2. Omvang van ecosystemen
De basis van de natuurlijk kapitaalrekeningen is de classificatie van de ecosystemen in Nederland. In de natuurlijk kapitaalrekeningen wordt er gekeken naar zowel semi- en halfnatuurlijke ecosysteemtypen (vanaf nu: (semi-)natuurlijke typen), zoals bos en heide, als naar agrarische ecosysteemtypen (akkerbouw, grasland, faunaranden, etc.) en ecosysteemtypen in de bebouwde omgeving. In die laatste categorie vallen bijvoorbeeld woonwijken, sportterreinen, maar ook stedelijk groen zoals parken en plantsoenen. De natuurlijk kapitaalrekeningen wordt gemaakt met ruimtelijk expliciete data. Dat betekent dat de ecosysteemtypen gekarteerd worden in de ecosysteemtypenkaart.
De ecosysteemtypenkaart, voorheen de Land Cover and Ecosystem Units (LCEU) kaart is verbeterd en er zijn updates gemaakt voor de jaren 2013, 2015 en 2018. Verbetering was nodig om meer detail aan te brengen waar nodig, beter aan te sluiten bij de internationale ontwikkelingen binnen het SEEA EA, maar ook om aan te sluiten bij de natuurbeheertypen van de Index Natuur en Landschap die gebruikt worden bij natuurbeheerplannen van de provincies. Hierdoor kan de ecosysteemtypenkaart gebruikt worden in combinatie met deze index.
Met de ecosysteemtypenkaart en de extentrekening die daaruit volgt kan de omvang en de veranderingen van de omvang van ecosysteemtypen in beeld gebracht worden. Omdat het hier om ruimtelijk expliciete data gaat is dezelfde informatie beschikbaar op nationaal, regionaal en lokaal niveau en kunnen verschillende indicatoren, relevant voor beleidstoepassingen, hieruit berekend worden. In dit hoofdstuk zijn een aantal van deze indicatoren beschreven, zoals de groen-blauwe ruimte en urbanisatiedruk op (natuurlijke) ecosystemen.
2.1 Ecosysteemtypenkaart voor Nederland, 2018
De huidige ecosysteemtypenkaart omvat 50 ecosysteemtypen (figuur 2.1), onder te verdelen in (semi-)natuurlijk, agrarisch en bebouwde omgeving. Daarmee is de ecosysteemtypenkaart volledig landsdekkend en in zowel agrarische als stedelijke gebieden zeer gedetailleerd: op de kaart zijn landschapselementen van enkele vierkante meters (zoals houtsingels) terug te vinden. De keuze en de kartering van de verschillende ecosysteemtypen, is voornamelijk gemaakt op basis van verschillen in ecologische karakteristieken, zoals vegetatie en natuurbeheer. Zo wordt er onderscheid gemaakt tussen reguliere, extensieve en natuurlijke akkerbouw en grasland. Een methodologische beschrijving van de ecosysteemtypenkaart, met verdere uitleg over de ecosysteemtypeclassificatie, is te vinden in de technische toelichting. De resultaten die volgen in deze publicatie worden weergegeven voor 11 geaggregeerde ecosysteemtypen. In de bijlage van deze publicatie staat een overzicht van de 50 ecosysteemtypen en de 11 geaggregeerde ecosysteemtypen. De resultaten zijn beschikbaar op gedetailleerd niveau in de tabellenbijlage.
2.1 Verandering in omvang van ecosystemen
De omvang van de ecosysteemtypen in Nederland en de toe- of afname hiervan in de periode 2013 tot 2018, zijn te zien in de extentrekening (tabel 2.1.1). De oppervlakte van Nederland inclusief de grote wateren en de Waddenzee (figuur 2.1.2), is voor 35 procent bedekt met (semi-)natuurlijke ecosysteemtypen waarvan ruim de helft uit water bestaat. Agrarisch landgebruik is goed voor 45 procent van het oppervlak en 21 procent bestaat uit ecosysteemtypen gerelateerd aan de bebouwde omgeving.
Omvang (km²) | Toename (km²) | Afname (km²) | Netto verandering (km²) | Omvang (km²) | Toename (km²) | Afname (km²) | Netto verandering (km²) | Omvang (km²) | Turnover1) (km²) | Stabiliteit1) (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 | 2013-2015 | 2013-2015 | 2013-2015 | 2015 | 2015-2018 | 2015-2018 | 2015-2018 | 2018 | 2013-2018 | 2013-2018 | |
Totaal Nederland | 41.542 | 3.357 | 3.357 | 0 | 41.542 | 3.629 | 3.629 | 0 | 41.542 | 6.118 | 85 |
Bos | 3.475 | 74 | 106 | -32 | 3.443 | 84 | 106 | -22 | 3.422 | 258 | 93 |
Open natuur | 1.892 | 230 | 246 | -17 | 1.876 | 240 | 235 | 5 | 1.881 | 422 | 78 |
Natte gebieden | 612 | 42 | 29 | 13 | 625 | 44 | 38 | 6 | 631 | 62 | 90 |
Duin en strand | 497 | 18 | 20 | -3 | 494 | 32 | 27 | 5 | 499 | 48 | 90 |
Water | 7.861 | 64 | 47 | 17 | 7.879 | 86 | 45 | 41 | 7.920 | 120 | 98 |
Akkerbouw | 8.719 | 938 | 1.271 | -332 | 8.386 | 1.238 | 1.208 | 30 | 8.416 | 2.096 | 76 |
Grasland | 9.697 | 1.467 | 1.124 | 343 | 10.040 | 1.347 | 1.471 | -123 | 9.917 | 2.121 | 78 |
Intensieve tuinbouw | 203 | 12 | 19 | -7 | 196 | 15 | 13 | 2 | 198 | 32 | 84 |
Landbouw overig | 61 | 27 | 44 | -18 | 43 | 34 | 31 | 2 | 46 | 54 | 11 |
Bebouwd | 7.636 | 382 | 373 | 9 | 7.645 | 399 | 370 | 29 | 7.674 | 750 | 90 |
Openbaar groen | 888 | 104 | 78 | 27 | 915 | 111 | 86 | 25 | 940 | 156 | 82 |
1) De turnover is berekend als het areaal dat in de verslagjaren 2015 en/of 2018 een ander (hoofd-)ecosysteemtype had in vergelijking met 2013. Het percentage stabiliteit is berekend als het percentage areaal per ecosysteemtype dat onveranderd is tussen 2013 en 2018. |
Van de 11 gegroepeerde ecosysteemtypen die in deze rapportage gebruikt worden, is het areaal in 2018 visueel weergegeven in figuur 2.1.2. De agrarische ecosysteemtypen grasland en akkerbouw zijn veruit het grootst (samen 44 procent) van het Nederlands oppervlak, daarna volgen de ecosysteemtypen water (19 procent) en bebouwd (18 procent). Van de (semi-) natuurlijke ecosysteemtypen beslaan bos (8 procent) en open natuur, zoals heide en halfnatuurlijk gras, (5 procent) de grootste oppervlakten.
% | |
---|---|
Grasland | 24 |
Akkerbouw | 20,4 |
Water | 19,2 |
Bebouwd | 18,6 |
Bos | 8,3 |
Open natuur | 4,6 |
Openbaar groen | 2,3 |
Natte gebieden | 1,5 |
Duin en strand | 1,2 |
Over het algemeen is de omvang van de meeste ecosysteemtypen stabiel, dat wil zeggen dat het grootste deel van de oppervlakte van ecosysteemtypen niet aan verandering onderhevig is (tabel 2.1.1). In deze tabel wordt de turnover (in km2) en de stabiliteit (in %) weergegeven. De stabiliteit van het ecosysteemtype bos is 93 procent. Dat betekent dat 93 procent van het areaal dat in 2013 bos was, dat in 2018 nog steeds is. 7 procent (258 km2) van het areaal dat in 2013 bos was, is dat in 2018 niet meer. Er is ook areaal bos bijgekomen: de netto verandering is een afname van 1,5 procent (53 km2) (figuur 2.1.3). Het verdwenen bos is voornamelijk omgezet in bebouwd. De oppervlakte moeras en andere natte gebieden is daarentegen toegenomen (3,0 procent). Bij de agrarische ecosysteemtypen zijn grotere toe- en afnames te zien en is de stabiliteit aanzienlijk lager: dit is voornamelijk bepaald door het dynamische karakter van gewasproductie waarbij met name akkerland en (tijdelijk) grasland regelmatig worden afgewisseld vanwege de vruchtwisseling. De hoge toe- en afnames in de categorie “overige landbouw” zijn te verklaren door veranderingen in braakliggend land als onderdeel van de vruchtwisseling of tijdens de transitie naar een andere functie of eigenaar. Openbaar groen is toegenomen met bijna 6 procent.
ecotype | % (%) |
---|---|
Openbaar groen | 5,8 |
Natte gebieden | 3 |
Grasland | 2,3 |
Water | 0,7 |
Bebouwd | 0,5 |
Duin en strand | 0,4 |
Open natuur | -0,6 |
Bos | -1,5 |
Intensieve tuinbouw | -2,5 |
Akkerbouw | -3,5 |
2.2 Graslanden
Een heel groot deel van het Nederlandse landoppervlak is bedekt met grasland: ongeveer 36 procent. Vanwege deze omvang is het interessant om ontwikkelingen hierin in meer detail te bekijken. Tegelijk zijn graslanden ook belangrijk voor verschillende ecosysteemdiensten, zoals productie van voedsel en veevoer, als habitat voor bestuivers en voor de regulatie van regenwater. In de ecosysteemtypenkaart wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende typen graslanden. Door het combineren van verschillende databronnen ontstaat er een compleet beeld van graslanden en de wisselingen hiervan in Nederland. Hierdoor kan onderscheid gemaakt worden naar ecologische kwaliteit. Zo zijn er graslanden die intensief gebruikt worden in de landbouw: “blijvend grasland” (minimaal vijf jaar gebruikt als grasland) en “tijdelijk grasland”. Meer of minder extensief gebruikte agrarische graslanden worden apart onderscheiden. Grasland met vooral een natuurdoel en geregistreerd met een natuurbeheertype (N-type in de Index Natuur en Landschap), is geclassificeerd als “halfnatuurlijk gras”. “Grasland extensief” omvat grasland met een vorm van agrarisch natuur- of landschapsbeheer (A-type). “Overig gras” zijn graslanden die niet (formeel) in de landbouw worden gebruikt en niet als natuurtypen zijn gekenmerkt. Dit zijn met name stukken gras in de bebouwde omgeving en wegbermen en slootkanten. Tussen 2013 en 2015 is 9 procent halfnatuurlijk gras omgezet in agrarisch grasland en 7 procent agrarisch grasland in halfnatuurlijk gras. Tussen 2015 en 2018 was eenzelfde soort verandering te zien, respectievelijk 6 en 8 procent. Netto was er dus tussen 2013 en 2018 een klein verlies (2,5 procent) aan halfnatuurlijk gras.
Vanwege de ruimtelijk expliciete data van de natuurlijk kapitaalrekeningen kunnen kaarten een goede ondersteuning zijn in bij het in beeld brengen van veranderingen in de ecosysteemomvang. Zo laat figuur 2.2.1 een duidelijk ruimtelijk patroon zien waarbij in bepaalde regio’s blijvend grasland verdwijnt (bijv. in Friesland en Overijssel), terwijl in andere regio’s dit juist toeneemt (bijv. in Noord-Brabant).
2.2.1 Verandering in blijvend grasland (landbouw) (per km2), 2013-2018
2.3 Groen-blauwe ruimte
De groen-blauwe ruimte is het areaal van (semi-)natuurlijke ecosysteemtypen die een belangrijke rol spelen bij het leveren van ecosysteemdiensten, zoals bossen, parken en plantsoenen, maar ook zoet water, slootkanten en wegbermen, evenals agrarisch beheerde natuur (N en A-typen). Uitgezonderd zijn de reguliere landbouwpercelen (zie de technische toelichting voor een methodische beschrijving van deze indicator). De groen-blauwe ruimte is de (semi-)natuur die Nederlanders om zich heen zien, in het landschap en in hun woonomgeving, ongeacht of dit beschermde of onbeschermde natuur is. Het is de plek waar men recreëert in het groen of waar men weidevogels en andere flora en fauna kan zien. De groen-blauwe ruimte omvat de natuurlijke ecosysteemtypen (zoals bos, open natuur en water), extensieve landbouw en openbaar groen. Reguliere agrarische ecosysteemtypen en de Noordzee zijn niet meegenomen, omdat zij van dusdanige omvang zijn dat zij ontwikkelingen in de groen-blauwe ruimte zouden domineren. Figuur 2.3.1 laat de groen-blauwe ruimte zien in percentage per km2 voor Nederland in 2018. De oppervlakte groen-blauwe ruimte bedroeg in 2013 15 603 km2, in 2015 15 571 km2 en in 2018 15 640 km2. Er is dus sprake van een lichte stijging. Dit komt voornamelijk door de toename van akkers en graslanden met een vorm van agrarisch natuurbeheer (A-type). Een aantal andere groen-blauwe ecosysteemtypen, zoals bos, heggen en hagen, nam in Nederland in deze periode juist af. De ontwikkeling van de oppervlakte groen-blauwe ruimte kan worden afgezet tegen het inwoneraantal in Nederland. Hierin is een daling te zien van de beschikbare oppervlakte groen-blauwe ruimte per inwoner, van 928 m2 in 2013 naar 908 m2 in 2018.
2.3.1 Groen-blauwe ruimte in Nederland (per km2), 2018
2.4 Urbanisatiedruk
Urbanisatie en de toename hiervan geeft druk op (natuurlijke) ecosystemen, bijvoorbeeld doordat ecosystemen minder goed regenwater kunnen reguleren of doordat biodiversiteit afneemt. De urbanisatiedruk, gedefinieerd als het percentage bebouwde ecosystemen in een straal van 5 km, kan met de ecosysteemtypenkaart goed in beeld gebracht worden (figuur 2.4.1). Grote delen van Noord- en Zuid-Holland hebben een urbanisatiedruk van meer dan 50 procent. De noordelijke provincies en Zeeland hebben beperkt gebied waar de urbanisatiedruk onder de 10 procent is.