5. Conclusie
Het doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen hoe vaak gemeenten in 2020 en in 2021 een vermogensonderzoek in het buitenland zijn gestart, hoeveel vorderingen en boetes er in 2020 en in 2021 zijn opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht in de bijstand met betrekking tot het verzwijgen van vermogen in het buitenland en hoe groot de totale beginschuld is die hiermee gemoeid is. Om deze gegevens in kaart te brengen, is een enquête gestuurd naar alle gemeenten in Nederland.
In 2020 waren er in Nederland 355 gemeenten, daarvan hebben er 250 gerespondeerd (70 procent). Van de 352 gemeenten in 2021 hebben er 247 gerespondeerd (70 procent). De respons was voor beide verslagjaren lager dan die in het onderzoek over 2019 (81 procent) en was representatief voor alle gemeenten in Nederland voor wat betreft de verdeling van gemeentegrootteklassen, het aantal vorderingen wegens schending van de inlichtingenplicht in 2020 en 2021, de bevolkingsdichtheid en het aantal personen met een migratieachtergrond. Zowel in 2020 als in 2021 zijn er 28 gemeenten die wel gerespondeerd hebben, maar een lege enquête hebben teruggestuurd. Deze gemeenten zijn daarom behandeld als non-respons. De bruikbare respons komt daarmee voor verslagjaar 2020 uit op 63 procent en voor verslagjaar 2021 op 62 procent (in het onderzoek over 2019 was dat 74 procent).
Voor de gemeenten die niet hebben gerespondeerd zijn, door middel van imputatie, de aantallen geschat op basis van gemeenten die wel hebben gerespondeerd. Op deze manier is voor alle gemeenten in Nederland tezamen voor zowel 2020 als 2021 een schatting gemaakt van het aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland, constateringen, vorderingen en boetes. De onderzoeken over 2018 en 2019 volgden dezelfde werkwijze en methode, waardoor de cijfers van alle onderzoeken vergeleken kunnen worden. De cijfers over 2018 en 2019 zijn te vinden in tabel 4.1.1b in bijlage 2.
De resultaten laten zien dat het aantal gemeenten dat in 2020 vermogensonderzoeken in het buitenland is gestart, met 95 procent betrouwbaarheid tussen de 80 en 100 ligt. Deze gemeenten voerden in 2020 tezamen tussen de 1 560 en 1 960 onderzoeken uit. In verslagjaar 2021 zijn met 95 procent zekerheid door 50 tot 70 gemeenten vermogensonderzoeken in het buitenland gestart, wat neerkomt op 1 080 tot 1 250 gestarte onderzoeken. Dit betekent dat er zowel in 2020 als in 2021 meer vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart dan in de jaren daarvoor. Uit voorgaand onderzoek is namelijk gebleken dat het in 2019 om 520 tot 610 onderzoeken ging en in 2018 om 240 tot 390 onderzoeken. Het aantal gemeenten dat vermogensonderzoeken in het buitenland is gestart was in 2020 hoger dan in 2018 en 2019, maar in 2021 was het juist lager. Hierbij lijkt de coronapandemie een rol te hebben gespeeld.
In totaal werden in 2020 tussen de 20 en 40 schendingen van de inlichtingenplicht geconstateerd wegens het verzwijgen van vermogen in het buitenland. Vorderingen en boetes naar aanleiding van verzwegen vermogen in het buitenland kwamen minder voor: het aantal vorderingen met een datum besluit in 2020 lag tussen de 10 en 20 en het aantal boetes lag tussen de 5 tot 15 (met 95 procent zekerheid). In 2021 hebben gemeenten iets meer schendingen van de inlichtingenplicht geconstateerd wegens het verzwijgen van vermogen in het buitenland, namelijk tussen de 30 en 50. Dit resulteerde in 2021 met 95 procent zekerheid tussen de 15 en 20 opgelegde vorderingen en maximaal 10 boetes.
Voor beide verslagjaren kon de totale beginschuld van de vorderingen en boetes niet worden opgehoogd voor de non-respons, omdat er sprake was van een klein aantal waarnemingen (bedragen hoger dan nul euro) in combinatie met veel spreiding in de bedragen. Daarom zijn ter indicatie alleen de antwoorden van de responderende gemeenten beschreven. In 2020 ging het bij de vorderingen om vijf gemeenten en bij de boetes om vier. In 2021 waren er zeven gemeenten die bij de vorderingen een bedrag opgaven, bij de boetes waren dat er twee.
In de toelichting die berichtgevers in de enquête konden geven liet een aantal weten dat zij van plan zijn om in de toekomst (weer) aan de slag te gaan met vermogensonderzoeken in het buitenland of dat zij hiervoor onlangs een samenwerking met het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) zijn aangegaan.