4. Rekenmethodiek staldieren
De stikstof- en fosfaatexcretie van varkens was in 2022 lager dan in 2021 door een daling van het aantal vleesvarkens en zeugen maar de excretie per dier nam wel toe.
4.1 Krachtvoer
Het voer voor staldieren kan bestaan uit mengvoer, enkelvoudige krachtvoergrondstoffen en, voor sommige diercategorieën, vochtrijk krachtvoer. In de toegepaste kengetallen van het voerverbruik van staldieren wordt het verbruik uitgedrukt als verbruik van droog voer met een drogestofgehalte van 87 procent. Voor de voersamenstelling wordt gebruikgemaakt van de afzet van mengvoer en enkelvoudig voer die voerleveranciers jaarlijks moeten rapporteren aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In de geregistreerde voerleveringen zijn echter ook leveringen van vochtrijk voer opgenomen. Het drogestofgehalte van deze voeders kan niet uit de voerleveringen worden afgeleid maar ligt voor de meest verbruikte soorten tussen 10 en 30 procent. Door het ontbreken van informatie over het drogestofgehalte is het niet mogelijk om de samenstelling van leveringen van vochtrijk voer om te rekenen naar de samenstelling van droog voer zoals die in kengetallen over het voerverbruik worden toegepast. Leveringen van vochtrijk voer zijn daarom uit de RVO-bestanden verwijderd om de gemiddelde stikstof- en fosforgehalten van droog voer te kunnen berekenen. Het stikstofgehalte van het geleverde voer is hierbij gebruikt als indicatie van de levering van vochtrijk voer. Het verbruik en de samenstelling van vochtrijk voer bestemd voor varkens is afkomstig van de Circular Feed Association (CFA).
Bij pluimvee spelen vochtrijke voeders geen rol. Hierdoor is het mogelijk een gemiddelde samenstelling van het verstrekte voer te berekenen op basis van de geregistreerde leveringen van mengvoer en enkelvoudig voer. Een uitzondering hierop vormen de vleeskuikens vanwege het aandeel enkelvoudige tarwe in het rantsoen. Het aandeel enkelvoudige tarwe is in het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research hoger dan in geregistreerde voerleveringen van RVO. De leveringen van akkerbouwer naar veehouder en het verbruik van tarwe van het eigen bedrijf zitten namelijk niet in de geregistreerde voerleveringen maar wel in het BIN. Om die reden is voor vleeskuikens uit de RVO-gegevens alleen de samenstelling van mengvoer berekend. Het stikstofgehalte van het geleverde voer is hierbij gebruikt als indicatie van de levering van enkelvoudige tarwe. Het verbruik van tarwe is gebaseerd op gegevens van Wageningen Economic Research. Van het kaliumgehalte in varkens- en pluimveemengvoer is geen jaarlijkse informatie beschikbaar. De samenstelling van het voer voor staldieren is weergegeven in Tabel 4.1.1.
Stikstof (N) | Stikstof (N) | Fosfor (P) | Fosfor (P) | Kalium (K) | Kalium (K) | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2021 | 2022 | 2021 | 2022 | 2021 | 2022 | ||
Varkensvoer | Opfokzeugen en -beren1) | 24,9 | 24,3 | 5,1 | 5,1 | 9,1 | 9,1 |
Varkensvoer | Zeugen1)2) | 23,9 | 22,0 | 4,9 | 5,1 | 9,2 | 9,0 |
Varkensvoer | Gespeende biggen1) | 26,8 | 4,6 | 8,9 | |||
Varkensvoer | Beren1) | 22,9 | 22,6 | 5,0 | 5,1 | 8,9 | 8,9 |
Varkensvoer | Vleesvarkens1) | 24,1 | 23,9 | 4,3 | 4,3 | 9,3 | 9,3 |
Pluimveevoer | Vleeskuikenvoer3) | 29,1 | 28,7 | 4,1 | 3,9 | 7,3 | 7,1 |
Pluimveevoer | Opfokvoer voor vleeskuikenouderdieren | 25,2 | 24,6 | 5,4 | 5,2 | 7,0 | 7,0 |
Pluimveevoer | Foktoomvoer voor vleeskuikenouderdieren | 22,7 | 22,4 | 4,3 | 4,3 | 6,7 | 6,7 |
Pluimveevoer | Opfokvoer voor legrassen | 27,6 | 26,8 | 5,5 | 5,3 | 7,3 | 7,3 |
Pluimveevoer | Legvoer | 26,0 | 25,9 | 4,7 | 4,7 | 7,0 | 7,0 |
Pluimveevoer | Eendenvoer | 25,7 | 25,3 | 5,1 | 4,8 | 8,1 | 8,1 |
Pluimveevoer | Kalkoenenvoer | 28,9 | 28,7 | 4,9 | 4,8 | 7,4 | 7,4 |
Konijnenvoer | Konijnenvoer | 24,9 | 23,5 | 5,3 | 5,0 | 15,0 | 15,0 |
1) Inclusief vochtrijk krachtvoer en enkelvoudig vervoederde grondstoffen. 2) In 2021 inclusief voer voor gespeende biggen. 3) Inclusief enkelvoudig vervoederde tarwe. |
4.2 Dierlijke productie
De vastlegging van mineralen in dierlijke producten is afhankelijk van het productieniveau van vlees en eieren en van de mineralengehalten van die producten. De mineralengehalten van dierlijke producten worden jaarlijks afgestemd op de forfaitaire waarden in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Nieuwe gegevens over het levend gewicht van staldieren en de gehalten aan stikstof en fosfor van het levend gewicht komen incidenteel beschikbaar. De samenstelling van dierlijke producten is weergegeven Tabel 4.2.1.
Gewicht (Gew) (kg) | Stikstof (N) (g/kg) | Fosfor (P) (g/kg) | Kalium (K) (g/kg) | Bron [Gew] [N] [P] [K] | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Varkens | Doodgeboren big | 1,3 | 18,7 | 6,15 | 1,81 | [1] [2] [2] [2] |
Varkens | Uitval biggen | 2,8 | 23,1 | 5,36 | 2,64 | [2] [2] [2] [2] |
Varkens | Big op speenleeftijd | 7,5 | 24,4 | 5,33 | 2,64 | [17] [2] [2] [2] |
Varkens | Big bij afleveren | 26,1 | 24,8 | 5,32 | 2,42 | [3] [2] [2] [2] |
Varkens | Vleesvarken | 125 | 25,0 | 5,36 | 2,28 | [3] [2] [2] [2] |
Varkens | Opfokzeug | 145 | 24,9 | 5,78 | 2,25 | [4] [2] [5] [2] |
Varkens | Fokzeug | 230 | 25,0 | 5,35 | 2,08 | [6] [7] [7] [2] |
Varkens | Fokbeer | 325 | 25,0 | 5,35 | 2,04 | [8] [7] [7] [2] |
Kippen | Eendagskuiken - legsector | 0,035 | 25,8 | 2,53 | 2,00 | [8] [9] [9] [10] |
Kippen | Eendagskuiken - vleessector | 0,042 | 25,8 | 2,53 | 2,40 | [8] [9] [9] [10] |
Kippen | Witte leghen - ca. 18 weken | 1,285 | 28,0 | 5,50 | 1,91 | [8] [10] [7] [10] |
Kippen | Witte leghen - eindgewicht | 1,600 | 28,0 | 5,60 | 1,85 | [8] [10] [7] [10] |
Kippen | Middelzware leghen - ca. 18 weken | 1,520 | 28,0 | 5,50 | 1,65 | [8] [10] [7] [10] |
Kippen | Middelzware leghen - eindgewicht | 1,700 | 28,0 | 5,60 | 1,85 | [8] [10] [7] [10] |
Kippen | Moederdier van reguliere vleesrassen - ca. 20 weken | 2,200 | 33,4 | 4,93 | 2,50 | [11] [12] [12] [12] |
Kippen | Moederdier van trager groeiende vleesrassen - ca. 20 weken | 1,350 | 33,4 | 4,93 | 2,50 | [11] [12] [12] [12] |
Kippen | Moederdier van reguliere vleesrassen - eindgewicht | 3,900 | 28,4 | 5,41 | 2,20 | [6] [12] [12] [12] |
Kippen | Moederdier van trager groeiende vleesrassen - eindgewicht | 2,200 | 28,4 | 5,41 | 2,20 | [6] [12] [12] [12] |
Kippen | Vaderdier van vleesrassen - ca. 20 weken | 3,000 | 34,5 | 5,46 | 2,50 | [6] [12] [12] [12] |
Kippen | Vaderdier van vleesrassen - eindgewicht | 4,800 | 35,4 | 5,68 | 2,50 | [6] [12] [12] [12] |
Kippen | Vleeskuiken | 2,450 | 28,3 | 4,43 | 2,40 | [13] [15] [14] [12] |
Eenden en kalkoenen | Eend - begingewicht | 0,056 | 28,0 | 2,97 | 1,83 | [16] [15] [15] [16] |
Eenden en kalkoenen | Vleeseend | 3,200 | 29,5 | 5,07 | 2,49 | [6] [15] [15] [16] |
Eenden en kalkoenen | Kalkoen - begingewicht | 0,057 | 30,0 | 3,40 | 2,04 | [7] [8] [7] [7] |
Eenden en kalkoenen | Vleeskalkoen, hen | 10 | 33,0 | 5,00 | 2,04 | [6] [7] [7] [7] |
Eenden en kalkoenen | Vleeskalkoen, haan | 20 | 33,0 | 5,20 | 2,04 | [6] [7] [7] [7] |
Konijnen | Konijnen1) | 28,3 | 5,19 | 2,00 | ||
Eieren | Legsector2) | 18,5 | 1,70 | 1,20 | [7][7][7] | |
Eieren | Vleessector | 62 | 19,3 | 1,90 | 1,20 | [8] [12][12][12] |
1) Gemiddelde samenstelling van de dierlijke productie. 2) In de berekening van de vastlegging wordt gerekend met de totale omvang van de eierproductie in kg. N.B. Het gewicht van dieren is het levend gewicht. [1] Coppoolse et al. (1990). [2] Jongbloed en Kemme (2002a). [3] Agrovision kengetallen vleesvarkens en zeugen (jaarlijks). [4] Evers et al. (2011). [5] Jongbloed (2010). [6] KWIN (2022). [7] Jongbloed en Kemme (2002b). [8] Jongbloed en Kemme (2005). [9] Ipema en Jongbloed (2011). [10] WPSA (1985). [11] Groenestein (2017). [12] Versteegh en Jongbloed (2000a). [13] Bedrijveninformatienet (BIN). Wageningen Economic Research. [14] Versteegh en Jongbloed (2000b). [15] Tabellen mestbeleid. [16] De Buisonjé et al. (2009). [17] Bikker, P. (2023). |
4.3 Mineralenexcretie
De excretiefactoren voor staldieren staan in Tabel 4.3.1. Voor vleesvarkens, zeugen, leghennen en vleeskuikens is de berekening van de excretiefactoren in deze paragraaf opgenomen. Alle excretiefactoren gelden per bij de Landbouwtelling geteld dier en dit aantal wordt verondersteld gelijk te zijn aan het gemiddeld aantal aanwezige dieren.
Stikstof (N) | Fosfaat (P2O5) | Kali (K2O) | ||
---|---|---|---|---|
Varkens | Vleesvarkens | 11,7 | 4,2 | 8,4 |
Varkens | Opfokzeugen en -beren | 14,4 | 6,6 | 8,5 |
Varkens | Zeugen, inclusief biggen tot spenen | 21,4 | 11,7 | 13,1 |
Varkens | Gespeende biggen | 2,8 | 0,73 | 2,2 |
Varkens | Opfokberen, 50 kg en meer | 14,4 | 6,6 | 8,5 |
Varkens | Dekrijpe beren | 21,6 | 11,3 | 11,5 |
Pluimvee | Vleeskuikens | 0,44 | 0,11 | 0,23 |
Pluimvee | Ouderdieren van vleesrassen-opfok, jonger dan ca. 20 weken | 0,34 | 0,19 | 0,17 |
Pluimvee | Ouderdieren van vleesrassen-leg, ca. 20 weken en ouder | 0,95 | 0,46 | 0,43 |
Pluimvee | Leghennen-opfok, jonger dan ca. 18 weken | 0,35 | 0,16 | 0,15 |
Pluimvee | Leghennen-leg, ca. 18 weken en ouder | 0,82 | 0,41 | 0,35 |
Pluimvee | Vleeseenden | 0,66 | 0,32 | 0,47 |
Pluimvee | Kalkoenen | 1,60 | 0,65 | 0,83 |
Konijnen | Konijnen (voedsters)1)2) | 8,0 | 4,2 | 8,5 |
1) Inclusief excretie van vleeskonijnen. 2) Inclusief excretie van mannelijke dieren en opfokdieren. N.B. De factoren gelden per bij de landbouwtelling geteld dier. |
Varkens
De technische kengetallen van vleesvarkens en zeugen zijn gebaseerd op cijfers van Agrovision. De bij RVO geregistreerde leveringen van mengvoer en enkelvoudig voer in kilogrammen voer, stikstof en fosfor zijn gebruikt bij de bepaling van de mineralengehalten van droge voeders voor de onderscheiden categorieën varkens. Dit is gedaan door bedrijven waaraan varkensvoer is geleverd, te koppelen aan de gegevens in de Landbouwtelling. Vervolgens zijn de stikstof- en fosforgehalten van het voer voor een bepaalde categorie varkens zoals vleesvarkens of zeugen gebaseerd op de gemiddelde samenstelling van het geleverde voer aan bedrijven die alleen de betreffende categorie varkens houden. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de voersamenstelling van bijvoorbeeld vleesvarkensvoer op een gemengd bedrijf gelijk is aan die op een vleesvarkensbedrijf.
Hoewel het aantal dieren is afgenomen, werd er per zeug en per vleesvarken wel meer voer verbruikt. Het hogere voerverbruik kan te maken hebben met de samenstelling en het nutriëntengehalte van het mengvoer. Daarnaast is bij vleesvarkens de productieronde korter met een hogere groei per dag en is bij zeugen de biggenproductie toegenomen. De toegenomen productie draagt bij aan een hogere voerbehoefte en voerverbruik per dag. De uitgangspunten en de excretieberekening voor vleesvarkens zijn weergegeven in Tabel 4.3.2.
Eenheid | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|
Verbruik startvoer | kg/dier/jaar | 143 | 148 |
Verbruik vleesvarkensvoer | kg/dier/jaar | 671 | 680 |
Vastlegging in vlees | kg/dier/jaar | 321 | 325 |
Eindgewicht vleesvarken | kg | 125 | 125 |
Stikstofgehalte vlees | g N/kg | 25,1 | 25,1 |
Fosforgehalte vlees | g P/kg | 5,4 | 5,4 |
Kaliumgehalte vlees | g K/kg | 2,2 | 2,2 |
Stikstofopname | kg N/dier/jaar | 19,6 | 19,8 |
Fosforopname | kg P/dier/jaar | 3,5 | 3,6 |
Kaliumopname | kg K/dier/jaar | 7,5 | 7,7 |
Stikstofvastlegging | kg N/dier/jaar | 8,0 | 8,1 |
Fosforvastlegging | kg P/dier/jaar | 1,7 | 1,7 |
Kaliumvastlegging | kg K/dier/jaar | 0,7 | 0,7 |
Stikstofexcretie | kg N/dier/jaar | 11,6 | 11,7 |
Fosfaatexcretie1) | kg P2O5/dier/jaar | 4,1 | 4,2 |
Kali-excretie2) | kg K2O/dier/jaar | 8,2 | 8,4 |
1) De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29. 2) De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205. |
Zeugen met biggen tot spenen en gespeende biggen
Tot en met het verslagjaar 2021 was de excretie van fokzeugen inclusief de excretie van biggen tot circa 25 kilogram. Voor de aansluiting bij berekeningen van emissies uit stallen is het echter beter om de excretie te splitsen in een excretie voor zeugen inclusief biggen tot spenen en een excretie voor gespeende biggen. De enige kengetallen die voor deze splitsing ontbreken, zijn het gewicht van gespeende biggen en het verbruik van biggenvoer in de kraamperiode. Deze gegevens zijn geschat op basis van expert judgment van Wageningen Livestock Research (Bikker, 2013). De samenstelling van het voer is conform de huidige WUM-methodiek afgeleid door geregistreerde voerleveringen (RVO) te koppelen aan bedrijven in de Landbouwtelling en vervolgens bedrijven te selecteren die één categorie dieren houden. Deze werkwijze levert de samenstelling van voer voor vleesvarkens, opfokzeugen en opfokberen en gespeende biggen maar niet voor zeugen omdat er vrijwel geen bedrijven zijn met enkel fokzeugen. Uit de combinatie van de totaal geleverde kg voer, kg N en kg P en het aantal vleesvarkens, opfokzeugen en opfokberen en gespeende biggen, is de samenstelling van zeugenvoer afgeleid.
Het verschil tussen de oorspronkelijke berekening van de excretie van zeugen met biggen tot ca. 25 kg en de som van de berekening van de excretie van zeugen met biggen tot spenen en de excretie van gespeende biggen levert voor de gegevens van 2021 een verschil van 0,9 à 1,0%. Het verschil wordt veroorzaakt door de afleiding van de voersamenstelling uit de RVO-data voor gespeende biggen en zeugen apart. Daarnaast is er een verschil tussen de Agrovision-kengetallen van het aantal gespeende biggen per zeug en het opgegeven aantal gespeende biggen in de landbouwtelling. De WUM-excretiefactoren van varkens worden altijd afgerond op 1 decimaal. Dit betekent dat bij vermenigvuldiging van de excretiefactoren met het aantal dieren in de Landbouwtelling het verschil in totale excretie van zeugen en biggen tussen de oorspronkelijke methode en nieuwe methode iets anders kan uitvallen. De fosfaatexcretie van gespeende biggen wordt afgerond op twee decimalen zodat, net als bij pluimvee, de excretiefactor gebaseerd is op twee significante cijfers. De nieuwe berekening voor zeugen met biggen tot spenen is weergegeven in Tabel 4.3.3 en de berekening voor gespeende biggen in Tabel 4.3.4.
Eenheid | 2022 | |
---|---|---|
Verbruik biggenvoer | kg/big | 0,5 |
Verbruik biggenvoer | kg/zeug/jaar | 16 |
Verbruik zeugenvoer | kg/zeug/jaar | 1280 |
Vastlegging zeug | kg/dier/jaar | 37 |
Gespeende biggen | aantal/zeug/jaar | 31,8 |
Gespeende biggen | kg/zeug/jaar | 239 |
Uitval biggen | kg/zeug/jaar | 13 |
Doodgeboren biggen | kg/zeug/jaar | 4,0 |
Eindgewicht big | kg | 7,5 |
Stikstofgehalte vastlegging zeug | g N/kg | 25,2 |
Fosforgehalte vastlegging zeug | g P/kg | 4,6 |
Kaliumgehalte vastlegging zeug | g K/kg | 1,8 |
Stikstofgehalte vastlegging grootgebrachte biggen | g N/kg | 24,4 |
Fosforgehalte vastlegging grootgebrachte biggen | g P/kg | 5,3 |
Kaliumgehalte vastlegging grootgebrachte biggen | g K/kg | 2,6 |
Stikstofgehalte vastlegging uitgevallen biggen | g N/kg | 23,1 |
Fosforgehalte vastlegging uitgevallen biggen | g P/kg | 5,4 |
Kaliumgehalte vastlegging uitgevallen biggen | g K/kg | 2,6 |
Stikstofgehalte vastlegging doodgeboren biggen | g N/kg | 18,7 |
Fosforgehalte vastlegging doodgeboren biggen | g P/kg | 6,2 |
Kaliumgehalte vastlegging doodgeboren biggen | g K/kg | 1,8 |
Stikstofopname | kg N/dier/jaar | 28,5 |
Fosforopname | kg P/dier/jaar | 6,6 |
Kaliumopname | kg K/dier/jaar | 11,6 |
Stikstofvastlegging | kg N/dier/jaar | 7,1 |
Fosforvastlegging | kg P/dier/jaar | 1,5 |
Kaliumvastlegging | kg K/dier/jaar | 0,7 |
Stikstofexcretie | kg N/dier/jaar | 21,4 |
Fosfaatexcretie1) | kg P2O5/dier/jaar | 11,7 |
Kali-excretie2) | kg K2O/dier/jaar | 13,1 |
1) De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29. 2) De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205. |
Eenheid | 2022 | |
---|---|---|
Verbruik biggenvoer | kg/big | 30,5 |
Speenleeftijd | dagen | 27,3 |
Gewicht gespeende big | kg | 7,5 |
Leeftijd grootgebrachte big | dagen | 74,0 |
Gewicht grootgebrachte big | kg | 26,1 |
Stikstofgehalte vastlegging big | g N/kg | 25,0 |
Fosforgehalte vastlegging big | g P/kg | 5,3 |
Kaliumgehalte vastlegging big | g K/kg | 2,3 |
Stikstofopname | kg N/dier/jaar | 6,4 |
Fosforopname | kg P/dier/jaar | 1,1 |
Kaliumopname | kg K/dier/jaar | 2,1 |
Stikstofvastlegging | kg N/dier/jaar | 3,6 |
Fosforvastlegging | kg P/dier/jaar | 0,8 |
Kaliumvastlegging | kg K/dier/jaar | 0,3 |
Stikstofexcretie | kg N/dier/jaar | 2,8 |
Fosfaatexcretie1) | kg P2O5/dier/jaar | 0,73 |
Kali-excretie2) | kg K2O/dier/jaar | 2,2 |
1) De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29. 2) De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205. |
Pluimvee en konijnen
De technische kengetallen voor vleeskuikens en leghennen ouder dan circa 18 weken worden jaarlijks geactualiseerd op basis van de deeladministraties leghennen en vleeskuikens in het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research. Bij de bepaling van de mineralengehalten van kippenvoer voor de onderscheiden categorieën kippen zijn de bedrijven waaraan kippenvoer is geleverd, gekoppeld aan de gegevens in de Landbouwtelling. De samenstelling van het voer voor een bepaalde pluimveecategorie is gebaseerd op de gemiddelde samenstelling van het voer dat geleverd is aan bedrijven die uitsluitend de betreffende pluimveecategorie houden. Op deze manier is de samenstelling bepaald van leghennenvoer, vleeskuikenvoer en voer voor vleeskuikenouderdieren. Voor eenden, kalkoenen en konijnen komen de voercategorieën in de overzichten van RVO overeen met de diercategorieën in de Landbouwtelling zodat een uitsplitsing van deze voercategorieën niet nodig is.
De uitgangspunten en de excretieberekening voor vleeskuikens zijn weergegeven in Tabel 4.3.5.en voor leghennen in Tabel 4.3.6.
Eenheid | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|
Verbruik vleeskuikenvoer | kg/dier/jaar | 35,3 | 33,6 |
Groei vleeskuiken | g/dier/dag | 56,8 | 51,1 |
Vastlegging vleeskuiken | kg/dier/jaar | 20,7 | 18,7 |
Stikstofgehalte vastlegging dier | g N/kg | 28,3 | 28,3 |
Fosforgehalte vastlegging dier | g P/kg | 4,4 | 4,5 |
Kaliumgehalte vastlegging dier | g K/kg | 2,4 | 2,4 |
Stikstofopname | kg N/dier/jaar | 1,029 | 0,964 |
Fosforopname | kg P/dier/jaar | 0,143 | 0,132 |
Kaliumopname | kg K/dier/jaar | 0,258 | 0,238 |
Stikstofvastlegging | kg N/dier/jaar | 0,587 | 0,529 |
Fosforvastlegging | kg P/dier/jaar | 0,092 | 0,083 |
Kaliumvastlegging | kg K/dier/jaar | 0,050 | 0,045 |
Stikstofexcretie | kg N/dier/jaar | 0,44 | 0,44 |
Fosfaatexcretie1) | kg P2O5/dier/jaar | 0,12 | 0,11 |
Kali-excretie2) | kg K2O/dier/jaar | 0,25 | 0,23 |
1) De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29. 2) De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205. |
Eenheid | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|
Verbruik legvoer | kg/dier/jaar | 44,0 | 45,0 |
Groei leghen | gram/dier/dag | 0,5 | 0,5 |
Vastlegging leghen | kg/dier/jaar | 0,2 | 0,2 |
Eiproductie vanaf 20 weken | kg/dier/jaar | 19,2 | 19,3 |
Eiproductie vanaf 18 weken | kg/dier/jaar | 18,4 | 18,5 |
Stikstofgehalte vastlegging dier | g N/kg | 28,0 | 28,0 |
Fosforgehalte vastlegging dier | g P/kg | 6,1 | 6,1 |
Kaliumgehalte vastlegging dier | g K/kg | 2,1 | 2,1 |
Stikstofgehalte vastlegging eieren | g N/kg | 18,5 | 18,5 |
Fosforgehalte vastlegging eieren | g P/kg | 1,7 | 1,7 |
Kaliumgehalte vastlegging eieren | g K/kg | 1,2 | 1,2 |
Stikstofopname | kg N/dier/jaar | 1,146 | 1,165 |
Fosforopname | kg P/dier/jaar | 0,208 | 0,211 |
Kaliumopname | kg K/dier/jaar | 0,309 | 0,317 |
Stikstofvastlegging dier | kg N/dier/jaar | 0,006 | 0,005 |
Fosforvastlegging dier | kg P/dier/jaar | 0,001 | 0,001 |
Kaliumvastlegging dier | kg K/dier/jaar | 0,000 | 0,000 |
Stikstofvastlegging eieren | kg N/dier/jaar | 0,340 | 0,342 |
Fosforvastlegging eieren | kg P/dier/jaar | 0,031 | 0,031 |
Kaliumvastlegging eieren | kg K/dier/jaar | 0,022 | 0,022 |
Stikstofexcretie | kg N/dier/jaar | 0,80 | 0,82 |
Fosfaatexcretie1) | kg P2O5/dier/jaar | 0,40 | 0,41 |
Kali-excretie2) | kg K2O/dier/jaar | 0,35 | 0,35 |
1) De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29. 2) De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205. |
4.4. Mestproductiehoeveelheid
De hoeveelheid mest per dier is gedefinieerd als de hoeveelheid mest in kilogram die na enkele maanden bewaring aanwezig is in de stalopslag, inclusief voerresten, schoonmaakwater en vermorst drinkwater.
De mestproductiefactoren van staldieren worden periodiek geactualiseerd door de mestafvoer van grondloze bedrijven voor drie aaneengesloten jaren te vergelijken met het aantal dieren op het bedrijf. Voor 2022 heeft geen actualisatie plaatsgevonden. Wel is voor de nieuwe categorie fokzeugen inclusief biggen tot spenen en de categorie gespeende biggen een mestproductiefactor afgeleid.
Voor de splitsing van de mestproductie van zeugen inclusief biggen tot ca. 25 kilogram in die van zeugen inclusief biggen tot spenen en van gespeende biggen, is gekeken naar de mestafvoer van grondloze bedrijven met uitsluitend gespeende biggen en het aantal dieren op deze bedrijven. In de periode 2019-2021 gaat het om in totaal 29 bedrijven. De gemiddelde mestproductie exclusief 5 procent hoogste en laagste waarden is 380 kilogram per dier en de mediaan 310 kilogram per dier. Het mediane fosfaatgehalte van de door landbouwbedrijven afgevoerde en bemonsterde mest in 2019-2022 varieert van 1,88 g/kg tot 2,24 g/kg. Op basis van het gemiddelde van de drie mediane fosfaatgehalten en de fosfaatexcretie in 2021 komt de mestproductie per gemiddeld aanwezige big uit op 350 kilogram per jaar. De mestproductiefactor voor zeugen met biggen tot circa 25 kilogram is in 2021 4500 kilogram per zeug per jaar. Rekening houdend met het aantal gespeende biggen per zeug per jaar en het aantal dagen dat gespeende biggen aanwezig zijn, komt de mestproductie van een zeug met biggen tot spenen uit op 3100 kilogram per jaar (Tabel 4.4.1).
2021 | 2022 | |
---|---|---|
Vleesvarkens | 1 000 | 1 000 |
Opfokzeugen en -beren | 1 200 | 1 200 |
Fokzeugen inclusief biggen tot spenen1) | 4 500 | 3 100 |
Gespeende biggen | 350 | |
Opfokberen, 50 kg en meer | 1 200 | 1 200 |
Dekrijpe beren | 3 200 | 3 200 |
Vleeskuikens | 11,6 | 11,6 |
Ouderdieren van vleesrassen-opfok, jonger dan ca. 20 weken | 8,2 | 8,2 |
Ouderdieren van vleesrassen-leg, ca. 20 weken en ouder | 20,0 | 20,0 |
Leghennen-opfok, jonger dan ca. 18 weken | 6,5 | 6,5 |
Leghennen-leg, ca. 18 weken en ouder | 17,5 | 17,5 |
Vleeseenden | 45 | 45 |
Kalkoenen | 60 | 60 |
Konijnen (voedsters)2) | 377 | 377 |
1) Het cijfer voor 2021 is inclusief de mestproductie van biggen tot ca. 25 kg. N.B. Varkensmest is dunne mest, pluimveemest is vaste mest. |