2. Terugblik
2.1 Ontwikkeling vo-indicator
Eerder heeft het CBS in opdracht van OCW een indicator ontwikkeld voor onderwijsachterstanden in het primair onderwijs (po). Uit dat onderzoek bleek dat onderwijsachterstanden bij leerlingen in het po het best verklaard konden worden door een combinatie van: het opleidingsniveau van beide ouders, de herkomstgroepering van het kind, de verblijfsduur van de moeder in Nederland, of de ouders een schuldsaneringstraject doorlopen en het gemiddeld opleidingsniveau van alle moeders op de school. Middelen ter bestrijding van onderwijsachterstanden in het po worden inmiddels door OCW verdeeld op basis van de door het CBS ontwikkelde indicator (zie het kader “Hoe werkt de po-indicator”).
Op verzoek van OCW heeft het CBS eerder verkend in hoeverre de po-indicator ook toepasbaar is als indicator voor onderwijsachterstanden in het vo. Uit die verkenning bleek dat de po-indicator een betere verklaring geeft voor achterstanden van leerlingen in het vo dan het apc-gebied waarin zij wonen1). In de verkenning zijn twee varianten van de po-indicator onderzocht: een niet-herijkte indicator, waarin de bijdrage van alle kenmerken uit de po-indicator hetzelfde blijft, en een herijkte indicator waarin de bijdragen van deze kenmerken opnieuw zijn geschat voor het vo. Bij deze herijking werd het gevolgde onderwijsniveau gebruikt als maat voor schoolprestaties in het vo. In dit onderzoek had de herijkte indicator de grootste verklaringskracht voor onderwijsachterstanden in het vo. De set van kenmerken op basis waarvan de onderwijsscores worden berekend is licht aangepast, zodat deze beter aansluit bij het vo. Zo worden onderwijsscores niet langer op basis van het gemiddelde opleidingsniveau van de moeders op een school berekend. Dit omdat het gemiddelde opleidingsniveau van de moeders op een school (te) sterk samenhangt met het onderwijsniveau dat een leerling volgt (gemiddeld genomen volgen kinderen van bijvoorbeeld hoogopgeleide moeders vaker een hoger onderwijsniveau).
Er waren echter twijfels of deze herijkte indicator geschikt was voor het bepalen van onderwijsachterstanden bij leerlingen met een niet-Nederlandse herkomst. De reden voor deze twijfels waren afwijkende resultaten ten opzichte van de po-indicator die lastig waren te interpreteren. Na vervolganalyses kon dit worden teruggevoerd op beperkingen van de data die waren gebruikt bij het herijken van de indicator. Bij de herijking kon destijds namelijk alleen gebruik worden gemaakt van het onderwijsniveau waarop een leerling onderwijs volgt als maat voor onderwijsprestaties in het vo. Hierdoor kon geen onderscheid worden gemaakt tussen kinderen die beter of slechter presteren binnen een onderwijsniveau. In het po was daarentegen een veel fijnere maat voor onderwijsprestaties beschikbaar: de Cito-eindtoetsscore (zie het verkennende rapport voor een uitgebreidere beschrijving).
Om een beter beargumenteerde keuze te kunnen maken voor de toekomstige indicator voor onderwijsachterstanden in het vo, heeft CBS op verzoek van OCW de indicator nogmaals herijkt2). Bij deze herijking is een meer gedetailleerde maat voor schoolprestaties in het vo onderzocht door naast het gevolgde onderwijsniveau ook de behaalde examencijfers mee te nemen. Op deze manier kunnen individuele verschillen in schoolprestaties binnen een onderwijsniveau worden gemeten die bij de oorspronkelijke herijking niet in beeld waren. Deze nieuwste methode voor de berekening van onderwijsscores op leerlingniveau is inmiddels aangenomen door OCW.
2.2 Berekening onderwijsscores
Het schema in Figuur 2.2.1 laat zien hoe per leerling een onderwijsscore wordt berekend volgens de herijkte vo-indicator. Hiervoor wordt naar verschillende omgevingskenmerken van de leerling gekeken. De onderwijsscore is een schatting van de kans op onderwijsachterstand, ongeacht iemands intelligentie. De onderwijsscore ligt rond de 0 en kan zowel negatief als positief zijn. Bij leerlingen met een lagere (dat wil zeggen meer negatieve) onderwijsscore worden – gemiddeld over de populatie – meer onderwijsachterstanden verwacht (ongeacht de intelligentie). Het schema laat zien dat een lager opleidingsniveau van ouders bijdraagt aan lagere onderwijsscores en zodoende een grotere kans op onderwijsachterstanden. Dit geldt ook voor het hebben van een niet-Nederlandse herkomst (met uitzondering van het hebben van een Oost-Aziatische herkomst) en het in de schuldsanering zitten van de ouders. Op deze manier kan voor alle leerlingen in het vo een onderwijsscore berekend worden die de kans op een onderwijsachterstand weergeeft als gevolg van omgevingskenmerken en ongeacht hun intelligentie.
2) Zie het rapport waarin de onderwijsachterstandsindicator van het vo wordt herzien.