 | 2 595 | 2 595 |
Pluimvee | Ouderdieren vleeskuikens | 4 450 | 4 450 | 4 450 |
Pluimvee | Opfokleghennen incl ouderdieren in opfok | 9 700 | 9 700 | 9 700 |
Pluimvee | Leghennen incl ouderdieren, tot ca 20 maanden | 29 363 | 29 363 | 29 363 |
Pluimvee | Leghennen ouder dan ca 20 maanden | 4 105 | 4 105 | 4 105 |
Pluimvee | Eenden | 607 | 607 | 607 |
Pluimvee | Kalkoenen | 474 | 474 | 474 |
Konijnen | Voedsters | 35 | 35 | 35 |
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2022 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal dieren in tabel 2.1.1 kan afwijken van het aantal in de tabellen van de Landbouwtelling van het CBS. In de tabellen van de Landbouwtelling vindt voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum een bijtelling plaats van het aantal dieren dat normaliter aanwezig is. De bijtelling is van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang maar overschat het gemiddeld aantal aanwezige dieren. 2) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-4-2023. Voor de overige dieren, uitgezonderd paarden en pony's, zijn het de definitieve aantallen in de Landbouwtelling van 2022. Paarden en pony's ontbreken in de Landbouwtelling van 2022; hiervoor zijn de aantallen in 2021 aangehouden. 3) Het aantal runderen is het aantal in het I&R-register op 1-7-2023. Voor de overige dieren, uitgezonderd paarden en pony's, zijn het de definitieve aantallen in de Landbouwtelling van 2022. Paarden en pony's ontbreken in de Landbouwtelling van 2022; hiervoor zijn de aantallen in 2021 aangehouden. N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. |
In Tabel 2.1.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven. De samenstelling van het verbruikte ruwvoer in 2023 wordt bepaald door de oogst van het vorige jaar (2022) en de oogst van het huidige jaar (2023). De beschikbare gegevens over de voorjaarskuilen van 2023 zijn in deze kwartaalrapportage verwerkt. Voor de samenstelling van de zomer- en najaarskuilen is uitgegaan van een vijfjaarsgemiddelde waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven.
Stikstof | Stikstof | Fosfor | Fosfor | |
---|---|---|---|---|
1e kwartaal- rapportage 2023 | 2e kwartaal- rapportage 2023 | 1e kwartaal- rapportage 2023 | 2e kwartaal- rapportage 2023 | |
Mengvoer melkvee (g/kg)1) | 29,9 | 29,9 | 4,47 | 4,50 |
Graskuil oogstjaar 2022 (g/kg droge stof)2) | 26,6 | 26,6 | 3,28 | 3,30 |
Graskuil oogstjaar 2023 (g/kg droge stof)2)3) | 27,9 | 27,5 | 3,49 | 3,63 |
Snijmaïs oogstjaar 2022 (g/kg droge stof)2) | 11,0 | 11,0 | 1,60 | 1,63 |
Snijmaïs oogstjaar 2023 (g/kg droge stof)2)4) | 11,8 | 11,8 | 1,81 | 1,81 |
Vers gras 2023 (g/kg droge stof)2)4) | 31,1 | 31,1 | 3,72 | 3,72 |
1) Bron: Nevedi. 2) Bron: Eurofins Agro. 3) In de eerste kwartaalrapportage is het cijfer het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. In de tweede kwartaalrapportage is de samenstelling van de voorjaarskuilen van 2023 in het cijfer verwerkt. 4) De samenstelling is een gemiddelde van de vijf voorgaande jaren zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. |
In Tabel 2.1.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden.
2022 | 1e kwartaal- rapportage 2023 | 2e kwartaal- rapportage 2023 | |
---|---|---|---|
Melkproductie | 8 970 | 9 055 | 9 130 |
In Tabel 2.1.4 is het resultaat weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie in de eerste en tweede (deze) kwartaalrapportage van 2023.
Fosfaat | Fosfaat | Stikstof | Stikstof | ||
---|---|---|---|---|---|
1e kwartaal- rapportage 2023 | 2e kwartaal- rapportage 2023 | 1e kwartaal- rapportage 2023 | 2e kwartaal- rapportage 2023 | ||
Rundvee | Totaal | 81,8 | 83,2 | 312,0 | 310,9 |
Rundvee | Melkvee | 72,5 | 73,9 | 278,7 | 276,7 |
Rundvee | Vleeskalveren | 5,7 | 5,2 | 19,9 | 19,1 |
Rundvee | Overig vleesvee | 3,6 | 4,1 | 13,4 | 15,0 |
Varkens | Totaal | 33,9 | 34,4 | 87,4 | 88,6 |
Pluimvee | Totaal | 22,8 | 22,5 | 53,6 | 53,9 |
Pluimvee | Kippen | 22,3 | 22,0 | 52,4 | 52,7 |
Pluimvee | Kalkoenen | 0,3 | 0,3 | 0,8 | 0,8 |
Pluimvee | Eenden | 0,2 | 0,2 | 0,4 | 0,4 |
Paarden, pony’s, schapen en geiten | Totaal | 7,7 | 7,1 | 23,9 | 22,1 |
Konijnen | Totaal | 0,1 | 0,1 | 0,3 | 0,3 |
Veestapel | Totaal | 146,3 | 147,3 | 477,2 | 475,7 |
Veestapel | Productieplafond 2) | 150,7 | 150,7 | 489,4 | 489,4 |
1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal. 2) Door de Europese Commissie vastgesteld productieplafond voor Nederland. N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie in het hele jaar. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen in de kwartaalrapportages geschat, zoals het verbruik en de samenstelling van bepaalde voeders, omdat deze gegevens op het moment van rapportage nog niet beschikbaar waren. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. |
De stikstofexcretie van de melkveesector valt ten opzichte van de eerste kwartaalrapportage van 2022 iets lager uit. In de eerste kwartaalrapportage was het stikstofgehalte van ruwvoeders nog gebaseerd op het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren minus het jaar met de hoogste en het jaar met de laagste waarneming. In de tweede kwartaalrapportage is de samenstelling van de voorjaarskuilen van 2023 verwerkt en dit gehalte is lager dan het vijfjaarsgemiddelde van voorjaarskuilen. Voor de fosforexcretie geldt het omgekeerde.
De stikstofexcretie van de gehele veestapel is volgens de momentopname in de tweede kwartaalrapportage 475,7 miljoen kilogram, 2,8 procent onder het stikstofproductieplafond voor 2023 dat door de Europese Commissie in de derogatiebeschikking (EC, 2022) is vastgesteld. De fosfaatexcretie van de gehele veestapel bedroeg 147,3 miljoen kilogram, 2,2 procent onder het productieplafond. De productieplafonds in de derogatiebeschikking van de Europese Commissie van 30 september 2022 hebben betrekking op de geproduceerde hoeveelheid stikstof en fosfaat in 2020. In 2025 worden de productieplafonds verder aangescherpt tot 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat. De stikstofexcretie en de fosfaatexcretie liggen in deze kwartaalrapportage nog ruim 8 procent respectievelijk ruim 9 procent boven de productieplafonds die in 2025 gaan gelden.
De prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2023 in deze kwartaalrapportage berust voor een groot deel op voorlopige cijfers over de omvang van de veestapel en de hoeveelheden en de samenstelling van ruwvoer en krachtvoer. Dit betekent dat de onzekerheid in de prognose van de excretie in 2023 in deze kwartaalrapportage relatief groot is.
2.2 Fosfaat- en stikstofexcretie met gemiddeld aantal dieren
Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. De definitieve cijfers gaan daarbij uit van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het aantal dieren in de Landbouwtelling. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het aantal dieren op de peildatum 1 april van de Landbouwtelling overeenkomt met het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het jaar, behalve in jaren met uitbraken van dierziekten of andere bijzondere omstandigheden.
In Tabel 2.2.1 is de excretie van stikstof en fosfaat in 2022 weergegeven. De cijfers zijn per 30 juni 2023 gepubliceerd in de databank Statline van het CBS.
Fosfaat | Fosfaat | Stikstof | Stikstof | ||
---|---|---|---|---|---|
2021 | 2022 | 2021 | 2022 | ||
Rundvee | Totaal | 83,2 | 86,3 | 305,9 | 302,4 |
Rundvee | Melkvee | 74,2 | 77,2 | 273,0 | 269,2 |
Rundvee | Vleeskalveren | 5,4 | 5,6 | 19,8 | 20,4 |
Rundvee | Overig vleesvee | 3,7 | 3,5 | 13,1 | 12,7 |
Varkens | Totaal | 34,5 | 34,4 | 88,9 | 88,6 |
Pluimvee | Totaal | 23,2 | 22,5 | 54,3 | 53,9 |
Pluimvee | Kippen | 22,6 | 22,0 | 53,0 | 52,7 |
Pluimvee | Kalkoenen | 0,4 | 0,3 | 1,0 | 0,8 |
Pluimvee | Eenden | 0,2 | 0,2 | 0,4 | 0,4 |
Paarden, pony’s, schapen en geiten | Totaal | 7,0 | 7,0 | 21,6 | 22,0 |
Konijnen | Totaal | 0,2 | 0,1 | 0,3 | 0,3 |
Veestapel | Totaal | 148,0 | 150,4 | 471,0 | 467,1 |
N.B. Door afronding kunnen de weergegeven totalen afwijken van de som van de afzonderlijke getallen. |
De stikstofexcretie van de melkveesector daalde van 273,0 miljoen kilogram in 2021 tot 269,2 miljoen kilogram in 2022. De stikstofexcretie van de gehele veestapel bedroeg 467,1 miljoen kilogram, 4,6 procent onder het productieplafond van 489,4 miljoen kilogram (EC, 2022). De fosfaatexcretie van de totale veestapel lag in 2022 met 150,4 miljoen kilogram fosfaat 0,2 procent onder het productieplafond van 150,7 miljoen kilogram.